Charles Darwin – Vader van de evolutietheorie

10 minuten leestijd
Charles Darwin, bedenker van de evolutietheorie
Charles Darwin, bedenker van de evolutietheorie

De Britse geoloog en evolutionair bioloog Charles Darwin (1809-1882) is de vader van de evolutietheorie, zoals beschreven in het in 1859 verschenen On the Origin of Species.

Charles Darwin in 1816, op zevenjarige leeftijd
Charles Darwin in 1816, op zevenjarige leeftijd
Charles Robert Darwin wordt op 12 februari 1809 in het Engelse Shrewsbury in een voorname en welvarende familie geboren. Zijn vader was een invloedrijke arts, wiens eigen vader de beroemde arts, filosoof en dichter Erasmus Darwin was. Darwins moeder was een dochter van de bekende aardewerkfabrikant Josiah Wedgwood; zij overleed toen Darwin pas acht jaar oud was. Darwin groeide op onder ouderlijk toezicht van zijn drie oudere zussen Marianne, Caroline en Susan, die na het overlijden van hun moeder en vanwege de frequente afwezigheid van Darwins vader het huishouden bestierden.

Als kleine jongen was Charels Darwin al bezig met de natuur in al haar verschijningsvormen, en verzamelde hij schelpen en bestudeerde vogels en insecten. Zoals in het 19e eeuwse Victoriaanse Engeland echter gebruikelijk was bepaalde zijn vader wat voor opleiding de jonge Darwin zou gaan volgen. Hij werd ingeschreven aan de Universiteit van Edinburgh waar hij in 1825 geneeskunde ging studeren. De lesstof kon Darwin maar matig interesseren en de bloederige taferelen op de snijtafels verdroeg hij slecht. Hij verwaarloosde zijn studie en vermaakte zich liever met zijn broer Erasmus, die ook in Edinburgh studeerde. Hij leerde hoe hij vogels en andere dieren kon opzetten van een vrijgemaakte zwarte slaaf, een vaardigheid die hem bij zijn latere werk goed van pas zou komen. De ervaring die hij tegelijkertijd met zijn zwarte medemens opdeed versterkte bij hem het nog niet breedgedragen beeld dat ‘de negroïde medemens ook een mens is, maar dan slechts in een andere verschijningsvorm’.

Beïnvloed door Robert Edmond Grant

In deze jaren werd Darwin sterk beïnvloed door de arts, bioloog en vrijdenker Robert Edmond Grant (1793-1874). Met hem discussieerde hij over de evolutionistische ideeën van Jean-Baptiste Lamarck (1744-1829) die stelde dat al het leven niet op spirituele wijze haar levenskracht had gekregen en deze in onveranderlijke vorm vasthield, maar dat het leven op aarde via evolutie zijn huidige vormen had gekregen. Evolutionaire ideeën waren in het conservatieve Engeland in deze tijd blasfemisch, maar Darwin ontwikkelde er wel zijn interesse voor een evolutionair verloop van de biologische en geologische geschiedenis.

HMS Beagle
HMS Beagle

Op wereldreis met de HMS Beagle

In april 1827 brak Charels Darwin zijn geneeskundige studie af en keerde naar huis, waar zijn vader, bezorgd over de toekomst van zijn zoon, hem naar de Christ’s College in Cambridge stuurde voor een opleiding tot geestelijke. Met aanvankelijke tegenzin en gaandeweg wat twijfels worstelde Darwin zich door deze opleiding heen, bang om zijn vader opnieuw teleur te stellen. Tijdens zijn studie bleef Darwin geïnteresseerd in het natuurlijke leven. Hij verzamelde kevers en volgde colleges natuurhistorie bij de botanist John Stevens Henslow (1796-1861). Darwin slaagde uiteindelijk in 1831 als tiende van zijn jaar en kon zich gaan opmaken voor een leven als geestelijke, maar hij liet zich door Henslow overtuigen zich niet direct tot priester te laten wijden. Na een mislukt plan voor een expeditie naar Tenerife, werd hij, opnieuw door Henslow, in contact gebracht met Robert FitzRoy, kapitein van de HMS Beagle, een schip dat op het punt stond een reis om de wereld te gaan maken om in Zuid-Amerika hydrografisch onderzoek te verrichten. FitzRoy zocht een natuuronderzoeker die hem tijdens de reis gezelschap kon houden, maar ook onderzoek op de te bezoeken plekken kon verrichten. Darwin monsterde aan en zou de komende vijf jaar de wereld rondreizen.

