Als Pasen weer voor de deur staat, komen er oude tradities aan de oppervlakte die met dit christelijke feest verbonden zijn. Denk aan het fenomeen eieren schilderen en die vervolgens ergens verstoppen. Ook de paashaas, het dier dat verondersteld wordt eieren af te leveren, is een onmisbare symboliek tijdens de Paasdagen.
Maar waar komen die bijzondere tradities van paaseieren schilderen en dat diertje, de paashaas, historisch gezien eigenlijk vandaan? Je leest het in dit artikel over de geschiedenis van het paasei en de paashaas.
Een oude theorie: paaseieren & Germaanse voorjaarsrituelen?
Als er over de herkomst van paaseieren wordt geschreven of gepraat, verwijzen de betrokkenen nogal eens naar de veronderstelde Germaanse oorsprong van deze gewoonte. Volgens deze theorie, die ontstaan is onder invloed van de Romantiek vanaf het einde van de achttiende eeuw, zou de Rooms-Katholieke Kerk de traditie van paaseieren schilderen en verstoppen hebben overgenomen van heidense Germaanse tradities en gebruiken. In de Germaanse mythologie en soortgelijke legendes zou het ei symboliek staan voor vruchtbaarheid en zo het begin van een nieuw en (hopelijk) vruchtbaar seizoen, het voorjaar, aankondigen. Eieren zouden in de pre-christelijke samenleving in de grond worden gestopt en zo een nieuwe levensstart symboliseren. De christelijke kerk nam dit gebruik volgens deze theorie over en koppelde het aan Pasen. De dood en wederopstanding van Jezus Christus kondigden namelijk ook nieuw leven aan.
Onderzoek heeft inmiddels aangetoond dat deze gedachtegang, de oorsprong van het paasei vanuit de Germaanse mythologie, een onwaarschijnlijke uitleg is. De theorie is namelijk gebaseerd op allerlei discutabele en kromme opvattingen en redeneringen, die hoogstwaarschijnlijk niet kloppen.
Wel is het zo dat eieren in diverse oude culturen een belangrijke symbolische rol speelden als teken van nieuw leven. Zo aten Joden tijdens begrafenismaaltijden eieren, om daarmee de wedergeboorte of opstanding na de dood te visualiseren. Van Germaanse stammen is bekend dat zij eieren nuttigden tijdens de offermaaltijden voor de godin Ostara, de godin van de lente en de vruchtbaarheid. In het Hoogduits wordt deze godin ‘Eostre’ genoemd, wat doet denken aan het Engelse woord voor Pasen: Easter. De monnik en geschiedschrijver Beda Venerabilis (673-735 na Chr.), beschreef als eerste de geschiedenis van Angelsaksische volkeren en refereert in een van zijn werken, De temporum ratione (‘Over de structuur van de tijden’) dat heidense volkeren op het Angelsaksische eiland de maand april ‘Eosturmonath’ noemden. Naast deze vermelding door Beda zijn er echter geen andere schriftelijke (primaire) bronnen die het bestaan van de godin Eostre aantonen. Daarom twijfelen mediëvisten aan dit verhaal en doen ze deze theorie af als onbewezen. Ook een verwijzing naar hazen en eieren ontbreekt in deze en in andere bronnen. Wel verwijzen de gebroeders Grimm – de bekende Duitse sprookjesschrijvers – naar de godin Eostre, maar ook dit feit is uiteraard geen bewijs dat het verhaal klopt.
Katholieke traditie: gevleugelde klokken bezorgden de paaseieren
De traditie van het eieren verstoppen en deze (eventueel) opeten rond Pasen, is afkomstig uit de katholieke traditie. Gedurende de vastenperiode mochten katholieken geen vlees en eieren eten. Deze periode duurde van Aswoensdag tot Pasen. Als de vastentijd voorbij was, at men de eieren op die men nog had en eetbaar waren. Eieren die niet meer eetbaar waren, gebruikte men vervolgens om deze te beschilderen en/of te verstoppen. In enkele Oosters-Orthodoxe kerken bestond hierbij de traditie om de eieren rood te schilderen, als symboliek voor het vergoten bloed van Jezus Christus. Het hardgekookte ei zagen deze christenen als een representatie van het graf van Christus. Werd de eierschaal opengebroken, dan was dit symboliek voor Christus’ verrijzenis.
In de katholieke traditie zouden de paaseieren bij de mensen thuisgebracht worden door gevleugelde kerkklokken die afkomstig waren uit de kerk in Rome. En dus niet door een paashaas. Volgens de legende vertrokken Roomse kerkklokken met vleugels op Witte Donderdag, de dag voor Goede Vrijdag, uit het Vaticaan om de mensen eieren te bezorgen. Ze dumpten hun eieren in grote delen van Europa.
De dag voor Pasen, Stille Zaterdag, was het moment waarop de gevleugelde kerkklokken – meestal waren op tekeningen en schilderijen engelenvleugels te zien – terugkeerden naar Rome. De vliegende klokken strooien de eieren uit over dorpen en steden. Na het bijwonen van de Heilige Mis konden de dorpskinderen en de poorters ofwel stadsbewoners op zoek gaan naar de verborgen eieren.
