Dark
Light

Losgeslagen dominees in de vroegmoderne tijd

9 minuten leestijd
Kansel - cc
Kansel (CC BY 2.5 - Xauxa - wiki)

Van de zestiende tot achttiende eeuw kent de Nederduitsch Gereformeerde Kerk nogal wat dominees met een besmet blazoen. Veelvoorkomende problemen zijn dronkenschap, grof taalgebruik, bedreiging, mishandeling en tovenarij.

Margaretha van Parma
Margaretha van Parma
Vooral in Friesland lopen, met name in jaren 1580-1650, veel theologische Pinokkio’s rond. In die periode zet de kerk in Friesland een kwart van alle voorgangers af die daar in hun eerste gemeente aan de slag gaan, of begint een tuchtzaak tegen hen. Ook in Vlaanderen, Holland en andere Nederlandse provincies maken predikanten het nodige los. Waarom rijden zoveel dominees in de vroegmoderne tijd (ca.1500-1789) een scheve schaats en welke gevolgen heeft hun gedrag? Een bloemlezing van enkele opmerkelijke personen en incidenten.

Potje matten: ‘Staat er niet geschreven…’

Vanwege de kettervervolgingen door de katholieke Spaanse inquisitie arriveert op 5 april 1566 een groep van ongeveer tweehonderd edelen bij het Hof van Brussel om bij landvoogdes Margaretha van Parma (1522-1586) te vragen om opschorting en matiging van de vervolgingen. Ze timen hun bezoek heel precies, want die dag trouwt Margaretha’s zoon Alexander Farnese (1545-1592). Margaretha is dan zeker thuis en vanwege het ongetwijfeld uitbundige feestgedruis is ze waarschijnlijk goedgemutst.

De edellieden, onder aanvoering van Hendrik van Brederode (1531-1568), vragen Margaretha in een smeekschrift om ‘andere ordonnantien gelieven te maken’, en of zij tot die tijd…

‘voorsien wille op de voorseide periculen door een generale ophoudinge, uitstellinge en opschorsinge, so wel van der Inquisitien als van executien der voorseider placcaten, totter tijd toe dat sijn Coninklijke Majesteit hier in andersins sal geordonneert hebben’.

Tijdens het bezoek van de edelen zegt Charles de Berlaymont (1510-1578), de raadsman van Margaretha, voor iedereen duidelijk hoorbaar:

‘N’ayez pas peur Madame, ce ne sont que des gueux’ (‘Wees niet bang mevrouw, het zijn slechts bedelaars’).

Hendrik van Brederode (1531-1568)
Hendrik van Brederode (1531-1568)
De edellieden vertrekken huiswaarts, naar het noorden. Drie dagen later heft Hendrik van Brederode tijdens een maaltijd in herberg De Zwarte Arend in Hoorn met een aantal handlangers het glas met de woorden ‘J’ai bu à la santé des Gueux! Vive les Gueux!’ (‘Ik heb op de gezondheid van de bedelaars gedronken! Leve de bedelaars!’). Hij scandeert de laatste zin een paar keer en met zijn makkers hangt hij voor de grap een geuzenketting aan een van de schepen in de havens. Revolutie! Het gewone volk vernederlandst daarna het pejoratieve woord gueux (bedelaars) tot geuzen. De protestantse opstandelingen hebben vanaf nu hun heldennaam.

Het ‘Verbond der Edelen’ slaagt deels in haar opzet: Margaretha schort de plakkaten aanvankelijk op. Haar koninklijke ordinantie van 9 april meldt enigszins vaag: gematigdheid en terughoudendheid bij de uitvoering van de plakkaten. Het resultaat is een soort Nederlandse Lente. Calvinisten en lutheranen wagen zich in de open lucht en organiseren massaal bezochte preken buiten de steden, de zogenoemde hagenpreken (‘preken bij de heggen’). Honderden, soms zelf duizenden mensen komen bij elkaar om gezamenlijk naar een urenlange preek te luisteren. De sfeer is vaak opgefokt. De eerste hagenpreek vindt – na een hervormd synodebesluit daartoe – op 24 juni 1566 plaats bij Antwerpen, gevolgd door onder meer de eerste Zeeuwse hagenpreek bij Koudekerke op 30 juni. Het gaat een tijdje goed, tot op 10 augustus in de Vlaamse plaats Steenvoorde de vlam stevig in de pan slaat. Daar houdt de calvinistische predikant Sebastian Matte die dag een opruiende hagenpreek. Matte is een kleine, dikke dominee van rond de 30 jaar die vroeger mutsenmaker was in Ieper. Hij gaat zijn (achter)naam (on)eer aandoen, want zijn opzwepende preek resulteert in een stevig potje matten:

