In het boek Uit blanke steden onder blauwe lucht staat een stedenschets, waarin Louis Couperus zijn indrukken over Orvieto beschrijft. Vooral de prachtige Dom, de trots van deze Italiaanse stad, maakte grote indruk op de Haagse schrijver.
In de tijd van Couperus, begin twintigste eeuw, was Orvieto…
…een oud, klein, vervallen, Italiaansch stadje, dat daar, in onze moderne eeuw, doelloos en nutteloos ligt op haar hoogen rots van tufsteen, onder een ijlen, blauwen luchtdom.
Wie de drukke autostrada van Florence naar Rome afrijdt, waarvan Couperus gelukkig nog geen weet had (evenmin van de pittige tolheffing), ziet de stad van kilometers afstand liggen. Voornaam verheft de rustieke bovenstad zich boven het drammerige autogedruis beneden, dat de A1 zonder onderbreking produceert. De oude stad op het plateau is gemakkelijk met de auto te bereiken, maar origineler en spannender is het, gebruik te maken van de kabeltram of funicolare die vanaf het station beneden zich omhoog zwoegt.
De kleine straatjes, vooral de hoofdstraat, de Via Cavour, zijn druk bevolkt met rondslenterende toeristen. Terrasjes, restaurantjes, boetiekjes Ć©n het krantenwinkeltje voor het broodnodige nieuws uit het vaderland, worden druk bezocht. Nog steeds ligt Orvieto verheven op zijn rots: maar doelloos en nutteloos, Louis? Niet in onze moderne tijd.
Zebralook
Wie door de schaduwrijke middeleeuwse straatjes naar het centrum loopt, kan de kolossale dom, die daar ligt te blaken in de zon, niet mislopen. Aanvankelijk moet hier een Etruskische tempel hebben gestaan. Op nog bestaande fundamenten werd de huidige kerk gebouwd, waarmee eind dertiende eeuw een begin werd gemaakt.
Tijdens de bouwgeschiedenis stonden de tijd en de smaak niet stil. Waren de architecten, die met de bouw van de dom van Florence hun sporen al hadden verdiend, in de robuuste romaanse bouwstijl begonnen, in de loop van de veertiende eeuw raakten zij geboeid door de gotische vormgeving. De lijnen werden gracieuzer, majestueuzer, imposanter. De buitenmuren, opgetrokken in zebra-look, waarbij witte en zwarte steenlagen elkaar afwisselen, lijken in de verte op die van de dom van Siena.
Ook binnen in de kerk dezelfde kleurstelling: op de zuilen wisselen witte en zwarte steenlagen elkaar af. Maar voordat de bezoeker de kerk binnengaat, wordt zijn oog getrokken door de machtige voorgevel. Steeds verder naar achteren schuifelt de toeschouwer, de hoger gelegen scĆØnes worden nu zichtbaar. Kijk, boven het hoofdportaal, daar, in die bovenste driehoek, nog boven het vensterrozet, is een mozaĆÆek aangebracht dat de kroning van Maria uitgebeeld. Musicerende engelen luisteren het feest op.
Bijbelse taferelen
Er is hier niets veranderd, Louis.
De breede Gothische middenpoort, de twee smallere zijpoorten zijn van een fijn berekende harmonie. Tusschen de poorten geven de marmeren bas-reliƫfs de tafereele weer van Schepping, Aardsche Paradijs en Kruisdrama, als met de bladen van een marmeren prentenboek.
Couperus zal, net als wij, veel tijd hebben doorgebracht met het bestuderen van de bijbelse scĆØnes die hier op zo’n meesterlijke wijze zijn uitgehouwen. De onderste stroken, voor de toeschouwer op hand hoogte, zijn tegenwoordig beschermd door een glazen afdekplaat. Angst voor vandalisme?
Op de eerste zuil is de schepping te zien: God schept de aarde, de dieren, de mens. De Levengever blaast via de neusgaten van Adam zijn adem in, ziet toe bij de geboorte van Eva uit de zij van Adam. Maar verderop eten Adam en Eva van de appel, en verdrijft de engel Gods hen uit het paradijs. Dat belooft weinig goeds. O wee, de eerste broedermoord vindt plaats: KaĆÆn slaat Abel dood…
Alle scĆØnes zijn uitgevoerd in een sublieme fijnheid, een ragfijne lijnigheid, die verbaasd doet staan. Het witte marmer is door de rijd roomgekleurd. Op de tweede zuil zijn nog meer scĆØnes uit het Oude Testament te zien, scĆØnes, die naar de toekomst verwijzen. Daar staat Jesaja bijvoorbeeld, die het Rijk van de Messias aankondigt. Daarna volgen taferelen uit het Nieuwe Testament, vooral uit het leven en lijden van Jezus.
De Verkondiging aan Maria trekt onze aandacht. De gevleugelde engel is voor de Maagd neergeknield, met de rechterhand zegent hij haar, in de linker houdt hij een ranke staf met op de punt een lelie, de bloem die de reinheid symboliseert. Veelzeggend is de lichaamstaal van de verbaasde Maria bij het horen van de blijde boodschap.
Verder zien we het kersttafereel met de geboorte van Christus, daarna de judaskus, de kruisiging, de wenende vrouwen aan het graf. Hier lijkt wel of de bijbel hier tot leven is gekomen. Niet alle scĆØnes zijn herkenbaar. Het is een troostrijke gedachte dat (zelfs!) de geleerden het over de uitleg niet altijd eens kunnen worden.
