Na de Tweede Wereldoorlog verrijst in het hart van Londen, op een plek die door de Duitse bombardementen van de kaart is geveegd, het Barbican Estate. Het is een woonwijk van veertien hectare groot gebouwd in brutalistische stijl: hoge torens en veel beton. Het bouwwerk getuigt van architectonische lef en bestuurlijk doorzettingsvermogen en of je het mooi vindt of niet, indrukwekkend is het zeker.
Namen
De wijk die de Duitsers tijdens de oorlog platbombarderen staat al eeuwen bekend als de Barbican. Waar komt die naam vandaan? James Joyce vermeldt op een van de eerste pagina’s van zijn boek Ulysses, waar hij een dialoog weergeeft tussen twee hoofdpersonen, dat zij zich bevinden in een torenkamer te Dublin waar:
‘Two shafts of soft daylight fell across the flagged floor from the high barbacans.’
Paul Claes en Mon Nys vertalen deze zin in de Nederlandse uitgave van Ulysses1 met:
‘Er vielen twee bundels zacht daglicht uit de hoge schietgaten over de plavuisvloer.’
Maar de Latijnse term barbacan – verbasterd tot barbican – op zich betekent meer dan een schietgat. Wellicht afgeleid uit het Perzisch of Arabisch, staat het voor een bolwerk voorzien van torens in een stadsomwalling. Zoals in die van Londinium, de belangrijkste Romeinse nederzetting aan de oevers van de Thames. Delen van deze stadsmuur zijn nog altijd te zien in het hedendaagse Londen. Aan de noordkant lag een fort met een poort: de Cripple Gate. De poort gaf toegang tot de City of London oftewel het Cripplegate Within vanuit het buiten de muur gelegen Cripplegate Without. Ook de herkomst van de naam Cripplegate is onduidelijk. Deze kan zijn afgeleid van het Angelsaksische woord crepel dat zoiets betekent als overdekte doorgang, maar het is ook mogelijk dat Cripplegate verwijst naar de naam van de nabij de poort gelegen Anglicaanse kerk St Giles-without-Cripplegate. Immers, St Giles is de beschermheilige van kreupelen en leprozen. Het is Cripplegate Without dat vooral getroffen wordt door de Duitse bommen en waar later de Barbican Estate wordt opgetrokken.
Londinium
De Romeinen trekken in het jaar 43 na Christus Engeland binnen en zijn er tot aan hun vertrek in de vijfde eeuw heer en meester. Zij dringen door tot aan de grens met Schotland, waar zij een muur optrekken op bevel van keizer Hadrianus, Hadrians Wall, om zich te beschermen tegen de invallen van de in hun ogen barbaarse stammen uit Caledonia. Aan de oever van de Thames, nabij een doorwaadbare plaats in de rivier stichten de Romeinen Londinium, aanvankelijk niet groter dan 1,5 km², dat in het jaar 60 wordt aangevallen door de Keltische Iceni die onder leiding van koningin Boudica Londinium met de grond gelijk maken. Maar de Romeinen slaan terug, vernederen de Iceni en Londinium verrijst uit zijn as naar Romeins model. Nabij de brug over de Thames komt de haven tot bloei en in het jaar 70 wordt een amfitheater gebouwd.
Keizer Hadrianus, die in 122 Londinium bezoekt, heeft er zeker toe bijgedragen dat de stad uitgroeit tot een belangrijke handelspost en met vijfenveertigduizend à zestigduizend inwoners rond het midden van de tweede eeuw een van de grootste Romeinse steden buiten Italië is. Tegen het jaar 200 begint de bouw van de stadsomwalling, de London Wall, met het reeds genoemde fort in de noordwest-hoek. Het kaartje toont de contour van de muur geprojecteerd op de huidige situatie. De rode cijfers duiden de plaats aan van de poorten.
De muur moet indrukwekkend zijn geweest: ongeveer vijf kilometer lang, zes meter hoog en tweeënhalve meter dik. Behalve de Cripplegate (1) bevinden zich in de westkant van de muur twee poorten, Newgate (2) en Ludgate (3). Aan de noordoostkant bevinden zich de Bishopsgate (4) en Aldgate (5). London Wall is met de Hadrians Wall en het wegennetwerk een van de grootste bouwwerken in het Romeinse Brittania. Door de Romeinen wordt het land verdeeld in twee provincies: Brittania Inferior in het noorden en Brittania Superior (zogenoemd omdat het zich dichter bij Rome bevindt) dat Zuid-Engeland en Wales omvat. York en Londen zijn de hoofdsteden van deze Romeinse provincies.
