Woorden die je uit een andere taal overneemt noem je leenwoorden. Volgens het Chronologisch woordenboek van Nicoline van der Sijs zijn er ruim honderd Maleise of Indonesische en meerdere Javaanse woorden geleend in de Nederlandse taal. Daarmee “komt het Indonesisch qua aantal leenwoorden op de zevende plaats, na de Romaanse talen Italiaans en Spaans, maar voor het Jiddisch”. Dit artikel geeft een overzicht van vijftig mooie leenwoorden uit de Maleise of Indonesische taal.
Veel Maleise en Indonesische woorden zijn via het personeel van de VOC, zeelieden en reizigers in het scheepsjargon terechtgekomen en via die weg in de Nederlandse taal beland.
Achtergrondinformatie Maleise en Indonesische leenwoorden
De volgorde van onderstaande lijst is enigszins willekeurig en gebaseerd op de smaak van de auteur. Bij deze lijst dient aangetekend te worden dat woorden die vóór 1928 geleend zijn, Maleis genoemd worden. Begrippen van ná die tijd heten Indonesisch. In 1928 werd het Maleis namelijk uitgeroepen tot de nationale taal, de Bahasa Indonesia (‘Indonesische taal’). De Indonesische regering legde dit in 1945 in de grondwet vast, waarna in 1972 een spellingverandering volgde die afweek van het vroegere Maleis.
De meeste Indonesische leenwoorden zijn volgens Van der Sijs in de negentiende eeuw in de Nederlandse taal opgenomen. In die periode was de Nederlandse aanwezigheid in Indië het intensiefst. Maar ook in de twintigste eeuw is het aantal leenwoorden vrij omvangrijk: achttien woorden vóór 1950 en tien erna. Deze laatste tien woorden waren zeer waarschijnlijk al eerder in de kleine kring van Indische Nederlanders bekend, maar zijn pas later in Nederlandse woordenboeken terechtgekomen.
Overigens is de Nederlandse invloed op het Maleis-Indonesisch veel groter geweest dan andersom. Er bestaan een kleine zesduizend woorden in de Indonesische taal die zijn ontleend aan het Nederlands. Een fraai voorbeeld is het senappan, dat afkomstig is van ‘snaphaan’ en in de Indonesische taal vrij algemeen gebruikt wordt voor ‘geweer’. Onze Dikke Van Dale noemt als betekenis bij snaphaan: ‘een ouderwets geweer dat door middel van een haan met een vuursteen wordt afgeschoten’. Andere fraaie voorbeelden zijn asbak, spanduk (spandoek), mesin (machine), kantor (kantoor), buku (boek), buku mopor (klachtenboek) of knalpot. Maar hoe verliep de beïnvloeding eigenlijk andersom, van het Maleis-Indonesisch naar het Nederlands?
De Top 50
Nummer 1 t/m 10
bakkeleien | kibbelen, bekvechten, redetwisten. Afkomstig van het Maleise berkelahi, dat letterlijk ‘bezig zijn met vechten’ betekent. Oorspronkelijk gebruikten Nederlandse zeelieden dit woord voor daadwerkelijke vechtpartijen (er is nog een voorbeeld uit 1910 bekend van deze betekenis), maar de betekenis verschoof steeds meer naar bekvechten. Ruzie maken met woorden dus, zonder fysiek geweld. |
banjeren | heen-en-weer lopen, sjokken, slenteren, rustig wandelen. Via het Amsterdamse dialect in de Nederlandse taal terechtgekomen en oorspronkelijk afkomstig uit het Maleis. Taalkundige Marlies Philippa schrijft in diens Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (2003-2009) over banjeren het volgende:
|
amper | net wel. Mogelijk afkomstig van hampir. Dit woord komt in deze betekenis ook voor in het Afrikaans en onder mariniers, wat duidt op een koloniale herkomst. |
Dat is niet mijn pakkie-an | ‘dat is niet mijn verantwoordelijkheid’. Afkomstig van bagian wat betekent: zorg, taak, verantwoordelijkheid. Waarschijnlijk associeerde men dit woord op een lollige manier met het Maleise pakaian (kleding), dat vrijwel hetzelfde klinkt als pakkie-an. Aldus J.W. de Vries in De Nieuwe Taalgids. |
gladjakker | een sluw, gemeen, listig persoon. Gladjakker is ontleend aan geladak, een Maleis woord voor zwerfhond of – er zijn meerdere versies in omloop – van gladag, een verkorting van djaran gladag, destijds een soort lastpaard. De VOC’ers namen dit over als gla-dakker, wat stond voor een gemeen, sluw persoon. Onder invloed van het al bestaande gladjanus ontstond uiteindelijk het woord ‘gladjakker’. |