De vinken van Charles Darwin

Afbeeldingen van enkele ‘Darwinvinken’, tekening van de ornitholoog John Gould (1804-1881)
Afbeeldingen van enkele ‘Darwinvinken’, tekening van de ornitholoog John Gould (1804-1881)
Het zeeleven beviel hem slecht (bij het verlaten van de haven van Plymouth was hij reeds zeeziek), maar de observaties en studies die hij kon verrichten terwijl de Beagle haar onderzoekswerk deed zouden zijn leven en zijn wetenschappelijke werk voorgoed veranderen. Hij verzamelde een enorme hoeveelheid planten, fossielen, botten, vogels en geologisch materiaal dat hij terug naar Engeland liet verschepen voor verder onderzoek. Hij maakte kennis met de ‘wilden’ van Vuurland, waarvan hij zich hardop afvroeg of het hier wel mensen betrof of slechts een ongeciviliseerde tussenvorm tussen mens en dier.

Legendarisch, en zeer belangrijk voor de latere ontwikkeling van zijn evolutietheorie, was zijn bezoek aan de Galapagos Eilanden in 1835. Via nauwkeurige observaties ontdekte Darwin dat er subtiele verschillen bestonden tussen de variëteiten aan vinken die op de verschillende eilanden leefden. Elke variëteit van deze vinken (waarvan een bepaalde soort later tot de ‘Darwinvinken’ werd gedoopt) beperkte zich tot het eigen eiland, waar het zich, naar later bleek, geleidelijk aan de verschillende ecologische omstandigheden van de eilanden aanpasten. Het duidelijkst kwam dit naar voren in de verschillende vormen van snavels, die ieder het best uitgerust waren om voedsel uit de verscheidene vegetatie op de verschillende eilanden te nuttigen.

Ontwikkeling van de evolutietheorie

Met de reis nog vers in zijn geheugen begon Darwin in 1837 met het uitwerken van zijn logboeken die hij tijdens zijn reis had bijgehouden. Nadere bestudering van zijn aantekeningen deden Darwin langzaam overtuigen dat dier- en plantsoorten zich via transmutatie (tegenwoordig bekend onder de term evolutie) ontwikkelden. In het conservatieve en diepgelovige Victoriaanse Engeland was dit echter een vloek in de kerk; het heersende beeld was dat de Schepper alle dieren tegelijkertijd geschapen had en de soorten onveranderlijk waren. Reeds voor hem hadden zijn opa Erasmus Darwin en Lamarck zich sterk gemaakt voor dergelijke ideeën, maar breed geaccepteerd waren ze zeker niet en Darwin durfde dan ook niet met zijn ideeën naar buiten te komen. Hij begon met het opstellen van geheime notitieboeken waarin hij zijn geest sleep met het continu stellen van vragen over transmutatie. Het deed hem in religieus opzicht in unitaristische (christelijke geloofsstroom die de drie-eenheid verwerpt en waarin God als één wordt gezien) richting opschuiven, ver weg van zijn diep conservatief gelovige vrouw, zijn volle nicht Emma Wedgwood waarmee hij in 1839 trouwde.

Charles Darwin in 1842 met zoontje William
Charles Darwin in 1842 met zoontje William

Reeds in 1841 zou hij op basis van zijn notitieboeken een eerste opzet van zijn evolutietheorie schrijven. De basis hiervan bleef tot de publicatie in 1859 ongeveer gelijk, maar Charels Darwin achtte de tijd nog niet rijp voor openbaring van zijn ideeën; hij vreesde voor zijn goede naam als hij dergelijke ‘ketterse’ opvattingen zou bezigen, en hij wilde meer, veel meer bewijsmateriaal voor zijn gelijk verzamelen. In 1842 verhuisde hij met Emma en hun in 1839 en 1841 geboren kinderen William en Anne naar Down House, een oude en bescheiden voormalige pastorie gelegen in het slaperige gehuchtje Down in Kent. Darwin zou het huis in de loop der jaren naar eigen smaak, en gedwongen door een uitbreiding van het gezin en zijn wetenschappelijke ondernemingen, flink uitbreiden. In deze jaren begonnen ook zijn vele lichamelijke klachten, zoals hartkloppingen, ernstige acute aanvullingen van maagkrampen en hoofdpijn, de kop op te steken, die hem de rest van zijn leven zouden plagen.

