Nationalist, monarchist, antidemocraat, antisemiet, anti-Duits… Charles Maurras was de bezieler van de Action française, een extreemrechtse beweging die in de eerste helft van de twintigste eeuw een grote politieke invloed uitoefende, zowel in Frankrijk als daarbuiten.
Als het gaat over extreemrechts in de eerste helft van de vorige eeuw denkt men spontaan aan het fascisme in Italië en het nationaalsocialisme in Duitsland. Extreemrechtse bewegingen in andere landen waren daar meestal op geïnspireerd, voor zover ze geen regelrechte imitaties waren. Toch waren er politici en groepen die hun inspiratie in de eerste plaats haalden van Maurras en diens Action française, die al veel eerder bestond dan de partijen van Mussolini en Hitler.
Of de Action française als een voorloper van het fascisme moet worden beschouwd, is omstreden. Ze was geen massabeweging, want Maurras richtte zich vooral tot een elitair, intellectueel publiek. Hij had ook buiten Frankrijk grote invloed op de katholieke elites, vooral dan in de “Latijnse” landen, zoals Spanje en Portugal en zelfs Latijns-Amerika, maar zeker ook in België en Franstalige Canada. Een Waalse katholieke krant noemde hem bij zijn overlijden (1952) een “verdediger van de beschaving”. Zelfs in Nederland had hij invloed: zo zou de vader van de conservatief-katholieke politicus Joseph Luns een Maurassien zijn geweest.
Een begaafd schrijver
Charles Maurras werd in 1868 geboren in Martigues, een Provençaals havenstadje ten westen van Marseille. Zijn vader was belastingambtenaar, zijn moeder de dochter van een marineofficier. Naar eigen zeggen vormden zijn vroege kinderjaren die hij in dat landhuis doorbracht in een landhuis bij Martigues de mooiste tijd van zijn leven. Daarop volgden enkele treurige ervaringen. Hij was nog geen zes toen zijn vader stierf. Een paar jaar later verhuisde het gezin naar een veel minder fraaie woning in Aix-en-Provence. Moeder Maurras was zeer gelovig en wilde haar beide zonen laten studeren aan het katholieke college in die stad.
Charles toonde zich een uitstekende leerling. Hij muntte uit in Latijn en Grieks en ook in godsdienst. Maar na enkele jaren zorgde toenemende doofheid ervoor dat hij de lessen niet langer normaal kon volgen. De jonge priester-leraar Jean-Baptiste Penon ondersteunde zijn begaafde leerling met bijlessen, zodat hij toch met succes zijn einddiploma haalde. Maurras heeft abbé Penon, die later bisschop zou worden, steeds als zijn grote weldoener erkend en nog decennia met hem gecorrespondeerd.
Op aanraden van Penon ging Maurras naar Parijs om aan de Sorbonne geschiedenis te studeren. Omdat hij door zijn doofheid weinig aan de colleges had, bracht hij de meeste tijd door in de bibliotheken. Hij las enorm veel, vooral literatuur en filosofie. Intussen was hij, ook al door aanbevelingen van abbé Penon, beginnen te schrijven voor diverse katholieke tijdschriften. Vanaf dat moment zou hij grote delen van de tijd achter zijn schrijftafel doorbrengen. Uiteindelijk vond hij het niet nodig om af te studeren, want hij kon van zijn pen leven. Maurras werd een succesvol literair criticus in bekende Parijse bladen en schreef zelf een indrukwekkend literair oeuvre bijeen van gedichten, verhalen en essays.
Door het lezen van rationalistische filosofen, in de eerste plaats Auguste Comte, maar ook door zijn warme belangstelling voor de antieke cultuur, ging hij aan zijn geloof twijfelen. Uiteindelijk kon hij niet meer geloven in de christelijke God. Dat leidde echter niet tot een echte breuk met de katholieke kerk. Integendeel, Maurras, bleef bevriend met overtuigde katholieken en met geestelijken als Penon. Hij zou altijd een groot respect behouden voor de kerk als instelling en waarde hechten aan katholieke denkers, in het bijzonder Thomas van Aquino. Had de atheïst Auguste Comte een “katholicisme zonder God” willen invoeren, Maurras aanvaardde de bestaande katholieke kerk, ook al zei God hem niets.
Maurras groeide op toen Frankrijk, bijna een eeuw na de Franse Revolutie, voor het eerst een stabiel republikeins regime kende: de Derde Republiek. De enige grote republiek in Europa kende bovendien – toen nog uitzonderlijk – algemeen stemrecht voor mannen. De conservatief-klerikale omgeving waarin Maurras was opgegroeid stond vijandig tegenover de republiek, maar veel conservatieven verzoenden zich ermee vanwege de stabiliteit en stijgende welvaart. Zo ook Maurras, hoewel hij er weinig respect voor had.
