Het zijn vooral godsdiensttwisten ten gevolge van de Reformatie die in de zestiende een zeventiende eeuw de loop der dingen in Zwitserland bepalen. Ondanks het feit dat kantons waar gekozen wordt voor het nieuwe geloof hun rooms-katholieke broeders in ander kantons te lijf willen gaan, trekken zij als het nodig is gezamenlijk op tegen buitenlandse vijanden. Het voor de Zwitsers zo profijtelijke huurlingensysteem blijft overeind ondanks pogingen van Zwingli om er een eind aan te maken.
Andere afleveringen in deze serie:
Neutraliteit en huurlingen
De Zwitserse Confederatie zoals die bestaat aan het begin van de zestiende eeuw1 is voortgekomen uit de wens van de diverse zelfstandige kantons om een gemeenschappelijk front te vormen tegen agressors. Onderling vechten zij geregeld meningsverschillen uit, maar dat belet hen niet het gezamenlijk op te nemen tegen pogingen vanuit andere landen om inbreuk te maken op hun lang gekoesterde vrijheden. In die zin ontstaat er iets dat zweemt naar neutraliteit. En weliswaar voeren de Zwitsers in de vijftiende eeuw tal van oorlogen met het oog op gebiedsuitbreiding, maar in hun ogen zijn die oorlogen vaak nodig om zich te verdedigen. Zo leggen zij de verovering van Aargau in 1417 uit als een preventieve daad tegen de Oostenrijkse Habsburgers, de eeuwenoude vijand van de Zwitsers. Het latere neutraliteitsbeleid wortelt in dit gemeenschappelijk optrekken tegen vijanden.
Zwitsers worden al vanaf het begin van de Confederatie, als de Waldstätte zich in 1291 verenigen, door buurlanden gevreesd om hun dapperheid en vernuft op het slagveld. Vandaar dat omringende landen keer op keer Zwitserse huurlingen in de arm nemen die daarvoor hun meesters rijkelijk belonen. Maar de Landdag van de Confederatie begint zich wel zorgen te maken als blijkt dat Zwitserse huurlingen in dienst bij verschillende buitenlandse mogendheden elkaar bevechten. In 1503 zet de Landdag enkele stappen om een eind te maken aan de in veler ogen verfoeilijke praktijk van het huurlingensysteem. Een van de afspraken is om het kantons te verbieden vergoedingen in ontvangst te nemen van buitenlandse heersers, maar dat valt niet overal in goede aarde en tal van kantons onttrekken zich aan deze verplichting. Het ter beschikking stellen van huurlingen is veel te lucratief en komt pas aan zijn eind in de negentiende eeuw.
Oorlog met Frankrijk
Tijdens de slag bij Novara in 1500, waarbij het door de Italianen op de Fransen heroverde Milaan belegerd wordt door de Franse veldheer Lodewijk II de la Trémoille, vechten Zwitserse huurlingen aan beide zijden. Een schaamteloze situatie waaraan dankzij bemiddeling van de Zwitserse Landdag een einde wordt gemaakt. Alle huurlingen trekken zich terug en de Fransen nemen opnieuw bezit van het Milanese hertogdom. Rond die tijd verslechtert de band die de machtige stadstaat Venetië heeft met de paus, de krijgshaftige Julius II. Om Venetië in toom te kunnen houden zoekt hij steun bij de Franse koning Lodewijk XII, de Oostenrijkse keizer Maximiliaan I en de Spaanse vorst Ferdinand II, wat uitmondt in de Liga van Cambrai in 1508. Op dat moment is Mattäus Schinner, bisschop van Sitten, een machtig man in Wallis als wereldlijk heerser, geestelijk leider en vertegenwoordiger van de Heilige Stoel. Hij verfoeit de Fransen en ziet dus geen heil in de Liga van Cambrai. In 1510 weet hij de Confederatie zover te krijgen om samen met Wallis een pact te sluiten met Julius II. Daarbij wordt aan de paus een contingent van zesduizend Zwitserse troepen toegezegd in ruil voor een royale beloning. Een jaar later slaagt Schiner erin om ook Maximiliaan I te laten pacteren met de Confederatie waarbij beide partijen verklaren neutraal te blijven mocht een van hen in een oorlog verwikkeld raken. De situatie wordt zeer complex wanneer de Zwitsers het door de Fransen bezette Lombardije binnenvallen en optrekken richting Milaan waarbij zij zich zo misdragen dan het voor een Italiaanse moeder voldoende is om haar ondeugend kind tot de orde te roepen door te zeggen dat ‘de Zwitsers hem wel zullen weten te vinden’.2
Oostenrijk, de Zwitserse Confederatie, de Pauselijke staat en Venetië zijn nu samen in conflict met Frankrijk. Enigszins opportunistisch verklaart ook Engeland aan Frankrijk de oorlog. Eind mei 1512 trekt een leger van achttienduizend Zwitsers op naar Verona waar zij worden opgewacht door Schiner en verenigd worden met een Venetiaanse troepenmacht. De Fransen worden verdreven uit Lombardije en de Zwitsers krijgen als dank voor hun inzet delen van Italië in bezit waaronder Ticino. De triomferende bondgenoten herstellen het bewind van de Italianen over Milaan. In datzelfde jaar verovert Bern het prinsdom van Neuchâtel. Een jaar later weten de Fransen opnieuw Milaan te veroveren met hulp van Duitse huurlingen, maar weer zijn het de Zwitsers die hen bij Novara op 6 juni 1513 een nederlaag toebrengen.
