Het IJzeren Gordijn daalt neer
Meestal wordt de veelzeggende metafoor van het āIJzeren Gordijnā dat Europa verdeelde, toegeschreven aan Winston Churchill, die hem voor het eerst gebruikte tijdens zijn beroemd geworden toespraak in Fulton, Missouri, in maart 1946. Een jaar eerder had echter Hitlers minister voor Propaganda, Joseph Goebbels, al zowel in het openbaar als in besloten gezelschap, gesproken over een āijzeren gordijnā, toen hij de bezetting van RoemeniĆ« door de Sovjets beschreef. Hitler en Goebbels hadden in de laatste maanden van de oorlog herhaaldelijk voorspeld dat de geallieerde coalitie van Anglo-Amerikaanse en Sovjettroepen uiteen zou vallen. Wat ze echter weigerden in te zien, was dat het doel van de vernietiging van nazi-Duitsland nu net datgene was wat het bondgenootschap bijeen hield. Toen dat doel eenmaal was bereikt, was het uiteenvallen van een bondgenootschap van dergelijke inherent totaal onverenigbare partners natuurlijk onvermijdelijk. De breuk kwam echter niet onmiddellijk. Het proces zou een jaar of drie in beslag nemen en stapsgewijs escaleren. Toch zou het zich vanaf de zomer van 1945 onherroepelijk in Ć©Ć©n richting ontwikkelen ā naar een scheiding van Europa.
Na de Eerste Wereldoorlog had de Amerikaanse president zich aangesloten bij de leiders van Groot-Brittanniƫ en Frankrijk om de naoorlogse orde te bepalen. Rusland, dat in de greep was van de Revolutie en de Burgeroorlog en door de westerse machten met groeiende afkeer werd bekeken, had geen rol gespeeld. Al snel daarna hadden de VS ervoor gekozen zich niet aan te sluiten bij de Volkenbond en zich niet langer direct te bemoeien met Europese zaken. Dat lag in 1945 wel anders. Na de Tweede Wereldoorlog waren de ooit zo sterke Europese machten zowel in economisch als in militair opzicht te zwak om de nieuwe orde vorm te kunnen geven. Frankrijk had zijn eigen interne problemen. De economie was er zwak en leed onder ernstige inflatie, er vond een sterke kapitaalvlucht plaats en het productieniveau was te laag. Groot-Brittanniƫ kon in 1946 alleen van de financiƫle ondergang worden gered door een substantiƫle lening uit Amerika en Canada. Een bewijs dat Groot-Brittanniƫ in economisch opzicht zwak stond, was het dat land zich begon terug te trekken uit zijn imperium.
India, het ākroonjuweelā waar men altijd zo trots op was geweest, kreeg in 1947 zijn onafhankelijkheid. Een andere stap die het land zette en die verstrekkende gevolgen zou hebben, was dat het zich terugtrok uit het lastige mandaatgebied Palestina. In 1948 zou dat leiden tot de stichting van de staat IsraĆ«l. Frankrijk was minder geneigd overzeese bezittingen op te geven en was inmiddels verwikkeld geraakt in een steeds fellere koloniale oorlog op Madagaskar, en in Indochina met Noord-Vietnam, dat zich in 1945 onafhankelijk had verklaard. Ook dat zou later belangrijke gevolgen hebben. Na de Eerste Wereldoorlog waren de koloniale rijken van de Europese grootmachten bewaard gebleven en zelfs enigszins uitgebreid. De Tweede Wereldoorlog betekende echter het begin van het einde van die rijken. Het tijdperk van het kolonialisme was voorbij.
De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie vulden het vacuĆ¼m dat de ondergang van de Europese grootmachten had veroorzaakt ā Duitsland was vernietigd, Frankrijk en Groot-BrittanniĆ« waren ernstig verzwakt. De twee nieuwe grootmachten, de enige twee die er nog waren in de wereld, werden op verschillende manieren onnoemelijk veel sterker van de oorlog. De economische macht van de VS was nu vele malen groter die van enig ander land, en het militair-industriĆ«le complex van het land was formidabel. De USSR had daarentegen verschrikkelijke economische verliezen geleden doordat de oorlog op het continent grotendeels door dat land was gedragen. Het had echter wel een reusachtig militair apparaat opgebouwd dat zich kon laten voorstaan op de overwinning die het had behaald, en dat nu vrijwel heel Oost-Europa in zijn greep had. De militaire vermogens van de Sovjet-Unie waren veel groter dan die van de westerse geallieerden. Zelfs in 1947, nadat de omvang van het leger weer drastisch was beperkt, beschikte het Sovjetleger nog altijd over ongeveer 2,8 miljoen man gevechtsklare troepen. De Amerikaanse troepenmacht in Europa was binnen een jaar na het einde van de oorlog al gereduceerd tot minder dan 300.000.