De Derde Republiek kende al snel enkele politieke schandalen en crisissen die haar reputatie geen goed deden. Ze was bovendien ontstaan uit de Frans-Duitse oorlog van 1870, waarin Frankrijk een vernederende nederlaag had geleden. Het land was doordrongen van nationalisme en anti-Duits revanchisme, dat ook Maurras trof. Een van die tenoren was de schrijver Maurice Barrès, met wie hij bevriend raakte.
Fébriles en École romane
Het zouden echter zijn literaire en esthetische opvattingen zijn die hem tot zijn politieke denkbeelden zouden leiden.
Als kind van de Provence kende hij de oude Provençaalse taal en schreef er ook in. In 1888 kreeg hij een prijs van de Fébriles, een literair genootschap dat de Provençaalse taal en cultuur verdedigde. Daardoor raakte hij bevriend met de grote Provençaalse dichter en latere Nobelprijswinnaar Frédéric Mistral. In de Fébriles was er kritiek op de Franse staat, die de oude streektalen negeerde en onderdrukte. Maurras zag hierin een gevolg van de Franse Revolutie, die de oude provincies met hun voorrechten en tradities had afgeschaft en vervangen had door een uniform, hypergecentraliseerd bestuur. De revolutie, stelde hij, had van de Fransen niet zozeer burgers dan wel “geadministreerden” gemaakt, met ontkenning van hun regionale identiteit. Samen met de Fébriles pleitte hij voor “federalisme”, het herinvoeren van de provinciale autonomie.
Rond die tijd was Maurras ook een van de oprichters van de École romane, een beweging die een terugkeer naar het classicisme in de literatuur beoogde. Dat was een reactie op de romantiek en de stromingen die daarna waren gekomen als de Parnassiens (zowat de Franse tegenhangers van de Tachtigers) en de symbolisten. De École romane richtte zich op de Grieks-Romeinse beschaving en haar erfenis in de landen rond de Middellandse Zee, het zuiden, de streek van het licht. De romantiek werd gezien als een storende invloed van het duistere noorden, in de eerste plaats Duitsland.
Geen toeval dat Maurras als journalist aanwezig was op de eerste moderne Olympische Spelen die in 1896 in Athene werden gehouden. Bij die gelegenheid omarmde en kuste hij de tempelzuilen op de Akropolis, waarbij hij heidense Griekse verzen citeerde. Op de spelen zelf keek hij met afkeer naar de “noordelijke” atleten, in de eerste plaats naar de Duitsers, maar ook naar de Amerikanen, die hij bijzonder vulgair vond. In de oudheid mochten de barbaren niet aan de Olympische Spelen deelnemen…
De strijd tegen decadentie en voor het behoud van de klassieke waarden en idealen kreeg voor hem een politieke invulling. Frankrijk was een van de belangrijkste dragers geweest van deze Romaanse beschaving, maar dreigde nu onder vreemde culturele invloeden in verval te geraken, net zoals het Romeinse Rijk dreigde het te capituleren voor de barbaren.
Het ontstaan van de Action française
Het was de Dreyfusaffaire, het schandaal rond de joodse officier Alfred Dreyfus, die ten onrechte wegens spionage werd veroordeeld, die Maurras de sprong naar de politiek deed zetten. Aanvankelijk interesseerde de affaire hem weinig, maar toen de officier die bewijzen van Dreyfus’ schuld had vervalst in 1898 werd gearresteerd en dood in zijn cel werd aangetroffen, reageerde hij, net zoals duizenden anderen verontwaardigd. Of Dreyfus schuldig was of niet, interesseerde hem niet zozeer (hoewel hij hem nog jaren na de affaire als de “joodse verrader” zou uitschelden). Hij vond het schandalig dat de verdedigers van Dreyfus de reputatie van het Franse leger besmeurden. Zoals velen zag hij hierin een complot van linksen en joden om Frankrijk te verzwakken.
In 1899 trad hij toe tot een groepje nationalistische intellectuelen dat deze opinie deelde en bijeenkwam in het bekende Parijse Café de Flore. Deze club was het jaar daarvoor gesticht door filosofieleraar Henri Vaugeois en journalist Maurice Pujo onder de naam Comité d’Action française. Het comité gaf een tijdschrift uit onder de naam Revue d’Action française, dat werd gemaakt op de bovenverdieping van hetzelfde Café de Flore. Door zijn bijdragen aan het tijdschrift werd Maurras snel het meest invloedrijke lid. De Revue d’Action française kreeg al gauw aanhang bij de nationalistische rechterzijde. Maurras begon erin te pleiten voor het herstel van de monarchie, een idee waartoe hij ook republikeinen als Vaugeois en Pujo wist te overtuigen.
