Heimweeƫn van Johan de Vriendt is geen klassiek geschiedenisboek over Doel en de Doelpolder, maar het relaas van een engagement in het verzet tegen de sloop van het Oost-Vlaamse polderdorp om plaats te maken voor de geplande uitbreiding van de Antwerpse haven. Het gaat ook over de rol die tekenende persoonlijke ervaringen, ergens willen thuishoren, en erfgoed, geschiedenis en identiteit daarin spelen. De kern van het verhaal is dat de slag om Doel om veel meer gaat dan het fysiek redden van een dorp.
Heimatecologie
Johan De Vriendt (1967), die afkomstig is uit het meer stroomopwaarts gelegen Scheldedorp Tielrode, vertelt eerst hoe zijn leven tijdens zijn adolescentie ingrijpend veranderde door een gedwongen verhuis van het platteland, waar hij belangstelling kreeg voor landschap en erfgoed, naar de stad, na de teloorgang van de familiale elektronicazaak en de echtscheiding van zijn ouders. Het bepaalde zijn huidige engagement. In het begin van de jaren nul was de schrijver betrokken bij de kraak van de oude dorpsschool van Doel als actiebasis voor de strijd voor het behoud van het dorp en de omliggende polder. Tot op de dag van vandaag bestaat het nog altijd als Gemeenschapscentrum De Doolen. De schrijver was er de eerste bewoner.
Johan De Vriendt is ook oprichter van Erfgoedgemeenschap Doel & Polder. De auteur behoorde in het begin tot een strekking binnen het Vlaams-nationalisme die sterk begaan is met ecologie en daarin best ook wel een anarchistisch kantje heeft. (Regio)nationalisme en ecologie, het lijkt voor sommigen misschien compleet tegennatuurlijk. Maar zoals uit het relaas blijkt, is het dat helemaal niet. Ecologie als filosofie en beweging heeft immers zijn wortels in bewegingen die niet alleen opkomen voor natuur- en landschapsbehoud maar ook voor lokale culturen en economieĆ«n die in die natuurlijke omgeving zijn ingebed ā dus voor de heimat.
Om die reden is dit boek relevant en actueel. En ook om waar het over gaat: het behoren tot een heimat en omgaan met heimwee na het verlies van die plek zoals onder meer de bewoners van Doel hebben doorgemaakt. Op een bepaald ogenblik pikt Johan De Vriendt in op het gekende spanningsveld dat de Britse schrijver David Goodhart ontwaart tussen de āoveral-mensenā die geen specifieke band (meer) met een woonplaats hebben, de āergens-mensenā die dat net wel hebben, en een categorie van ātussenin-mensenā.
Heimwee als condition humaine
Door de nadruk, de verheerlijking bijna, van āflexibiliteitā, āmobiliteitā en āinternationaliseringā sinds de jaren negentig en nul, worden gehechtheid aan een plaats en heimwee vaak weggezet als iets voor achterblijvers en mislukkelingen die niet mee kunnen met āhet nieuwe normaalā. Johan De Vriendt vraagt zich echter het volgende af:
Die veronachtzaming van de meerderheid is een blinde vlek die grenst aan het vooroordeel: mobiliteit is goed, immobiliteit is slecht. (ā¦) Grensoverschrijding is immers vooruitgang, want leven culturen niet van vermenging? (ā¦) De grote kwestie is: leeft een samenleving alleen van het beweeglijke deel van de bevolking of moeten we ook woorden vinden voor de meerderheid die honkvast is? We hebben een nieuwe academische discipline nodig die onderzoek doet naar de betekenis van immobiliteit of plaatsgebondenheid.
Met dat laatste ben ik het overigens volmondig eens. Het bestaat en gebeurt wel, maar in de schaduw van de vele migratie- en migrantenstudies, Ć²f in het kader van de studie van āpopulisme(n)ā.
Doel, dat in 1975 zoān 1.100 inwoners en in 1991 936, telt er vandaag een dertigtal. Dat polderdorpen moesten verdwijnen voor de uitbreiding van de Antwerpse haven is op zich niet nieuw: in 1964-1966 gingen Lillo, Wilmarsdonk, Oorderen en Oosterweel en hun aanpalende gehuchten tegen de vlakte. Het enige dat fysiek nog over hun bestaan getuigt zijn de van de sloopkogel gespaarde kerktorens van Wilmarsdonk en Oorderen die eenzaam tussen de containerterminals prijken.
De idĆ©e fixe in de jaren zestig was om de ganse Scheldemonding te āverhavenā. Doel was evenwel de dorpsafbraak teveel, ook al omdat er van meet af aan twijfels bestonden over de noodzaak ervan en omdat, zo komt ook aan bod, sommige economen wezen op de schadelijkheid van āgigantismeā en van alles inzetten op containertransport. Ook hier werd de bevolking geconfronteerd met een mengsel van peppraat over dĆ© vooruitgang āwaar men toch niet tegen kan zijnā, uitkopen, weglokken, angst en onzekerheid zaaien en mensen tegen elkaar uitspelen. Het meest slopende voor de bewoners, zo komt in het boek naar voren, was evenwel de onzekerheid.