branie | lef, waaghals. Ontleend aan het Maleise bijvoeglijke naamwoord berani (moedig, brutaal). Vaak gebruikt als uitdaging om te bewijzen dat je iets gewaagds durfde te doen. Vandaar ook branieschoppen, wat betekent dat je je moedig of dapper gedraagt. Een leus van de Ambonese KNIL-soldaten was ‘Brani mati, brani makan pèlor’:
Scheepslieden en militairen hebben dit begrip in de Nederlandse taal geïntroduceerd. In Indië had brani trouwens niet de pejoratieve klank van het Nederlandse ‘branieschopper’, een persoon die onrust stookt. |
goeroe | gezaghebbend onderwijzer, van het Maleise guru: ‘leermeester’. Deze term betekende aanvankelijk ‘inlandse godsdienstleraar in Nederlands-Indië’, later verbreedde de betekenis zich naar het meer algemene ‘gezaghebbende onderwijzer’. |
babi pangang | Indonesisch gerecht met varkensvlees: babi panggang. De Indonesische ‘g’ is volgens een taalkundige verdwenen in het Nederlands omdat die lastig uit te spreken is in die taal. |
piekeren | tobben, bepeinzen, overdenken. Dit woord is ontleend aan het Maleise en Javaanse begrip pikir, dat ‘overleg’ of ‘overdenking’ betekent. Het Maleise woord vertoont verwantschap met het Arabische fikr ‘het denken’ en is uit die taal ontleend. |
pienter | slim, schrander, bijdehand, bekwaam. Uit heet Maleis pintar (knap, slim), op Java gebruikt men het woord pinter. |
Nummer 11 t/m 20
ketjap | de bekende Indonesische sojasaus. |
soebatten | aanhoudend smeken, vleiend toespreken, vanuit een overdreven vriendelijkheid. Later ook wat negatiever ‘kibbelen’ gaan betekenen. ‘Soebatten’ is ontleend aan Maleis sobat ‘vriend’, dat afkomstig is van het Arabische ṣuḥba(t), het meervoud van ṣaḥib ‘vriend’ of een soortgelijke vorm die ‘vriendschap’ betekent. De betekenis van soebatten is ontstaan doordat iemand die aanhoudend smeekte zijn gesprekspartner telkens aansprak met sobat: ‘sobat, sobat, sobat!!’ (‘vriend’). Het woord is – aldus G.J. van Wyk in het Etimologiewoordeboek van Afrikaans (2003) – minstens sinds 1637 in de Nederlandse taal bekend en werd reeds in 1657 ook door iemand als Jan van Riebeeck (1619-1677) gebruikt, VOC-koopman en stichter van de eerste Europese handelspost in Zuid-Afrika in 1652. In het Nederlands kennen we als variant op soebatten de uitdrukking ‘daar hielp geen “lieve-moederen” aan’. |
tabee | groet, tot ziens. Van het Maleise woord tabe. |
plopper (ook wel peloper/pelopor/pelopper) | Indonesische vrijheidsstrijder. Doet klankmatig denken aan het woord ‘voorloper’ of ‘pionier’. Dit woord keerde terug in Nederlandse taal en werd ‘plopper’, een naam voor voorlopers of verkenners in de vrijheidsstrijd in 1945. Het woord werd ook gebruikt voor ‘opstandeling’. |
amok | stampij. Van amuk: een tijdelijke verstandsverbijstering die ontaardt in woede. |
klamboe | muskietennet, afkomstig van het Indonesische woord kelambu. |
sambal | scherpe Indonesische saus, kruiderij. In het Maleis: ‘rode peper’. |
saté | geroosterd vlees aan een stokje. Volgens Pieter Johannes Veth (1814-1895) e.a., Uit Oost en West: Verklaring van 1000 woorden uit Nederlands-Indië (1889, in 2003 herdrukt) komt het woord uit het Tamil – een taal die gesproken wordt in het zuiden van India, in Singapore en Maleisië -, waarin sataj vlees betekent. |
nasi | rijst in gekookte vorm, een bekend Indonesisch gerecht. In gerechtsnamen uit Nederlands-Indië kwam ‘nasi’ meestal voor in combinatie met een ander, specificerend Maleis woord. In Nederland is vooral de nasi goreng (‘gebakken rijst’) bekend, vaak afgekort als nasi. We kennen ook nasi rames, nasi guning, et cetera. |
pisang | banaan. De pisang zijn, de banaan dus, houdt in dat je ‘de lul’, pineut, sigaar of sjaak bent. Zie op Historiek het artikel de pisang zijn. |
