Vogels lijken zich te kunnen bevrijden van de zwaartekracht en verheffen zich boven de aarde. Het is dan ook niet verwonderlijk dat onze voorouders veel ontzag hadden voor deze luchtdieren en ze een belangrijke plaats toekenden in hun mythologieën.
Vogels dalen uit de hemel neer op aarde en vice versa. Men aanzag ze dus ook als boodschappers van de goden en als zielendieren. De jaarlijkse vogeltrek beschouwde men als een brug tussen deze wereld en het Andere Land. Grote, trekkende watervogels, zoals zwanen, kraanvogels, reigers en ooievaars, brachten kinderzieltjes mee uit het Andere Land, die dan in hetzelfde jaar geboren zouden worden. Deze visie ligt trouwens aan de basis van het populaire verhaaltje dat men tot voor kort aan kinderen vertelde, met name dat ooievaars baby’tjes aan huis brachten. De terugkeer van trekvogels na de winterperiode kondigde uiteraard de lente aan. Denken we maar aan het Nederlandse spreekwoord ‘Eén zwaluw maakt de lente niet’. Aan vogels schreef men ooit ook geheime kennis toe, onder meer de gave van de toekomstvoorspelling, een waardigheid die de Kerk lange tijd betwistte.
Rol van vogels in dierenorakels
De waarneming van opvallende en vaak onverklaarbare fenomenen uit de dierenwereld ligt wellicht aan de basis van het gebruik van dieren bij orakels. Zo stelde men een verband vast tussen het opduiken en verdwijnen van sommige diersoorten en bepaalde jaargetijden, wat men als magisch aanzag. Het is dan ook geen toeval dat trekvogels tot de meest geliefde orakeldieren behoorden.
De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus (37-ca. 100) berichtte dat een gevangen genomen Germaan zijn lotgenoot, de latere Joodse koning Herodes Agrippa (10 v.C.-44 n.C.), uit het verschijnen van een uil zijn toekomstige geluk voorspelde. Dat de Germanen goed letten op de wijze van aanvliegen door vogels, beschreef Tacitus al in zijn werk De origine et situ Germanorum of kortweg Germania.
Verschenen gieren en raven voor een veldslag, dan aanzag men dit als een bijzonder ongunstig teken, omdat zulke vogels de lijken van de gesneuvelden gretig opvraten. Ook aan andere dieren (onder meer huisslangen en huispadden) dichtte men de gave toe de toekomst te kunnen voorspellen, omdat ze met de mensen in een bijzondere, familiaire relatie stonden. Vaak was het orakelvermogen van een dier beperkt tot een bepaalde periode. In Duitsland was er een duidelijke voorkeur voor de oude Germaanse joelperiode: van kerstnacht tot driekoningenavond. Men gebruikte vogels echter vooral als weersvoorspellers. Tot dit gebied horen ook Europese boerenwijsheden of -gezegden thuis waarin dieren voorkomen en die ons nog recent vertelden wat voor weer het zou worden, zoals ‘Fluit de merel de hele dag, dan komt er snel een regendag’.
Vogelwichelaars
Naast allerlei gelegenheidsorakels ontstond in het oude Rome ook een gestructureerde priesterstand die zich met dergelijke dierenorakels bezighield: de auguren of vogelwichelaars. Zij leidden de wil van de goden af aan de hand van de vlucht van vogels. Ook de oude Grieken kenden zo’n vogelvluchtorakel. De oudste Indische geschriften vermeldden eveneens al vogelwichelaars en vogelschouw (auspiciën). Ze hebben zich zeer goed weten te handhaven in het hedendaagse India, ondanks de grote weerstand van de boeddhisten hiertegen. Ook Chaldeeërs en Arabieren raadpleegden veelvuldig dergelijke orakels, maar bij de Joden was dit wel verboden.
De godheid gaf via dieren zelf raad aan de mensen, hij openbaarde zich of voerde zelf hele scharen volkeren naar een bepaald doel. Zo leidde Picus, de landbouwgod die zich in de gedaante van een specht op hun veldteken had neergezet, de Sabijnen naar een gebied dat men later Picenum noemde. Picus is trouwens nog de wetenschappelijke naam voor een spechtengeslacht.