Maar dan gaat het bergafwaarts met het Romeinse Rijk en dat heeft gevolgen voor Brittania. Aan het begin van de vijfde eeuw ziet Rome af van nieuwe investeringen in het ver weg gelegen eiland en de Romeinse legers keren huiswaarts. Londinium wordt door gebrek aan onderhoud een spookstad waar de houten gebouwen wegrotten en de grotere stenen constructies tot ruïnes vervallen. Dijken bezwijken, grote delen van de stad lopen onder en veranderen in moerasgebieden. Het is de tijd van de inval van Germaanse stammen – de Angelsaksen – maar er zijn geen aanwijzingen dat zij zich vestigen binnen de muren van het oude Londinium.
Pas aan het einde van de zesde eeuw, als op aanwijzing van paus Gregorius de Grote de benedictijner monnik Augustinus van Canterbury zijn missie begint om de Angelsaksen te bekeren tot het christendom, vestigt zich een groep volgelingen van missionaris Mellitus zich in het verlaten Londinium waar zij zich voelen aangetrokken tot de ruïnes die getuigen van de oude glorie der Romeinen. Bovendien kunnen zij brokstukken ervan gebruiken als bouwstenen voor nieuwe kerken waaronder die gewijd aan de apostel Paulus waarvan de bouw begint in 604, het jaar waarin Mellitus benoemd wordt tot eerste bisschop van Londen. Vanaf 1619 tot zijn overlijden is hij aartsbisschop van Canterbury. Terwijl de herbevolking van Londinium maar nauwelijks op gang komt, ontstaat er ten westen ervan – iets ten noorden van het huidige Strand – een Angelsaksische nederzetting die rond 670 uitgroeit tot een boom-town. Het wordt Lundenwic genoemd waarbij het toevoegsel wic verwijst naar het begrip handelsstad.
De rooftochten die de Vikingen vanaf het eind van de achtste eeuw ondernemen in Engeland laten ook de nederzettingen aan de Thames niet onberoerd. Rond 830 slaan de noorderlingen regelmatig toe en naar het schijnt heeft een van hun legers in 1871 binnen de muren van het vervallen Londinium zijn tenten opgeslagen.
Het is koning Alfred de Grote die de Vikingen een halt toeroept en in 886 begint aan de wederopbouw van de stad binnen de herstelde Romeinse muren. De stad wordt getooid met een nieuwe naam: Lundenburg. Het is het begin van de historie van de City of London. Lundenwic raakt in verval waarbij de naam van deze ooit zo bloeiende plaats verandert in Ealdwic oftewel de oude nederzetting. Deze naam leeft voort tot dag van vandaag als Aldwych, een straat in de City of Westminster.
De Viking Sven Gaffelbaard doet pogingen om Londen in handen te krijgen, maar het is zijn zoon Knoet de Grote die uiteindelijk in 1016 geheel Engeland in zijn macht krijgt en daarmee ook Londen. Diens stiefzoon Edward regeert van 1043 tot 1066 waarna tot woede van troonpretendent Willem van Normandië niet hij, maar Harold Godwinson – een zwager van Edward – tot koning van Engeland wordt gekroond. Een invasie van Willem volgt en Harold verlaat Londen om hem het hoofd te bieden. In de slag van Hastings verslaat Willem zijn rivaal en neemt hij diens plaats in op de Engelse troon. Volgens Jennifer Clarke, auteur van het boekje The Barbican – Sitting on History, neemt vanaf dat moment de eigenlijke geschiedenis van de Barbican een aanvang.2
Londen in de Late Middeleeuwen
Willem de Veroveraar weet de Engelse troon te bemachtigen, maar zijn aanval op Londen vanuit het zuiden mislukt. Hij slaagt er niet in de London Bridge in handen te krijgen. Later steekt hij elders de Thames over, maakt een omtrekkende beweging en slaat zijn tenten op bij Berkhamsted, veertig kilometer ten noordwesten van Londen. Daar wacht hij rustig tot er een delegatie vanuit Londen verschijnt om de stad over te geven, verder verzet tegen Willem lijkt uitzichtloos. De stad erkent Willem als koning die in 1067 in een charter de stad Londen oude Angelsaksische rechten en privileges garandeert. Hierin ligt de oorsprong van de aparte status die de City of London nog altijd heeft. Om opstanden te voorkomen en een verdediging op te werpen tegen mogelijke aanvallen van Vikingen, laat Willem extra verdedigingswerken bouwen. Aan de oostkant in 1078 de White Tower gevolgd door Baynard’s Castle en Montfichet’s Tower als versterking van het westelijke deel van de Romeinse muur.
Er verrijzen twee kerken. In 1080 sticht Lanfranc, aartsbisschop van Canterbury de kerk St Mary le Bow in het hart van Londen. Deze kerk is in de loop der eeuwen diverse keren herbouwd. In haar huidige vorm dateert zij van na de grote brand in 1666 en is na het bombardement in de Tweede Wereldoorlog geheel hersteld. Alfune, de toenmalige bisschop van Londen sticht in 1190 de Normandische kerk van St Giles op de plek waar voordien een Angelsaksische kerk heeft gestaan.