Het aantal lezers en sympathisanten groeide, zodat in 1905 beslist werd ze te verenigen in de Ligue d’Action française. Deze ligue (bond of liga: de naam werd veel gebruikt voor nationalistische organisaties, naar het voorbeeld van de Ligue des Patriotes uit 1882, die een tijd door Maurras’ vriend Barrès werd geleid) was vooral bedoeld om propaganda te voeren, aanhangers te mobiliseren en geld in te zamelen. Ze was geen politieke partij en in feite ondergeschikt aan de redactie van het tijdschrift, dat in 1908 het werd omgevormd tot een dagblad met de naam L’Action française. Onder leiding van Maurras, die vrijwel dagelijks politieke commentaren schreef, kreeg de krant een veel grotere uitstraling dan enkel zijn politieke aanhang. Vooraanstaande intellectuelen en schrijvers, onder wie André Gide en Marcel Proust, lazen geregeld L’Action française.
Daarnaast ontstonden enkele nevenorganisaties, zoals het Institut d’Action française, een soort alternatieve universiteit, een studentenvereniging en de Camelots du Roi (Venters van de Koning). Deze laatsten waren militanten, meestal jongeren uit welgestelde families, die de krant op straat verkochten. Al snel traden ze op als knokploegen, maar soms probeerden ze ook populariteit voor de beweging te winnen door hulpacties voor behoeftigen, zoals slachtoffers van overstromingen. In 1908 verkochten ze enkele oorvegen aan een docent geschiedenis aan de Sorbonne die in zijn colleges twijfels had geuit aan het bovennatuurlijk karakter van de visioenen van Jeanne d’Arc.
Dit kluwen van organisaties, samen de Action française (AF) genoemd, stond onder de onbetwiste leiding van Maurras, hoewel hij formeel enkel politiek directeur van de krant was. Hij werd door zijn volgelingen steevast de “Meester” (Maître) genoemd. Andere intellectuele tenoren van de beweging waren, behalve Vaugeois en Pujo, de historicus Jacques Bainville, bekend om zijn publicaties over Duitsland, en Léon de Montesquiou, een telg uit een oeroud adellijk geslacht. Verder de agressieve polemist Léon Daudet, zoon van de bekende schrijver Alphonse Daudet, die codirecteur van de krant werd, en beeldhouwer Maxime Real del Sarte, de leider van de Camelots du Roi. Een opvallend figuur in dit elitaire milieu was de slagerszoon Georges Valois, een voormalig anarchist die in de AF een middel zag om het kapitalisme te bestrijden en haar ideeën in de arbeidersbeweging wilde verspreiden.
Het integraal nationalisme
Maurras heeft zijn leer, die hij het “integraal nationalisme” noemde, uitgewerkt op heldere en rationele wijze, zodat het voor zijn aanhangers als een soort wetenschap overkwam, al was die uiteraard niet vrij van zware vooroordelen.
Vooraan stond het nationaal belang en het handhaven van de orde in de samenleving. Maurras verwierp de Franse Revolutie en de daaruit voorgekomen staat die volgens abstracte principes van gelijkheid en democratie de samenleving hinderlijke en irreële wetten oplegt. Tegenover dit ‘wettelijke land’ (pays légal) stelde hij het ‘reële land’ (pays réel) van lokale, concrete vrijheden. Er moesten instellingen komen die dit pays réel respecteren.
Daarvoor achtte hij de erfelijke monarchie het meest geschikt. Zijn monarchisme steunde niet op nostalgie voor het verleden of een geloof in een koningschap naar goddelijk recht, maar op rationele argumenten. Een erfelijk monarch is onafhankelijk van partijen en drukkingsgroepen en kan daarom het best instaan voor het algemeen belang, wat voor verkozen politici veel moeilijker is. Hij hoeft zelfs niet bekwaam te zijn, want omdat hij belang heeft bij een goed bestuur, zal hij zich omringen met bekwame adviseurs en ministers. Maurras was dan ook tegen een parlementair regime, zoals dat zich in negentiende eeuw toch even in de Franse monarchie had ontwikkeld. Hij wilde een monarch die echt regeert, maar geen absolute monarchie. De lokale vrijheden en privileges zouden zijn macht beperken, zoals in het ancien regime. Een verkozen parlement mocht er zijn – Maurras was zelfs voor vrouwenstemrecht – maar alleen om de monarch adviezen te geven en te ondersteunen. Hij vond daarvoor genoeg voorbeelden in de geschiedenis van de Franse koningen, die in duizend jaar Frankrijk hadden gemaakt tot het machtigste land van Europa, terwijl de republiek er maar een boeltje van gemaakt had.