Twee jaar later, in de slag bij Marignano, zijn de rollen omgedraaid. Koning Lodewijk XII is overleden en zijn opvolger, Frans I van Frankrijk verslaat de Zwitsers die niet op kunnen tegen het moderne wapenarsenaal van de Fransen. Een vredesverdrag, de zogeheten Ewige Friede, wordt getekend te Genève in 1516. Ondanks de eerder gedane toezeggingen door de Zwitsers om een eind te maken aan het huurlingen-systeem, beloven alle kantons – op Zürich na – Frans I te voorzien van zoveel huurlingen die hij nodig denkt te hebben. Deze afspraak wordt in 1549 herbevestigd door de Franse koning Hendrik II en elf van de Zwitserse kantons. Dit keer haakt behalve Zürich ook Bern af. Bij deze gelegenheid zien de Zwitsers af van elke claim op het hertogdom van Milaan, maar Bellinzona, Locarno, Lugano en het dal van de Leventina blijven in Zwitserse handen.
Opstand en Reformatie
Het jaar 1513 brengt de Zwitsers niet alleen een militaire nederlaag tegen de Fransen, maar ook de Eerste Boerenopstand. Boeren trekken op naar de steden om daar de zogeheten Kronenfressers – degenen die de vergoedingen incasseren voor het leveren van huurlingen – een toontje lager te doen zingen en plunderen diverse kloosters. Een oorzaak van deze opstand is niet alleen het vertrek van veel landarbeiders die zwichten voor de verlokkingen van het huurlingschap, maar ook van de toenemende inflatie en religieuze tegenstellingen ten gevolge van de Reformatie. De steden trachten het tij te keren en te voorkomen dat de lagere klassen aldaar besmet zullen raken met het opstandelingenvirus dat om zich heen grijpt. Onder aanvoering van Bern verenigen steden uit diverse kantons zich om de opstand te onderdrukken.
De Landdag probeert olie op de golven te gieten, maar kan weinig doen om de tegenstellingen tussen landeigenaren en onderhorigen weg te nemen. Wetgeving daaromtrent is de verantwoordelijkheid van de kantons, er is geen federale grondwet en elke poging die zweemt naar versterking van het centrale gezag wordt afgewezen. Dat is in elk geval de mening die gekoesterd wordt door rijke families binnen de kantons die de touwtjes in handen hebben en geen federale pottenkijker kunnen gebruiken. Hun afkeer jegens federale bemoeienis heeft weinig te maken met democratische principes, maar alles met eigenbelang. Eigenlijk vormt het leger het enige voorbeeld waarin federale gevoelens – gevoelens van broederschap – naar voren komen.
