In het Duitse Paderborn is nu een bijzondere tentoonstelling te zien over liefdadigheid en naastenliefde, getiteld Caritas. Interessant aspect van de expositie in het Diözesanmuseum is dat het idee voor deze tentoonstelling afkomstig is uit Nederland. De expositie “Ik geef om jou” die eerder in het Museum Catharijneconvent in Utrecht te zien was, vormde immers de inspiratie voor de Caritas-tentoonstelling in Paderborn.
Er vallen zo’n 200 voorwerpen te zien uit Amerikaanse en Europese verzamelingen. Onder andere het Louvre, de British Library, het Vaticaans Museum, de Hongaarse Nationale Galerie en het Metropolitan Museum hebben werk ter beschikking gesteld. Al met al een indrukwekkende collectie. Met name de Middeleeuwse miniaturen, artefacten en indrukwekkende schilderijen zijn zeer de moeite waard.
Volgens museumdirecteur Christoph Stiegemann geeft Caritas een beeld van de naastenliefde door de eeuwen heen. Van de klassieke oudheid tot vandaag. Hoewel het Diözesanmuseum van oorsprong katholiek is, wil de expositie niet specifiek op de christelijke liefdadigheid focussen. Uiteraard komt dit aspect van de naastenliefde wel in sterke mate aan bod.
De vroege charitas was niet christelijk. De eerste ziekenhuizen ontstonden al in het Oude Griekenland(Kos) en Egypte. Dit waren al vroege vormen van naastenliefde. Uniek aan de christelijke naastenliefde was wel dat het voor het eerst ook zonder onderscheid des persoons gebeurde. Mensen van andere religies werden ook geholpen, net als ongelovigen. Dat was uniek in de geschiedenis. Iemand als de Romeinse keizer Julianus, die de Romeinse godenverering wilde herstellen, kon dit totaal niet begrijpen. Een bijzondere, historische omslag in het denken en voelen van de mens.
Orpheus
De Caritas-tentoonstelling begint met een steen (+ mozaïek) waarop de opofferingsgezindheid van Orpheus, die de dood overwon en een reis door de onderwereld overleefde, staat afgebeeld. Niet ver daar vandaan treffen we een van de oudst overgebleven teksten van de apostel Paulus aan over geloof, hoop en liefde (1. Korinthe 13, 1-13). Volgens Paulus was de Liefde de hoogste deugd voor christenen. De vroege christenen geloofden immers dat alle mensen, ongeacht hun herkomst, kinderen van God waren die elkaar daarom moesten liefhebben en helpen. Dat werd het centrale thema van hun geloof, iets wat revolutionair was in het Romeinse Rijk. Bij de zogenaamde ‘heidenen’ uit die tijd waren mensen niet veel meer dan schaduwen. Weldaden waren tot die tijd vooral bestemd om de macht van leiders en bestuurders te ondersteunen en hen gunstig te stemmen. Liefde voor de medemens kende men niet op de wijze die wij nu kennen.
Heidenen
De tentoonstelling laat zien dat de eerste christenen voortkwamen uit de late heidenen. Ze maakten van hun oude pre-christelijke beeldcultuur nieuwe christelijke beelden, net als ooit met het kerstfeest is gebeurd. Dat had ooit ook een heidense oorsprong (midwinter-feest van het licht).
Jezus die uit de dood opstond, kan op die manier gezien worden als een opvolger van Orpheus, die eveneens de dood wist te overwinnen. Zo ontstonden culturele mengvormen waarin heidense en vroeg-christelijke elementen samensmolten tot een nieuwe en geheel eigen beeldtaal.
Moraal
Om in de hemel te komen moesten christenen ethisch juist leven en goede daden verrichten. De profeet Ezechiël schetst in de bijbel al een beeld van doden die weer tot leven komen. In Ezechiël 37 staat dat de botten die in een dal liggen weer tot leven komen. Dit Bijbelboek wordt regelmatig aangehaald als ‘bewijs’ voor de opstanding van de doden.