Tijdens de conferenties van de āGrote Drieā gedurende de oorlog ā men had het Groot-BrittanniĆ« nog gegund zich bij deze exclusieve club te voegen ā was al wel gebleken dat de nieuwe supermachten de toon zetten. Datzelfde was duidelijk bij de stichting van Verenigde Naties in juni 1945 in San Francisco. Die zouden aanvankelijk vijftig lidstaten tellen, waarvan minder dan een derde Europese landen. Ze zouden veel dynamischer moeten kunnen optreden dan de ter ziele gegane Volkenbond ooit had gekund. Vijf landen ā de VS, de Sovjet-Unie, Groot-BrittanniĆ«, Frankrijk en China ā vormden de permanente leden van de Veiligheidsraad, het belangrijkste orgaan waarbinnen ze een veto konden uitspreken over elke beslissing. Groot-BrittanniĆ« en Frankrijk waren echter ernstig verzwakt door de oorlog (en hadden te maken met toenemende problemen in hun koloniale rijken), terwijl China na acht jaar oorlog met Japan en de voortdurende burgeroorlog tussen nationalisten en communisten ernstig verzwakt was. De dominante machten waren dus de VS en de USSR.
Zij verdeelden het nieuwe Europa en richtten het in naar hun eigen voorbeeld. Beide grootmachten dachten een rol te moeten spelen in een meer algemene ideologische missie. Liberalisering en democratisering als verbreiding van de Amerikaanse politieke en economische filosofie, stonden tegenover het communistische monopolie op de staatsmacht en de economie. Een botsing tussen twee zo radicaal tegenovergestelde opvattingen kon niet lang uitblijven. Het zou een wereldwijde en niet slechts een Europese strijd om de macht worden. De verhoudingen waren echter niet in evenwicht. Voor de VS was Europa weliswaar erg belangrijk, maar het lag ver van Amerika. Het communisme werd gezien als een groeiend gevaar, maar wel een gevaar op afstand. Vanuit Stalins perspectief lag Europa vlakbij, en Rusland was binnen Ć©Ć©n generatie al twee keer vanuit dat Europa aangevallen. De krachten van het internationale kapitalisme waren bovendien nog altijd niet verslagen ā en konden nog steeds een bedreiging vormen. Stalins belangrijkste zorg was niet zozeer de export van de revolutie als wel de veiligheid van de Sovjet-Unie. Dat betekende dat Europa onherroepelijk het strijdperk van de Koude Oorlog zou worden. Binnen dat Europa zou Duitsland, waar vertegenwoordigers van de twee ideologische kampen direct tegenover elkaar stonden, al even onvermijdelijk het epicentrum van dat conflict worden.
Het vooruitzicht van een mogelijke Sovjet-expansie in Europa was al voor het einde van de oorlog een punt van zorg geweest voor het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken. De Amerikanen waren op dat moment Stalin nog een stuk gunstiger gestemd geweest. Het spookbeeld dat de Sovjet-macht zijn greep op Europa verder kon uitbreiden, zou echter al snel ook het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken gaan bezighouden. āContainmentā, indamming, werd al snel een belangrijk begrip, vooral nadat George F. Kennan, diplomaat aan de Amerikaanse ambassade in Moskou, in zijn beroemde ālange telegramā van februari 1946 op onheilspellende toon had gewezen op de noodzaak om Sovjet-expansie te voorkomen. Naar zijn idee zou die eerder plaatsvinden door middel van infiltratie en politieke druk dan door directe militaire interventie
Hoe overdreven die angst nu ook lijkt wanneer we terugkijken, in 1946 leek het een reĆ«el risico. De Sovjet-Unie had zich in die lente te laat en met tegenzin teruggetrokken uit Iran (dat sinds 1941 door Britse en Sovjet-troepen bezet was geweest). Daarnaast maakten de Amerikanen zich ernstige zorgen toen de Sovjets in 1946 druk uitoefenden op Turkije om de controle over de Turkse zee-engten (de Dardanellen en de Bosporus) af te staan, al zou Stalin in de herfst besluiten de zaak verder te laten rusten. De situatie in Griekenland was echter nog verontrustender. In 1944-1945 had Stalin er genoegen mee genomen om, zoals hij had afgesproken met Churchill, Griekenland in de Britse invloedssfeer te laten, en hij had de communisten volstrekt niet geholpen bij hun opstand. Toen de opstand echter in maart 1946 opnieuw oplaaide ā met steun vanuit Titoās JoegoslaviĆ«, maar nog altijd met weinig hulp van Stalin ā leidden de communistische successen tot de invoering van de ācontainmentā-politiek.