De Reformatie van Maarten Luther wordt in Zwitserland uitgedragen door Huldrych Zwingli. Zwingli stelt zich behalve religieuze ook maatschappelijke veranderingen ten doel zoals het afschaffen van het huurlingensysteem en de daaraan verbonden vergoedingen. In het voorjaar van 1522 neemt Zwingli te Zürich deel aan een provocatieve maaltijd waarin de regels van de vastentijd worden geschonden – er wordt worst geconsumeerd – waarop de bisschop van Konstanz de autoriteiten van Zürich verzoekt maatregelen tegen Zwingli te nemen. Maar de Grote Raad van Zürich neemt het op voor Zwingli en stemt toe in de organisatie van een debat tussen hem en Johannes Faber, de vertegenwoordiger van het bisdom, dat in januari 1523 plaatsvindt. Er komen wel zeshonderd toehoorders uit alle rangen en standen op af. Na enkele uren van discussie besluit de Raad Zwingli te steunen, een besluit dat na een tweede debat in oktober wordt herbevestigd. De Reformatie golft dan over het land als een lawine.3
Een jaar later verbiedt de Raad de verkoop van aflaten en pelgrimstochten, religieuze zalvingen en bant iconen en relieken uit de kantonnale kerken. Al dergelijke hervormingen grijpen natuurlijk diep in op de bevolking die zich eeuwenlang wat betrekking heeft op het geloofsleven heeft laten voorschrijven door de Heilige Stoel. Zwingli ontmoet tegenstand vanuit de hoek der anabaptisten, ook wel dopers genoemd. Het is een anarchistische en fanatieke geloofsrichting die de Bergrede als enig richtsnoer voor de overheid ziet, weigert belasting te betalen en wapens te dragen. Anabaptisten vormen niet alleen een bedreiging voor Zwingli, maar ook voor wereldlijke bestuurders en nadat Zwingli het theologisch debat met de anabaptisten heeft opgegeven, haalt het stadsbestuur van Zürich hard uit door hun leiders op te hangen of te verdrinken in het nabijgelegen meer. In Bern zet de strijd tegen het anabaptisme zich nog voort tot in de zeventiende eeuw, waarna zij zich terugtrekken in wat meer tolerante streken zoals de Jura.
In de vijf centraal gelegen kantons van de Confederatie, de zogeheten Innerschweiz, (Uri, Schwyz, Unterwalden, Zug en Luzern) moet men niets hebben van de Reformatie. Niet alleen op theologische gronden, maar ook de politieke ideeën van Zwingli staan de bewoners van de Innerschweiz niet aan. Vooral het afzien van de riante betalingen voor het leveren van huurlingen, een belangrijke inkomstenbron voor deze kantons, is hen een gruwel. Bevreesd voor aantasting van hun religieuze tradities verzoeken zij de Landdag een publiek debat te openen dat plaatsvindt van 19 mei tot 8 juni 1526. Besloten wordt dat kantons kunnen kiezen tussen trouw te blijven aan de rooms-katholieke kerk, het nieuwe geloof te aanvaarden of aan afzonderlijke steden en districten binnen een kanton deze keuze te laten. In 1528 vindt opnieuw een groot debat plaats om een eind te maken aan de voortdurende disputen die soms gepaard gaan met gewelddadigheden. Het debat duurt drie weken en er komen vele honderden belangstellenden op af. De voorstanders van de Reformatie zijn duidelijk in de meerderheid want de conservatieve Waldstätte worden slecht vertegenwoordigd. Hun geestelijk leiders verschijnen niet ten tonele.
De discussies leiden niet tot duidelijke conclusies, maar versnellen ontegenzeggelijk de Reformatie. En dat beweegt de kantons van de Innerschweiz ertoe om een verdrag te sluiten met het rooms-katholieke Oostenrijk: de Christliche Vereinigung dat voorziet in de levering van een troepenmacht van tienduizend man in geval er een burgeroorlog zou uitbreken. Dit verdrag geniet de volle steun van de aartshertog van Oostenrijk, Karel V, tevens keizer van het Heilige Roomse Rijk. Hij is als kleinzoon van het Spaanse vorstenpaar Isabella van Castilië en Ferdinand II van Aragón – de Reyes Católicos4 – streng rooms-katholiek opgevoed en ziet in de Reformatie een bedreiging van zijn imperiale macht.
Godsdienstoorlogen
In juni 1529 lijkt Zwitserland ten onder te gaan in een burgeroorlog als Zürich de oorlog verklaart aan de rooms-katholieke kantons van de Innerschweiz. Het komt bijna tot een veldslag nabij Kappel, maar op het laatste moment verschijnt de regeringsleider (Landammann) van Glarus ten tonele die de kemphanen weet te bewegen een wapenstilstand in acht te nemen. Daarop wordt het Eerste Vredesverdrag van Kappel getekend dat een opmerkelijk tolerante strekking heeft, want het geeft elke gemeenschap binnen de kantons het recht om bij meerderheid van stemmen te kiezen tot welke denominatie zij zich wensen te rekenen. En terwijl de onderhandelingen over dit verdrag gaande zijn, verenigen de soldaten zich vreedzaam en nuttigen een soep van melk en brood. Deze gebeurtenis staat bekend als de Kappeler Milchsuppe.