In de loop van de geschiedenis werd ook het Bijbelboek Mattheüs (25: 31-46), waarin over het Laatste Oordeel wordt gesproken en het verschil tussen goed en kwaad (handelen) wordt benadrukt, steeds belangrijker. De barmhartige God kan echter ook hard zijn en mensen straffen. De terugkeer van Christus op aarde en het Laatste Oordeel, waarbij de Herder de schapen van de bokken scheidt, riep regelmatig angst op bij christenen. Men kon daarom dus beter goed leven en zijn best doen, anders kon de straf hard uitvallen.
In de Middeleeuwen dacht men regelmatig dat de wederkomst van Christus aanstaande was. Men had het idee dat men daarom door goede werken te verrichten op aarde snel beloond zou worden met een plaats in de hemel. Men trachtte dus goed en deugdzaam te leven. In veel kloosters ging men handelen volgens de Regel van Benedictus (leefregel om monniken een deugdzaam leven te laten leiden). In veel kunst uit die tijd ziet men de drang om goed te leven en het hiernamaals te bereiken terugkeren via afbeeldingen van de ”Zeven werken van Barmhartigheid”. Ook de Zeven Hoofdzonden speelden een belangrijke rol. Men stelde zichzelf vragen als: “mag men wel of niet bedelen?”. Daarbij werd de goede bedelaar, die bijvoorbeeld niet in staat was te werken wegens een handicap, tegenover de slechte bedelaar die eenvoudigweg niet wilde werken. “Wie niet werken wil, zal ook niet eten” staat er tenslotte in de Bijbel (2 Thessalonicenzen 3:10).
In de Middeleeuwen had men ook veel belangstelling voor de deugden en ondeugden in het hart van de mens. Steeds was er strijd tussen goede en boze krachten. Het hele universum was er van doortrokken. Daarom was het zaak dat liefdadigheid en liefde uiteindelijk zouden winnen bij deze strijd. Dit thema komt geregeld terug in de kunst en cultuur van die tijd. De goede en barmhartige Samaritaan uit de bijbel speelt in talrijke schilderijen uit die tijd dan ook een belangrijke rol. Een mooi voorbeeld dat momenteel in het Diözesanmuseum te zien valt, is Evangelistar von der Reichenau (verlucht handschrift) dat rond 1020 na Chr. vervaardigd werd. Het is eigendom van de Beierse Staatsbibliotheek.
Een ander topstuk van de tentoonstelling is de Floreffe bijbel uit België (ca. 1153 na Chr.). Een schitterend voorbeeld van Romaanse kunst uit onze streken (Maasland-cultuur) met afbeeldingen van Charitas.
Verlichting
In de Renaissance en de Verlichting veranderde het mens- en wereldbeeld ingrijpend. Onder invloed van stromingen als het Humanisme begon men God’s werk grondig te onderzoeken. Men wilde weten hoe de wereld en de mens in elkaar zaten. Door middel van de Rede trachtte men verklaringen te zoeken voor allerlei natuurkundige fenomenen op aarde. De bijbel werd niet meer klakkeloos als waar aangenomen. De kunst en cultuur werden ook minder christelijk geïnspireerd.
In deze tijd ziet men binnen de christelijke traditie het beeld verschijnen van de Charitas als ‘liefhebbende moeder’, samen met haar kinderen, waaraan in de tentoonstelling een speciale afdeling is gewijd. Een altaarstuk van Rafaël uit 1507 dat dit onderwerp als thema heeft, is een van de hoogtepunten van de tentoonstelling. Het prachtstuk werd in bruikleen gegeven door het Vaticaans museum.
Nederlandse Gouden Eeuw
De Gouden Eeuw van Nederland komt ook aan bod in Paderborn. Er wordt aandacht besteed aan de relatief grote religieuze vrijheid die toen heerste in onze contreien en het burgerdom dat armen bijstond. Een fraai schilderij van Jacob Aedriaenszoon Backer (Regenten van de Nieuwe Zijds getiteld) uit ca. 1650 verduidelijkt waar de verantwoordelijkheid voor de armenzorg toen was komen te liggen: bij de regenten van die tijd en niet zo zeer meer bij de geestelijken.
