Dark
Light

De geschiedenis van vluchtelingen en asielzoekers

De laatste boot naar Nederland
Auteur:
5 minuten leestijd
Landverlaters, detail van een schilderij van Eugène Laermans, 1896
Landverlaters, detail van een schilderij van Eugène Laermans, 1896

De vluchtelingenrepubliek – een migratiegeschiedenis van Nederland is een boek dat in zestien hoofdstukken een beladen onderwerp onder handen neemt: vlucht, asiel en integratie. Al decennia lang voeren we immers een heftig debat over de vraag wie we moeten toelaten en waarom, en wat dat voor de samenleving betekent.

Elke vluchtelingencrisis mondt uit in een identiteitsdebat, zeggen de schrijvers. Wie nog eens terugkijkt naar 2022, zal dat herkennen. Tegenover de hartverwarmende opvang van Oekraïners stond het drama in Ter Apel: vluchtelingen en asielzoekers die onder de blote hemel moesten slapen omdat er geen opvang was, soms door overmacht, vaak door onwil van gemeenten en hun inwoners.

Belgische bejaarden die slecht ter been zijn, vluchten achterop paard en wagen naar Nederland. België, 1914.
Belgische bejaarden die slecht ter been zijn, vluchten achterop paard en wagen naar Nederland. België, 1914. (Nationaal Archief)
Hoe ging dat in het verleden eigenlijk? UVA-historici David de Boer en Geert Jansen presenteren een reeks vluchtelingencrises vanaf de zestiende eeuw. Hun boek bevat korte, goed geschreven en goed gedocumenteerde bijdragen van een keur aan schrijvers en wordt telkens afgesloten met literatuurtips. Een ‘blauwdruk’ of oplossingen bieden ze niet. Hun staalkaart aan verhalen laat wel zien, dat elk migratiedebat weer anders is. De eerste dertien hoofdstukken blikken ver terug in het verleden, de laatste drie gaan over recentere tijden en zijn dus ook beleidsmatig erg relevant. Verplichte kost voor leraren geschiedenis, maar ook voor mensen in de asielketen.

Burgeroorlog

Laten we beginnen bij het eerste hoofdstuk. Een zekere Wouter Jacobsz vlucht in 1572 naar Amsterdam. De opstand tegen het Spaanse gezag is dan nog een ongeregelde oorlog. De monnik vreest voor zijn leven als nabijgelegen steden de een na de ander door opstandige geuzen worden veroverd. Die oproerkraaiers zijn niet zachtzinnig. Dat blijkt in Den Briel: daar hangen protestantse papenvreters negentien priesters op. Amsterdam blijft in deze burgeroorlog nog zes jaar aan de kant van de katholieke moederkerk en de Spaanse soeverein staan. Hier is de monnik veilig.

Jacobsz’ dagboek is een goudmijn voor de historicus: het draait om geweld, geruchten, nepnieuws, trauma’s, hulpverleners, ondervoeding, ‘collectieve apathie’, die optreedt als de ellende lang aanhoudt, vervreemd raken van de oude en verweesd zijn in de nieuwe omgeving. Het dagboek eindigt in 1579 abrupt, Jacobsz verdwijnt een tijd van de radar, maar overleeft. In 1595 overlijdt hij in geboortestad Gouda, waar katholieken zoals hij inmiddels ‘tweederangsburger’ zijn.

Terwijl katholieken vooral naar het zuiden vluchten (Keulen, Leuven, Brussel en Dowaai), trekken protestantse ballingen naar steden als Emden en Londen. Daar bevinden zich al vanaf de eerste helft van de zestiende eeuw ballingengemeenschappen, maar de komst van Alva in 1567 vergroot de uittocht. De val van Antwerpen in 1585 leidt tot de verdrijving van zo’n honderdduizend Vlamingen naar het protestantse Noorden. Gent en Antwerpen halveren, Haarlem en Leiden verdubbelen, Amsterdam verdrievoudigt. Religieuze redenen hebben de overhand, maar ook economische kansen spelen een rol. Zelf benadrukken de vluchtelingen de politieke en religieuze redenen. Enig opportunisme is er dan ook al.

Andere groepen volgen. De blokkade en val van Antwerpen brengt ook de Portugese Joden uit die stad op het idee naar het noorden te vertrekken. Ze benadrukken in hun verzoek tot toelating hun ‘toegevoegde waarde’. De stadsbesturen stellen dat ze er van uitgaan dat de immigranten ‘christenen’ zijn omdat…

‘…alhier ter stede geen andere exercitie van religie can noch mach toegelaten worden’.

Maar in Amsterdam is de koopman machtiger dan de dominee, leren de nieuwkomers al snel. De eerste zwarte gemeenschap in Amsterdam komt in hun kielzog mee. In Nederland is slavernij verboden, dus zijn zij ‘de iure vrij’. Ze blijven in de bronnen echter vrij anoniem. Vanaf ongeveer 1630 volgen Oost-Europese Joden, financieel teren ze vaak op hun Portugese geloofsgenoten.