De kerk ligt net buiten de stadsmuur, is in 1394 herbouwd en de historie ingegaan als St Giles-without-Cripplegate. De brand van 1666 overleeft zij, maar ook deze kerk moet na de Tweede Wereldoorlog weer vrijwel geheel worden opgebouwd. Als een wat vreemde eend in de bijt ligt zij nu middenin het Barbican complex.
Gedurende de Late Middeleeuwen komt Londen tot bloei en niet alleen binnen de oude muren, maar ook erbuiten verschijnen woningen, winkels, markten en bierbrouwerijtjes. Rond St Giles-without-Cripplegate groeit een flinke parochie. In 1141 wordt de bevolking van het gebied beschouwd als zijnde één gemeenschap, welke aan de basis ligt van de City of London Corporation (CLC) die deze gemeenschap bestuurt.3 De burgers verkrijgen het recht om in 1189 de zakenman en landeigenaar Henry fitz Ailwin de Londonstane te benoemen tot burgemeester van de City of London.4 Een benoeming die dan de goedkeuring behoeft van de koning, maar vanaf 1215 wordt omgezet in het recht een burgemeester te kiezen.
Londen is vanouds verdeeld in vijfentwintig wijken, elk met een alderman aan het hoofd die de wardfoot (wijkvergadering) voorzit. De folkmoot, een bijeenkomst voor de gehele bevolking van de City, wordt gehouden bij St Paul’s Cathedral. Veel van dergelijke middeleeuwse gebruiken duren voort tot op heden en benadrukken het unieke karakter van de City of London.
Pestepidemie en opstanden
In 1348 raast een pestepidemie over Europa die in juni van dat jaar Engeland bereikt. Als de ziekte uitdooft in de loop van het jaar daarop, heeft zij naar schatting meer dan 40 procent van de Britse bevolking uitgeroeid. Dat heeft zware consequenties voor de economie. Er ontstaat een tekort aan arbeidskrachten in de landbouw wat de lonen opdrijft. Omdat men destijds niet in staat is om dit te interpreteren als een logische sociaal-economische ontwikkeling, wijt de elite dit aan verval van de moraal en ziet hierin een voorbode van opstand. Koning Edward III vaardigt een decreet uit, de Ordinance of Labourers, dat de lonen bevriest op het niveau van voor de epidemie. Dit decreet wordt in 1351 bekrachtigd door het parlement en hardhandig ten uitvoer gebracht in de volgende jaren. De repressie leidt tot de Peasants’ Revolt in 1381. Twee jaar eerder wordt de bevolking van Londen opgezadeld met een 5 procent heffing als bijdrage voor het schoonhouden van de gracht buiten de muur. Aanvankelijk leidde dit slechts tot ongenoegen, maar toen de minister van Financiën in februari 1381 opdracht gaf de zoveelste poll tax5 te innen sloeg de vlam in de pan.
Verzet tegen deze belasting groeit en een opstand breekt uit in Kent en Sussex. Een leger van opstandelingen onder aanvoering van Vat Tyler bereikt in juni de hoofdstad. Dit leger steekt London Bridge over, plundert en richt grote schade aan in openbare gebouwen. Het John of Gaunt’s Savoy Palace gaat in vlammen op. Met vele anderen worden de aartsbisschop van Londen, de minister van Financiën en zijn schatmeester vermoord. Dan beginnen de onderhandelingen tussen Tyler en de veertienjarige koning Richard II waarbij Tyler afschaffing eist van de slavernij. De koning spreekt met de opstandelingenleider bij Smithfield waar Tyler ogenschijnlijk een uitval doet met zijn dolk naar de Lord Mayor. Een van schildwachten van de koning ziet hierin een poging Richard te doden en doorboort Tyler met zijn zwaard.
Uiteindelijk wordt de opstand onderdrukt, maar deze heeft wel tot gevolg dat slavernij rond 1400 vrijwel verdwenen is en vervangen door een pachtsysteem dat copyhold genoemd wordt. In 1450 is het weer raak en trekt Jack Cade met een aantal revolutionairen op naar Londen om het regime ten val te brengen. Ofschoon Cade probeert te voorkomen dat er plunderingen plaatsvinden loopt het toch uit de hand waarna de inwoners van de City zich met hand en tand verzetten tegen de rebellen. Ze worden de stad uitgejaagd en er vindt een bloedige slag plaats op London Bridge. De koning sust de menigte die huiswaarts gaat. Cade ontsnapt, maar komt vlak voor zijn berechting te overlijden.
