Kaarten van de plaats waar gebeurtenissen zich afspeelden zijn bij uitstek geschikt om geschiedenis te illustreren. Nederland werd bezet door de Romeinen, geteisterd door stormvloeden, doorstond tachtig jaar oorlog met de Spanjaarden, dreef handel met de hele wereld, beleefde een Gouden Eeuw wat geen gebrek aan armoede betekende, jaagde een stadhouder weg en kreeg daar twee koningen voor terug, breidde zijn grondgebied uit met polders, zag ruim 100.000 Joden voorgoed verdwijnen en doorstond een Watersnoodramp.
Dat is allemaal uitvoerig beschreven in ontelbare boeken. Maar een beeld zegt meer dan duizend woorden en alles is ook vastgelegd op kaarten. Daarvan hebben Marieke van Delft en Reinder Storm honderd karakteristieke verzameld in een monumentaal werk: De geschiedenis van Nederland in 100 oude kaarten (2019). Bovendien hebben ze hun selectie voorzien van een bijzonder leesbare en leerzame toelichting.
Op de omslag prijkt een gekunstelde kaart van Nederland als leeuw; de gekromde kustlijn dient als rug. In veel zuidelijke gebieden hadden we het ooit voor het zeggen en met een beetje fantasie klopt de oostgrens ook zo ongeveer. De tong steekt naar het oosten, waar ook gevaar te duchten was. Het is een beroemde kaart uit 1617: Leo Belgicus (hier te koop voor 12.500 euro). Dat was in het Twaalfjarig Bestand (1609-1621).
De kaart, van de Oostenrijker Michaël Aitzinger, is trouwens van 1579. De leeuw, die stond voor kracht en bescherming, was toen al het symbool voor de Nederlanden en Belgica was de Latijnse aanduiding voor de Lage Landen. Later kwamen er andere leeuwenvariaties met andere symboliek, inclusief de fatale tegenstelling tussen prins Maurits en raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt, die in 1619 werd onthoofd.
Gedeelde passie
Marieke van Delft is conservator Oude Drukken bij Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en Reinder Storm werkt bij de sector Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Ze zijn al 27 jaar getrouwd en delen een passie voor geschiedenis en cartografie. Ze zullen het de afgelopen twee jaar over weinig andere zaken hebben gehad dan de geografie van Nederland. Het boek moest er volgens hen komen omdat het een andere kijk geeft op geschiedenis. Een veelvoud aan bekende en ook onbekende landkaarten maakt ingewikkelde processen – veldslagen, overstromingen, handelroutes, economische ontwikkelingen – eenvoudig herkenbaar voor een groot publiek, dat ze anders in musea, bibliotheken of (lang niet allemaal) via Google zou moeten bestuderen.
Voor hun selectie hebben Van Delft en Storm hun eigen ‘canon’ gemaakt, die toch een behoorlijk compleet beeld geeft van de vaderlandse historie. Een ‘rode draad’ ontbreekt. Verplichte ‘zware’ onderwerpen worden afgewisseld met verrassende bijzonderheden: de (verdwenen) Brittenburg, een haringkaart van een Scheveningse visser, religie, wereldkaarten op de vloer van het Paleis op de Dam, plattegronden van oude steden, een ode aan kaartenmaker Blaeu, de ramp die Schokland trof, turfwinning, de uitbreiding met Limburg, de wonderbare redding van het Muiderslot, een fietskaart voor Amsterdam uit 1896 – inclusief straten met éénrichtingsverkeer, een kaart van Nederland die aangeeft waar in 1898 welke vrouwenberoepen worden uitgeoefend, de Bos-atlas, de Elfstedentocht. Ze geven een bijzonder gevarieerd beeld van de Nederlandse geschiedenis. De hoofdkaarten zijn vaak op twee pagina’s afgebeeld, zodat ze (op een grote tafel) rustig kunnen worden bestudeerd.
Elk onderwerp is voorzien van achtergronden met vaak volstrekt onbekende details die duidelijk maken dat de auteurs echt àlles van hun onderwerp wilden weten. Ze maken het hoe en waarom van gebeurtenissen duidelijk en wijzen op bijzonderheden van de uitverkoren kaart. Soms worden ter toelichting delen vergroot of nog andere kaarten toegevoegd.