In die tijd is het geloof nog geen strikt persoonlijke zaak, maar het is beslist een vooruitgang in geloofsvrijheid wanneer lokale gemeenschappen een keuze kunnen maken en dit niet voor hen wordt bepaald door kantonnale autoriteiten. Maar de vreugde over het succes van de Landammann uit Glarus is van korte duur, want Karel V, die de gang van zaken in Duitsland met argusogen volgt, besluit tot ingrijpen. Al eerder, op de Duitse Rijksdag te Worms in 1521 heeft de keizer middels het Edict van Worms Luther in de ban gedaan en zijn geschriften verboden. In 1530 wordt dit tijdens de Rijksdag in Augsburg herbevestigd. De Reformatie is daarmee in gevaar. In 1531 komt het Schmalkaldisch Verbond tot stand, een verbintenis tussen Duitse vorstendommen en steden ter verdediging van het protestantse geloof. Zwitserse protestanten worden niet toegelaten tot dit verbond. Niet alleen vanwege de verschillen in geloofsopvatting tussen Luther en Zwingli, maar ook omdat ze elkaar niet vertrouwen.
In het oosten bedreigen de Milanezen het protestantse Graubünden dat vanaf het eind van de vijftiende eeuw ruziet met de Confederatie, maar nu haar steun zoekt. De rooms-katholieke kantons van de Innerschweiz weigeren want Graubünden heeft het nieuwe geloof omarmd. Daarmee dreigt het tussen de Innerschweiz en Milaan in de knel te komen. Dat is zeer tegen de zin van Zwingli die een aanval van Milaan op Graubünden beschouwt als een soort kruistocht tegen het protestantisme. Zwingli komt in actie. Hij probeert Zürich te bewegen tegen de rooms-katholieke kantons op te trekken, krijgt nul op het rekest, wordt gedwongen af te treden als priester maar wordt door het volk verzocht aan te blijven. Hierdoor gesterkt treedt hij met zijn bescheiden leger op 11 oktober 1531 in het strijdperk, maar wordt door de beter georganiseerde rooms-katholieke Zwitsers verslagen in de tweede slag bij Kappel. Zwingli sneuvelt in de strijd. Daarna komt het Tweede Vredesverdrag van Kappel tot stand. Net als het eerste verdrag ademt het tweede ook tolerantie. Beide partijen, wordt niets in de weg gelegd bij de keuze van hun geloof.
Bern speelt een hoofdrol in de verspreiding van het reformatorisch geloof in het westen vanwege zijn expansionistisch beleid richting het Meer van Genève en het hertogdom van Savoye. Hier is het niet de leer van Zwingli, maar die van Calvijn die gepredikt wordt. Speciale aandacht van Bern gaat uit naar Vaud dat strategisch gelegen is tussen het Meer van Genève, de Jura en de westelijke uitlopers van de Alpen en in 1536 door het machtige Bernse kanton veroverd wordt. Lausanne, de hoofdstad van Vaud, in 1525 door Karel V erkend als vrije stad onder imperiaal gezag, komt onder toezicht van de veroveraar. Genève, centraal gelegen in het hertogdom van Savoye is al sinds de Middeleeuwen een vrije stad waar het huis van Savoye zijn invloed laat gelden door een familielid te benoemen op de bisschoppelijke zetel. Maar in 1536 slaagt Bern er ook in om Genève in handen te krijgen en verklaart het calvinistisch geloof in alle veroverde gebieden tot de officiële godsdienst. Een jaar later sticht Bern in Lausanne de invloedrijke theologische school, de zogeheten Schola Lausannensis.
Ten gevolge van al deze reformatorische successen wordt de rooms-katholieke kerk in de verdediging gedrongen en haar antwoord is de Contrareformatie, een beweging die in Spanje gestalte krijgt in de stichting van de Jezuïetenorde en in Duitsland – als antwoord op het hierboven genoemde Schmalkaldisch Verbond – de Heilige liga van Neurenberg. In 1541 verklaart keizer Karel V het Schmalkaldisch Verbond de oorlog. Een oorlog die met een overwinning van de keizerlijke troepen in de slag bij 1547 bij Mühlberg ten einde komt. Het Schmalkaldisch Verbond wordt ontbonden, maar dat betekent niet dat de Reformatie de kop is ingedrukt. Integendeel, de beweging houdt stand en bloeit. Karel V abdiceert in 1556 en overlijdt twee jaar later gedesillusioneerd vanwege het feit dat hij er niet in is geslaagd de Reformatie een halt toe te roepen. Zijn imperium valt uiteen. Broer Ferdinand wordt hoofd van de Oostenrijkse tak van de Habsburgers en tevens keizer van het Heilige Roomse Rijk en de zoon van Karel, Filips II, erft de Spaanse bezittingen inclusief de Nederlanden en de Amerikaanse koloniën. Frankrijk komt hierdoor in het nauw, want het is Spanje dat ook nog eens de soevereiniteit verwerft over het hertogdom Milaan en de eerste viool speelt in de Contrareformatie.