In de loop van de vijftiende eeuw worden er nog op diverse plaatsen reparaties uitgevoerd aan de oude stadsmuur. Aan de noordkant ervan komt een nieuwe poort, de Moorgate bij de Moor Fields. Cripplegate wordt herbouwd. Maar gaandeweg verliest de muur als defensief bouwwerk aan betekenis. Steeds meer Londenaren, arbeiders, middenstanders en leden van de elite, vestigen zich buiten de muur in de suburb waar steeds meer panden verrijzen op de bescheiden hoeveelheid geschikte bouwgrond. De Barbican loopt vol en er ontwikkelt zich een gevarieerde samenleving.
De zestiende eeuw
Hendrik VIII bestijgt in 1509 de Engelse troon. Zijn vrouw Catharina van Aragón baart hem geen zoon waarop Hendrik de paus verzoekt het huwelijk te ontbinden. Als de paus dit weigert breekt Hendrik met de rooms-katholieke kerk en stelt zich met de Act of Supremacy in 1534 aan het hoofd van de Anglicaanse Kerk in Engeland. De paus reageert met excommunicatie. Het is sowieso een tijd van heftige religieuze conflicten vanwege de door Luther in 1517 veroorzaakte reformatie. Dergelijke conflicten doen zich ook voor in de Barbican. Thomas More, geboren in 1478 in de parochie van Cripplegate en auteur van Utopia, verklaart zich een tegenstander van de kerkscheuring en verzet zich tegen de machtspolitiek van Hendrik VIII. Hij moet dit in 1535 met zijn leven bekopen. Zijn naam leeft voort in die van het Thomas More House in het Barbican-complex.
Catherine Willoughby, echtgenote van Charles Brandon, graaf van Suffolk, is overtuigd protestantse en erft van haar man Basecourt Manor oftewel Barbican Manor bij diens overlijden in 1545. Als Hendrik VIII in 1547 wordt opgevolgd door zijn zoon Edward VI, is het Catharine’s oudste zoon Hendrik die de eer te beurt valt om in de kroningsprocessie de rijksappel te mogen dragen. Catherine schept er genoegen in bisschop Stephen Gardiner te treiteren vanwege zijn oude geloof en bestaat het om haar hondje Gardiner te noemen dat zij, gekleed in miniatuurgewaden, met zich meedraagt. Maar als Edward overlijdt en de rooms-katholieke Mary Tudor hem opvolgt, neemt de bisschop wraak en veegt Catherine’s tweede man Richard Bertie de mantel uit. Catherine ontvlucht in 1555 Barbican Manor naar Brabant en Litouwen. Koningin Mary sterft in 1558 waarna haar protestantse halfzuster Elizabeth koers zet naar Charterhouse, ooit een priorij en door Lord North verbouwd tot een voornaam landhuis, waar de prinses zich voorbereidt op haar kroning.
On Mondaie the eight and twentieth of November, about two the clocke in the afternoone, Hir Grace removed again and taking the chariot, rode from my Lord Noerth’s house alongst the Barbican, and entering by Cripplegate into the city, kept along the wall to Bishopsgate…..6
Een jaar later rijdt Elizabeth opnieuw door de stad om gekroond te worden. Catherine Willoughby keert terug met haar man naar de Barbican. Net als More is een woonblok in de Barbican naar haar genoemd, het Willoughby House.
In 1598 verschijnt er een opmerkelijke studie over Londen. Het is The Survey of London van de hand van John Stow die daarin een minutieuze beschrijving geeft van de stad. Over Cripplegate Without schrijft hij onder meer:
On the west side of the Red Cross is a street, called the Barbican, because sometime there stood, on the north side thereof, a burgh-kenin, or watch-tower, of the city, called in some language a barbican, as a bikening is called a beacon; this burgh-kenning, by the name of the Manor of Base court, was given by Edward III. to Robert Ufford, Earl of Suffolk, and was lately appertaining to Peregrine Bartie, Lord Willoughby of Ersby.” 7
Het verkeer in de stad is dan al een ramp en dat geldt zeker voor de Barbican:
“Then the number of cars, drays, carts, and coaches, more than hath been accustomed, the streets and lanes being straitened, must needs be dangerous, as daily experience proveth. The coachman rides behind the horse tails, lasheth them, and looketh not behind him; the drayman sitteth and sleepeth on his dray, and letteth his horse lead him home. I know that, by the good laws and customs of this city, shodde carts are forbidden to enter the same, except upon reasonable cause, as service of the prince, or such like, they be tolerated. Also that the fore horse of every carriage should be lead by hand; but these good orders are not observed.” 8
De moeilijke zeventiende eeuw
In 1600 wordt het Fortune Playhouse geopend, gelegen tussen Golden Lane en Whitecross Street, iets ten noorden van het huidige Barbican Estate.