Het protestantisme: de paashaas als eierenbezorger
De paashaas deed volgens onderzoekers zijn intrede in de tijd van de Reformatie in de Duitse gebieden van het Heilige Roomse Rijk. De protestanten namen afscheid van de katholieke legende van de vliegende kerkklokken en kozen voor de paashaas als het diertje dat de eieren bezorgde.
Waarom voor de paashaas werd gekozen is niet geheel duidelijk. Maar achter de keuze voor dit dier zat zeker een pedagogisch motief. De paashaas bracht namelijk alleen eieren naar kinderen die zich lief en netjes hadden gedragen. Stoute kinderen kregen geen ei! Vanuit Duitsland waaide de traditie van de paashaas vermoedelijk begin negentiende eeuw over naar Nederland. In elk geval in het jaar 1825 was, via een Nederlandse vertaling van een Duitstalig boek, het paasdiertje bekend in ons taalgebied.
Het zou echter goed kunnen dat de traditie van de paashaas via Duitse immigranten in Nederland terecht is gekomen, zoals dat ook gebeurde met de kerstboom. Overigens wordt de paashaas als traditie in Nederland relatief laat vermeld. Dit gebeurde in 1961 voor het eerst door de volkenkundige S.J. Van der Molen, die op dat moment sprak van een ‘nieuwe traditie’.
Vermeldenswaardig is dat niet overal de paashaas als dier wordt gebruikt rond Pasen, maar dat ook andere dieren incidenteel de rol van eierenbezorger invullen. Zo wordt in de Duitse deelstaat Beieren ook wel gebruikgemaakt van een haan, is in Tirol een kip actief in deze functie, kennen Thüringen en Westfalen een vos en neemt in Hannover een koekoek de honneurs van de paashaas waar.
Nog een optie: mogelijke joodse hekomst van de paashaas
Er is nog een interessante theorie over de herkomst van de paashaas, die niet onvermeld mag blijven. Een betrokken lezer, Willem Visser, attendeerde ons hierop. De theorie is te vinden in de periodiek Judaïca Bulletin. In april 202 schreef Wim Neevel in dit magazine het artikel ‘De joodse oorsprong van de paashaas’ publiceerde. Het tijdschrift betoogde dat het woord paashaas, net als veel andere Nederlandse woorden, is afgeleid van een samengesteld jiddisch woord.
Hoe zit dit precies? Tijdens het joodse paasfeest, Pesach, vindt er op Sederavond of Seideravond (zie Exodus 12 vers 17) – tijdens het begin van de paasperiode – een maaltijd plaats. Deze ceremonie bestaat uit allerlei faes, die beginnen met het drinken van een glas wijn, maar ook het uitspreken van een zegen, het voorlezen van een historisch verhaal aan kinderen horen bij de rituelen, evenals het eten van een matze, het opzeggen van psalmen en samenzang/muziek. Over de volgorde van deze handelingen discussieerden joodse geleerden langdurig. Uiteindelijk kwam er een compromis over de volgorde, namelijk: Jajin (wijn), Kiddoesj (zegenspreuk), Neer (licht), Havdala (scheiding tussen sabbat en overige weekdagen) en Zeman (de tijd van bevrijding). De beginlettes van deze woorden zijn: J K N H Z. Om dit te onthouden bedacht men een ezelsbruggetje met wat klinkers ertussen, namelijk…
“JaKNeHaZ”
Deze uitspraak werd van ‘jaknehaz’ vereenvoudigd tot ‘jag-ne-haz’, die in het huidige Duitsland in de veertiende eeuw verbasterd werd tot ‘jaag een haas’. Zo zou de haas, ofwel de paashaas, ten tonele zijn verschenen. Volgens de overlevering maakten Amsterdamse joden, die wel van moppen en grappen hielden, hier een leuk verhaal van. In 1662 besloot de leiding van de synagoge in Amsterdam het programmaboekje dat tijdens Sederavond gebruikt werd te voorzien van een originele tekening, namelijk een prent van een jager. Op de prent staan ook zijn jachthonden, met wie hij hazen ging vangen. Volgens deze behoorlijk plausibele theorie waren het dus Amsterdamse joden die in Nederland in 1662 bekendmaakten met het fenomeen paashaas.
Waarom eten we matzes met Pasen?
Boek: 100% Pasen. Geloof, bijgeloof en volksgebruiken in Nederland
Bronnen ▼
Gedrukte bron
-Wim Neevel, ‘De joodse oorsprong van de paashaas”, uitgave Stichting Judaica Zwolle (april 2020).
Internet
-https://www.english-heritage.org.uk/visit/inspire-me/blog/articles/why-do-we-have-easter-eggs/
-https://www.theguardian.com/commentisfree/belief/2011/apr/23/easter-pagan-roots
-https://time.com/4732984/easter-eggs-history-origins/
-https://www.paasgeschenken.nl/blog/oorsprong-van-de-paaseieren/
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Paashaas
-https://www.scandinaviastandard.com/origins-of-easter-eggs-how-did-they-become-a-tradition/
-https://isgeschiedenis.nl/nieuws/oorsprong-van-het-paasei
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Paasei