De Grieken en Romeinen herdachten hun doden al met praalgraven en dodenmaskers. Vooral de Egyptenaren waren meesters in de grafkunst met hun obelisken, mummies, amforen, fresco’s, beelden, en de graven zelf waren staaltjes van een ongekende ‘memento’ heldenverering.
Haarkunstwerkjes
Ook Nederland kent een uitgebreide traditie qua funeraire kunst. Vooral in de negentiende eeuw was door Victoriaanse en Romantische invloeden sprake van een glorietijd: speciaal gecomponeerde rouwmuziek, rouwkleding, -serviezen, -zakdoekjes en gipsen dodenmaskers. Maar ook met doeken gedrapeerde, geornamenteerde lijkkoetsen, speciale kostuums voor dragers en de uitvaartleider (zwarte tressen, soms met zilverdraad vervlochten voor een eerste klasse begrafenis, op het hoofd werd een steek gedragen) en uitbundige praalgraven in parkachtige dodenakkers (waarvoor soms entree betaald moest worden).
In ons land waren sieraden populair, waarin haar van de overledene werd verwerkt (medaillons, armbanden en kettingen). Het West-Fries Museum bezit bijzondere uitingen van deze ietwat macabere, artistieke huisvlijt, zoals een mini-kerkhofje op een ovaal houten plateau onder een glazen stolp met roodfluwelen stofrand. Het kapelletje met pad er omheen is uit been gesneden en zilveren grafzerkjes (in kleine lettertjes ‘C. van Riel, overleden 1885’) zijn afgezet met paaltjes en kettinkjes. Het haar waarmee boombladeren (waaronder treurwilgen) zijn gemaakt, is inmiddels kleurloos geworden.
Ook uitvaartmuseum Tot Zover op begraafplaats De Nieuwe Ooster heeft markante voorbeelden in zijn collectie, zoals oorhangers met haarvlechtwerk en een haarbloemstuk in een speciaal daartoe vervaardigd meubel met aan vier zijden ruitjes rondom gemarmerde zuilen. Tijdens een bezoek aan het museum, enkele jaren geleden, vertelt directeur Guus Sluiter:
‘Dit stuk is in 1871 gemaakt en was een verjaardagscadeau. Er was haar van zowel levende als dode familieleden in verwerkt. In 1915 is er haar aan toegevoegd van de inmiddels overleden man of vrouw, aan wie het oorspronkelijk geschonken was.’
Dat het destijds gebruikelijk was haarstukjes te laten maken, blijkt uit de achterzijde van een portret met haarwerk. Op een klein, ovaal stickertje staat: ‘W. Ooms, Kunsthaarwerker en graveur, Hoorn’. Er waren zelfs modelboeken, in tijdschriften als Penélopé werden voorbeelden afgedrukt, technieken toegelicht, tips gegeven en volgens een Duits handboek was het beter het haar af te knippen als de persoon nog leefde, omdat ‘dood haar net zo snel vergaat als de overledene’.
Het haar wordt eerst in alcohol gekookt, vervolgens geknipt en met lijm gebundeld tot takjes of verwerkt als strooisel. Sluiter:
‘In die tijd maakten mensen vaak lange reizen en het was gebruikelijk een haarlok van je partner mee te nemen. Nu worden alleen nog bij baby’s haarlokjes als aandenken afgeknipt.’
Museum Tot Zover bezit nog een ander bijzonder memento-mori stuk: een ingelijst papierknipwerk, gemaakt door de Middelburgse Johannes Hubertus Reygers (1767-1846): een klein diorama achter glas met zwarte rouwrand. Medaillonportretten van een overleden dominee en echtgenote staan op een papieren grafsokkel met geknipte versierselen, en de tekst: ‘Zij rusten in vrede’.
Het graf kon niet alleen – zeer vergankelijk – getooid worden met boeketten en bloemenkransen met linten. Ook de graftrommel bedekte vanaf circa 1870 menige grafsteen grotendeels: een ovalen, metalen trommel met glazen deksel en daarin linten, een palmtakje, een bloemstuk vervaardigd met stelen van ijzerdraad, omwikkeld met gekleurde stof, blaadjes van zink of steen en bloemen gemaakt van kralen of papier-maché. Sluiter:
‘Ze werden meestal geschonken door bedrijven, verenigingen of vrienden. Door het dunne glas waren ze erg kwetsbaar.’
De dood werd veelal ‘bezworen’ met symboliek. Zo ook bij deze graftrommels, waarbij de keuze vaak viel op bloemen als aronskelken, lelies (als symbool van Maria, zuiver- en maagdelijkheid), lelietjes van dalen (Christus als brenger van het heil en het evangelie), vergeet-me-nietjes en rozen (het lijden en het martelaarschap van Christus; vijf rozenblaadjes verwijzen naar zijn vijf kruiswonden).