Nummer 21 t/m 30
orang oetan | mensaap of lelijk mens. In het Maleis is orang (h)utan een samenstelling van orang ‘man, mens’ en (h)utan ‘woud’, samengevoegd dus: ‘bosmens’. |
kroepoek | viskoekjes, een knapperige lekkernij uit Indonesië. Van het Maleise kerupuk, een zogenoemd onomatopee (woord gebaseerd op klanknabootsing). |
mango | tropische vrucht, vermoedelijk ontleend aan het Maleise mangga, een woord dat op zijn beurt wellicht uit het Portugees afkomstig is. |
jonk | Indonesische benaming voor een Chinees schip. Ontleend aan het Maleise djong. Voor de Portugezen en de Nederlanders was dit woord een aanduiding voor het standaardtype schip waarmee ze in Zuidoost-Azië op zee voeren. |
prauw | Indonesisch: vaartuig. De taalkundige Pieter Johannes Veth schreef in 1889 over dit woord:
|
kakkies | voeten. |
rampokken | roven. Afkomstig van het Javaanse rampog: met velen tegelijk met lansen op iets aanvallen. |
sago | Indonesisch voor ‘zetmeel’, een voedingsmiddel bereid uit het merg van de sagopalm. |
tank | (water)reservoir, benaming voor vijvers of grote kunstmatige waterbakken. Op Ceylon een veelgebruikte term door de VOC-werknemers. Dit lijkt een Engels woord, maar het is een Indisch woord, vermoedelijk uit het Sanskriet, Hindoestaans of Maleis. Vergelijk het Maleise telaga: waterkom, dat snel uitgesproken tot een verbastering naar ’tank’ kan hebben geleid. Op de website etymologiebank.nl lezen we:
|
lorre | naam van een papegaai. |
Nummer 31 t/m 40
koelie | dagloner, die zware lichamelijke arbeid verricht, sjouwer. Van het Maleise kuli. De term ‘koelie’ werd frequent gebruikt in Nederlands-Indië. Niet-volwaardige koelies noemde men in Deli ook wel ‘stinkers’. Het woord koelie wordt ook wel als scheldwoord (‘stommeling’) gebruikt. |
sarong | kledingstuk. Verkorting van het Maleise kain sarung, waarbij kain ‘doek ‘ betekent en sarung ‘huls’ of ‘koker’. |
passagieren | aan wal gaan van zeelieden. Van het Maleise pesisir, wat (zee)strand of stranddistricten betekent. De term werd speciaal gebruikt voor de noordkust van Java. |
rimboe | wildernis, oerwoud. Ontleend aan Maleis rimbu: ‘wildernis’. |
tang | kwaadaardige vrouw, feeks, kreng. Van het Maleise setan(g), wat zoiets betekent als duivels, boosaardig, en dat op zijn beurt van het Arabische sjeitan komt, dat ontleend is aan het Hebreeuwse satan. Deze verklaring geven althans taalkundigen als Pieter Johannes Veth en Matthias de Vries (1820-1892). Andere taalwetenschappers zien eerder een verband met de overdrachtelijke betekenis van de tang, het stuk gereedschap waarmee je iets vastknijpt. |
toko | (Chinese) winkel. Vermoedelijk is dit woord afkomstig uit het Hokkien-Chinese woord thô-khò (of in het Mandarijn-Chinees tŭkù), wat ‘grondmagazijn, opslagplaats in de grond’ betekent. De Chinezen gebruikten dit woord al in de vijftiende eeuw voor de stenen opslagruimten van de Javanen. Later raakte het vermoedelijk in gebruik voor de daarmee verbonden winkels. Een andere verklaring die wel gegeven wordt is dat de term een verkorting is van tokohuis ‘koophuis, winkel’. Tokohuis is dan een samenstelling van Javaanse toekoe ‘kopen, dat in lokale dialecten klinkt als ’toko’, en het Nederlandse woord huis. |
patjakker | gemene kerel, schurk, schelm, smeerlap. Volgens etymologen ontleend aan het Javaanse badjag en het Maleise woord badjak, dat ‘zeerover’ betekende. Hier werd het achtervoegsel ‘-aar’, dat veel voorkomt in persoonsaanduidingen, aan toegevoegd. Taalkundigen verbinden ‘patjakker’ ook wel eens met het West-Vlaams woord ‘patjakken’ of het Oost-Vlaamse ‘patsakken’ (‘hinken’). Het Oost-Vlaams scheldwoord patsak wordt wel gebruikt voor ‘lamlendige kerel’ of ‘klein mismaakt mens’. |
strootje | sigaret. Van het Maleise serutu: sigaar. Doordat in Indonesië tabak vaak in maïsblad wordt gerold om het daarna te roken, is in het Nederlands volksetymologisch de variant ‘strootje’ ontstaan. |