Origineel materiaal
De gebeurtenissen worden in chronologisch volgorde behandeld. De eerste kaart, ‘Agri Batavi et Frisii’ toont de oude landen van de Bataven en de Friezen en moet Nederland rond het begin van de jaartelling voorstellen, maar hij is gefantaseerd in 1718. De laatste kaart toont de gevolgen van de Watersnoodramp van 1953, die bijna heel Zeeland en grote delen van Noord-Brabant en Zuid-Holland onder water zette.
De auteurs hebben er voor gekozen zo mogelijk het oudste origineel van een kaart te gebruiken. Bij een eerste vluchtige kennismaking met het boek veroorzaakt dat mogelijk een licht gevoel van teleurstelling, omdat bijvoorbeeld op de Peutingerkaart nauwelijks details te onderscheiden zijn — van die ‘Romeinse wegenkaart’, zes meter breed tot India, zijn toch veel betere exemplaren bekend? Dat klopt. Het origineel werd ca. 400 op perkament gedrukt; het afgebeelde exemplaar is van ca. 1250. De ‘bekende’ Peutingerkaart dateert van 1887.
Het geld ook voor bijvoorbeeld de kaart van de Duitse Dodendraad tussen België en Nederland die in de Eerste Wereldoorlog vluchtelingen moest tegenhouden, Die kaart, met duidelijke gebruikssporen, is uitermate zeldzaam, maar de details zijn nauwelijks zichtbaar.
Tolproblemen op de Schelde
Waarin een klein land groot kan zijn komt duidelijk aan de orde. Een fraaie beeldplaat uit ca. 1505 toont de Schelde met scheepjes, steden, havens en zandbanken, al is oriëntatie onmogelijk. Hij dient ter illustratie van een verhaal over de ingewikkelde belangentegenstellingen van de tijd, toen steden en lokale edellieden elkaars waterinfrastructuur met geweld blokkeerden en zelfs vernietigden. Belangrijk was een tolconflict op de Honte, het oostelijk deel van de Westerschelde, dat in 1504 door de rechter werd beslist in het voordeel van Holland, Zeeland en tolpachter Middelburg en daarmee ten nadele van Brabant en Antwerpen. Maar het volgend jaar kocht Antwerpen de tol af en begon de Gouden Eeuw van de stad, tot 1585, toen (ook een kaart) Antwerpen door de Spaanse legeraanvoerder Parma werd bezet en een grote emigratie naar de Nederlanden op gang kwam.
Dordrecht, op een eiland tussen rivieren, was een belangrijk middeleeuws scheepvaartknooppunt in de rivierdelta van Maas en Rijn, maar toen het achterland werd verzwolgen door de Sint Elisabethvloed (1421, ook een kaart) werd de stad afgesneden voor de zuidelijke handelsroutes, konden de schippers het Dordrechtse stapelrecht omzeilen, werd Rotterdam belangrijker en raakte Dordrecht geïsoleerd (1545).
Exclusief toegang tot Japan
De unieke handelspositie die ons land in de loop van de tijd verkreeg op de wereldzeeën bleek wel uit de exclusieve toegang die de Nederlanders kregen tot Deshima, een kunstmatig eiland in de haven van de Japanse stad Nagasaki. Dat gebeurde toen het schip ‘De Liefde’, op zoek naar een route naar de Oost, er in 1599 strandde. Een handjevol bemanningsleden werd door Japanners gered en daaruit ontstonden harmonieuze contacten. Terwijl steeds meer andere landen de toegang tot Japan werd ontzegd mocht de VOC-handelspost naar Deshima worden verplaatst, al was het verblijf aan beperkingen en rituelen onderhevig. De shogun eiste dat hem jaarlijks eer werd bewezen en bestelde daarvoor een grote hoeveelheid geschenken.
De kaart van Deshima uit 1801, onderdeel van een grotere van Nagasaki, bevat de tekst ‘Deshima, oranda yashiki’ (Deshima, het Hollandse huis). Er zijn drie tempels te zien en in de baai liggen twee Hollandse schepen en een Chinese jonk. In de negentiende eeuw dwongen de Amerikanen Japan tot openstelling van het land, maar de speciale positie van Nederland wekt volgens Van Delft en Storm bij Japanse toeristen nog altijd speciale interesse.
Nieuw-Amsterdam geruild voor Suriname?