Het biedt een mix van populair vermaak en serieus drama aan een niet altijd even gedisciplineerd publiek dat in 1611 geniet van het optreden van in de Barbican geboren Mary Frith, alias de Cutpurse (zakkenroller) en The Roaring Girl. Mary, altijd gekleed in mannenkleren, brengt liedjes ten gehore waarbij zij zichzelf begeleidt met een luit. Plagen van toehoorders doet ze graag en haar optreden is lang niet altijd gespeend van obsceniteiten. Vanwege dergelijk optredens verslechtert de reputatie van het theater. In 1612 verbiedt de City het gehos na de voorstelling dat volgens de autoriteiten leidt tot vuistgevechten, diefstal en steekpartijen. Op 9 december 1621 brandt de Fortune tot aan de grond toe af en de hele voorraad aan toneelmateriaal gaat verloren.
Ook na de reconstructie in 1626 gaat de kwaliteit van het theater er niet op vooruit. Een aanval door het gepeupel op een beschermeling van de hertog van Buckingham na het bijwonen van een voorstelling, draagt zeker niet bij aan de status van de Fortune. Vanaf 1642, als het parlement het besluit neemt alle Londense theaters te sluiten, takelt de Fortune onherroepelijk af. Soms negeren de acteurs het bevel, wat hen dikwijls komt te staan op een inval en ontvreemding van eigendommen. Een tweede bevel in 1649 doet het theater de das om. Soldaten dringen binnen en vernielen het toneel. Rond 1660 is het gebouw deels ingestort en wat is overgebleven aan materiaal wordt verkocht als afval.
John Milton, geboren in 1608, is een begenadigd schrijver en polemist en auteur van het gedicht Paradise Lost. Hij woont enige tijd in Barbican Street en onder het bewind van Oliver Cromwell, die na de dood van koning Karel I in 1649 aan de macht komt, vervult Milton de rol van Secretary for Foreign Tongues in de nieuwe Council of State. Milton overlijdt in 1674 en wordt begraven op het kerkhof van St Giles. Het Milton House in de huidige Barbican en de Milton Court Concert Hall, iets erbuiten, getuigen van zijn naam. De Cromwell Tower behoort met de Shakespeare Tower en de Lauderdale Tower in de Barbican nog altijd tot de hoogste gebouwen in Londen.
Als in 1665 Londen opnieuw een pestepidemie uitbreekt, heerst die niet alleen binnen de stadsmuur waar de bevolking opeengepakt woont, maar ook in de suburbs zoals de Barbican met zijn zeer slechte hygiënische omstandigheden. Dat en de onbekendheid met de ziekte draagt bij aan een enorme slachting onder de bevolking. Wie kan vlucht de stad uit, maar voor tallozen is het te laat. In augustus van dat jaar worden er wekelijks soms wel achthonderd parochianen van St Giles begraven en naar schatting vinden in totaal ruim achtduizend inwoners van de Barbican de dood. En dan, luttele maanden nadat de bewoners proberen hun leven weer op proberen te bouwen, worden zij in september 1666 verrast door een enorme brand die grote delen van Londen in de as legt. Mensen vluchten in paniek in bootjes op de Thames of proberen de weg te vinden naar open plaatsen. Moorgate Fields, een moerassig gebied verandert in een enorm vluchtelingenkamp. Op vrijdag 7 september is de brand uitgewoed en de Barbican er relatief goed vanaf gekomen. Van de St Giles kerk zijn alleen de ramen gesprongen door de enorme hitte. Twee jaar later zijn veel herstelwerkzaamheden al uitgevoerd.
Gedurende de volgende decennia vinden in de Barbican, net als elders in Engeland, tal van knokpartijen en rellen plaats. Het zijn vooral wevers die in opstand komen, bevreesd als zij zijn te worden verdrongen door de opkomst van mechanische weefgetouwen. Het politieke landschap verandert in de richting van een tweepartijenstelsel en verschillen tussen Whigs en Tories worden soms op straat uitgevochten. In 1681 verbergt een groep Tories zich in het Charterhouse en lokt een processie van Whigs in de val.
Als de Thames bevriest kan er de zogeheten frost fair gehouden worden. De eerste dateert al uit de zevende eeuw en zij vinden relatief vaak plaats in de periode die bekend staat als de Kleine IJstijd (in Engeland begin zeventiende tot in de eerste decennia van de negentiende eeuw). De winter van 1683-’84 slaat alles. De Thames is gedurende twee maanden een ijsbaan met een dikte van bijna dertig centimeter. IJsvelden worden tot ver buiten de kust waargenomen. De Londenaren bouwen hun marktkramen en feesttenten op het ijs en vermaken zich, maar de keerzijde is dat velen sterven door de hevige kou.
