Bij Uitgeverij WBooks is een serie verkrijgbaar over de Zeeuwse geschiedenis van de prehistorie tot heden. De vier delen verschijnen als een gebundeld kwartet, samengehouden in een mooie box. De vierdelige totaalgeschiedenis is geschreven op initiatief de Stichting Historisch Onderzoek Zeeland, die in 2005 met dit project begon, en uitgevoerd vanuit het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis van de Universiteit Utrecht.
De reeks staat onder redactie van Paul Brusse en een aantal andere historici. Zoals we van WBooks gewend zijn, zijn de vier boeken prachtig vormgegeven en schitterend geïllustreerd. Het is ondoenlijk om al het moois uit de boekenserie aan te halen, dus daarom geef ik in deze bespreking alleen een korte impressie van elk van de vier delen.
Het Zeeland-kwartet is in twee opzichten bijzonder. Ten eerste is de serie, vanwege de ruime beschikbaarheid van secundaire literatuur, een nieuw en compleet overzichtswerk van de Zeeuwse geschiedenis dat voor toekomstig onderzoek aangeboord kan worden. En in de tweede plaats zijn alle vier delen gestructureerd volgens zes identieke thema’s die telkens in een chronologisch verband terugkeren. Zo is er telkens aandacht voor landschappelijke, politieke, economische, sociale, culturele en religieuze ontwikkelingen.
Deel I: van Prehistorie tot 1550
De lezer wordt in dit deel verwend met gedetailleerde en goed behapbare hoofdlijnen uit de Zeeuwse geschiedenis. Het begint allemaal in de prehistorie, waarover Hans Jongepier het volgende schrijft:
“De eerste mensen in Zeeland waren Neanderthalers en leefden meer dan 100.000 jaar geleden in de Oude Steentijd of het Paleolithicum (…) De oudste werktuigen die in Zeeland zijn gevonden, zijn ofwel aangespoeld op het strand of opgevist/opgebaggerd. Zo vond een particulier jaren geleden een fraaie vuistbijl op de slikken bij Serooskerke (Schouwen). Vuistbijlen waren multifunctionele werktuigen. Men kon ze bijvoorbeeld gebruiken voor het slachten van dieren en voor het bewerken van huiden (…) De vuistbijl dateert misschien al uit de voorlaatste ijstijd, waarmee hij met een datering van ca. 150.000 jaar geleden de oudste vondst in Zeeland zou zijn, maar helemaal zeker is dit niet.” (31,32)
‘Zeeusche corenmerct’ in Antwerpen
Mooi is ook – onder meer – het hoofdstuk over de stedelijke economie en stedelingen van Arno Neele. Hij gaat in op de functie van Zeeland als regiocentrum, het ontstaan van gilden, de rol die Zeeuws laken speelde, de verhandeling van wijn via Middelburg, et cetera. Ook het Zeeuwse platteland komt aan bod:
“Het platteland speelde een belangrijke rol in de Zeeuwse export. De rurale gebieden produceerden namelijk niet alleen voor de regio, maar sommige gewassen werden ook en in enkele gevallen hoofdzakelijk voor de uitvoer naar andere gebieden geteeld (…) In 1335 kregen de inwoners van Tholen van graaf Willem IV voor de handel in hun eigen graan vrijheid van de stapeldwang in Dordrecht. Met name Goes was in de vijftiende en zestiende eeuw een distributiecentrum van graan en zaden afkomstig uit geheel Zuid-Beveland, Wolfaartsdijk en Noord-Beveland. Het bestaan van een Zeeusche ‘corenmerct’ in Antwerpen in de eerste helft van de zestiende eeuw wijst ook op de uitvoer van graan uit Zeeland.”
Meekrap
“Echter,” zo lezen we verder, “het belangrijkste voor de export geproduceerde landbouwgewas in de Scheldedelta in de late middeleeuwen was zonder twijfel de meekrap (mee, mede). Terwijl in Zeeland geen grootschalige textielindustrie ontstond kreeg het in de vijftiende en zestiende eeuw wel een monopoliepositie in de productie en levering van één van de belangrijkste grondstoffen voor de draperie. Onder andere dankzij de kalkrijke kleigrond van het estuarium groeide dit gebied uit tot het belangrijkste centrum van de meekrapteelt en -industrie in Europa.” (281,282)
Deel II: 1550 tot 1700
Omstreeks 1550 was de Zeeuwse politieke emancipatie, die rond 1350 begonnen was, ten opzichte van het graafschap Holland voltooid en brak een periode van Zeeuws zelfvertrouwen en elan aan. Het gewest Zeeland had volwaardige politieke instellingen – die zich concentreerden in de Staten van Zeeland te Middelburg – en politieke afvaardigingen bij keizer Karel V. In de tijd van de Opstand (1568-1648) ging de verzelfstandiging van Zeeland door en verwierf zij een reputatie als een van de rijkste en meest verstedelijkte kuststreken in de toenmalige wereld.