In 1609 zette de Engelsman Henry Hudson, in opdracht van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), koers naar de Nieuwe Wereld. Hij bereikte het eiland Manhattan, waar aanvankelijk niets mee gebeurde. Maar Europese ondernemers kregen belangstelling voor de bevers die er woonden, en zagen handel in pelzen. In 1621 werd de West-Indische Compagnie (WIC) opgericht en in 1624 besloot de WIC op het eiland een fort te bouwen. Het eiland kreeg de naam Nieuw Amsterdam en de atlas bevat ‘de enige kaart’ die ervan bestaat. ‘Behalve het patroon van sommige straten is in het huidige New York niets meer terug te vinden van wat op de kaart is afgebeeld’, constateren Van Delft en Storm. Wie overigens nu door de stad slentert komt nog verschillende herkenbare namen tegen.
Het gebied rond Suriname was in 1499 ontdekt, en geruchten dat daar het El Dorado (het goudland) te vinden was trok gelukzoekers aan. Engeland won de strijd van Spanjaarden, Portugezen, Fransen en Hollanders. Het gebied werd halverwege de zeventiende eeuw gekoloniseerd en de Engelsen legden er plantages aan.
In 1664 veroverde Engeland Nieuw-Amsterdam, dat tot New York werd omgedoopt. Drie jaar later, tijdens de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667), voer een Zeeuwse vloot naar Zuid-Amerika om Suriname te veroveren, wat eenvoudig lukte.
De Vrede van Breda besloot de situatie zo te laten. Nederland heeft, in tegenstelling tot ‘het bekende verhaal’, New York dus niet ‘verruild’ voor Suriname, constateren Van Delft en Storm. Onze voorouders besloten van de nood een deugd te maken en voerden uit Afrika tienduizenden slaven aan voor de plantages. Pas op 1 juli 1863 werd de slavernij afgeschaft; in Nederland als één van de laatste landen.
Scheveningseweg dankzij ploeteren Karel II
In 1660 vertrok de Engelse koning Karel II uit Scheveningen om te beginnen aan de ‘restauratie’ van het Verenigd Koninkrijk. In 1646 was hij tijdens de burgeroorlog in ballingschap gegaan, maar het verdwijnen van Oliver Cromwell (die in 1661 nog postuum werd geëxecuteerd) maakte de tijd rijp de monarchie te herstellen. De Nederlanden zwaaiden Karel in Den Haag feestelijk uit en toen volgde, constateren Van Delft en Storm, ‘een onwaardig afscheid’:
‘Honderden koetsen en huifkarren ploeterden door de duinen. Dit leidde tot gezichtsverlies voor de bestuurders van de residentie’.
Plannen voor een betere verbinding tussen Den Haag en Scheveningen lagen al lang klaar. Constantijn Huijgens (1588-1669) had een plan ingediend voor een straatweg van drie kilometer, met brede stroken bomen tegen stuivend duinzand en de penningsmeester van Delfland wilde ook nog een trekvaart, maar toen stadhouder Frederik Hendrik in 1647 overleed was het enthousiasme voorbij. Het plan van Huygens werd in 1653 definitief afgewezen.
De ‘eerste verharde verbindingsweg in Holland’, definitief ontworpen door landmeter Johan van Swieten, werd in 1665 feestelijk geopend. De atlas toont zijn kaart, met een ‘Hooge Klift’ waar de weg niet te steil moest worden voor koetsen en ruiters, maar hoog genoeg om te voorkomen dat het zeewater bij springvloed de stad in zou stromen. Wat op 5 december 1665 dan ook niet gebeurde. Maar Van Swieten is vergeten en de Scheveningseweg wordt toegeschreven aan Huygens.
In Goejanverwellesluis begon de victorie
In 1787 werd prinses Wilhelmina van Pruisen, echtgenote van stadhouder Willem V, door patriotten tegengehouden in Goejanverwellesluis; nu alleen nog een straatnaam in Hekendorp. Op de afgebeelde kaart van Utrecht (1743) is het buurtschapje te vinden als Goe Jan Verwillen Sluys. Het lokte een Pruisische inval uit waardoor de rust werd hersteld en Wilhelmina toch nog Den Haag bereikte, maar toen, onder de invloed van de Franse revolutie, Franse troepen ons land binnen vielen, vluchtte Willem V naar Engeland.
De Patriotten kwamen januari 1795 met de Fransen overeen de onafhankelijkheid te respecteren van de Bataafse Republiek, die opmerkelijk vooruitstrevend van start ging, al leidde verdeeldheid onder de nieuwe Bataven al gauw tot moeilijkheden. Op een ‘Nieuwe Kaart der Bataafsche Republiek’ (1797) is het land verdeeld in XV departementen.