Vriendschappen

Charels Darwin werkte zich in deze jaren langzaam maar zeker op langs de ladder van de wetenschappelijke stand. Hij sloot vriendschappen met veelbelovende en later invloedrijke natuurwetenschappers, zoals de plantkundige Joseph Dalton Hooker (1817-1911) en Thomas Henry Huxley (1825-1895), bioloog en later fel aanhanger van de ideeën van Darwin, een houding die hem de bijnaam ‘Darwins bulldog’ opleverde. Hij werd lid van de Geological Society en in 1839 Fellow van de vooraanstaande wetenschappelijke Royal Society. Hij bleef echter worstelen met zijn ideeën over de schepping, vertelde het de geoloog en evolutionist Charles Lyell (1797- 1875) en zijn goede vriend Hooker, maar bleef, ondanks hun gematigd positieve reacties, twijfelen over publicatie. Zijn reisverslag (verschenen onder de naam The Voyage of the Beagle (De reis van de Beagle) verkocht ondertussen uitstekend, en Darwin legde zich toe op het schrijven van boeken over verschillende biologische onderwerpen. Hij bestudeerde acht jaar lang, wegens zijn wisselende gezondheid met ups en downs, eendenmosselen en zeepokken, die hij van over de hele wereld naar Engeland liet verschepen. Het leverde de natuurwetenschap een standaardwerk over deze rankpootkreeften op, een werk waarvoor hij in 1853 de Royal Medal van de Royal Society ontving.

In 1854 pakte hij zijn werk aan de evolutietheorie weer op. Het onderzoek naar de eendenmosselen en zeepokken had hem veel geleerd over de evolutie van soorten. In het bestaan van zowel mannetjes als hermafrodieten in verschillende soorten had hij een evolutionaire overgang naar de vorming van seksen gezien. Zijn nieuwe experimenten met het kweken van verschillende bloem- en plantsoorten en het houden en fokken van duiven leerden hem het nodige over voortplanting en erfelijkheid. Darwins vertrouwen in zijn evolutietheorie groeide en tijdens een bijeenkomst met verschillende gelijkgestemden bij hem thuis in april 1856 werd hij aangemoedigd zijn theorie verder uit te werken en uiteindelijk te publiceren. Hij zette zijn werkzaamheden fanatiek voort, en besefte zich in deze jaren ook voor het eerst dat het uit elkaar groeien van twee soorten wel eens veroorzaakt kon worden door het aanpassen van de variëteiten aan verschillende leefomstandigheden, zogenaamde ‘niches’ in de natuur.

Charels Darwin publiceert ‘On the Origin of Species’ en andere werken

Tot zijn grote schrik ontving hij op 18 juni 1858 een stapel papieren van een jonge en fanatieke bioloog en naturalist Alfred Russel Walace (1823-1913) die een sterk op Darwins ideeën lijkende theorie had opgesteld en daarmee naar buiten wilde treden. Aangemoedigd door zijn wetenschappelijke vrienden bood Darwin Wallace aan samen met hem een wetenschappelijk artikel te schrijven. Dit werd op 1 juli 1858 tijdens een zitting van de Linnean Society voorgelezen. De vergadering was echter lang en de voordrachten werden afgeraffeld, waardoor de impact van de tekst van Darwin en Wallace minimaal was en reactie vrijwel uitbleef. Darwin was echter blij met de gematigde reacties, en werkte het komende jaar hard om zijn theorie definitief op papier te krijgen. On The Origin of Species by Means of Natural Selection, or the Preservation of Favoured Races in the Struggle for Life (Over de oorsprong van soorten door middel van natuurlijke selectie, of: het behoud van begunstigde rassen in de strijd om het bestaan) verscheen op 22 november 1859, en was direct zo’n succes dat de eerste oplage van 1250 exemplaren dezelfde dag nog uitverkocht was. Darwin introduceerde en verklaarde in dit werk het idee dat nieuwe soorten kunnen ontstaan doordat kleine afwijkingen in het nageslacht van een bepaalde soort via ‘natuurlijke selectie’ kunnen leiden tot nieuwe soorten.