De Nederlanden waren internationaal gezien in die periode maatgevend wat betreft de organisatie en praktische uitvoering van de armenzorg. Dit was vooral het geval in de Hollandse steden die zich in de zestiende en zeventiende eeuw als handelsmetropolen ontwikkelden. Naastenliefde speelde een centrale rol en men zette zich in voor de verdere ontwikkeling van weeshuizen en inrichtingen voor armen. In Paderborn krijgt men een mooi voorbeeld te zien welke uitwerking dit kon hebben in de Lage Landen. In het Diözesanmuseum krijgt men immers een pap-kom uit het Antwerpse Maagdenhuis-museum te zien waarop de weldoeners van charitatieve instellingen staan afgebeeld. Als kinderen of armen hun pap op hadden gegeten zagen ze op de bodem van hun kom de weldoener(s) staan die hen dit maal hadden geschonken. Deze rijken heetten de Aalmoezeniers en waren handelaren die in hun typische zeventiende eeuwse kleding afgebeeld werden. Zij waren belangrijke schenkers van de armenzorg.
Industriële Revolutie
Aan de sociale miserie, misstanden en armoede die de Industriële Revolutie teweeg bracht, wordt ook ruim aandacht besteed in het Diözesanmuseum. De litho’s van Käthe Kollwitz over een weversopstand (1893-1897) illustreren fraai hoe hard en schandalig de toestanden toen geweest moeten zijn. Zowel de staat als de kerken probeerden tegenover deze ellende en gruwelen wel vormen van hulp en zorg te bieden.
Kritiek op de toen heersende methodes in de zorg zijn er ook te vinden. Met name wat betreft de geestelijke gezondheidszorg. In het museum krijgt men te horen dat elektroshocks bijvoorbeeld niet altijd de beste optie waren om geestelijke storingen te behandelen. De dwangbuis en voetklemmen die in een vitrine staan laten zien dat het in die tijd inderdaad bepaald geen pretje moet geweest zijn om psychiatrisch patiënt te zijn geweest.
Picasso
Een interessant schilderij, getiteld ‘wetenschap en caritas’ van Pablo Picasso laat zien dat de Spaanse schilder zowel aan de wetenschappelijke, medische vooruitgang uit de moderne tijd twijfelde alsook aan de christelijke naastenliefde bij de verzorging van zieken. De moderne tijd mocht dan weliswaar aangebroken zijn, maar lijden en pijn waren nog bepaald niet uitgebannen. Uiteindelijk sterft toch iedereen, lijkt Picasso hier mee te suggereren. Het is een schilderij dat mogelijk het sterven van zijn jongere zus Conchita verbeeldt en tot nadenken aanzet. Zoveel is zeker.
Oorlog
De waanzin van de Eerste en Tweede Wereldoorlog komt ook aan bod in Paderborn. Daar heeft Erich Heckel mooi werk over gemaakt. Bij hem komt opnieuw het thema van de Barmhartige Samaritaan terug. Heckel’s werk is vaak duister en zwart, maar wel met veel kleur erin verwerkt. Heckel was tijdens de oorlog verpleger en verzorgde veel gewonde soldaten. Het thema van de Barmhartige Samaritaan lag hem als gevoelig kunstenaar en medische verzorger daarom na aan het hart. De naastenliefde verbeeldde hij daarom dan ook fraai in zijn werk.
De gruwelen die Hitler en de nazi’s aanrichtten worden uiteraard ook behandeld in Paderborn. De schande van de concentratiekampen krijgt men te zien en er wordt op duidelijke manier beschreven hoe de nazi’s tegen de geest van de (christelijke) Charitas in handelden door systematisch lichamelijk en geestelijk zieken te doden. Toch kenden de nazi’s ook wel charitas. De NSV (Nationaal Socialistische Volkswelvaart) bijvoorbeeld. Er werd via deze organisatie gezorgd voor minder bedeelde Duitsers. Aan mensen van andere etniciteit of geloof werd echter geen hulp geboden.