In hetzelfde plan paste ook een katholieke staatskerk, die de morele orde handhaaft. Frankrijk had als “Oudste Dochter van de Kerk” altijd baat gehad aan de banden met het katholicisme. Op sociaal vlak nam Maurras grotendeels de ideeën van katholieke denkers over, die pleitten voor een corporatieve ordening van het bedrijfsleven. Dat sloot aan bij zijn opvatting van decentralisatie: lokale gemeenschappen, ook op professionele basis, moesten zoveel mogelijk macht krijgen.
Maurras had geen concrete plannen om die ideeën door te voeren. Hij meende dat de democratie vroeg of laat door haar eigen onmacht ineen zou storten. Hij hoopte op een staatsgreep, naar het voorbeeld van de coup van generaal George Monk, die in 1660 de monarchie in Engeland had hersteld.
Wel besteedde hij veel energie aan aanvallen op de verdedigers van de democratie, en vooral de “verbonden krachten” die volgens hem Frankrijk wilden verzwakken. Dat waren de protestanten, de vrijmetselaars, de joden en de vreemdelingen (die hij métèques, metoiken noemde). Het protestantisme was niet alleen ontstaan door het verzet van de Duitse barbaar Luther tegen de “Romeinse” invloeden op het christendom, de protestanten hadden met hun godsdienstoorlogen in de zestiende eeuw Frankrijk ernstig verzwakt. Hij zag hen ook als voorlopers van de door hem verfoeide Verlichting. Dat hij de vrijmetselarij, waar veel republikeinse politici toe behoorden, haatte en verantwoordelijk hield voor weerzinwekkende complotten, spreekt bijna vanzelf. Wat de joden betreft, moest Maurras niets hebben van het biologisch antisemitisme dat al een tijd in Duitsland populair was. Hij verwierp rassentheorieën uitdrukkelijk en beschouwde zich niet als racist. Hij verweet de joden echter dat ze zich als vreemdelingen gedroegen en met hun onderlinge internationale solidariteit geen goede Fransen konden zijn. Dit “staatsantisemitisme” hield in dat de joden best uit Frankrijk konden vertrekken, eventueel naar Palestina, maar het zou Maurras niet beletten om voortdurend heel agressief naar de joden uit te varen. Wat de vreemdelingen betreft, kantte hij zich tegen de immigratie die Frankrijk toen al kende, en tegen het royaal toekennen van naturalisaties.
Maurras ideeën werden snel populair bij de reactionaire rechterzijde. De beweging en de krant kregen financiële steun van de hoogste kringen. Ook het hoofd van het Franse koningshuis, die onder de Derde Republiek in ballingschap moest leven, schonk aanzienlijke bedragen.
Succes en neergang
De Eerste Wereldoorlog versterkte de invloed van de AF. Maurras en Bainville hadden immers gewezen op het gevaar dat het machtige Duitse Rijk voor Frankrijk betekende en gewaarschuwd dat Frankrijk onvoldoende op een oorlog was voorbereid. Maurras voorspelde dat een conflict met Duitsland Frankrijk een half miljoen mensenlevens zou kosten (het werden er meer dan het dubbele!). Toen de oorlog eenmaal was uitgebroken, riep Maurras zijn aanhangers op om eendrachtig te strijden voor Frankrijk. Zelf betreurde hij het dat hij door zijn leeftijd en zijn handicap niet kon vechten, maar veel van zijn medewerkers gaven het voorbeeld. Montesquiou zou sneuvelen en Real del Sarte verloor zijn linkerhand. Maurras pleitte voor nationale eendracht. Zijn krant stond achter elke oorlogsinspanning. Hij steunde zelfs Clemenceau, een overtuigde republikein en verdediger van Dreyfus, die het land met gezag en efficiëntie wist te leiden. Daarentegen ging L’Action française te keer tegen pacifisten en defaitisten. De krant onthulde enkele gevallen van verraad.
Het gevolg was dat zijn aanhang sterk toenam. Op het einde van de oorlog had de krant een recordoplage.
Bij de parlementsverkiezingen van 1919 namen voor het eerst kandidaten van de AF aan verkiezingen mee, als deel van het rechtse Bloc national. Vijftien van hen werden verkozen, waaronder Léon Daudet. De AF voerde haar anti-Duitse houding tot op de spits. Het Verdrag van Versailles werd als veel te gematigd beschouwd. Maurras wilde dat het Duitse Rijk meteen in kleinere staten zou worden opgedeeld, zodat het geen kwaad meer kon doen. Hij steunde de anti-Duitse politiek van premier Raymond Poincaré – nochtans een overtuigd republikein – die in 1923 de omstreden bezetting van het Ruhrgebied doorvoerde. De daaropvolgende verzoenende politiek van Aristide Briand werd door hem fel bestreden. Elke toegeving aan Duitsland beschouwde hij als een bedreiging voor Frankrijk. Tegelijk bleef hij uitvaren naar links en vooral naar het nieuwe grote gevaar, het communisme, waarachter hij het werk van de joden zag.