Praalgraven
Andere funeraire kunstuitingen zien we bij catacomben, graftombes en mausolea. Bekend is het bombastische praalgraf van Willem van Oranje in de Nieuwe Kerk in Delft, met hondje dat aan zijn voeten ligt, dat evenals het praalgraf van Michiel de Ruyter in de Nieuwe Kerk van Amsterdam uit de zeventiende eeuw stamt. Sluiter:
‘Heel mooi is een zeer omvangrijk praalgraf van wit marmer met een beeldengroep in een intiem kerkje in Midwolde, evenals het ‘dubbeldekker’graf in de hervormde kerk te Vianen van Reinoud III van Brederode en zijn vrouw. Hun beeltenis ligt bovenop en, heel bizar, daaronder een lijk in verregaande staat van ontbinding, een transi macabre, compleet met wormen die oorspronkelijk goud waren geschilderd.’
Het is de enige ’transi’ in Nederland; transire betekent ‘oversteken’, in bijbelse zin ook ‘doodgaan’. De wormen manen de bezoeker tot nederigheid: ‘Hoe rijk je ook bent tijdens je leven, elk stoffelijk lichaam eindigt als wormenvoer’.
In binnen- en buitenland zijn allerlei unieke grafmonumenten ontstaan. Aandoenlijk en weinig pompeus is een dubbelgraf van eind negentiende eeuw in Roermond, dat symbool staat voor de sociaal-maatschappelijke verhoudingen destijds. Over een muur heen vinden twee gebeeldhouwde handjes elkaar in een omklemming. Een 33-jarige cavaleriekolonel, Jacobus Van Gorkum, niet van adel en protestants, trouwde in 1842 de katholieke, 22-jarige jonkvrouw Josephina Van Aefferden. Na hun dood mochten ze niet op dezelfde begraafplaats rusten. De jonkvrouw koos er voor om niet in de familietombe te worden bijgezet, maar op een stuk aan de rand van de katholieke begraafplaats. Zo bleef ze ‘voor eeuwig met haar geliefde verbonden’.
Op de begraafplaats van Laken (Brussel), vlakbij een afgietsel van Le Penseur van Rodin, staat een neoclassicistisch graftempeltje, ingenieus gebouwd door architect Georges de Larabrie, met op een binnenmuur een reliëfbeeld van een vrouw. Enkele jaren geleden, op de langste dag van het jaar, om half twaalf ‘s middags was ik daar, met de brandende vraag op mijn lippen: mag ik het mirakel straks aanschouwen of keert de natuur, in de vorm van bewolking, zich tegen me? Het hele jaar door reikt de vrouwenfiguur treurig, tevergeefs haar arm uit, naar het niets, een kale muur. Maar dan, als de zon op z’n hoogst staat, dan opeens blijkt waar zij naar verlangt: een groot oplichtend hart verschijnt op de muur en wordt één met haar uitgestrekte hand.
De Larabrie heeft via een opening in het tempeldak een spel met het zonlicht gespeeld, dat maar enkele dagen in het jaar rond het middaguur zo te aanschouwen is.
Ik heb geluk: als de zon vanachter het wolkendek doorbreekt, zie ik het hart twee, drie seconden oplichten. Maar of dit de volgende jaren ook weer zo zal zijn, is afhankelijk van het weer en…, er brokkelen stenen van het tempeltje af, waardoor de ‘eeuwigheid’ ook hier wellicht ingehaald wordt door ‘tijdelijkheid’.
Aan de oostkant van Londen, vlakbij Kew Garden, bevindt zich op de begraafplaats van Mortlake het originele graf van reiziger, spion en taalvirtuoos Sir Richard Burton, die in India en Noord Afrika rondreisde. Toen ik het graf van deze eigenzinnige Brit enkele jaren geleden bezocht, zei de wiedende tuinman van het kerkhof, dat ik rond de cementen bedoeïenentent moest lopen. Aan de achterzijde was een metalen buistrapje bevestigd, waarlangs ik naar boven klom. Via een ruitje zag ik de grafkisten van Richard en Isabel, omgeven door een bijna gezellig oriëntaals interieur met olielampen, perzen en kamelenbellen.
Toen in Nederland begin vorige eeuw cremeren in zwang kwam, werd door de bekende architect Willem Dudok een columbarium ontworpen voor het crematorium op Amsterdamse begraafplaats Westerveld, evenals een geglazuurde urn, herkenbaar modernistisch. De vernieuwende keramist Willem Coenraad Brouwer legde zich destijds zelfs toe op het ontwerpen van urnen, die door de Delftse aardewerkfabriek De Porceleyne Fles werden vervaardigd.