Hoewel door de invloed van de Kerk de officiële auguren en de vogelschouw algauw verdwenen, bleven dierenorakels nog lang verder leven in het Europese volksgeloof. Bij het interpreteren van dierengeluiden luisterde men niet alleen naar aangename geluiden (onder andere van roodborstjes, merels, lijsters, duiven), maar eveneens naar onaangename (onder andere van uilen, raven) en lette men ook op de richting vanwaar dit geluid kwam, evenals het aantal waargenomen klanken. Zo meenden Duitse boeren ooit de prijs van het graan te kunnen afleiden uit het aantal roepen van de kwartel, terwijl het aantal roepen van de koekoek zou duiden op het nog resterende aantal jaren in iemands leven…
Bij de Arabieren gold het tot het begin van de twintigste eeuw nog als een slecht teken als een roofvogel bij zijn eerste vlucht iemand tegemoet vloog; vloog de vogel echter voor die persoon uit, dan beschouwde men dit als een gunstig teken.
Ook andere orakeldieren
Men dacht de toekomst ook te kunnen voorspellen aan de hand van het gedrag (of zelfs de ingewanden) van zoogdieren. De betrouwbaarste orakeldieren beschouwde men als heilig.
Als onheilspellend gold in het algemeen een dier dat van achteren verscheen of dat men vanachter de rug hoorde (het dier als waarschuwer). Als gunstig teken gold het daarentegen als het dier voor de toeschouwer vooruitliep (het dier als aanvoerder) of als het dier links of rechts, of zijdelings verscheen (het dier als corrector). Ook het aantal dieren en het moment van verschijnen speelden een grote rol: een uil die overdag vliegt, een hond die ’s nachts huilt, een spin die ’s morgens of ’s avonds verschijnt, aanzag men allemaal als bijzondere voortekens. Verschenen dieren op eerder ongewone plaatsen, of verlieten ze plots zonder enige verklaarbare reden hun woonplaats, dan geloofde men dat dit zeker ook wat te betekenen had. Zo zocht een mol die uit de tuin in huis kwam en onder het echtelijk bed een hol uitwoelde, beslist een ziel en kondigde hij dus op die manier een sterfgeval aan.
Daarnaast kwamen er eerder ‘onnatuurlijke’ orakels voor met dieren die niet in de vrije natuur leefden, maar die als huisdier met de mens een speciale band hadden. Hiertoe behoorden de heilige katten en de heilige stier van de Egyptenaren, de Griekse runderorakels, en het paardenorakel van de Germanen en de Slaven.
Offerdieren
Vogels waren bovendien een goedkoop en gemakkelijk offerdier. In een Griekse tekst uit de tiende eeuw staat te lezen dat Vikingen die langs de rivier de Dnjepr waren aangekomen in Byzantium, er als dankbetuiging hanen offerden op het Gregoriuseiland ten zuiden van de stroomversnellingen. Vermoedelijk ging het om pluimvee dat ze als proviand bij zich hadden. Ze trokken staafjes om te beslissen welke kip/ kippen ze zouden offeren, welke ze zouden opeten en welke in leven mochten blijven.
Vogelsymboliek
Vogels stellen het vermogen voor om zich te verheffen over de materiële hindernissen en te communiceren met de hemelse wereld, zetel van de geest. De vogelsymboliek valt in grote lijnen als volgt samen te vatten.
Vogels als boodschappers of als helpers van de goden
Omdat ze de aarde kunnen verlaten en vrij door de lucht kunnen vliegen en zelfs de hemel kunnen bereiken – dacht men –, beschouwde men vogels als boodschappers en helpers van de goden. Een bekend mythologisch voorbeeld hiervan is Leda, de echtgenote van de Spartaanse koning Tyndar(e)us, die men voorstelde met een zwaan. Zeus had Leda immers benaderd in de gedaante van een zwaan, waarna die twee eieren ter wereld bracht. Uit het ene ei kwamen de Dioscuren, uit het andere Helena en Clytaemnestra. Aphrodite, de Griekse godin van de zinnelijke liefde, de schoonheid en de vruchtbaarheid, beeldde men soms af op een zwaan. In een Griekse mythe legt Zeus Prometheus een verschrikkelijke straf op, omdat hij het vuur aan de mensen had geschonken. Men bond Prometheus aan een boom (vaker een rots) vast, waarna een arend (Zeus’ helper) zijn lever uitpikte. Zijn broer, de Titaan Atlas, moest toekijken.