Dit verbaal geweld bleef niet zonder reactie. In 1923 werd een leider van de Camelots du Roi vermoord door een jonge anarchist. Op het proces zei de dader dat hij Maurras verantwoordelijk achtte voor de Ruhr-bezetting. Andere aanslagen volgden en Maurras leek zelf geviseerd.
Toen in 1925 een secretaris van de Ligue d’Action française werd vermoord, publiceerde Maurras een open brief aan de toenmalige (joodse) minister van Binnenlandse Zaken Schrameck. Hierin wierp hij de joden en de revolutionaire marxisten van die tijd op één hoop:
Deze dreigende woorden kostten hem één jaar voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit soort proza was men van hem gewend…
Dit maakte hem bij zijn achterban alleen maar populairder. Toch begon hij rond die tijd pluimen te verliezen. Bij de verkiezingen van 1924 verloren alle AF-kamerleden hun zetel. De AF was geen partij en had als zodanig geen campagne gevoerd. Maurras was duidelijk geen praktisch politiek leider en dat leidde tot ontevredenheid in eigen rangen. Georges Valois raakte in de ban van een nieuwe stroming: het fascisme van Mussolini. Begin 1925 brak hij met de AF richtte Le Faisceau op, de eerste fascistische partij buiten Italië. Maurras reageerde bijzonder heftig tegen deze dissidentie. Hij beschuldigde Valois ervan geld van Italië te ontvangen. Leden van Le Faisceau wreekten zich met een aanval op de kantoren van L’Action française.
Intussen nam de kritiek uit katholieke hoek toe. De christendemocraten (voor wie Maurras even weinig sympathie had als voor andere democraten) en gematigde katholieken verweten hem dat zijn leer niet op het christendom was gebaseerd en hij de kerk enkel zag als een politiek middel, niet als een doel. Traditionele katholieke bladen en zelfs geestelijken hadden bezwaren tegen een beweging die geleid werd door een niet-gelovige bewonderaar van het heidendom. Toen de Vaticaanse krant L’Osservatore romano dergelijke kritiek begon te formuleren, wist iedereen dat paus Pius XI die mening deelde. Maurras, die altijd voorzichtig was geweest in zijn houding tegenover de kerk, schreef daarop dat L’Action française geen katholiek blad was en dat de paus op politiek vlak niet vrij was van dwalingen. Het Vaticaan reageerde door eind 1926 L’Action française en de werken van Maurras op de Index van verboden boeken te plaatsen (wat eigenlijk niet zo’n verrassing was: in 1914 wilde het Heilig Officie al de literaire werken van Maurras op de Index plaatsen wegens hun heidens karakter, maar de toenmalige paus Pius X had dat belet) . Katholieken mochten hem dus niet meer lezen. Het gevolg was dat nogal wat diepgelovige bewonderaars van Maurras, zoals de filosoof Jacques Maritain, afstand van hem namen. Het aantal lezers van de krant daalde fors. De AF zou zich nooit echt van die klap herstellen.
In die jaren kregen Maurras’ ideeën steeds meer bekendheid buiten Frankrijk. Zeker in buurland België. Léon Degrelle, die de bekendste Belgische fascist zou worden, werd als het ware met de lectuur van Maurras gevormd. Degrelles krant droeg de maurassiaanse benaming Le Pays réel. En ook Joris van Severen, de stichter van het Verbond van Dietsche Nationaal-Solidaristen, stond meer onder de invloed van de schrijver uit Martigues dan die van Hitler of Mussolini.
De Portugese dictator António de Oliveira Salazar bewonderde Maurras en die bewondering was wederzijds. In Spanje stichtten rechtse monarchisten na uitroeping van de republiek (1931) een invloedrijk tijdschrift met de duidelijke titel Acción Española. Eén van hen, oud-minister José Calvo Sotelo, bezocht Maurras in Parijs. Toen Calvo Sotelo in 1936 door republikeinen werd vermoord, was dat het signaal voor de militaire opstand die tot de Spaanse Burgeroorlog leidde. Maurras zou trouwens tijdens de burgeroorlog een bezoek brengen aan Burgos, toen de zetel van de nationalistische regering van generaal Franco.