De tweede vrede van Kappel (1531) wordt niet door iedereen gewaardeerd. Ruzies tussen protestanten en rooms-katholieken in het kanton Glarus laaien op en dat leidt tot de zogeheten Tschudi-oorlog van 1559 tot 1564, genoemd naar de historicus en politicus Aegidius Tschudi, leider van de rooms-katholieken. In een wankel vredesakkoord accepteert Glarus beide geloofsrichtingen op basis van gelijkwaardigheid. Ook Bern komt rond die tijd in problemen als hertog Emanuel Filibert van Savoye de door Bern veroverde gebieden opeist en daarbij steun krijgt van Spanje en de rooms-katholieke Innerschweiz. Uiteindelijk weet de stad Bazel te bemiddelen en eindigt het conflict in 1564 met het Verdrag van Lausanne. Maar Bern krijgt ook te maken met de burgeroorlog die zich in Frankrijk afspeelt tussen rooms-katholieken en Hugenoten. Beide partijen doen een beroep op gelijkgezinde Zwitserse kantons om huurlingen te leveren wat opnieuw leidt tot strijd van Zwitsers tegen landgenoten op vreemde bodem. Het geeft aan hoezeer de geloofsstrijd Zwitserland verdeelt en op de rand brengt van een burgeroorlog.
Graubünden
In het oosten van het huidige Zwitserland bevindt zich het kanton Graubünden, een gebied dat ooit deel uitmaakte van de Romeinse provincie Raetia en waar naast Duits en Frans ook het Reto-Romaans een officieel erkende taal is. In de Middeleeuwen vormen zich in dit gebied drie bondgenootschappen tussen diverse Gemeinden, de Gotteshausbund (1367), de Graue Bund (1395) en de Zehngerichtenbund (1437) die zich in 1450 verenigden tot de Drei Bünde. Er is sprake van samenwerking, maar de afzonderlijke gemeenten behouden elk voor zich het recht om belastingen te heffen, een priester te benoemen en militaire zaken te regelen. Kortom, een mate van politieke armslag op lokaal niveau die grenst aan anarchie. Als de Reformatie doordringt tot in Graubünden kiezen de Gotteshausbund en de Zehngerichtenbund voor het nieuwe geloof en blijft de Graue Bund trouw aan het rooms-katholicisme.
Alle grote mogendheden in Europa proberen Graubünden voor zich te winnen vanwege de belangrijke handelsroutes die in dat gebied over de hoge bergpassen van de Alpen voeren. Er vinden tal van incidenten plaats, met name tussen belanghebbenden als Venetië en Spanje, maar de strijd om Graubünden bereikt een kookpunt als in 1618 de Dertigjarige oorlog uitbreekt.
Het begint allemaal klein als de hervormde synode van Bergün de familie Planta die de Spaanse en Oostenrijkse Habsburgers steunen, beticht van verraad, hun kastelen laat verwoesten en de Plantas uitwijzen. Tegelijkertijd rijst de ster van van de hervormde prediker Jürg Jenatsch. In 1620 spannen rooms-katholieken in de Valtellina (een bergdal aan de zuidzijde van de Alpen en op dat moment in handen van de hertog van Milaan) samen en vermoorden er vijfhonderd protestanten. Bern en Zürich sturen troepen wat bijna een burgeroorlog veroorzaakt als de rooms-katholieke kantons eveneens hun legers laten opmarcheren. De Spanjaarden weten een vredesakkoord af te dwingen. De Valtellina gaat over naar Graubünden, het rooms-katholicisme is er de enige toegestane godsdienst en de Plantas mogen terugkeren. Dat schiet Jenatsch in het verkeerde keelgat die met hulp van een groepje samenzweerders de rooms-katholieke leidsman Popaeius Planta vermoordt en een jaar later tevergeefs probeert de Valtellina te heroveren.