loempia | Het Indonesische woord lumpia (tot 1972 loempia) is afkomstig van het Chinese Lun Pia (潤餅), dat zoiets betekent als ‘zachte pannenkoek’. |
tempo doeloe | de vroegere tijd, die goede ouwe tijd. Verbinding van het Latijnse cq. Portugese tempo, tijd, en het Maleise dehoeloe: eerder, vroeger. Zie ook: Tempo doeloe |
Nummer 41 t/m 50
mataglap | toestand van verstandsverbijstering, knettergek, door razernij verblind. Deze term – een combinatie van het Maleis mata (oog) en gelap (donker) – noemde Multatuli in het bekende boek Max Havelaar (1859). |
karbouw | herkauwer, buffel. En tevens: lomperd, stommeling. |
bazar | bazaar, winkel, fancy-fair. Via pasar in de Nederlandse taal terechtgekomen. Het Maleisisch heeft het woord ontleend aan het Perzisch. Naast ‘winkel’ komt in Vlaanderen ook de betekenis ‘rommel, rotzooi’ voor. |
oorlam | ander woord voor een borreltje. Afkomstig van orang lama: oud mens of Indische oudgast, te lezen als: ouwe drinkebroer. |
klewang | afkomstig van kelewang: een kort, breed zwaard. Dit woord is sowieso sinds 1768 in de Nederlandse taal bekend. |
senang | blij, prettig, lekker, comfortabel of aangenaam. Van het Maleise senang. |
sinjo | jongeheer, mannelijke halfbloed. Van het Maleise sinyo, dat dit woord weer heeft ontleend aan het Portugees. |
totok | volbloed Nederlander. De term werd eerst gebruikt voor Chinese immigranten uit de tweede of latere generaties, later voor volbloed Nederlanders. Geen van beide ouders van een ’totok’ heeft Indisch of Indonesisch bloed hebben. Het woord werd ook dikwijls in negatieve zin gebruikt voor nieuwelingen, die – net aangekomen in Indië – het Indische levensritme en de lokale gebruiken nog niet gewend waren. |
kongsi/kongsie | firma, vereniging, club. Kongsi is in Nederlands-Indië de gewone naam van de mijnverenigingen van de Chinezen die in Nederlands-Indië werkten. Oorspronkelijk duidde het Chinese woord de besturen van dit soort firma’s aan. De term kongsi is een samenvoeging van de Chinese woorden kong ‘publiek’, en ssi of sse ‘bestuur’. |
soesa | drukte, ophef. Van het Maleisische soesah en genoemd in Multatuli’s boek Max Havelaar. |
Top 50 Arabische woorden in het Nederlands
Historische uitdrukking, begrippen en scheldwoorden op Historiek
Boek: Atlas van de Nederlandse taal – Jansen &Van der Sijs
Bronnen ▼ ▼
Boeken
-Nicoline van der Sijs, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen (2e druk; Amsterdam & Antwerpen: Veen Uitgevers, 2002 [2001]) 72, 297-300.
-Joop van den Berg, Soebatten, sarongs en sinjo’s; Indische woorden in het Nederlands (Den Haag: BZZTÔH, 1991).
-Derk Jan Eppink, De stille kracht van taal; Over de wederzijdse beïnvloeding van het Nederlands en het Indonesisch (Amsterdam &Antwerpen: Atlas Contact, 1995).
-Ewout Sanders, Taaltumult! De mooiste observaties, hartenkreten en boze brieven uit Onze Taal (Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2002) 155-156.
-P.J. Vet, Uit Oost en West. Verklaring van eenige uitheemsche woorden (Arnhem: P. Gouda Quint, 1889) 42,
Internet
-https://www.etymologiebank.nl (voor achtergronden van diverse woorden)
-https://uitleenwoordenbank.ivdnt.org/index.php/uitleen
-https://archief.wereldomroep.nl/nederlands/article/nederlanders-voelen-zich-senang-het-indonesisch
-https://home.online.nl/ed.vos/bahasa-indonesia/indonesische-leenwoorden.htm
-https://indearchipel.wordpress.com/2012/12/17/indonesische-leenwoorden-in-het-nederlands/
-https://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/de-invloed-van-de-koloniale-tijd-op-de-nederlandse-taal/
-https://www.mokums.nl/cursus_amsterdams.html
-https://tallsay.com/page/4294969581/koloniaal-taalgebruik-indonesische-leenwoorden-in-het-nederlands
-https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect/Marine%20jargon%20%28veelal%20Maleis%29