‘Staat er niet geschreven,’ schreeuwt hij, ‘dat God de Here geen aanbidding van beelden wil!? En wat zien we in de paapse kerken!? Beelden van Jezus, Maria en de heiligen, die het volk aanbidt…!!’ Zijn vurige ogen glijden over de toehoorders. In het midden zitten de vrouwen, binnen een ruime cirkel die met palen en koorden is afgezet. Huurlingen en gewapend manvolk houden daarbuiten de wacht. Mutsenmaker Matte bespeelt hun haat tegen de katholieke kerk, hun afschuw tegen de regering, die veel belooft maar niks doet en onvoldoende voedsel levert. ‘Leve de geuzen!’, klinkt er meteen op na het ‘amen’ van Matte. Een paar heetgebakerde mannen vuurt de geweren af.

Vernieling van Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te Antwerpen op 20 augustus 1566. (gravure gemaakt door Frans Hogenberg)
Vernieling van Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te Antwerpen op 20 augustus 1566. (gravure gemaakt door Frans Hogenberg)

‘Daar staat het Sint-Laurentiusklooster!’, schreeuwt ex-monnik Jaak de Buyzere. ‘Laten wij daar de paapse afgoderij bestaan?’ ‘Neen! Nimmer!’, schreeuwen de aanwezigen. Onder aanvoering van De Buyzere trekt een gewapende groep mannen naar het klooster en dringt er binnen. Daar rammen ze alle heiligenbeelden in elkaar. Minstens één betrokkene wordt later ter dood veroordeeld, maar Matte weet te ontkomen en vlucht naar het Duitse Frankfurt.

In de weken na de vernielingen in Steenvoorde trekt een golf beeldenstormen door de Lage Landen. Net als Matte preekt Herman Moded (ca. 1520-1603), een ex-priester uit Zwolle, op 20 augustus in Antwerpen tegen de ‘afghoderije’ en moedigt hij, aldus een ooggetuige, zijn gehoor aan om alle katholieke beelden neer te halen. En tijdens de beeldenstorm in Gent molesteren ontevreden burgers in 24 uur maar liefst 8 kerken, 25 kloosters, 10 hospitalen en 7 kapellen.

Kannengieter: ‘Ergerlick in groote dronckenschap’

Synode van Dordrecht
Synode van Dordrecht
Net als Matte doet de predikant Wesselus Kannegieter zijn (achter)naam (on)eer aan. De beroemde Synode van Dordrecht (1618-1619) – die het conflict tussen gomaristen en arminianen beslecht – besluit hem een preekverbod op te leggen. De klacht luidt dat hij ‘seer ergerlick in groote dronckenschap’ verkeerde ‘ende nochtans hetselfde constanter socht te verdeedigen’. Op het moment van deze aanklacht is Kannegieter voorganger van de dorpskerk in het Drentse dorp Zweeloo. Vanwege zijn drinkgedrag moet Kannegieter voorafgaand aan de synode in Assen voor een college verschijnen. Hij doet dit, maar staat wel zwabberend en zwaar beschonken voor het college.

De kerk van Zweeloo heeft behoorlijke pech met de zes dominees die vanaf 1586 op de plaatselijke kansel staan. De eerste blijkt een duivelsaanbidder en tovenaar en belandt in de gevangenis, nummer twee heft als pachter geld naast zijn predikantschap en nummer drie verkondigt een valse leer, is telkens dronken en houdt van vechten. De vierde houdt er een ‘kwaad leven’ op na en heeft voortdurend ruzie met zijn vrouw en meerdere gemeenteleden, terwijl nummer vijf niet zuiver in de leer is. Nummer zes is Kannegieter, liefhebber van een of meer kannetjes bier.

Harteloos: ‘Wateren met een kaerse’ bij ziekenbezoek

Dertig jaar lang, van 1659 tot 1689, is Johannes Hartenberg (1635-1690) predikant in het Friese Hoogkarspel. In die tijd moet hij meerdere keren voor de kerkenraad verschijnen omdat gemeenteleden hem aanklagen wegens extreme dronkenschap. De eerste officiële klacht komt in mei 1673. De ‘harteloze Hartenberg’ zou zoveel hebben gedronken, dat hij ‘onbequaem was zich voor menschenoogen te vertoonen’.

Ook tijdens ziekenbezoeken is de volgens ooggetuigen harteloze Hartenberg een paar keer flink bezopen geweest. Ze verklaren dat toen de predikant werd geroepen om bij een zieke te komen, de dominee ladderzat ‘staende denzelven te wateren met een kaerse in de handt, tot tegen den deuren uyt’. Ook bij een andere zieke heeft de predikant een beste borrel op en bij binnenkomst van het huis van de zieke, ‘zijnde doentertijt zoo droncken en vol (…) den candelaer zoude omver hebben geloopen’. Een vrouwelijke informant weet te vertellen dat Hartenberg – die zij vol rancune Haat-een-berg placht te noemen – meermalen bij haar thuiskomt ‘om een zoopjen, oock zelfs wel tusschen de predicatiën op zondagen’.