Zwanen of katten trokken de kar van de Germaanse vruchtbaarheidsgodin Freya voort. Bertha, de doodsengel, stelde men voor met een zwanenvoet. Bekend zijn de twee wijsheidskraaien Muninn en Huginn van oppergod Wodan (Odin). Om een dronk te krijgen uit de wijsheidsbron van Mimir, gelegen aan een van de drie wortels van de levensboom Yggdrasil, stond Wodan/Odin immers een oog af. De aldus verkregen wijsheid werd gesymboliseerd in de twee kraaien Muninn (‘herinnering’) en Huginn (‘geheugen’), die voortaan deze god inlichtten over alles wat er in de wereld gebeurde. Nog steeds zegt men ‘De waarheid komt altijd uit, al moesten de kraaien het uitbrengen’ en ‘Tegen heug en meug iets beweren’. ‘Heug’ en ‘meug’ zijn verbasteringen van de namen van de wijsheidskraaien ‘Hugin’ en ‘Munin’.
Vogels als symbool van de lucht
Het is logisch dat de vogel ook een symbool werd van de lucht, een van de vier elementen waaruit de wereld was opgebouwd (naast aarde, vuur en water). Een aantal antieke goden stelde men daarom gevleugeld voor, onder meer Hermes/Mercurius, de boodschapper van de goden, en Furia, de Romeinse wraakgodin.
Tijdens de pausmis die als viering bij een heiligverklaring hoort, draagt men nog steeds twee duiven, twee tortelduiven en enkele kleine vogeltjes in een kooi naar de paus. Ze verzinnebeelden de deugden van de heiligen en hun verlossing staat voor het loslaten van het aardse leven en de tocht naar God.
Vogels als verbinding tussen hemel en aarde
Dit is alvast de betekenis van de vogels in het taoïsme, waar men de Onsterfelijken in vogelvorm voorstelt om hun lichtheid te symboliseren evenals hun bevrijding van de aardse ballast. Brahmanen beschrijven rituele danseressen vaak als vogels die naar de hemel toe vliegen. In ditzelfde perspectief stelt de vogel de ziel voor, die uit het overleden lichaam ontsnapt, naast de intellectuele vermogens van de mens. Sommige Europese prehistorische tekeningen (Altamira, Lascaux) van vogelmensen interpreteert men op dezelfde wijze: het opstijgen van de ziel of de extatische vlucht van de sjamaan. De Tolteken (Mexico) kenden ook vogelmensen, waarvoor ze piramiden bouwden.
Vogels als symbool van de vriendschap tussen goden en mensen
Uit oude Vedische teksten blijkt dat men vogels aanzag als een symbool van de vriendschap tussen de goden en de mensen. Zo was het een vogel die het levenselixir ging zoeken op een onbereikbare berg en het dan aan de mensen schonk. Vogels brachten ook voedsel (bij de Ouden, in Indië enzovoort) naar de mens.
In een Griekse mythe ontvoert Zeus’ arend de mooie Ganymedes naar de hemel, om hem de honingdrank mede te schenken. In volksverhalen gaan een arend, een kraai, een raaf of een ekster bijvoorbeeld levenswater halen op bepaalde tijdstippen. Bij de Grieken gaat een arend water halen uit de berg (die open en toe kan) of uit een bron, bewaakt door monsters. In een Russisch sprookje zendt de jongste van drie zussen een kraai om levenswater, waarmee ze haar andere twee zussen weer tot leven kan wekken.
Vogels konden ook vuur overbrengen van de godenwereld naar de mensenwereld. Bij de Noord-Amerikaanse indianen was een raaf de vuurschenker, bij de Romeinen was het een specht.