Een soort frontgebied
āDoelā werd dra een symbool en een cause cĆ©lĆØbre. āTragiek en schoonheid gaan veelal hand in handā, stelt De Vriendt.
āIn Doel heeft de overheid daar nog een extra dimensie aan toegevoegd. (…Ze…) heeft de onbewoonbaarheid van het dorp bewerkt door dĆ t te vernietigen wat betekenis draagt: (ā¦) de havenweg, de tramstatie, de overzetdienst, om er maar een paar te noemen. De overheid heeft dit op een systematische, droge, ambtelijke manier gedaan. Een levend dorp, een gemeenschap van meer dan duizend mensen werd systematisch en laf gedegradeerd tot een schimmig karkas dat enkel nog goed was om te sterven.ā
De Antwerpse haven ligt overigens Ć©cht dicht bij de dorpskern van Doel daar op de linkeroever van de Schelde. Daar schrok ik toch even van toen ik Doel kort voor ik deze recensie schreef voor de allereerste keer bezocht om toch een concreet idee van de locatie te hebben. Net aan de zuidrand van het dorp ligt sinds 1999 een containerdok met een woud van portaalkranen. Het is afgescheiden van het dorp door een dertig meter hoge opgespoten aarden wal ā de āLeefbaarheidsdijkā ā die is aangelegd als een soort compromis. Samen met het verlaten en vervallen dorp geeft dat, wel, een heel eigen sfeer. Een soort frontgebied. Wat het in feite ook is.
āāDoel ligt in een godvergeten uithoek van ons land. Wat nut heeft het daar, ver van alles?ā Dit hoor je wel eens, maar dat is de taal van landrotten. Doel ligt niet in een uithoek. Doel is de wachter aan de poort van ons land. Dat weet iedereen die de Schelde heeft bevaren. De haven van Doel is aangelegd in 1614, tegelijkertijd met het dorp. Er legden oorspronkelijk vissersboten en vrachtschepen aan die turf, graan en andere landbouwproducten uit de polder vervoerden. De kade is in de vier eeuwen dat het dorp bestaat een ontmoetingsplek voor dagjestoeristen, vissers en andere schippers, zeehondenjagers, kunstschilders en quarantainedokters.ā
Hoewel de aanpak en stijl van beide boeken en hun auteurs sterk verschillen, doet Johan De Vriendts verhaal mij erg denken aan een andere episode in de Nederlanden van geprogrammeerde ondergang van een polderheimat: die van het Groningse Oldambt, in 1999 zo meesterlijk beschreven in Frank Westermansā De graanrepubliek.
De Vriendts werk is voorzien van een uitgebreid notenapparaat maar wordt niet academisch en blijft toegankelijk. Het samengaan van persoonlijke verhalen, analyses van beleid, mijmeringen en poƫzie geeft het boek een doorleefd karakter. Wel dit. Wat ik persoonlijk mis is een plannetje van Doel en een kaartje van de Doelpolderstreek omdat tal van plaatsnamen en sites de revue passeren.
āDoelā in SiberiĆ«
Het boek bevat talrijke citaten uit de roman Afscheid van Matjora (ŠŃŠ¾ŃŠ°Š½ŠøŠµ Ń ŠŠ°ŃŃŃŠ¾Š¹ in het oorspronkelijke Russisch ) die de Russische schrijver Valentin Raspoetin (1937-2015) in 1976-1982 schreef over een Siberisch dorp op een eiland in de Angara-rivier dat in de Sovjet-Unie van de jaren 1960 moest wijken voor de aanleg van een stuwmeer. De Vriendt, die na een afgebroken rechtenstudie slavistiek studeerde, behandelde het wereldbeeld van de roman in zijn afstudeerthesis. Hij bleef duidelijk ook Ć©Ć©n van De Vriendts grote inspiratiebronnen:
āāLeef en herinner jeā, is Raspoetins lijfspreuk. Het werd ook de mijneā.
Valentin Raspoetin is zelf SiberiĆ«r en werd in een dorp langs de Angara geboren. Tijdens zijn leven zette hij zich in voor het behoud van de natuur en het erfgoed van zijn heimat. Daarbij botste hij geregeld op het wantrouwen en tegenwerking van de sovjet-autoriteiten ā die een systeem vertegenwoordigden dat even geobsedeerd was door groei-en-vooruitgang-tot-elke-prijs als het kapitalisme ā omdat zijn werk volgens hen āanti-vooruitgangsideeĆ«nā en āverheerlijking van archaĆÆsche levenswijzenā bevatte. De Vriendt vertelt dat hij net dĆ t te horen kreeg over zijn afstudeerthesis van een lid van zijn beoordelingscommissie: dat voor dergelijke literatuur en opvattingen geen plaats hoort te zijn aan een āverlichte, geĆ«mancipeerdeā universiteit.