Maar al in 1806 was het uit met de zelfstandigheid. Ons land werd een koninkrijk; het Koninkrijk Holland van Lodewijk Napoleon, dat er zowaar in 1807 in Oost-Vriesland nieuwe provincies bij kreeg. Amsterdam werd de hoofdstad, het stadhuis van Amsterdam zijn paleis. Maar Napoleon Bonaparte was ontevreden over zijn broer, juist ‘vanwege zijn inzet en (te) geringe toewijding aan de Franse kroon’, en lijfde in 1810 ons grondgebied in, waar we o.a. (andere kaart) ‘keizerlijke wegen’ aan overhielden.
Na een Frans schrikbewind, een desastreus verlopen mars naar Moskou en verbanning van Napoleon naar Elba wilden Engeland en Frankrijk een buffer tegen verdere avonturen en werd stadhouderszoon prins Willem VI naar Nederland gestuurd. Hij werd er eerst vorst, kreeg door de Slag bij Waterloo de Zuidelijke Nederlanden erbij en mocht daar koning over worden. De Verenigde Nederlanden bereikten, met Groothertogdom Luxemburg (groothertog: Willem) erbij, hun maximale omvang. Het boek bevat een ‘Groote Stedenwijzer’ (1817) met een tabel waarop de afstand tussen alle plaatsen van enige omvang, bijvoorbeeld Elburg en Philippeville (89 uren gaans), gemakkelijk te vinden is.
Maar het verenigde koninkrijk eindigde in 1830. De verschillen tussen Noord- en Zuid-Nederland waren te groot. Het kwam tot een boedelscheiding. De Topographische Kaart der Grensscheiding tusschen het Oud-Nederland en de Belgische Provintiën (1831, drie bladen; verkleind nauwelijks leesbaar) bevat een opmerking die duidelijk maakt dat Willem I de scheiding niet accepteerde: het was een kaart van de ‘Zuidelijke verdedigingslinie door het Koninklijke Leger thans bezet’. Ook was bepaald dat België neutraal zou blijven.
‘Toen de Duitsers 75 jaar later België binnentrokken was deze bepaling de aanleiding voor Engeland om deel te gaan nemen aan het conflict dat zou uitgroeien tot de Eerste Wereldoorlog’.
Waterrampen in Nederland
Indrukwekkend zijn de kaarten die werden geproduceerd naar aanleiding van de Watervloed die Nederland trof in februari 1825. Grote delen van met name Friesland, Groningen en Overijssel en Zeeuwse polders kwamen onder water te staan. Achthonderd mensen en 50.000 stuks vee vonden de dood.
De gevolgen werden gedetailleerd beschreven in een Gedenkboek van Nederlands Waternood (1825, 807 pag., Google Books) dat gedetailleerde berichten over de kleinste plaatsjes bevatte, zoals het ‘moedig en lofwaardig gedrag van drie inwoners van Grafhorst’, al was het volgens auteur Coenraad Beijer niet compleet. Het kostte maar liefst 12 gulden; de opbrengst was bestemd voor de slachtoffers.
Het boek sluit af met de Stormvloed van 1 februari 1953. De kaart, uit het gedenkboek, maakt duidelijk dat die zeker niet tot Zeeland beperkt bleef. Ruim 1800 mensen kwamen om het leven; 4000 huizen werden verwoest. Het was de laatste grote overstroming die Nederland trof sinds de vroeger tot absurde proporties (100.000 doden) opgeblazen Sint Elisabethvloed van 1421 (uiteraard ook een kaart).
Het gedenkboek, ‘De ramp’, verscheen in een oplage van maar liefst 675.000 exemplaren à ƒ 3,50. Van Delft en Storm wijzen op de ‘verbazingwekkende’ bijlage: een los ingevoegde uitvouwbare kaart met alle gebieden (incl. op Texel) die onder water hebben gestaan met op de achterzijde een register met getroffen plaatsnamen en een korte beschouwing over het ingewikkelde waterbeheer. Het boek maakt duidelijk dat er ook dijken nièt bezweken, zoals de Hondsbossche Zeewering en de Afsluitdijk.
Boek: De geschiedenis van Nederland in 100 oude kaarten
Fragment: De ‘Caerte van Oostlant’ (1543) van Cornelis Anthonisz