Ook in Latijns-Amerika (Brazilië, Argentinië…) dweepten intellectuelen met Maurras, die intussen in eigen land eens steeds meer omstreden figuur werd.
De woelige dertiger jaren
Door de economische crisis kreeg begin de jaren 1930 extreemrechts ook in Frankrijk de wind in de zeilen. Intussen had de AF steeds meer concurrentie gekregen. Niet van Le Faisceau, dat al snel uiteen was gevallen, waarna Georges Valois opnieuw een linkse koers ging varen. Wel van enkele andere rechtse nationalistische ligues, met als belangrijkste de Jeunesse patriotes en de Croix-de-Feu. Hoewel qua ideologie niet zo extremistisch als de AF vielen deze veel meer op door hun forse organisatie en hun gedisciplineerd optreden, zoals bij massa-optochten. Terwijl de AF in een overheidsrapport werd omschreven als een “adellijke coterie zonder politiek doel of organisatie”.
De Franse democratie leek even op haar grondvesten te daveren nadat eind 1933 bekend raakte hoe een zwendelaar van joods-Russische origine, Alexandre Stavisky, zich verrijkt had met de verkoop van valse obligaties. In de eerste dagen van 1934 onthulde L’Action française dat Stavisky door zijn relaties met belangrijke politici – waaronder vrijmetselaars – aan vervolging was ontsnapt. Toen de politie Stavisky dan toch ging arresteren trof ze hem stervend aan. Bijna niemand geloofde dat het om zelfmoord ging. Maurras, die verkondigde dat hij door “het regime” was vermoord, was al een campagne “Weg met de dieven” gestart. In de crisis die nu volgde, nam het kabinet ontslag, terwijl de AF-militanten bleven ageren tegen de “dieven en moordenaars”. Op 6 februari kwamen meer dan 30.000 betogers – leden van diverse ligues en oud-strijders – bijeen in het centrum van Parijs, terwijl een nieuwe regering zich voor de Kamer van afgevaardigden presenteerde. In de loop van de avond probeerden een deel van de betogers, waaronder die van de AF, door te stoten naar het gebouw van de Kamer. De politie opende het vuur. Er vielen vijftien doden, waaronder vier Camelots du Roi, en meer dan tweeduizend gewonden. De bloedigste onlusten in Parijs sinds de Commune van 1871.
De onlusten hadden een enorme weerklank. Maurras werd ervan beschuldigd een staatsgreep te hebben willen plegen. Dat klopte hoogstwaarschijnlijk niet, want toen de rellen uitbraken was hij alweer in de lokalen van zijn krant. Veel van zijn meest radicale aanhangers waren teleurgesteld over zijn gebrek aan leiderschap en verlieten de beweging die zij spottend de “inaction française” noemden. Enkelen onder hen stichtten later een clandestiene terreurgroep die bekend zou raken als de Cagoule.
Door de gebeurtenissen van 6 februari, een jaar na de machtsovername van Hitler in Duitsland, zagen velen de democratie ook in Frankrijk bedreigd. De linkse partijen – ook de communisten – zochten toenadering tot elkaar tegen het fascistische gevaar. Uiteindelijk vormden ze het Volksfront onder leiding van de (joodse) socialist Léon Blum, die voor Maurras de kop van jut zou worden.
Jacques Bainville overleed op 9 februari 1936. Vier dagen later was een massa AF-aanhangers in Parijs aanwezig bij de uitvaart van een van Maurras’ meest prominente bondgenoten. De rouwstoet blokkeerde een toevallig passerende wagen waarin Léon Blum zat. Lieden in de stoet herkende de leider van het Volksfront. Enkelen vielen Blum aan met stokken en ijzeren staven. De auto raakte beschadigd, hijzelf werd gewond en het had erger met hem kunnen aflopen als zijn chauffeur niet was weggereden.
Maurras was niet bij het incident betrokken want hij liep vooraan in de stoet (hij noemde de aanwezigheid van Blum trouwens een “provocatie”). Maar hij werd wel verantwoordelijk geacht. Hij had meermalen dreigend uitgevaren naar Blum, die grote kans maakte om na de verkiezingen van de maand daarop de eerste joodse premier van Frankrijk te worden (hetgeen inderdaad zou gebeuren). Ooit had hij geschreven dat Blum een “monster van de democratische republiek” was, die moest worden gefusilleerd “maar dan in de rug”.
Ditmaal trad de regering hard op. Ze ontbond de Ligue d’Action française, de Camelots du Roi en de nevenorganisaties. Alleen het blad L’Action française bleef bestaan. Maurras – die zijn dreigende woordenstromen tegen Blum allerminst stopte – werd wegens het aanzetten tot moord veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf, die hij volledig uitzat.