Het doet me denken aan over hoe vaak smalend wordt gedaan over lieden die āliever onder de kerktoren blijvenā of āniet verder kijken dan hun kerktorenā. Met āde kerktorenā, met het lokale, is evenwel niets mis. Zoals onderzoek aantoont, identificeert een grote meerderheid van zoān 65 Ć 70 procent van de Europeanen zich met het lokale en regionale en meer dan 80 procent met hun families. Het lokale en regionale is het niveau waar het dagdagelijkse van de grote meerderheid van de bevolking zich afspeelt. Het is vooral een anker voor mensen die het minder breed hebben. Op die realiteit speelt dit verhaal in.
Dat ik zelf snel interesse en voeling kreeg met het boek, zijn thematiek en het ganse verhaal heeft ook zijn redenen. Ik heb met de auteur een geboortejaar en dus vooral ook de hoedanigheid van lid van generatie-X gemeen, de generatie die het jaren negentig volop werd geconfronteerd met het er-is-geen-alternatief-denken. Maar er is vooral de kwestie van ergens-versus-overal-zijn. In een vorig leven werkte ik een kleine tien jaar in de internationale noodhulp in het buitenland. Mijn gemengde ervaringen met āoveral-mensenā en het besef, na mijn terugkeer in mijn voorouderlijke Land van Rode ten zuiden van Gent, dat ik mijn eigen zuidelijke Nederlanden slecht kende, heeft ook mij aan het denken gezet over het belang van het lokale, van heimat. Het zette een herontdekkingstocht op gang.
Erfgoed als basisbehoefte
Is ergens behoren en heimwee Ć©Ć©n kernthema, de rol van erfgoed komt daaruit voort.
Erfgoed biedt zoveel. Je hebt het nodig om als mens te ontwikkelen. Een mens kan niet leven in een louter functionele omgeving. (ā¦) Natuurlijk kan niet alles bewaard worden, maar je kan wel een beleid voeren waarin de identiteit van een plek een meerwaarde betekent.ā
Erfgoed vormt ook een inzet in de legitimering en overleving van gemeenschappen op een bepaald grondgebied. Nergens komt dat volgens mij zo duidelijk naar voren als in de miskende rol van erfgoed in de Armeens-Azerbeidzjaanse oorlog om Nagorno-Karabach. Oude begraafplaatsen, kerken, kloosters, moskeeĆ«n, oude badhuizen en bewateringskanalen, historische stadskernen,ā¦ zijn voor Karabach-ArmeniĆ«rs en Azerbeidzjanen vooral tastbare getuigen van hun aanwezigheid als groep in het gebied sinds die of die eeuw.
Uitkijken naar een toekomst
De afbraak van Doel is intussen stopgezet nadat de actiekoepel Doel2020 en de Erfgoedgemeenschap Doel & Polder de meer dan twee decennia durende juridische strijd om het behoud van het dorp wonnen. āHebben we een moment bereikt dat Doel mag uitkijken naar een toekomst?ā, vraagt De Vriendt. Nu het grootste gevaar geweken is komt het er op aan om van Doel meer te maken dan een soort toeristische attractie en vooral de polders en polderlandbouw een plaats te geven in de heropbouw. Volgens De Vriendt valt voor het verrijzenis van Doel en de Doelpolder inspiratie te halen uit voorstellen door de architectuurfaculteit van de Katholieke Universiteit Leuven en uit de manier waarop op verschillende plaatsen in Nederland ā onder meer in Jorwert en Schokland ā en het noorden van Frankrijk met erfgoed en landschap wordt omgegaan.
Dat is een andere sterkte van boek: dat het geen ellenlange jeremiade is over teloorgang maar ook een aantal ideeƫn voor alternatieven aanreikt. De traditionele rol en inbreng van de mens in het tot stand komen van historische landschapstypes is niet noodzakelijk negatief en destructief.
āIn het conflict tussen natuur en landbouw in transitiegebieden als de polders rond Doel kan erfgoed een katalysator zijn. Erfgoed mag niet beperkt worden tot wat rest van het verleden: hier en daar een oude schuur of een historische kerk. Erfgoed staat ook niet gelijk met āgeschiedenisā: het louter documenteren van āwat er was en wat nog restā. Goed erfgoedbeheer bestaat uit lessen trekken en in het heden betrekken van verwezenlijkingen uit het verleden (ā¦).ā
āNatuur-, erfgoedlandschap- en landbouworganisaties moeten bondgenoten wordenā, zegt Johan De Vriendt in de lijn van de radicale Britse ecologist Paul Kingsnorth.
āHet omdenken moet niet alleen gebeuren in landbouwkringen, maar ook in de natuur- en erfgoedbewegingā.
In het licht van de ganse heisa om de toekomst van de boeren en landbouw in de Nederlanden en West-Europa is dit wel heel actueel. Tenslotte eindigt het boek met een hoofdstuk over hoe de auteur een aantal van zijn ideeƫn in de praktijk probeert te brengen in de heropbouw van de historische polderhoeve Hof ter Walle in Kieldrecht.
Ik beveel dit geslaagde werk aan omdat het door de lens van persoonlijke ervaringen een reeks erg relevante en actuele themaās aansnijdt op een moment dat we moeten uitmaken hoe we met onze geschiedenis omgaan en welke toekomstige samenleving we willen uitbouwen.