Middelburg en de VOC
Middelburg ontwikkelde zich in de periode 1550-1700 tot een belangrijk cultureel centrum met een koopkrachtige bevolking die trots was op de eigen prestaties. Met name de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) speelde een cruciale rol bij de ontwikkeling van Middelburg en Zeeland:
“Al in 1604 stichtte de VOC een eigen scheepswerf in Middelburg, omstreeks 1617 gevolgd door een eigen lijnbaan. Op het hoogtepunt, omstreeks 1720/1730, werkten daar meer dan 1000 mensen. Eind zeventiende eeuw zullen het een paar honderd minder zijn geweest, maar dat betekent nog altijd dat 10 tot 15 procent van de Middelburgse beroepsbevolking werkzaam was bij de VOC, en dan hebben we het nog niet eens over de toeleveringsbedrijven die van de compagnie afhankelijk waren.” (87)
Wijn, wol & Calvijn
Zeer boeiend is het hoofdstuk over de religieuze ontwikkelingen in die tijd, die sterk samenhingen met economische betrekkingen. Zo bereikten de ideeën van de reformator Johannes Calvijn Zeeland met name via economische routes. “Daar was eerst de Franse connectie” zo schrijven de drie auteurs van dit hoofdstuk:
“Wijnhandelaars uit La Rochelle, schippers uit Rouaan, en nadere Normandische plaatsen brachten niet alleen hun goederen aan, maar ook hun gedachtegoed. In deze Franse stedenwaren omstreeks 1555 calvinistische gemeenten gevestigd die in rechtstreeks contact stonden met het Genève van Calvijn. Uit dit protestantse milieu kwamen de wijnkooplieden die Middelburg bezochten en het waren vaak niet alleen zakelijke belangen, maar ook familiebetrekkingen die hen met de Zeeuwse wijnhandelaars verbonden. In Veere werd het calvinisme geïntroduceerd door (wol)handelaars uit Schotland. Deze hielden in 1560 hun eigen kerkdiensten in de boomgaard van Jeronimus de Rollé. Zo gedreven waren deze Schotten, dat z de heiligenbeelden uit de huizen van de Veerenaars kochten voor een goudgulden om die vervolgens in het vuur te werpen. Weer anders gingen Normandische schippers in Middelburg te werk. Die trokken, met tamboer en pijpers voorop in optocht door de stad, naar de fransiscanenkerk. Daar zongen ze, tot schrik van de aanwezigen, luidkeels hun Geneefse psalmen.” (217,218)
Deel III: 1700-1850
De periode die in deel drie centraal staat, 1700-1850, is in de Zeeuwse en ook Nederlandse historiografie tot in de jaren 1980 een ondergeschoven kindje geweest, omdat wetenschappers dit tijdvak beschouwden als weinig interessant. De vroegere culturele glorie en economische bloei maakten in de opinie van historici plaats voor (onder meer) een algehele economische neergang, politieke traagheid, jansaliegeest, een stijgende criminaliteit en grote zuigelingensterfte.
Cruciaal transformatieproces
Ten onterechte, zo stel Jeanine Dekker, want juist in deze periode deed zich een cruciaal transformatieproces voor:
“Zo vond na 1750 de geboorte plaats van de nieuwe ideologische stromingen liberalisme, conservatisme en nationalisme. Zij leverden de denkbeelden waarop tot op de dag van vandaag veel maatschappelijke en politieke ontwikkelingen zijn geënt. Naast de politieke, economische en culturele verschuivingen deed zich in dit tijdvak ook een belangrijke verandering voor in het politiek-geografische territorium van de provincie. De grenzen werden letterlijk verlegd toen het voormalige Staats-Vlaanderen in 1814 bij het oude gewest Zeeland werd gevoegd.” (8)
Kaapvaart en smokkel
Heel aardig is, onder meer, Paul Brusses hoofdstuk over de Zeeuwse kaapvaart en smokkelhandel. De Zeeuwen blonken op dit terrein uit en dat bleef niet zonder resultaat:
“Vlissingen stond bekend als kapers- en smokkelnest, maar de reders in Middelburg konden er ook wat van. In ieder geval hadden de Zeeuwen binnen de Republiek het grootste aandeel in de kaapvaart en smokkelhandel. Tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697) was de Vlissingse opbrengst ruim 42 procent van de total Zeeuwse opbrengsten uit de kaapvaart en de Middelburgse iets minder dan 39 procent. Veere deelde voor ruim 12 procent in de opbrengsten (…) De achttiende eeuw begon met de succesvolste episode uit de kaapvaart, namelijk die tijdens de Spaanse Successieoorlog (1702-1713). Deze gaf Zeeland toen een netto-opbrengst (dat wil zeggen na aftrek van de kosten) van ruim 22,7 miljoen gulden. Hier kan niet van winst gesproken worden, want hiertegenover stond de drastische vermindering van inkomsten als gevolg van het terugvallen van de handel en de verliezen die werden geleden door schepen die de Zeeuwen kwijtraakten.” (85,86)
Deel IV: 1850-2000
In deel IV staat de moderne tijd tot het jaar 2000 centraal. In deze periode deden zich allerlei ontwikkelingen voor, zoals de modernisering, verzuiling, doorgaande verstedelijking en de toenemende sociale ongelijkheid. Dit waren (inter)nationale ontwikkelingen, die in chronologische volgorde in dit deel specifiek voor Zeeland behandeld worden.
Culturele verandering
De jaren tussen tussen ongeveer 1870 en 1900 markeren een omslag in het culture leven in Zeeland, zo halen Lo van Driel en Peter Sijnke naar voren. De Zeeuwse culturele infrastructuur werd in deze periode, tijdens de Eerste Wereldoorlog en in het interbellum drastisch uitgebreid. Zeeland voer mee op internationale trends:
“Het theater- en muziekleven kreeg in de cultureel belangrijkste plaatsen met de gevolgen van de professionalisering te maken. Ook participeerde het gewest in wat internationaal gebeurde. Zo traden in december 1932 in Hotel Britannia in Vlissingen de Berlijnse Comedian Harmonists op in de originele bezetting. En in januari 1935 was in de Middelburgse concertzaal de pianist Arthur Rubenstein te horen. Op allerlei plaatsen waren er toen al bioscopen. Zeeuwse schrijvers die in de republiek der letteren meetelden, woonden inmiddels elders. Maar de streekroman bloeide en beeldende kunstenaars kozen Zeeland als vakantiebestemming en om inspiratie op te doen. Zee en duin, oude stadjes en haventjes, ruimte en Zeeuws licht werden hun motieven.” (297)
In de slaap verrast
Op het niveau van landschappelijke ontwikkeling en natuur krijgen uiteraard de watersnood van 1953 en de bouw van de Deltawerken de aandacht. Ad Beenhakker schrijft, beknopt en in heldere taal over die rampzalige februarinacht:
“In de nacht van 1 februari braken op veel plaatsen de dijken door en werden talloze mensen in hun slaap verrast. Wie kon, trachtte zich te redden op zolders en daken, maar vele huizen werden snel door het aanstormende water verwoest, vooral op plaatsen vlak achter de dijken waar het water met grote kracht binnenstroomde. De verbindingen met de rampgebieden werden al spoedig verbroken. Ook telefoonverkeer was in vele gevallen niet meer mogelijk. Het eiland Schouwen-Duiveland raakte volledig van de buitenland afgesloten. Bij het morgenlicht kwam een geïmproviseerde hulpverlening op gang. Men probeerde de mensen in acute nood te redden en zwakke plekken in binnendijken te versterken, zodat achterliggende polders gespaard zouden blijven. Een gecoördineerde reddingsorganisatie ontbrak; veel reddingen waren te danken aan particulier initiatief, zoals van de vissers uit Zierikzee, Yerseke en Urk (die met hun boten in Breskens lagen).Voor veel mensen kwam de redding te laat. Veel slachtoffers vielen pas toen tegen de avond van 1 februari een nieuwe vloed over het land spoelde. Pas op 3 februari werd de situatie enigszins duidelijk en kon de evacuatie van de rampgebieden worden aangevat.” (31)
Deze ramp, die aan 1500 mensen het leven kostte, leidde – zoals algemeen bekend is – tot de bouw van de internationaal vermaarde Deltawerken ter bescherming van de kwetsbare Nederlandse kustgebieden. Het verdedigingssysteem werd voltooid met de oplevering van de Oosterscheldekering in 1986, de Maeslantkering in 1997 en de ophoging van de dijken (de Harlingse Keerdam) tot deltaniveau in 2010.
Slot
De serie is, het zij herhaald, prachtig vormgegeven en geïllustreerd. Daarbij is gekozen om elk hoofdstuk te laten schrijven door experts, waardoor de echte hoofdlijnen duidelijk naar voren komen. De zesdelige thematische indeling zorgt ervoor dat de thema’s gecombineerd, maar ook diachronisch door de vier boeken heen goed te volgen zijn.
Prettig is dat elk deel wordt voorafgegaan door een heldere inleiding, waarin de hoofdthema’s geïntroduceerd worden en die ook de gekozen cesuren verduidelijkt. De boeken eindigen allemaal met een korte conclusie waarin de hoofdlijnen weer samenkomen, en een uitgebreid bronnen- en literatuuroverzicht.
Bekijk de boekenserie op deze pagina