Zijn beweging was geliquideerd. Haar plaats werd meer en meer ingenomen door echte fascistische partijen. Maurras was politiek vrij machteloos geworden maar genoot nog heel wat aanzien. In de gevangenis kreeg hij veel blijken van sympathie, ook van mensen die hem politiek nooit hadden gesteund, zelfs van Pius XI. Twee dagen na zijn vrijlating werd hij door tienduizenden gehuldigd. In 1938 werd hij, ondanks protesten, verkozen tot lid van de Académie française. Het jaar daarop haalde de nieuwe paus Pius XII zijn werken van de Index.
Pétain, de “goddelijke verrassing”
Intussen dreigde een nieuwe oorlog met Duitsland. Maurras had eerder al gewaarschuwd voor de opkomst van Hitler. Voor het naziregime had hij geen sympathie. Hij beschouwde het als het grootste gevaar dat Frankrijk bedreigde. Hij had daarentegen altijd aangedrongen op goede relaties met fascistisch Italië, in de hoop dat Mussolini geen bondgenoot van Hitler zou worden. Hij eiste dat Frankrijk zich weer sterk bewapende en verfoeide elk pacifisme.
Toch keurde hij in 1938 het omstreden akkoord van München met Duitsland goed. Hij meende dat Frankrijk zo zwak was geworden dat het zich geen oorlog kon permitteren. Het begin van de Tweede Wereldoorlog leek hem gelijk te geven. Na een succesvol Duits offensief moesten de Fransen in juni 1940 een vernederende wapenstilstand sluiten, waarbij het grootste deel van hun grondgebied bezet werd. Maurras vestigde zich toen in Lyon, in onbezet Frankrijk, waar hij L’Action française verder deed verschijnen. Hij juichte de machtsovername door maarschalk Pétain en de instelling van diens autoritair Vichy-bewind toe als een “goddelijke verrassing”. Hij had redenen daartoe: Pétain, die bijna regeerde als een monarch, ontbond de vrijmetselarij, voerde discriminatie van de joden in, maakte naturalisaties van vreemdelingen ongedaan, herstelde de invloed van de kerk en begon met een bescheiden decentralisatie naar de regio’s toe. Vaak is beweerd dat Pétain sterk door Maurras werd beïnvloed, maar dit moet worden gerelativeerd. Pétain respecteerde hem wel, maar ontmoette hem tijdens de oorlog maar enkele keren. In het begin telde Vichy een paar ministers die met de AF sympathiseerden, maar al snel werden die vervangen door lieden die werk maakten van collaboratie met nazi-Duitsland. En daar was Maurras, die in het begin van de oorlog Hitler nog als een razende hond had bestempeld, het niet mee eens. Voor zover de censuur van Vichy het toeliet bleef hij benadrukken dat Duitsland een vijand bleef. Schamper merkte hij op dat prominente collaborateurs als Laval, Déat en Doriot een links verleden hadden. Hij verdedigde nu de stelling “Frankrijk alleen”: zijn land moest zich helemaal alleen redden, en dus ook niet de Britse belangen dienen. Generaal Charles de Gaulle, die met zijn Vrije Fransen aan Britse zijde was blijven vechten was voor hem een verrader, ook al had hij voor de oorlog respect gehad voor de Gaulles opvattingen over defensie.
Toen de Duitsers in november 1942 ook Lyon bezetten, werd Maurras’ positie nog moeilijker. De gevreesde Duitsers waren nu overal rond hem, en ze hielden hem in het oog, want de afkeer was wederzijds. Toch mocht zijn krant blijven verschijnen vanwege zijn blijvende aanvallen op de geallieerden en de joden.
De oude Meester raakte steeds meer geïsoleerd. Zijn briljante volgeling, schrijver en journalist Robert Brasillach, steunde wel de collaboratie. Veel andere maurassiens kozen uit patriottisme toch voor het verzet, tegen Maurras’ zin, want hij zag in de Franse verzetsbeweging een bende terroristen onder communistische leiding.
Op het einde was hij zelf getuige van enkele verschrikkingen van de nazibezetting. Zijn trouwe metgezel Maurice Pujo, die de overleden Daudet als codirecteur van de krant had opgevolgd, werd kort na de geallieerde landing in Normandië enkele weken opgesloten. Maurras noemde die landing een buitenlandse invasie…
Op 3 september 1944 werd Lyon door geallieerde troepen bevrijd. Enkele dagen eerder was de publicatie van L’Action française – na zesendertig jaar en 13.000 nummers – stopgezet. Maurras dook onder maar werd al vijf dagen later gearresteerd: het verzet kwam hem op het spoor nadat hij een interview had gegeven aan een Amerikaans journalist waarin hij voorspelde dat Frankrijk over een paar jaar een monarchie zou zijn.