Vaten brandenwijn - cc
Vaten brandenwijn (CC BY-SA 3.0 – Vincon Romania – wiki)

Opmerkelijk is dat een aantal gevallen zich al jaren eerder heeft afgespeeld en moeilijk bewezen kan worden. En er zijn getuigen die juist vóór Hartenberg pleiten. Op Hartenbergs verzoek verklaren de eigenaars van de herberg ‘het huis van Ruige Volkert’ dat dominee niet dronken geweest is. Hartenberg is wel in hun herberg geweest, maar drinkt daar slechts ‘een halfje brandewijn’ tegen de kou na een reis met de trekschuit van Abbekerk naar Hoorn. Ook de chirurgijn, bij wie Hartenberg een scheerbeurtje ondergaat, verklaart dat hij Hartenberg niet dronken heeft gezien. Verder vindt Hartenberg nog een man en een vrouw die bereid zijn om hem te steunen.

In juli 1675 ontslaat de kerkenraad Hartenberg. Dit besluit wordt snel teruggedraaid, omdat er instemming van de burgemeester en het vroedschap nodig is in dit soort gevallen. De burgemeester hoort de zaak aanhangig te maken bij de synode, niet de kerkenraad. Of dit gebeurd is, vermelden de bronnen niet. Hartenberg behoudt zijn baan en in 1689 vertrekt hij, lamgeslagen door alle roddels, de Republiek. Hij vertrekt naar Oost-Indië, waar hij een jaar later overlijdt.

Brokkenmaker: ‘Elke aanschouwer moet JUICHEN’

In 1775 krijgt de protestantse gemeente van IJhorst-De Wijk (Overijssel-Drenthe) een nieuwe voorganger: Johannes Wilhelmus Brocades (ca. 1735-1787). Hij is een brokkenmaker eersteklas met een licht ontvlambaar karakter. Brocades traint, zo blijkt uit een krantenartikel uit augustus 1785, als rechtgeaard patriot zo nu en dan ‘vaderlandschlievende exercitietroepen’ in De Wijk, waarbij ‘elke aanschouwer moet JUICHEN’. Brocades’ vaardigheid met wapens zal hem later nog van pas komen. Wegens diverse ongepaste handelingen wordt hij in 1787 – het jaar waarin de patriotten de wijk moesten nemen – uit zijn ambt gezet en ook gerechtelijk veroordeeld. Het gaat om de volgende zaken:

  • Op Hemelvaartsdag 1786 verschijnt hij straalbezopen op de kansel.
  • Brocades heeft in diezelfde tijd ruzie over kerkissues met een zekere Harm Tuinier uit Zwolle en roept dat hij wel even met Tuinier voor ‘pistool wil gaan’.
  • De dominee mishandelt en bedreigt regelmatig zijn vrouw, met als toppunt een uitbarsting waarbij hij zijn vrouw achtervolgt met een ontblote sabel in zijn ene hand, een snaphaan in zijn andere en de nodige schnaps in zijn mantelzak. Zijn vrouw Johanna Brocades-Hagedoorn (ca.1740-1819) vlucht halsoverkop met haar vier kinderen naar Meppel, waar ze intrekt bij haar moeder.
  • Daarna stalkt Brocades zijn vrouw door tot drie keer toe, compleet lazarus, het huis van zijn schoonmoeder binnen te dringen en de aanwezigen te bedreigen. Zijn vrouw Johanna en zijn schoonmoeder (in dit geval trouw-ma) nemen gerechtelijke stappen via een ‘pander’, een deurwaarder, die hem het huis uitzet.

Brocades belooft wel beterschap aan de kerkelijke commissie die hem zijn gedrag spiegelt, maar verliest in 1787 zijn ambt en overlijdt nog datzelfde jaar. Een van zijn zoons, Willem Brocades (1778-1849), schopt het erg ver als apotheker. Willem wordt beschouwd als een van de grondleggers van de farmaceutische industrie in Nederland.

Volksdrank nummer één

Bierbrouwerij, 1568
Bierbrouwerij, 1568
Terugkijkend op bovengenoemde affaires is het de vraag waarom zoveel dominees ontspoorden. Misschien een dooddoener maar daarom niet minder waar, is het feit dat er in alle sectoren van de maatschappij schijnheilige mensen rondlopen. Dat geldt ook voor kerken. Wie christelijke kranten als het Nederlands Dagblad of Reformatorisch Dagblad leest, weet dat er in de afgelopen decennia diverse orthodox-gereformeerde predikanten zijn afgezet vanwege onbehoorlijk gedrag.