Vogels konden ook kinderloze echtparen vruchtbaar maken. Men aanzag ze als genezers (bijvoorbeeld door hun gezang of hun aanblik). In een oud-Indisch verhaal haalt een vogel de ziekte uit de mond van de zieke en vliegt ermee naar de zon, waar de ziekte opbrandt. In het Duitse volksgeloof was het een raaf die bij een pestepidemie de genezende kruiden aanwees. Ten slotte beschouwde men vogels soms ook als geluksbrengers of als rechters. In sommige sprookjes wordt een boer koning dankzij de tussenkomst van een vogel.
Vogels als regelaars van de tijd
Men aanzag vogels ook als de regelaars van de tijd. Een mooi voorbeeld hiervan is de feniks, een mythische, (vaak) roodkleurige vogel uit de oudheid, met blauwe ogen.
Vogels als symbool van de ziel, een engel, een hogere geestestoestand van de mens
Talrijke blauwe vogels uit de Chinese literatuur (Han-dynastie) zijn feeën, Onsterfelijken of boodschappers uit de hemel. In Indië en in het Westen beeldt men vaak vogels af op de takken van een levensboom. Vogels staan, vooral in de islam, symbool voor engelen. De ‘taal van de vogels’ waarvan de Koran spreekt, is die van de goden, van de geestelijke kennis. De Heilige Geest uit het christendom stelt men voor als een witte duif. Geestelijke wezens als goden, genieën en ook menselijke zielen stelde men lange tijd voor als vogels: ze bewegen zich immers vrij in de lucht (net als spoken, heksen en geesten) en verblijven zowel in de lucht (wereld van de gevleugelde geesten) als op aarde (wereld van de mens). Tal van voorbeelden in Egyptische graven of in Babylonische teksten en mythen leveren daarvoor het bewijs.
De oude Grieken stelden zich de ziel voor als een klein, gevleugeld schaduwwezentje dat na de dood het lichaam verliet. Tijdens de kerstening roeide men dergelijke voorstellingen ofwel uit, ofwel vormde men ze om in een christelijke interpretatie van de Bijbel en zijn beeldspraak. Zo beschouwde men Gods vleugel als de bescherming waarvan de gelovige mens geniet. De Bijbel beschrijft ook gevleugelde cherubijnen en een gevleugelde serafijn (seraf, serafim). Ook vergelijkt de Bijbel vogels met mensen die vluchtig en opgejaagd in het gevaar zweven of eraan onttrokken zijn, en ook met degenen die een thuis zoeken. Tot slot staat de vogel tegenover de slang als symbool van de hemelse wereld tegenover die van de aardse wereld.
Vogels als bewakers van de levensboom
Een vogel bewaakt soms de Germaanse levensboom, hij drinkt van zijn levenssappen en eet van zijn vruchten. Hierdoor wordt hij een soort ‘lotsdier’. Aangezien een vogel zaden eet, wordt hij ook een soort inhoudsvat. Zo dronk men honingwijn uit een beker in de vorm van een vogel. Soms stonden er aan de binnenzijde van deze beker ook woorden gekerfd. Wie uit zo’n beker dronk, slikte ook de kracht van deze woorden mee naar binnen.
Vogels als symbool van vluchtigheid
Toch bevat de lichtheid van de vogel, zoals vaak het geval is, iets negatiefs. Zo zag de mysticus Sint-Jan van het Kruis (1542-1591) er het symbool van de vluchtige, instabiele, lichte acties van de imaginatie in, vandaar zonder methode, noch gevolg – wat de boeddhisten noemen: de verstrooidheid. De lichtheid van een vogel symboliseert ook de intelligentie, de verbeeldingskracht, een snel bevattingsvermogen, de fantasie en de grillen.
Vogelvleugels
Men verbond vogelvleugels aan het idee van spirituele verheffing, met betrekking tot de hogere geestestoestanden. Veel volkeren (Indiërs, Egyptenaren, Assyrïers, Scandinaviërs, Brazilianen, Maya’s …) stelden de goddelijke geest voor door vleugels, en door analogie ook de menselijke ziel en de levensadem.