Het Behouden Huys, gebouwd door de mannen van de Willem Barentsz expeditie in 1596 op Nova Zembla, had op het eerste gezicht zijn naam mee: je zag bij wijze van spreken het kaarslicht flakkeren door de van gordijnen voorziene raampjes. Maar de werkelijkheid boven de poolcirkel was niet die van ganzenbordende winteravondgezelligheid. Een poolreiziger zou dat later mooi verwoorden:
“Polar exploration is at once the cleanest and most isolated way of having a bad time which has been devised.”
Het huis, gebouwd van aangespoeld hout, had zijn bewoners zelfs bijna de dood had ingejaagd.
Dat zat zo. Gezagsvoerders Jacob van Heemskerck en Jan Corneliszoon Rijp voeren in 1596 uit om een noordoostelijke handelsroute te vinden om het vasteland van Europa naar China. Eerste stuurman op het schip van Van Heemskerck was de Terschellinger Willem Barentsz. Helemaal in het noorden van Nova Zembla kwam hun schip vast te zitten in het ijs, om nooit meer los te komen.
Om zich te beschermen tegen de sneeuwstormen, de kou en niet in de laatste plaats de vele en zeer gevaarlijke ijsberen, bouwden de mannen van aangespoelde bomen het onderkomen dat ze het ‘Behouden Huys’ doopten. Ze wisten dat de kans groot was dat hun schip niet meer in de behoefte aan bescherming zou kunnen voorzien, want dat werd gemangeld en gekraakt door het kruiende ijs. Het najaar was inmiddels aangebroken, en het ijs zou tot en met de volgende zomer niet meer wijken, maar alleen nog in kracht toenemen.
Naarmate de poolomstandigheden agressiever werden, brachten de mannen meer en meer materiaal en voorraden van het gekraakte schip over naar het huis. Het boek Overwintering op Nova Zembla van Rayner Unwin geeft een omschrijving van het huis van 10 bij 6 meter, die verre van sprookjesachtig is:
“Het werd een eenvoudig, solide gebouwtje. Ze hadden niet de tijd, de vaardigheid of de materialen om enige verfijning aan te brengen. Er was één ingang die werd beschut door een royaal dubbel portaal, er waren geen ramen en in het dak zat een hoge, piramidevormige schoorsteen. Afgezien van de planken, die wel anderhalve duim dik waren, was er geen isolatie, behalve die van sneeuw die later in het jaar tegen de muren op werd geblazen. Als ze hadden ingezien hoeveel warmte er verloren ging door de hoge deurposten en dakspanten en door de trechtervormige schoorsteen, zouden ze in de maanden die volgden minder hebben hoeven te lijden. (…) Ze konden niet voorzien dat twee vijanden – kou en condens – er zo gemakkelijk zouden binnendringen en hun toevluchtsoord bijna in een graf zouden veranderen.”
Met het verstoken van hout probeerden ze de ergste kou uit het huis te verdrijven, wat nauwelijks lukte. De kooien die ze hadden gemaakt en waarin ze lagen onder zo veel mogelijk dekens, werden alle begrensd door een ijslaag op de muur, aangegroeid door de hoeveelheid condens. Wanneer ze om het vuur kwamen staan, verschroeiden ze aan de voorkant en bevroren ze aan de achterkant. Zelfs de klok was door de kou stil blijven staan.
Naast vooral de hoop op warmte, bracht het vuur veel rook. Het werd nu kiezen tussen twee kwaden: kou of rook. Het laatste kon door de schoorsteen verdwijnen, maar dat deed de geproduceerde warmte ook. Ik zou niet verwachten dat iemand het dichtstoppen van de schoorsteen als serieuze mogelijkheid zou overwegen, maar blijkbaar was de kou zo erg dat de mannen dat wel deden. En meer dan dat: ze voerden het idee ook uit.
Hadden ze maar hout gestookt op dat moment, dan zouden ze direct omgeven zijn door een dikke walm van rook en onmiddellijk van hun actie zijn teruggekomen. Maar ongelukkigerwijs waren ze op dat moment kolen aan het verstoken, die veel minder rook gaven. Zonder ventilatie, de kieren in de planken muren niet meegerekend, werden ze bedwelmd door de onzichtbare kolenwalm. Hun toch al door de extreme kou rijkelijk aanwezige apathie werd er door de koolmonoxidevergiftiging die ze allen opliepen alleen nog maar groter door. Als er niet enkelen waren geweest die met hun scherpe opmerkingsvermogen het levensbedreigende karakter van de situatie konden inschatten, waren ze allemaal binnen enkele minuten het slachtoffer geworden van hun verlangen naar warmte. Na de schoorsteen en de deur te hebben opengegooid, kwamen ze weer bij hun positieven. IJselijke kou was direct weer hun metgezel, maar ze leefden nog.
De kolen raakten op, net zoals hun voorraad wijn, scheepsbeschuit en gepekeld vlees. Scheurbuik deed zijn intrede; een ziekte waar vrijwel alle zeelui die lang verstoken waren van vers voedsel mee te kampen kregen tot halverwege de achttiende eeuw. Het verzamelen van brandhout, wat eerder al een extreem zware klus was geweest, was nu vrijwel onmogelijk geworden voor de sterk verzwakte mannen. Af en toe vingen ze een poolvos, die hen van een beetje vlees voorzag, maar met hun andere regelmatige bezoekers uit het dierenrijk – de gevaarlijke ijsbeer – waren ze minder blij. Ook daar was hun huis nauwelijks tegen bestand.
Al met al bood het Behouden Huys Willem Barentsz en zijn mannen minder robuust bescherming dan de overlevering doet vermoeden, hoewel het hen natuurlijk wel heeft doen overleven. Zonder zo’n onderkomen zouden ze het niet hebben gered. Op Nova Zembla is het gemiddeld bijna –10 ºC, met winterse temperaturen van –20 ºC tot –30 ºC. Uitschieters naar –40 ºC behoren er ook tot de mogelijkheden.
Bovenstaande tekst is een bewerking van een tekst uit het boek Zee van ijs