Een andere verklaring is dat predikanten in een zeker sociaal-maatschappelijk isolement verkeren. Net als de zogenoemde woestijnvaders in de derde eeuw – kluizenaars die zich uit de ‘boze wereld’ terugtrokken – wordt van religieuze leidsmannen een ethische en sobere levensstijl verwacht. Waar de woestijnvaders zich daartoe afzonderden in de Egyptische woestijn, trekken predikanten zich terug in hun eigen studeerkamer. Daar worden ze teruggeworpen op zichzelf. Dat al dan niet zelfgekozen isolement kan net als bij de woestijnvaders leidden tot de meest lugubere gedachten of handelingen.

Naast psychologische verklaringen zijn er ook historische verklaringen voor het hoge percentage theologische brokkenmakers in de jaren 1550-1650. De Nederduitsch Gereformeerde Kerk bevindt zich dan nog in de opbouwfase na de Reformatie. De jonge kerk krijgt te kampen met vijandige katholieke Spanjaarden en religieuze vervolgingen. Het komt niet vaak voor dat geloofsvervolging en oorlog een positieve invloed hebben op het menselijk gedrag. verder zijn bier en sterke drank goed verkrijgbaar en net als tabak in die tijd (waarvan men dan gelooft dat tabak de weerstand verhoogt in geval van pest of epidemieën) algemeen geaccepteerd. Bier is in deze – ik zou zeggen: goeie ouwe – tijd volksdrank nummer één. Melk is schaars en water is vaak vervuild en ondrinkbaar. Kinderen móéten in die tijd bier drinken; water maakt namelijk meer kapot dan je lief is! En wat jong is geleerd, is oud gedaan.

Opmerkelijk is dat het vaak op zondag misgaat met de drank. Dat heeft niet zozeer met de avondmaalswijn te maken, als wel met het feit dat die dag de enige vrije dag is en dus een ‘ideaal’ moment om dranktechnisch bij te tanken. Neem daarbij de relatieve grote mate van sociale controle in de vroegmoderne tijd en een (dorps)conflict is snel geboren.

Bronnen â–¼

Gedrukte bronnen:
W. Bergsma, Tussen Gideonsbende en publieke kerk. Een studie over het gereformeerd protestantisme in Friesland, 1580-1650 (Hilversum: Verloren, 1999) 211.
R. Blondeau, Geuzen in de Westhoek: het epicentrum van de Beeldenstorm (Gent: Reinaert-Het Volk, 1988).
J. ter Haar, Geschiedenis van de Lage Landen. Deel 2: heersers der Lage Landen (2e druk; Kampen: Kok, 2006 [2004]) 147 [passage over de preek van Matte].
H. Kaptein, De Beeldenstorm (Hilversum: Verloren, 2002) 33-42.
P.C. Molhuysen en P.J. Blok (red.), Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek Deel 1 (Leiden: A.W. Sijthoff, 1911) 1030-1031.
H. Noordzij, Handboek van de Reformatie. De Nederlandse kerkhervorming in de zestiende eeuw (Kampen: Kok, 2003) 155-156, 310-334.
C.M. Rooze-Stoutmaker, De opmaat tot de Opstand: Zeeland en het centraal gezag (1566-1572) (Hilversum: Verloren, 2009) 34-42.
z.n., ‘Nederlanden’, Nederlandsche Courant nr.95 (10 augustus 1785) 1.

Websites [pageview 20-12-2014]:
– www.republikanisme.nl/nederland/de-opstand/smeekschrift-der-edelen.html
– nl.wikipedia.org/wiki/Herman_Moded
– www.kerkrecht.nl/data/onderdelen/6631/Synode%20te%20Assen,%201-4%20September%201618.pdf
– www.dominees.nl/publicaties/Zweeloo.pdf
– www.westfriesarchief.nl/historie/west-friezen-bij-de-notaris/198-de-beschonken-predikant
– ijhorst-de-wijk.protestantsekerk.net/default.aspx?lIntEntityId=36885
– resources.huygens.knaw.nl/bwn1780-1830/BWN/lemmata/bwn1/brocades [12-11-2013]

Enne Koops (1978-2023) was historicus en docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Rietschans College in Ermelo. Zijn interesse ging uit naar onderwerpen als religie- en cultuurgeschiedenis, oorlogen, migratie, en de geschiedenis van Noord-Amerika, Nederland en Duitsland. Publiceerde vele artikelen op Historiek. Zie ook: In memoriam

Historiek is een onafhankelijk online geschiedenismagazine voor een breed publiek. We willen geschiedenis en actualiteit met elkaar verbinden en geschiedenisverhalen gratis toegankelijk maken.

Steun ons werk

Gerelateerde rubrieken:

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×