De achttiende eeuw
De Barbican mag dan niet al te veel hebben geleden van de brand in 1666, maar gaat toch achteruit ten gevolge van een niet te stuiten sociale ontwikkeling. Veel gespaard gebleven gebouwen raken in verval en tal van welgestelden keren de Barbican de rug toe. Oude woningen worden volgepropt met huurders en de armoede neemt toe. Daar staat tegenover dat de Moorgate Fields deels worden omgetoverd in een parkachtig landschap met fraaie wandelroutes. Hoogtepunt is ongetwijfeld de herrijzenis van de St Paul’s Cathedral naar het ontwerp van Cristopher Wren op 30 juli 1669.
De godsdiensttwisten zijn nog geenszins uitgewoed en het is de waarschijnlijk rond 1660 in Fore Street geboren schrijver en politieke pamflettist Daniel Defoe – bekend van Robinson Crusoe – die stevig van zich laat horen. Koningin Anna bestijgt in 1702 de Engelse troon en toont zich weinig tolerant jegens de zogeheten Dissenters, protestanten die zich afscheiden van de Anglicaanse Kerk. Dissidenten die in de ogen van Defoe door de top van de Anglicaanse Kerk met fluwelen hand-schoenen worden behandeld. Deze prelaten en de Dissenters zelf worden door de schrijver op de korrel genomen in het pamflet: The Shortest Way with the Dissenters; or, Proposals for the Establishment of the Church. Het wordt Defoe niet in dank afgenomen en hij belandt voor enkele weken achter de tralies. Uiteindelijk overlijdt hij in zijn woning in de Ropemaker Street in de Barbican. Ook deze schrijver wordt geëerd met een vernoeming van een van de woonblokken in het Barbican-complex.
In 1750 vestigt zich in de Barbican Samuel Whitbread die de King’s Head brouwerij koopt en deze uitbouwt tot de bekende Whitbread bier-onderneming. Koning George III en zijn gemalin Charlotte komen er op bezoek en vergapen zich aan de tien pk stoommachine die het gerst vermaalt. Ook de iets later aangekomen George Seddon gaat het voor de wind. Hij stampt een meubelimperium uit de grond dat net als de brouwerij aan velen werk verschaft. Maar het is bij lange na niet genoeg. De werkloosheid en armoede blijven toenemen in de Barbican. Het is de voedingsbodem voor de antikatholieke Gordon Riots die, aangejaagd door de leider van de protestantse beweging Lord George Gordon, in 1780 losbarsten en een week voortduren. Rooms-katholieken worden uit hun huis gesleept, toegetakeld en hun meubels verbrand.
Op de muur van de Northern Gate Prison verschijnt een geschilderde proclamatie die luidt dat de gevangenen zijn bevrijd door His Majesty, King Mob, het ongezeglijke en geduchte proletariaat. De regering stuurt er een leger op af die de rebellie neerslaat waarbij drie- Ã zevenhonderd doden vallen. De bekende Britse filosoof Edmond Burke herinnert zich de Gordon Riots als een voorbode van de Franse revolutie.
Alsof er niets gebeurd is stromen alle inwoners van de Barbican en van elders tezamen om een glimp op te vangen van het opstijgen van The Balloon, een creatie van de Italiaanse aeronaut Vincenzo Lunardi. Het duurt erg lang voordat de ballon gevuld is met waterstofgas en het publiek wordt ongeduldig. Lunardi kiest voortijdig het luchtruim, daarbij vergezeld door zijn vriend Biggin, een hond, een kat en een duif in een kooi. Vanaf Chiswell Street drijft de ballon langzaam noordwaarts. De duif ontsnapt al gauw en onderweg maakt Lunardi een korte tussenlanding om de onwel geworden kat los te laten. Na tweeënhalf uur landt de luchtballon in Hertfordshire waar nog altijd een gedenksteen te zien is van deze gebeurtenis.
Grote veranderingen in de negentiende eeuw
Aan het begin van de negentiende eeuw wordt een aantal sloppen en steegjes opgeruimd rond Jewin Street en Jewin Crescent aangelegd, een boogvormig straatje dat zich kan beroemen op de aanwezigheid van een arts, een kopergieterij, juweliers en de Welsh Chapel. Maar de veranderingen die plaatsvinden vanaf het midden van de eeuw zijn nog veel ingrijpender.