De Dertigjarige Oorlog vlamt op als de Fransen – geleid door kardinaal De Richelieu – de Spaans-Oostenrijkse successen in Graubünden als bedreiging van hun positie ervaren en besluiten om in te grijpen. De Zwitserse Confederatie is onmachtig om rechtstreeks hulp te bieden aan haar buren in Graubünden, maar dat belet een aantal protestantse kantons niet om huurlingen ter beschikking te stellen aan De Richelieu. In 1624 verdrijven de Franse troepen de Oostenrijkers en Spanjaarden uit de door hun bezette gebieden in Graubünden. Als De Richelieu probeert de Valtellina in handen te stellen van zijn geestelijke superieur, de Pauselijke Staat, keert keizer Ferdinand II zich tegen de Fransen en er ontspint zich een hevige strijd om het beheer van de vallei. Oostenrijkse troepen trekken al plunderend en moordend op door Graubünden in de richting van de Alpenpassen, een opmars die ten einde komt als de pest uitbreekt in de winter van 1629-’30. Naar schatting laat ten gevolge van deze plaag een kwart van de inwoners van Graubünden het leven.
In het voorjaar van 1630 trekt Ferdinand II zijn troepen terug uit Graubünden. Koning Adolf van Zweden heeft zich in de Dertigjarige Oorlog gestort ter ondersteuning van de protestanten en de imperiale manschappen zijn dus elders nodig. De Fransen profiteren van deze ontwikkeling en bezetten Graubünden. De Richelieu benoemt de Hugenoot hertog Hendrik II van Rohan tot gouverneur die zich mag verheugen in de steun van Jenatsch. In 1635 besluit Rohan de Valtellina te bevrijden van de Spaanse overheersing en onder leiding van Jenatsch lukt dat, maar wanneer De Richelieu beveelt dat het roomse geloof daar de enige godsdienst dient te zijn, komt Jenatsch tot de slotsom dat Graubünden en zijn transalpine bezittingen voor eens en altijd bevrijd moeten worden van buitenlandse bezetters. Hij organiseert in het geheim een samenzwering en brengt zowel rooms-katholieke als protestantse leidsmannen bijeen in de zogeheten Kettenbund. Zijn harde optreden tijdens de daarop volgende opstand wekt weerzin en hij wordt in 1639 te Chur vermoord. Graubünden sluit vrede met Spanje. De Valtellina keert terug in handen van Graubünden in ruil voor vrije doortocht van Spaanse troepen.
Zweden en de Confederatie
De Zwitserse Confederatie raakt niet direct betrokken bij de Dertigjarige Oorlog, maar het heeft weinig gescheeld. In 1628 verzamelt er zich een groot Oostenrijks leger voor de noordgrens van Zwitserland en dreigt keizer Maximiliaan de Zwitserse afvalligen tot de orde te roepen. De protestantse kantons Bern en Zürich vrezen het ergste, terwijl het rooms-katholieke Innerschweiz zich geen zorgen maakt. Toch, om een invasie te voorkomen weten de hervormde kantons de katholieken zover te krijgen om gezamenlijk de bergpassen te bewaken en de grens zo nodig met de wapenen te verdedigen. Gaandeweg, als ook de Zweden ten strijde trekken wordt het de rooms-katholieke kantons eens te meer duidelijk dat de Confederatie als geheel op het spel staat. In 1631 probeert koning Adolf van Zweden, die de Duitse protestanten terzijde staat, de Confederatie te bewegen om samen met hem een front te vormen tegen de keizer. Maar kennelijk is hij zich er niet van bewust dat Zwitserland neutraal wil blijven en niet betrokken wenst te raken bij de oorlog. Dat geldt met name voor de rooms-katholieke kantons die natuurlijk niets zien in het voorstel van de Zweed. De Landdag wijst het eensgezind af, wat leidt tot een tweede voorstel waarin Zweden belooft de neutraliteit van Zwitserland te zullen respecteren, maar wel eist dat de Confederatie de doortocht van Oostenrijkse of Spaanse troepen over haar grondgebied verbiedt. Mocht zij daar niet aan voldoen, dan, zo dreigt Adolf, zal Zweden opmarcheren met het risico dat er in op Zwitserse bodem een oorlog wordt uitgevochten. De Landdag geeft vervolgens een neutraliteitsverklaring af die inhoudt dat doortocht van welke troepen dan ook door Zwitserland wordt afgewezen.