Vluchtende Hugenoten
Vluchtende Hugenoten

In 1685, als Lodewijk XIV de Hugenoten vogelvrij verklaart, volgen tienduizenden Franse protestanten. In Nederland is er al een netwerk van Waalse kerken. Dat maakt integratie makkelijker. In het warme welkom speelt, aldus Lotte van Hasselt, het ‘onderdrukt en vervolgd’ zijn opnieuw een grote rol. Tegelijkertijd bieden de steden en provincies internationaal tegen elkaar op in hun promotiemateriaal. De Oprechte Haarlemse Courant bericht in 1685 over ‘de grote beloftes die de keurvorst van Wurtemberg aan de gereformeerde vluchtelingen’ doet. De keurvorst van Brandenburg overtreft zijn collega nog. Maar er gaat niets boven Groningen. De stad laat vijfhonderd Franstalige plakkaten drukken om in Den Haag onder vluchtelingen te verspreiden. Gelet op de ‘gelegenheid der rivieren, de gezondheid van de lucht, de vruchtbaarheid van den bodem’ is de Martinistad dé plek om een nieuw bestaan op te bouwen! Kortom, iedereen ziet wel brood in deze immigranten.

Menselijk kapitaal

Andere groepen worden gevreesd. Viola Franziska Muller belicht de geschiedenis van de marrons, slaafgemaakten die de Surinaamse wouden in gevlucht zijn. In totaal brengen Nederlandse schepen zo’n 300.000 Afrikanen naar Suriname; rond 1750 wonen er zo’n 60.000 slaafgemaakten en 3000 Europeanen in het land. De vlucht van dit menselijk ‘kapitaal’ zit de slavenhouders dwars en met gewapende expedities willen ze het verzet van de Marrons breken. Aan expeditielid John Gabriel Stedman danken we beschrijvingen en tekeningen van de onmenselijke wreedheid van de slavernij. De marrons overleven uiteindelijk al die aanslagen op hun dorpen.

Onbekend is het verhaal over de ‘vluchtelingen van Oranje’. In de Zuidelijke Nederlanden blijft een groep Orangisten tijdens en na de Belgische opstand en afscheiding in 1830-31 hardnekkig trouw aan het in 1815 uitgeroepen Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Hun verhaal is volgens Els Witte ‘vrijwel volledig uit de geschiedenis gewist’, omdat de Noordelingen achteraf blij zijn dat ze van de Belgen af zijn; in België zelf omdat het niet past in het blije revolutieverhaal. De Orangisten hebben zwaar te lijden van de nieuwe machthebbers in Brussel. Op de zuiveringen, – Witte spreekt van ‘epuratie’ – volgt een exodus. Oranje couppogingen zijn er in februari 1832 en zelfs nog in 1841. Willem I blijft het protest steunen. In ballingschap voelen de Orangisten zich niet erg thuis, de noordelijke vriendschap is lauw, de angst voor spionnen groot. Of er een relatie is met de latere taalstrijd, blijft jammer genoeg onbenoemd.

Bed-bad-brood

Andere bijdragen gaan over de Patriotten die in 1784 vluchten en tien jaar later met de Franse troepen terugkeren; de Belgische vluchtelingen in 1914; de vluchtelingen uit nazi-Duitsland; de repatriëring uit Nederlands-Indië van al die inwoners die bang zijn de ‘boot naar Nederland te missen’; vluchtelingen uit communistisch Oost-Europa, Joegoslaven en Syriërs… In de slothoofdstukken komt recentere geschiedenis aan de orde: AZC ’s, Schengen, de wet veilige landen, de bed-bad-brood regeling enzovoort, kortom, de aanloop naar de soms beschamende beleidschaos die we de afgelopen jaren hebben gezien. ‘Schaffen wir das?’ is de terechte vraag.

Vluchtelingenrepubliek
Vluchtelingenrepubliek
Het valt al met al niet mee om conclusies te trekken uit dit boek. Laat ik me beperken tot één gevolgtrekking: Nederlanders vingen soms vluchtelingen op en soms waren ze zelf vluchteling en profiteerden ze van voorzieningen in andere landen. Neem Gerrit Jan van Heuven Goedhart die het bezette Nederland in 1944 ontvlucht. In Engeland wordt de oud-journalist en verzetsman – tevens vluchteling – onder Wilhelmina minister. Na de oorlog wordt hij directeur van de UNCHR, de Vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties. In 1955 krijgt hij voor zijn pionierswerk de Nobelprijs voor de Vrede. De opvang van vluchtelingen is dus uiteindelijk een vorm van wederkerigheid en die hebbelijkheid ligt diep verankerd in de menselijke natuur. Dat geeft reden om toch optimistisch te zijn.

Niettemin, is het niet moeilijk te voorspellen dat de komende jaren de publieke opinie heen en weer zal blijven slingeren tussen huiver en afkeer enerzijds en empathie en betrokkenheid anderzijds, dus tussen gastvrijheid en angst. Complotdenkers zullen blijven stoken. Vluchtelingenrepubliek biedt een uitstekend overzicht van alle vorige crises rond vluchtelingen en voer voor wie niet wil toegeven aan de angst. Nuttig, nodig en bovendien erg leesbaar.

Boek: Vluchtelingenrepubliek

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

×