Titelblad van On the Origin of Species, 1859
Titelblad van On the Origin of Species, 1859

De reacties op het boek waren scherp, maar langs de te verwachten lijnen. Geestelijken en aanhangers van de ‘statische soorten’ reageerden afkeurend op de ‘blasfemische’ ideeën van de natuuronderzoeker. Charles Darwin zou God het verschaffen van de levenskracht ontnemen en de schepping onderuit halen. Darwins wetenschappelijke kameraden stelden zich echter vierkant achter hem op en verdedigden zijn ideeën in woord en geschrift. Ook onder aanhangers van de Engelse demograaf Thomas Malthus (1766-1834), die in zijn beroemde Essay on the Principle of Population gesteld had dat de bevolkingsgroei en de voedselvoorraad op gespannen voet met elkaar staan, bevonden zich veel voorstanders van Darwins theorie. Zij zagen in hun ogen het gelijk van Malthus, dat er een strijd om het bestaan tussen mensen onderling bestond, bevestigd.

Strijd

Darwin als 'aap', spotprent uit 1871
Darwin als ‘aap’, spotprent uit 1871
Darwins publicatie was het startschot van een jarenlange, vaak bitter gevoerde strijd tussen voor- en tegenstanders van het ‘darwinisme’. Met name Huxley en Hooker verdedigden Darwins ideeën tegen aanvallen van onder andere de bioloog Richard Owen (1804-1892). De ver doorgevoerde conclusie dat de mensheid van de apen zou afstammen zorgden voor veel vernederende opmerkingen en spotprenten waarop Darwin als aap werd afgebeeld. De oude meester bekeek alles van enige afstand vanuit zijn Down House. Enkel wanneer zijn gezondheid dat toeliet was hij aanwezig bij bijeenkomsten of bezocht hij bevriende wetenschappers. Zijn onderzoek naar al het moois dat de natuur te bieden had ging ondertussen door. Zo verscheen in 1868 The Variation on Animals and Plants under Domestication, waarin Darwin uitgebreid verslag doet van zijn experimenten met het kweken en fokken van planten en dieren. Hij introduceert daarin het begrip ‘pangenesis’, waarmee hij de erfelijkheid van organismen wilde verklaren. Volgens deze theorie zouden de reproductieve organen vlak voor een bevruchting zogenaamde ‘gemmulen’verzamelen die door alle cellen van het lichaam werden afgegeven en waarmee elke cel een aandeel had in de over te erven eigenschappen door het nageslacht. Hoewel deze theorie vandaag de dag als foutief is verworpen geeft het wel aan hoe Darwin dacht over verschillende erfelijke aspecten van het leven.

Het idee van ‘pangenesis’ zette Darwin opnieuw op het spoor van de afstamming van de mens. Het bleef hem steken dat hij in zijn Origin of Species niet dieper op deze oorsprong was ingegaan, en hij besloot een nieuw boek volledig aan deze afstamming te wijten. Het werd The Descent of Man, waarin Darwin zijn idee dat de mens een directe afstammeling is van de primaten verder uitwerkte en onderbouwde. Hij beschreef de overeenkomsten en verschillen tussen dieren en mensen en verwoordde zijn theorie dat de mens een diersoort is. De publicatie leverde veel minder opwinding op dan Darwin had vermoed, een duidelijk teken dat zijn theorie langzaam maar zeker werd geaccepteerd binnen het natuurwetenschappelijke discours.

Overlijden

Charles Darwin in 1880
Charles Darwin in 1880
De laatste jaren van zijn leven ging Darwins gezondheid langzaam maar zeker verder achteruit. Hij bleef echter hard werken en schreef nog verschillende succesvolle en gezaghebbende boeken. Zo bestudeerde hij in The Expression of the Emotions in Man and Animals (De uitdrukking van emoties door mens en dier, 1872) de ontwikkeling en evolutie van het gedrag van de mens en trok hierin een parallel met dierlijk gedrag. Een oude jeugdliefde borrelde in de nadagen nog op en in 1881 schreef hij nog The Formation of Vegetable Mould through the Action of Worms (De vorming van aarde door het werk van wormen) over ‘werk en leven’ van de regenworm.

In maart 1882 ging zijn gezondheid plotseling snel achteruit. Hij kreeg een aantal hartaanvallen, en de gevolgen hiervan werden hem op 19 april 1882 uiteindelijk fataal. Charles Darwin stierf in het bijzijn van zijn vrouw en enkele kinderen in zijn zo geliefde Down House. Op aandringen van een aantal van zijn wetenschappelijke broeders werd hij niet op het kleine begraafplaatsje van Down begraven, maar in de statige Westminster Abbey in Londen, in de buurt van vele andere grote Engelsen als James Watt en Isaac Newton.

Boek: Het ontstaan van soorten – Charles Darwin
Boek: Autobiografie van Charles Darwin 1809-1882

Oorspronkelijk gepubliceerd op 29 december 2008

0
Reageren?x
×