Het risico dat de Griekse Burgeroorlog ruimte zou bieden voor Sovjet-expansie leek de Amerikanen reĆ«el, zeker toen de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Ernest Bevin, hen in februari vertelde dat het financieel zwakke Groot-BrittanniĆ« niet langer militaire of economische steun zou kunnen verlenen aan Griekenland en Turkije. Vanaf maart 1947 verleenden de VS militaire steun en training aan het rechtse kamp in Griekenland, en dat zou beslissend blijken om links te kunnen verslaan ā al zouden de enorme verliezen (ongeveer 45.000 doden en reusachtige materiĆ«le schade) en de repressie die volgde, het Griekse vooruitzicht op nationale eenheid blijvend beschadigen. Voor de Verenigde Staten was het containment-beleid echter een succes gebleken. De president, Harry S. Truman, riep het zelfs uit tot een ādoctrineā: āvrije volkerenā steunen tegen het ātotalitarismeā om zo de verspreiding van het communisme tegen te houden. Dat zou de mantra worden van de Koude Oorlog.
Ondertussen begon men Duitsland te beschouwen als een belangrijk proefterrein. De wrijving tussen de bezettingsmachten was gedurende 1946 opgelopen toen bleek dat de Sovjets in economisch opzicht niet wilden samenwerken. Ze voerden de druk op om alle macht in de oostelijke bezettingszone, waar men steeds meer een eigen koers begon te varen, in handen van de communisten te laten belanden. Aanvankelijk was men van plan geweest de Amerikaanse troepen in 1947 uit Europa terug te trekken. Tijdens een belangrijke toespraak in september 1946 kondigde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken James F. Byrne echter aan, dat de Amerikaanse troepen zouden blijven. Byrne erkende dat het gezamenlijke bestuur van Duitsland door de Geallieerde Controleraad, zoals dat was voorzien in Potsdam, was mislukt. Hij gaf aan dat het economisch herstel van Duitsland, dat essentieel werd geacht voor heel West-Europa, per bezettingszone zou moeten worden bewerkstelligd. Hij beloofde een economische eenheid tussen de Amerikaanse en de andere westerse bezettingszones. In januari 1947 kwam die tot stand door de vorming van de āBizoneā uit de Amerikaanse en de Britse zones. Nu was de formele deling van Duitsland in twee afzonderlijke staten nog slechts een kwestie van tijd.
Marshallplan
Het beslissende moment in de deling van Europa kwam in juni 1947 toen de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken George C. Marshall een zeer uitgebreid Europees economisch herstelplan presenteerde. Dit āMarshallplanā, zoals het meestal wordt genoemd, was een uiterst belangrijke symbolische stap ā het had nadrukkelijk een politieke doelstelling, al was het gekozen middel economisch ā en het was van enorm psychologisch belang omdat het West-Europeanen nieuwe hoop bood. Het zorgde echter niet, zoals vaak wordt beweerd, voor de naoorlogse Europese welvaart, ongeacht de mythische proporties die het in het collectieve geheugen zou krijgen. Daarvoor was het plan gewoon te beperkt van omvang. Het was desalniettemin van groot belang.
De economische groei was echter al vĆ³Ć³r de komst van het Marshallplan ingezet, namelijk in 1945. Alle West-Europese landen, afgezien van Duitsland, noteerden in 1948 (het jaar waarin de Marshallhulp op gang kwam) inmiddels al een grotere industriĆ«le productie en kapitaalvorming dan in 1938. En alleen in Duitsland en ItaliĆ« bleef het bruto nationaal product (respectievelijk enorm veel en een beetje) lager dan tien jaar eerder. Het lijdt echter geen twijfel dat het Marshallplan het herstel extra bevorderde. De index van het bruto nationaal product in West-Europa steeg van 87 naar 102 tussen 1948 en 1950 (uitgaande van 1938 als indexjaar), het begin van een langdurige, sterke stijging, terwijl het volume van de export ook substantieel toenam en het opnieuw in werking treden van de Londense kapitaalmarkten de handel binnen Europa en daarbuiten bevorderde. Vooral de investeringen in de wederopbouw van transportnetwerken en de modernisering van de infrastructuur profiteerden van de Marshallhulp.