Ooit, in de Middeleeuwen, ligt er buiten de Romeinse muur een grasrijk gebied dat in het westen grenst aan de Fleet, toentertijd een flinke rivier die als de stad groeit gaandeweg het karakter krijgt van een open riool en nu geheel overkluist is. Dit grasland, vroeger bekend als Smooth Field wordt later Smithfield genoemd en er wordt al duizend jaar vee geweid en verhandeld. De namen van sommige straten zoals Cow Cross Street en Cock Lane herinneren aan deze traditie. De oeroude veemarkt is rond 1835 het mikpunt van kritiek vanwege de erbarmelijke hygiënische toestanden Uiteindelijk besluit het parlement tot de bouw van een overdekte markthal: de Smithfield Market. Het geheel is gebouwd boven de spoorweg die Londen verbindt met de buitenwereld en het efficiënt vervoer van vleesproducten garandeert. Dat is The Metropolitan Railway oftewel The Met, die het gebied zo ongeveer in tweeën knipt. De lijn wordt geopend in 1863 en vervoert behalve goederen ook passagiers, die comfortabel kunnen plaatsnemen in houten rijtuigen met gasverlichting. Dit geheel ondergrondse passagiersvervoer is een wereldprimeur. De Met wordt opgeheven in 1933 ten gevolge van concurrentie van de autobus en de crisis van 1929.
In 1868 wordt de markt geopend door de Lord Mayor van de City. Dat gebeurt met veel pracht en praal waaronder een diner voor twaalfhonderd genodigden. Intussen gaan de spoorwegmaatschappijen drastisch te werk en kopen tal van panden op in de Barbican om gesloopt te worden of in te richten als opslagruimtes. Een van de eerste karakteristieke panden die het loodje legt is het vijfhonderd jaar oude koetshuis annex taveerne: The Swan With Two Necks Tavern. Ook het huis van John Milton aan de Barbican Street moet eraan geloven. Het wordt gesloopt en vervangen door een magazijn, een van de honderden die in de omgeving als paddenstoelen opschieten. Het lot van het John Milton’s House is exemplarisch voor de sociaal-economische verandering in die tijd: mensen vertrekken en maken plaats voor spoorwegen, loodsen en kantoren. In 1881 is het inwoneraantal van het gebied met ongeveer 60 procent gedaald. Talloze werknemers stromen elke dag de Barbican binnen om bij avond weer te vertrekken. Geschat wordt dat tegen het eind van de eeuw meer dan twintigduizend mensen er werk hebben.
De Barbican mag dan ontsnapt zijn aan de Great Fire van 1666, in 1897 valt zij ten prooi aan de zogeheten Great Cripplegate Fire, een brand die nabij Jewin Street begint en zich gemakkelijk verspreidt in de nauwe straatjes met de compacte bebouwing. De brand legt honderdachtentwintig magazijnen en kleine ondernemingen in de as en berooft een paar duizend mensen van hun werk.
De wedergeboorte van de Barbican
Is het aantal inwoners in de Barbican voor de Eerste Wereldoorlog al schrikbarend geslonken, tijdens de oorlog daalt het tot een absoluut minimum en is de wijk bij avond, ‘s nachts en op de zondagen een soort spookstad. Als op de maandagochtend de forenzen binnentrekken om hun werk te beginnen verandert het straatbeeld als bij toverslag:
‘In this small area were busy warehouses, shops and small manufaturers, mostly in haberdashery or small trades. The narrow streets were full of people, clerks, travellers, bank messengers, but above all there was the pervading smell of the brewery just up the road.’ 9
In september 1939, net als er weer een brand heeft gewoed in de Barbican, verklaart Engeland aan Duitsland de oorlog. De eerste bommen vallen al op Londen in augustus 1940 en in de avond van 29 december wordt de Barbican met de grond gelijk gemaakt. Gedurende meer dan drie uur regent het bommen, vooral in het gebied tussen Moorgate en Aldersgate. Geprobeerd wordt de branden af te stoppen, maar er is geen houden aan. De volgende morgen kunnen reizigers vanaf Moorgate Station zien dat tot aan de St Paul’s Cathedral, die wonderwel gespaard is gebleven, alles verdwenen is en er niets anders is overgebleven dan rokend puin. St Giles’ Church is een geblakerd geraamte. Gedurende een aantal jaren zal de Barbican erbij liggen als een maanlandschap.
De London County Council legt in 1943 de basis voor het County of London Plan, in 1944 gevolgd door het City of London Plan dat uit de koker rolt van de City of London Corporation. Het eerstgenoemde plan focust vooral op de infrastructuur en voorziet in de aanleg van ringwegen en tunnels van een omvang die wel dertig jaar zullen vergen. Het plan mikt tevens op voortzetting van het gebruik van de te herbouwen gebieden voor met name commercieel gebruik. Dit is ook terug te vinden in het plan van de CLC, maar daarin is veel meer aandacht voor de bouw van betaalbare woningen en recreatieve voorzieningen. In 1947 presenteren de consultants Charles Holden en William Holford een bijgesteld plan aan het stadsplanning comité van de CLC waarin een sterk accent ligt op de bouw van woonblokken. Intussen nemen archeologen onder leiding van professor W.F. Grime van de gelegenheid gebruik om te gaan graven in de braakliggende Barbican om tot de ontdekking te komen dat er ooit een Romeins fort lag nabij Cripplegate.