Post-mortem fotografie
In Europa worden al vanaf de Middeleeuwen dodenportretten gemaakt in de vorm van grafbeelden en vanaf de zestiende eeuw als schilderijen, maar voorbehouden aan adel, geestelijkheid en hogere burgerij. Met de uitvinding van de fotografie in 1839 kwam het dodenportret binnen het bereik van meer mensen (relatief goedkoop en snel maakbaar). Rond 1840 brak bovendien de Victoriaanse tijd aan, die de dood een meer centrale plaats in het leven gaf. Er werden post-mortem foto’s gemaakt, in de kist omgeven door rouwbloemstukken, soms zelfs met de familie poserend er omheen, maar ook overleden huisdieren werden ‘vereeuwigd’.
Kinderen werden in de armen of op schoot van vader of moeder gefotografeerd of het favoriete speelgoed werd bij hen neergelegd. Post-mortem foto’s werden in Nederland vermoedelijk op minder grote schaal gemaakt, in andere Europese landen als Frankrijk, en in de Verenigde Staten, zijn er veel bewaard gebleven. Zo bezit het Burns Archive in New York nog vierduizend post-mortem foto’s.
Extravagantie
In het Calvinistische Nederland met een opkomende verburgerlijking kwam de dood in de twintigste eeuw steeds meer op de achtergrond, verder van ons af te staan: ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ met hooguit een plakje cake na de begrafenis. Veel kerkhoven kenden bovendien strenge voorschriften, met alleen sobere graven in rechte rijen. Het dode lichaam werd minder vereerd en het spirituele ‘ik’ belangrijker bevonden. Voorheen was er sprake van buurtbemoeienis, thuis opbaren en gezamenlijk rouwbeklag in eigen woonhuis of boerderij, later vond sterven meer plaats in ziekenhuizen en opbaren in uitvaartcentra.
De komst van de begrafenisondernemer leidde tot meer afstandelijkheid en lijkkoetsen met lantaarns op de vier hoeken moesten wijken voor veel soberder lijkauto’s; het liefst strak glanzende, zwarte, later ook grijze Amerikaanse sleeën (uitvaartmuseum Tot Zover bezit tweehonderdvijftig miniatuurmodellen).
In de nasleep van de fantasierijke jaren zestig en zeventig met hun kleurige flowerpower en hippiecultuur, verzet tegen burgerlijkheid, overheid en de opkomende emancipatie, mocht ook de dode weer meer uitstraling krijgen. Eind vorige eeuw werd er vooral op Amsterdamse begraafplaatsen geëxperimenteerd met nieuwe grafmonumenten en begin deze eeuw werden BN’ers, zoals mode-iconen, ex-provo’s en artiesten als Peter Giele en André Hazes extravagant uitgeleide gedaan door een bonte stoet bekenden op bijvoorbeeld een boot met muziek en vuurwerk.
Is Allerzielen (2 november) in Vlaanderen traditioneel gezien al een dag waarop hele families naar begraafplaatsen trekken, die zo worden omgetoverd tot kleurige bloemenzeeën, feeëriek verlicht door kaarsjes, ook in Nederland worden ze tegenwoordig op die dag drukker bezocht door nabestaanden en er is een hernieuwde belangstelling voor post-mortem fotografie. Er zijn specifieke uitvaartfotografen, die ook de overledene fotograferen en steeds vaker maken nabestaanden zelf foto’s of video’s van de uitvaart. Toen de bijna driejarige, Nederlandse Bryannah in 2008 was gestorven, lieten haar ouders een foto van haar maken in haar favoriete prinsessenjurkje. Zij deden haar twee vleugeltjes om, zodat ze een engeltje werd.
Eco-begraafplaatsen: terug naar de natuur
Door de toenemende multiculturele samenleving zijn er in onze grote steden nu ook begrafenisondernemers die ingaan op de specifieke wensen van islamitische, hindoestaanse, Turkse en bijvoorbeeld Marokkaanse mensen. In onze tijd met aandacht voor het milieu en vegetarisme is het niet zo vreemd dat de natuurbegraafplaats met minimale verstoring door graven, het liefst ook geen (kartonnen) kist, snel opkomt.
Door secularisering en toenemend ruimtegebrek wordt er anderzijds steeds meer gecremeerd en zijn urnen in de meest uiteenlopende uitvoeringen verkrijgbaar. Begraafplaatsen zijn op zich vaak al een Gesamtkunstwerk, zoals het beroemde Père-Lachaise in Parijs, waar beroemdheden begraven liggen. Maar ook Amsterdamse begraafplaatsen als De Nieuwe Ooster en Zorgvliet zijn met zorg aangelegde parken. ‘Toen en nu’, heden en verleden, zijn er prachtig verbonden door de meest uitzonderlijke, mooie graven en urnen, goed voor een verstilde wandeling door de tijd.