Aan het einde van de tentoonstelling krijgt men intrigerende foto’s van de Italiaanse kunstenares Vanessa Beecroft te zien. Het zijn beelden uit de foto-serie “South Sudan”. Ze gaan over de poging van Beecroft om een Sudanese tweeling, die ondervoed was, te adopteren. Men ziet levensgrote weergaven van zowel een blanke (Beecroft) als een zwarte vrouw met baby’s in hun handen. De beelden zijn zeer pregnant en springen door hun vorm en kleur echt naar voren in de zaal van het Diözesanmuseum. De donkere, in het rood geklede vrouw, heeft bovendien nog eens een afwijkend, mogelijk blind, oog dat de aandacht trekt. Erg fascinerend.
Ook de video “Observance” van de beroemde Amerikaanse videokunstenaar Bill Viola is de moeite waard. Het lijkt wel op een Renaissance-schilderij dat tot leven is gebracht, zo levendig ziet het er uit. Boeiend om te aanschouwen. De auteur van intrigerende films als The Reflecting Pool stelt met deze video eigenlijk meer vragen dan hij er beantwoordt. Volgens de conservatoren van het museum vat deze film echter ook precies samen waar het allemaal om draait in deze expositie. Namelijk om de vraag: ‘wat betekent het om mens te zijn?’. Niet voor niets is het Ecce Homo (‘Bezie de mens’) van Pontius Pilatus een belangrijk christelijk thema. ‘Waar kom ik vandaan’, ‘waar ga ik naartoe’ en wat is de achtergrond van charitas en mensenliefde? Welke impuls zit er achter het gegeven dat mensen naastenliefde voor elkaar kunnen opbrengen? En hoe verhoud ik me kortom tot andere mensen? Net als veel christenen roept ook Bill Viola dergelijke belangwekkende vragen op met zijn video.
Charitas in de praktijk
Boeiend aspect van de tentoonstelling is verder dat de makers zich, helemaal in harmonie met het thema van hun expositie, zelf ook hebben ingespannen om de minder bedeelde en behoeftige medemens deel te laten nemen aan de expositie. Voor gehandicapten en mensen met beperkingen zijn er speciale rondleidingen, een aangepaste website en een vereenvoudigde catalogus gemaakt. Voor doven en blinden zijn er speciale programma’s gefabriceerd om de tentoonstelling toch te kunnen ervaren. Doven krijgen speciale rondleidingen in gebarentaal en blinden kunnen via Braille-schrift of een audio-gids goed ervaren wat er allemaal tentoongesteld is. Er staat op de expositie zelfs een apparaat waarmee men vroeger in Braille-schrift kon typen (begin 20e eeuw).
Alcohol
Bizar maar ook bijzonder is dat in Duitsland de Charitas soms geld verdient via de verkoop van een vloeistof die vaak in een kwade reuk staat, namelijk alcohol. In het Diözesanmusem ziet men flesjes bier van de Josefs-brouwerij staan waarvan de opbrengst naar goede doelen gaat. Deze brouwerij heeft voornamelijk gehandicapte mensen met een rolstoel in dienst (als enige in Europa). Het lijkt op de traditie van het (Belgische) Trappistenbier waarvan ook een gedeelte van de opbrengst naar sociale werken gaat. De rest van de opbrengst is voor het klooster en de monniken zelf bestemd.
Alcoholgebruik leidt dikwijls tot ellende, maar heeft via de christelijke charitas dus ook een positieve kant. Niet voor niets zie je in Vlaamse cafés regelmatig de slogan ‘In de hemel is geen bier, daarom drinken we het hier’ aan de muur hangen. Daar moet op gedronken worden! Proost, Skåll, Cheers…