Twee jaar later steekt een Zweeds leger van zesduizend man de Rijn over om over het grondgebied van het kanton Schaffhausen koers te zetten naar Konstanz teneinde deze stad vanaf de Zwitserse kant aan te vallen. De rooms-katholieke kantons slaan alarm en verwijten Zürich de Zweden niets in de weg te hebben gelegd. De Zweedse aanvalspoging loopt op niets uit, maar er ontbrandt een stevig debat in de Landdag. Van rooms-katholieke kant wordt geëist dat Zürich de Zweden het land uitjaagt en hen nooit meer op Zwitsers grondgebied zal toelaten. Maar Zürich en Bern, bevreesd voor de mogelijkheid dat de rooms-katholieke kantons een akkoord zullen sluiten met Oostenrijk, benaderen in het geheim de Zweden met het voorstel een alliantie aan te gaan in geval dat rooms-katholieke akkoord er komt. Op 6 september 1634 lijdt Zweden een nederlaag in de slag bij Nördlingen tegen de keizerlijke en Spaanse troepen, waarmee het voorstel van Bern en Zürich van tafel gaat. Het is niet onaannemelijk dat wanneer de Zweden deze nederlaag bespaard was gebleven, er in Zwitserland een burgeroorlog zou zijn uitgebroken, het land was meegezogen in de strijd tussen de grootmachten en uiteen was gevallen.
In januari 1647 wordt door de Landdag de zogeheten Defensionale van Wil aangenomen. Dit is een overeenkomst waarbij alle kantons zich verplichten een bijdrage te leveren aan de verdediging van de landsgrenzen. In totaal gaat het om een troepenmacht van zesendertigduizend man, waarvan twaalfduizend in onmiddellijke paraatheid worden gebracht. Het is een belangrijk moment in de ontwikkeling van de Zwitserse staat, want de kantons geven hiermee een flink stuk eigen autonomie op ten behoeve van een gemeenschappelijk belang. Een jaar later eindigt de Dertigjarige Oorlog met de Vrede van Westfalen. Ook dit is een belangrijk moment voor de Confederatie, want Zwitserland wordt door de grootmachten erkend als zelfstandige staat en formeel onafhankelijk gemaakt van het Heilige Roomse Rijk. Daarmee wordt stilzwijgend een eind gemaakt aan de mogelijkheid voor afzonderlijke kantons om overeenkomsten aan te gaan met buitenlandse mogendheden.
De Tweede Boerenopstand en de Eerste Vilmerger Oorlog
De zeventiende eeuw brengt een zekere mate van welvaart voor de boeren, maar als de centrale overheid de defensie van het land als geheel wil versterken en de kosten ervan ook op de dorpen en kleine steden van het platteland wil afwentelen, zien de boeren dit als een inbreuk op hun van oudsher bezongen vrijheid. De door Bern afgekondigde devaluatie van de Batzen – de dan in gebruik zijnde munt – en het handhaven van de oorlogsbelasting terwijl de oorlog is afgelopen, schiet met name de boeren van Luzern in het verkeerde keelgat. Begin februari 1654 komt een Landsgemeinde – een volksvergadering – bijeen waar geprobeerd wordt het meningsverschil op vreedzame wijze uit de wereld te helpen, maar de autoriteiten in Luzern wijzen de voorstellen af. Dan trekt een leger van drieduizend boeren op naar de stad waar na een kort beleg een overeenkomst wordt bereikt. Maar de vrede duurt niet lang want een van de autoriteiten legt de kwestie voor aan de Landdag die bemerkt dat ook in andere kantons protesten opborrelen en besluit de rebellen aan te pakken. Het gevolg is een manifest waarin de boeren worden aangemerkt als kwaadaardige verstoorders van de vrede. Dat is olie op het vuur gooien, want de boeren beschouwen de Landdag als een gezelschap van rijke en machtige families en opnieuw komen de boeren bijeen in vergadering waar zij besluiten, zestienduizend man sterk, op te trekken naar Bern. De stad sluit onmiddellijk de poorten en er beginnen onderhandelingen tussen de boerenleider Niklaus Leüwenberger en de autoriteiten die resulteren in het Verdrag van Murifeld. Hem wordt beloofd dat de bezwaren van de boeren serieus zullen worden bekeken en een bedrag wordt toegezegd ter compensatie van de oorlogskosten. Leüwenberger slikt deze vage beloften en de boeren gaan huiswaarts. Dan grijpt de Landdag in, verwijst het akkoord naar de prullenmand en drukt met geweld district voor district de opstanden de kop in. Leüwenberger en andere leiders worden geëxecuteerd. Wel worden er enkele justitiële hervormingen doorgevoerd waaronder een verbod op de verkoop van veroordeelde misdadigers aan Venetië om daar te dienen als galeislaaf.