Eind januari 1945 vond in Lyon onder grote belangstelling het proces tegen Maurras en Pujo plaats. De 76-jarige Maurras werd vanwege zijn doofheid bijgestaan door iemand die alles in zijn oor navertelde. Dat belette hem niet een zeven uur durende verdedigingsrede te houden. Hij nam niets terug van wat hij geschreven had. De man die Duitsland altijd als een gevaar had beschouwd, verwierp heftig de beschuldigingen van verraad en steun aan de vijand. Toch had de aanklager geen moeite om aan te tonen dat zijn vertrouwen in Pétain neerkwam op een vorm van collaboratie.
Pijnlijk waren de beschuldigingen dat hij in zijn krant verzetslieden had aangevallen, die kort daarop waren opgepakt. Verklikking dus, maar zijn advocaat kon de jury overtuigen dat hij niet aan de oorzaak van hun arrestaties lag. Maurras ontsnapte aan de doodstraf maar werd wegens steun aan de vijand veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf en verlies van zijn burgerrechten. Toen hij de rechtszaal verliet, riep hij:
“Dit is de revanche van Dreyfus”.
Maurras bracht zijn gevangenistijd onvermoeid door met lezen en schrijven. Omdat hij maar een beperkt aantal boeken mocht bezitten smokkelde een adellijke vriendin lectuur binnen in voedselpakketten. Zijn cel was dan ook snel even vol met boeken en papieren als vroeger zijn werkkamer. Hij deelde die cel eerst met Pujo, die vijf jaar had gekregen, maar vroeger vrij kwam, later met zijn vroegere sympathisant Xavier Vallat die onder Vichy “commissaris-generaal voor joodse kwesties” was geweest.
Intussen genoot hij nog altijd een zeker respect. Door zijn veroordeling kon hij geen lid van de Académie française blijven, maar het eerbiedwaardige gezelschap bepaalde dat Maurras’ zetel in de Academie vacant zou blijven tot aan zijn dood. Het Provençaals literair genootschap Fébrilige nam dezelfde beslissing.
Ondanks zijn leeftijd bleef hij productief. Onder een schuilnaam verschenen zijn artikelen in nationalistische tijdschriften, vooral dan de door Pujo opgerichte Aspects de la France (waarvan de initialen verwezen naar de toen verboden benaming Action française).
Maurras, die tevergeefs om herziening van zijn proces had gevraagd, weigerde principieel gratie te vragen, maar nadat hij een paar keer in een ziekenhuis was opgenomen kreeg hij begin 1952 “medische gratie”. Hij bracht die verplicht door in een rusthuis nabij Tours, waar hij op 16 november 1952 overleed, 84 jaar oud. Een bevriende priester had hem in zijn laatste dagen opnieuw tot het katholicisme bekeerd.
Na zijn dood ging Maurras’ bekendheid snel achteruit. In Portugal bleef het regime van Salazar aandacht aan hem besteden. Sinds 1953 kent de Spaanse hoofdstad Madrid – nog altijd – een calle de Carlos Maurrás. Het autoritair monarchaal staatsbestel dat Franco in Spanje invoerde draagt sporen van Maurras’ opvattingen, maar het heeft de dictator niet lang overleefd. Enkele militaire dictaturen in Argentinië waren het werk van zeer rechtse officieren die in hun jeugd door Maurras waren beïnvloed.
In Frankrijk probeerde een groepje royalisten zijn ideeën hoog te houden. Het viel echter meermalen uiteen in nog kleinere groepjes. Het weekblad Aspects de la France, dat uiteindelijk evolueerde tot het tweemaandelijkse L’Action française 2000, hield in 2018 op te verschijnen.
Charles Maurras zelf is niet helemaal vergeten. Zijn landhuis in Martigues – waar zijn hart is begraven – is nu een museum. Zijn literair werk geniet nog altijd waardering. In 2018 ontstond er ophef omdat een door de Franse overheid uitgegeven jaarboek dat aandacht besteedt aan Fransen die in aanmerking komen voor herdenkingen, een bijdrage wijdde aan de toen 150 jaar geleden geboren Maurras. Na protesten liet de minister van Cultuur, die zelf het voorwoord had geschreven, de verkoop van het jaarboek stopzetten. De meeste redactieleden van het jaarboek namen toen gezamenlijk ontslag, met de opmerking dat een “herdenking” geen “huldiging” is en dat deze “vijand van de Republiek” nu eenmaal een belangrijke intellectuele en politieke rol in de Franse geschiedenis had gespeeld.