Er is nog een vierde zuil die Couperus in zijn opsomming echter niet noemt. Was dit opzet, Louis? Kon het fijnbesnaarde gemoed van de Haagse schoondenker die taferelen rond het Laatste Oordeel niet verdragen? Het is inderdaad een angstwekkend schouwspel die armzalige verdoemden met hun van pijn vertrokken gezichten die door boosaardige duivels, als waren het kampbeulen, worden geknepen, geslagen, getrapt. Wij verkillen onder de warme zon.
Mooi, hĆØ?
Couperus was maar met Ć©Ć©n doel naar Orvieto gekomen, hij wilde in de domkerk de beroemde Capella Nuova bewonderen die de beroemde fresco’s van Luca Signorelli bevat. De kapel bevindt zich rechts achterin de kerk. De boog van het kapelgewelf is gevuld met een groots medaillon dat Christus als rechter van het Laatste Oordeel voorstelt. Daar rijst Hij op, de wereldbol op de knie, de rechterhand opgeheven.
Fra Angelico, een eenvoudige geestelijke, heeft het fresco geschilderd. Christus is uitgevoerd in blauwe en rode kleuren, prijkt tegen een felkleurige gouden achtergrond. De schildering wordt transparant. Met zijn scherpe oog ziet Couperus de maker achter het gemaakte:
In deze strenge voorstelling van den Hemelrechter is toch de edele bevalligheid van den monnik-schilder dadelijk te herkennen, dat onbewust voorname in den eenvoud, dat onbewust bijna ‘gedistingeerde’ in het vrome gevoel….
De Hagenaar geeft hier antwoord op de moeilijke vraag: wat maakt kunst mooi? Voor Couperus is hĆ©t criterium dat ogenschijnlijk tegendelen op harmonieuze manier worden verenigd. Het gaat in de hoogste kunstuiting om het edele in de mantel der eenvoud, om stille grootheid. En we fluisteren: Mooi, hĆØ.
Ooggetuige
Het overgrote deel van de schilderingen in de kapel hebben Luca Signorelli en de zijnen voor hun rekening genomen. Hij kwam rond 1500, samen met de jonge kunstenaars die tot zijn ‘school’ behoorden, naar Orvieto om het schilderwerk in de kapel, waarmee Fra Angelico was begonnen, te voltooien. Zijn gigantische fresco’s zijn van een grote uitdrukkingskracht. Ze beelden in renaissancistische uitbundigheid dichte mensenmenigtes uit die getuigen zijn van bijbelse gebeurtenissen.
De hedendaagse toeschouwer wordt opgenomen in het tafereel, wordt Ć©Ć©n met de toeschouwers op de schildering. Hij neemt als kijker deel aan de indrukwekkende gebeurtenissen, ‘speeltā mee… Er is Ć©Ć©n thema dat de bijzondere aandacht trekt. Boven de ingang links staat de antichrist afgebeeld die staande op een voetstuk tot een mensenmenigte preekt. Wat doet die duivel daar, Louis, achter de antichrist? Die…
…fluistert hem in het oor het gloeiende woord, dat hij spreken gaat, tot de dichte menigte, die hem omzwermt.
Een Godvergeten mensenmassa, inderdaad. Op de voorgrond een mooi blond meisje met lang vallend krullend haar dat juist met een oudere man een deal heeft gemaakt. Zij houdt haar hand op waarin de man geld deponeert dat is afgesproken: gekochte liefde dus. Eigenaardig, gebeurtenissen die in de tijd nƔ elkaar plaatsvinden, staan op het fresco nƔƔst elkaar afgebeeld. De ruimtelijke afstand staat voor het verschil in tijd.
Boven in de schildering is de antichrist nogmaals te zien, maar nu wordt hij samen met zijn aanhangers vernietigd door een vuurregen die de aartsengel Michaƫl over hen uitstort. Links onder in de voorstelling haalt de schilder een grapje met ons uit. Zoals Hitchcock altijd even in zijn eigen films optreedt, heeft Signorelli zichzelf, samen met een collega, op zijn eigen schilderij afgebeeld. Plechtstatig staat de schilder daar, gestoken in een deftige donkere toga, de handen gevouwen. Als ooggetuige!
De andere fresco’s zijn niet minder aangrijpend: we zien de opstanding der doden, de zaligen in het paradijs, de verdoemden in de hel. Bedoelde Couperus deze laatste scĆØne toen hij sprak over de immense drama’s van de Ontzetting? Kijk, daar draagt een vliegende duivel met satanisch genoegen een jonge vrouw op zijn rug door de lucht. Zijn linkerhand is verstrengeld in de hare, de rechter vormt een houdgreep. Hier is geen ontkomen aan. Angstig wendt de naakte blonde vrouw haar blik af, terwijl haar lang golvend krullend haar (Couperus zou over heur haar hebben gesproken) wappert in de wind. Maar wacht, ze komt ons bekend voor. Ja, joh, dat is het meisje uit de antichrist-scĆØne, die prostitueeā¦
De dom is prachtig, maar er is in Orvieto nog veel meer te beleven. Wie door de poort van de Via Cavour naar de hoge vestingwallen loopt, geniet van het immense uitzicht, van de glooiende wijngaarden in de gloeiende zon. Ik zal van den gouden Orvieto-wijn gaarne een lieflijke herinnering bewaren. Zo is dat, Louis, wij ook. En trouwens, bedankt.
Met Couperus kijken naar Etruskische kunst