De Tweede Boerenopstand is nog maar net afgelopen als er zich opnieuw interne godsdiensttwisten voordoen die de eenheid van Zwitserland bedreigen. Lodewijk XIV, die erop uit is de positie van Frankrijk als Europese mogendheid te versterken na de Vrede van Westfalen, probeert de Zwitserse gemoederen tot bedaren te brengen, vooral omdat in geval van een burgeroorlog de stroom van Zwitserse huurlingen richting Frankrijk wel eens zou kunnen opdrogen. Het is tevergeefs. De rooms-katholieke kantons versterken hun samenwerking in 1655 en verkrijgen steun van de bisschop van Bazel. De protestantse kantons krijgen hulp van Oliver Cromwell die daarmee de Fransen in de wielen wil rijden. In 1656 slaat de vlam in de pan. Zürich en Bern spannen het gevecht aan met de rooms-katholieke kantons, maar het leger van Bern wordt verslagen bij Vilbergen en dat van Zürich slaagt er niet in de stad Rapperswiel te veroveren. Op 7 maart 1656 wordt een Confederatiebreed akkoord gesloten waarin de vrijheid van kantons met betrekking tot godsdienstkeuze wordt herbevestigd en het besluit genomen wordt om de wapenrusting van de Zwitsers te moderniseren. Bern en Zürich gaan er onmiddellijk toe over, maar in de Innerschweiz blijven piek en hellebaard nog enige tijd in zwang.
De expansie van de Zonnekoning
In 1663 sluit koning Lodewijk XIV een verdrag met de Confederatie waarbij hij het recht verwerft om zestienduizend huurlingen te kunnen rekruteren in ruil voor een jaarlijkse vergoeding aan alle kantons van drieduizend franc. Daarmee compromitteren de Zwitsers zich andermaal, maar Frankrijk kan tevreden zijn. De Zwitserse huurlingen zijn nu eenmaal onmisbaar voor de expansionistische plannen van de Zonnekoning. De Zwitsers voelen zich evenwel bedrogen als Lodewijk in 1668 het aan Zwitserland grenzende Franche-Comté verovert, een graafschap dat aan het begin van de vijftiende eeuw deel uitmaakt van het hertogdom Bourgondië. In 1492 valt het graafschap toe aan keizer Maximiliaan I en wordt daarmee een onderdeel van het Heilige Roomse Rijk. Later wordt Karel V graaf van de Franche-Comté dat na diens dood in Spaanse handen komt. De actie van de Fransen alarmeert niet alleen de Confederatie, maar ook Engeland, Holland, Zweden en het Keizerrijk. Op 2 mei 1668 wordt de Franche-Comté met het tekenen van de Vrede van Aken tussen Spanje en Frankrijk weer overgedragen aan de Spaanse koning Filips IV, maar in 1674 slaat Frankrijk opnieuw toe en vier jaar later wordt de Franche-Comté definitief in bezit gesteld van de Zonnekoning. Dit is aanleiding voor de rooms-katholieke kantons om op te trekken tegen de Fransen, maar het kanton Bern belet hun doortocht over Berns grondgebied. Dat is het moment dat de Landdag besluit om de gehele Confederatie tot neutrale staat te verklaren die zijn rechten en integriteit zal verdedigen. Maar Zwitserse huurlingen blijven geliefd. En net als Frankrijk krijgen diens vijanden zoals Holland en Engeland toestemming van de Confederatie om huurlingen te werven, wat het gevaar met zich meebrengt dat opnieuw Zwitsers tegen elkaar zullen vechten.
Andere afleveringen in deze serie
https://www.wikiwand.com/nl/Kantons_van_Zwitserland#/Lijst
2 – Luck, J. M., History of Switserland, The Society for the promotion of Science and Scolarship, Palo Alto California 1985 p. 131.
3 – Op. cit., p. 145.
4 – Isabella I en Ferdinand II ontvangen de eretitel Reyes Católicos in 1496 uit handen van paus Alexander VI nadat zij Granada, het laatste Moorse bolwerk op het Iberisch Schiereiland, hebben veroverd.