In 1951 koopt de CLC grond op ten westen van Golden Lane, een gebied dat ten noorden ligt van de huidige Barbican. Bedoeling is er woningbouw te realiseren en om een en ander in goed banen te leiden wordt een prijsvraag uitgeschreven. Het gaat om de realisatie van negenhonderdveertig, vooral kleine appartementen, een gemeenschapshuis en een kinderspeelplaats. Het project draagt de naam Golden Lane en er stromen honderdvijfenzeventig inzendingen binnen. Drie docenten van de Kingston School of Art (Peter Chamberlin, Geoffrey Powell en Cristoph Bon) doen het slim en sturen elk een ontwerp op waarbij zij afspreken dat als een van hen wint, zij daarna een team zullen vormen. Powell wint en zo komt het partnerschap tot stand dat later de Barbican ontwerpt. Powells ontwerp voorziet in een drietal torens waarin de kleinste wooneenheden zijn ondergebracht met eromheen wat grotere appartementen in blokken van zes woonlagen. Belangrijk element in het ontwerp van Powell is dat hij de bewoners deprimerende buitenwereld wil besparen en het complex naar binnen richt, waar zich een hof bevindt gebouwd op een garage.
Elementen uit het ontwerp van de Golden Lane Estate zijn zeker terug te vinden in dat van de Barbican Estate dat bestaat uit enkele centrale pleinen verbonden door scholen, sport- en culturele voorzieningen. Daaromheen zijn relatief lage woonblokken gesitueerd waaronder een boogvormig blok dat doet denken aan de gedurende het bombardement verwoeste Jewin Crescent.
Drie gigantische torens met meer dan veertig bouwlagen en een hoogte van honderdvijfentwintig meter aan de noordzijde completeren het complex dat aan ongeveer vierduizend mensen onderkomen biedt in ruim tweeduizend flats.
In tegenstelling tot Golden Lane, waar veel baksteen in is verwerkt, is de Barbican Estate opgetrokken in beton dat op sommige plaatsen met de slaghamers is verfraaid (gebouchardeerd) door er reliëf in aan te brengen. In 1959 wordt het plan van het driemanschap goedgekeurd en kan de bouw beginnen. Negen jaar later wordt de Barbican Estate plechtig geopend door Lord Mayor Sir Gilbert Samuel Inglefield. In 1969 betrekken de eerste bewoners hun appartementen en opent prinses Alexandra de naast de opgeknapte St Giles Church de City of London School for Girls. Maar dan moeten het London Museum of Arts, de Guildhall School of Music and Drama en het Arts Centre nog gerealiseerd worden, en met name het Arts Centre zorgt nog voor de nodige hoofdbrekens.
Oorspronkelijk is het idee om een theater en concertzaal te bouwen voor de Guildhall School die gebruikt zou kunnen worden voor openbare voorstellingen, maar dat idee gaat de prullenmand in en maakt plaats voor een veel ambitieuzere opzet: een concertzaal met een capaciteit van tweeduizend stoelen, een bibliotheek, restaurants, een kunstgalerij en conferentiefaciliteiten. In april 1971 krijgt het ontwerp voor het Arts Centre fiat en begint de realisatie die overigens gepaard gaat met veel overlast voor de bewoners. Het Museum of London, gelegen aan de zuidwestkant van de Barbican Estate ziet het licht in 1976 waarna in 1977 de Guildhall School gerealiseerd wordt aan Silk Street.10 In maart 1982 is het zover en opent koningin Elizabeth II het Barbican Centre.
De Barbican vroeger en nu
2 – Clarke, J., The Barbican – Sitting on History, Corporation of London 1990 p. 9.
3 – De naam wordt in 2006 vervangen door Greater London Authority.
4 – Deze titel wordt in 1347 veranderd in die van Lord Mayor of London en in 2006 in Lord Mayor of the City of London.
5 – In het Nederlandse taalgebied bekend als hoofdgeld of capitatie, een vast bedrag per gezinslid van zestien jaar en ouder.
6 – Clarke, op. cit. p. 20.
7 – Stowe, J., The Survey of London, Dent & Sons Ltd, London 1598 p. 271. Een digitale versie is te vinden op: -https://www.gutenberg.org/files/42959/42959-h/42959-h.htm#
8 – Stowe, op. cit. p. 74.
9 – Clarke, op. cit. p. 56.
10 – In 2013 wordt aan de overkant van Silk Street een nieuw gebouw opgetrokken voor de Guildhall School waarin ook het Milton Court Theatre en de Milton Court Concert Hall zijn gehuisvest.