Voorstanders van het hulpprogramma aan beide zijden van de oceaan beweerden op dat moment dat het Marshallplan tot doel had āEuropa te behoedenā voor de economische ineenstorting. Ook dat was schromelijk overdreven, hoewel Europa in 1947 zeker nog wel te kampen had met ernstige economische problemen. De landbouwproductie was een derde lager dan voor de oorlog. De industriĆ«le productie was nog niet terug op het niveau van voor de oorlog. De voedseltekorten en de huisvestingsproblematiek waren op dat moment nog acuut. De situatie was wat dat betreft niet alleen bijzonder rampzalig in Duitsland, waar de industriĆ«le productie nog altijd achterbleef. De westerse geallieerden begonnen steeds meer te beseffen dat de rest van het continent zich bovendien ook niet zou kunnen herstellen wanneer het herstel van de Duitse economie uitbleef. De vooruitzichten waren niet bepaald gunstig vanwege de inflatie die ontstond doordat er meer geld was dan dat er goederen waren om aan de opgelopen vraag te kunnen voldoen. In Hongarije, RoemeniĆ« en Griekenland ging de munt onderuit. In Frankrijk waren de prijzen vier keer zo hoog als ze voor de oorlog waren geweest. In Duitsland was de hoeveelheid geld die in omloop was zeven keer zo groot, en in ItaliĆ« zelfs twintig keer als in 1938. Sigaretten en andere goederen werden vaak als ruilmiddel gebruikt in plaats van de waardeloos geworden munt. Men wist de inflatie maar geleidelijk weer onder controle te krijgen met bezuinigingsmaatregelen en valutahervormingen door middel van deflatie.
Het belangrijkste obstakel voor Europees economisch herstel was tegen 1947 echter de dollar gap, het dollartekort ā het tekort aan dollars om te kunnen betalen voor de import van grondstoffen en de kapitaalgoederen die zo dringend nodig waren om in te kunnen investeren. Dat verstoorde evenwicht was funest voor de regelingen voor liberalisering van de handel op basis van een koppeling tussen de valuta en de dollar die men drie jaar eerder in Bretton Woods nog zo zorgvuldig was overeengekomen. Het was precies dit obstakel voor de economische groei dat men met het Marshallplan had willen wegnemen. De Europese landen kregen meer dan 12 miljard dollar ā 2 procent van het bruto nationaal product van de VS ā gedurende een periode van vier jaar. Groot-BrittanniĆ« ontving de grootste som, meer dan twee keer zoveel als West-Duitsland. Dat ging vrijwel geheel op aan het afbetalen van de Britse schulden. Het effect van het plan was echter het grootst in West-Duitsland, ItaliĆ« en Oostenrijk, de voormalige vijanden. De hulp had niet alleen een economische functie, maar ook een symbolische. Zo gaf men deze landen het gevoel dat ze niet langer vijanden waren, maar deel uitmaakten van een door de Amerikanen gesponsord project dat vooruitzicht bood op economisch herstel voor de langere termijn, en op politieke stabiliteit.
Het Marshallplan was allesbehalve altruĆÆstisch. Het hielp niet alleen het Europese bedrijfsleven, maar ook het Amerikaanse, aangezien de meeste goederen die werden aangeschaft in het kader van het plan, uit Amerika kwamen. Achter de economische overwegingen gingen echter nauwelijks verholen politieke bedoelingen schuil. Het plan was van het begin af aan ook een wapen in de nieuwe Koude Oorlog. Als Europa weer economisch sterk gemaakt kon worden ā en binnen dat Europa de gevloerde economische reus Duitsland weer op de been kon worden geholpen ā zou dat de westelijke helft van het continent binden aan het Amerikaanse belang en zo een stevige barriĆØre vormen tegen het Sovjet-expansionisme.
Alle Europese landen, inclusief de Sovjet-Unie, kregen Marshallhulp aangeboden. Zoals Marshall al had verwacht (en gehoopt), wees de Sovjet-Unie dat aanbod af en dwong ze de landen in haar invloedssfeer om dat ook te doen (Polen en Tsjecho-Slowakije zouden met veel tegenzin ook gehoorzamen). Finland, dat een eventuele reactie vanuit de Sovjet-Unie vreesde, bedankte er ook voor. Stalins weigering om Marshallhulp aan te nemen, bleek beslissend. Was het een enorme vergissing? Door zijn afwijzing ontnam hij Oost-Europa de eventuele voordelen die de stimulerende werking van het Marshallplan had kunnen opleveren. Miljoenen Europeanen zouden nu bovendien meer respect krijgen voor het Amerikaanse beleid dan voor dat van de Sovjets. Maar vanuit Stalins perspectief, vanuit zijn zorg dat de veiligheid van de Sovjet-Unie en haar satellietstaten gevaar liep tegenover de superieure economische macht van de VS, betekende het weigeren van Marshallhulp dat het Westen de consolidatie van de Sovjet-macht in Oost-Europa niet kon verstoren. Hij vreesde, waarschijnlijk terecht, dat economische hulp uit de VS bedoeld was om de politieke dominantie van de Sovjets in de satellietstaten te ondermijnen. Stalins beslissing leidde tot de definitieve tweedeling van Europa.
Boek: De afdaling in de hel ā Ian Kershaw
Ook interessant: De wapenwedloop aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog