Vier jaar lang was er een patstelling geweest aan het westfront van de Eerste Wereldoorlog. In het voorjaar van 1918 slaagde de Duitse generaal Erich Lundendorff erin die situatie met een reeks offensieven te doorbreken. Hiermee probeerde hij de strijd te beslissen vóór de Amerikanen volledig op sterkte waren. De actie, die bekend kwam te staan als de Kaiserschlacht, verliep aanvankelijk succesvol. Er werd flinke terreinwinst geboekt, maar er waren ook problemen. Er was bijvoorbeeld een tekort aan munitie en de logistieke ondersteuning verliep moeizaam. Gehoopt werd op een snelle verovering van Parijs maar uiteindelijk werden de Duitse offensieven een halt toegeroepen.
De geallieerde opperbevelhebber Ferdinand Foch besloot de Duitsers onder voortdurende druk te houden, zodat men niet verder op kon rukken. Bij Amiens werd op 8 augustus 1918 een grote tegenaanval uitgevoerd. De Duitsers waren volledig verrast, mede doordat de geallieerde troepenverplaatsingen ’s nachts waren uitgevoerd. De geallieerden rukten in korte tijd zo’n twaalf kilometer op. Op 15 augustus werd de strijd gestaakt, vanwege de grote verliezen aan beide zijden. De geallieerden maakten circa 50.000 krijgsgevangenen.
De Slag bij Amiens betekende het begin van het Honderddagenoffensief, een serie veldslagen die uiteindelijk leidde tot de terugtrekking van het Duitse leger uit Frankrijk. Na het verlies van de Hindenburglinie in september 1918 kwam het Duitse opperbevel tot de conclusie dat de oorlog verloren was. Op 11 november 1918 kwam er officieel een eind aan de Eerste Wereldoorlog. In een bos bij het Franse stadje Compiègne, ongeveer tachtig kilometer ten noorden van Parijs, werd die dag de wapenstilstand gesloten.
Meer Eerste Wereldoorlog
Overzicht van boeken over de Eerste Wereldoorlog