De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) dreunt nog steeds na in het Koninkrijk der Nederlanden van 2014. Dat wordt duidelijk in het boek De Opstand in de Nederlanden 1568-1648 – De Tachtigjarige Oorlog in woord en beeld. Anton van der Lem maakt daarin helder duidelijk waar de strijd over ging, waarom de ontwikkelingen van belang zijn en waarom ze tachtig jaar moesten duren.
De Tachtigjarige Oorlog werd een strijd om de godsdienst, terwijl prins Willem van Oranje een strijd om de vrijheid van godsdienst voerde. Bij alle onderhandelingen, over wapenstilstand of om vrede, bleek steeds opnieuw dat de strijdende partijen onverzoenlijk waren en niet akkoord wensten te gaan met het naast elkaar gelijkwaardig erkennen van twee of meer godsdiensten. Dat duurde tachtig jaar.
In de Raad van State verklaarde Willem op 31 december 1564 dat hij…
‘hoewel zelf goed katholiek, niet kon goedkeuren dat vorsten wensten te heersen over het geweten van hun onderdanen’
Het was, stelt Van der Lem, een door de praktijk ingegeven standpunt: als er naast elkaar rooms-katholieken, doopsgezinden, lutheranen en calvinisten wonen, dan is het zinloos elkaar naar het leven te staan.
Ontstaan Nederlanden
Aan het begin van de zestiende eeuw bestonden de Nederlanden uit verschillende gebieden met eigen wetten en regels, maar allemaal onder leiding van de Habsburgse landsheer Karel V (1500-1558). Zijn Bourgondische moeder was erfgename van de Spaanse koningskronen Aragon en CastiliĂ«. Toen Karel vijftien jaar was werd hij heer der Nederlanden, een jaar later ook koning van Spanje – met de Spaanse bezittingen in de Nieuwe Wereld – en in 1519 bovendien keizer van het Heilig Roomse (Duitse) Rijk. ‘De zon ging in zijn Rijk niet onder’.
Oorlog was in die tijd gebruikelijker dan vrede en de verdediging van het rijk ging met vele veldslagen gepaard. Turken bedreigden het rijk in het zuidoosten; Frankrijk wantrouwde de Habsburgse expansie. In 1528 voegde Karel de wereldse macht van Utrecht nog toe aan zijn rijk; later werden Holland, Zeeland, Utrecht, Gelre, Overijssel, Groningen, Friesland, Drenthe en Brabant ‘verenigd’. Karel voegde daar Vlaanderen ten westen van de Schelde en ArsetiĂ« (rond Atrecht) aan toe en gaf deze ‘Kreits’ (administratieve kring) een grote zelfstandigheid. Daarna groeiden de Zeventien ProvinciĂ«n samen tot Ă©Ă©n geheel, onder de naam ‘het Nederland’, ‘les Pays-Bas’ of ‘Belgium nostrum’.
Examenvak
In 1995 was ‘de Opstand’ het verplichte eindexamenonderwerp voor het vak geschiedenis op de middelbare scholen in Nederland. Van der Lem schreef daar toen een beknopt studieboek voor: ‘De Opstand in de Nederlanden (1555-1609)’. Toen hij daarna ging werken bij de Leidse universiteitsbibliotheek (hij is er conservator oude drukken) bouwde hij een website over de Tachtigjarige Oorlog, die nog steeds wordt geactualiseerd. Nu ‘de Opstand’ de komende vier jaar opnieuw examenstof is voor HAVO en VWO was dat voor hem aanleiding een bondige nieuwe publicatie aan het onderwerp te wijden, bijgewerkt met actuele wetenschappelijke inzichten en met aanvullende informatie op de website, en bovendien geĂ¯llustreerd met veel onbekende historische platen.
Historici zullen in het boek weinig nieuwe inzichten ontdekken; de Tachtigjarige Oorlog is intussen beschreven in vele voortreffelijke overzichtswerken. Waarschijnlijk zullen de examenkadidaten van 1995 veel uit hun stof herkennen. Bij mij gaat het in het ‘ingewikkelde verhaal’ om vaak langdurig weggezakte schoolkennis, die plotseling weer tot leven komt. Want Van der Lem geeft inderdaad een fascinerende beschrijving aan de hand van thema’s die nog steeds actueler dan vanzelfsprekend zijn.
Fundamentele rechten
Waarover ging de strijd? Waarom moeten we dat weten? En: waarom duurde die oorlog zo lang? Van der Lem:
Het ging om drie fundamentele rechten die van alle tijden en van alle landen zijn en die, helaas, nog niets van hun betekenis hebben verloren. Om de vrijheid van godsdienst en geweten. Om het recht op zelfbeschikking. Om het recht op medezeggenschap.
Die drie geweigerde rechten vormden de belangrijkste redenen voor de meningsverschillen, die uitmondden in protesten, ongeregeldheden en tenslotte in oorlog en burgeroorlog.
De twee belangrijkste godsdiensten hadden geen enkel respect voor elkaar. De rooms-katholieke kerk verketterde de protestanten. De Ware Religie van de gereformeerden noemde het katholicisme ‘paaps bijgeloof’.
Omdat er geen twee Waarheden naast elkaar kunnen bestaan en de katholieke koning van Spanje geen ander geloof in zijn rijk wilde dulden, duurde de oorlog tachtig jaar.
Zelfbeschikking
In 1559 verliet Filips II voor het laatst de Nederlanden; voortaan zou hij regeren vanuit Spanje. De belangrijkste edelen die hem van advies hadden gediend – prins Willem van Oranje, de graaf van Egmont en de graaf van Horne, hadden al gauw het gevoel dat er door zijn plaatsvervangers niet naar hen geluisterd werd. Dat leidde in 1566 tot de aanbieding van het Smeekschrift van 200 ‘Edelen’ aan landvoogdes Margaretha van Parma – in haar gevolg werd geringschattend opgemerkt dat het om ‘des gueux’ (bedelaars) ging; ‘Geuzen’ werd de eretitel van de oppositie.
De Spaanse koning, die aan het hoofd stond van een wereldrijk, maakte de Nederlanden ondergeschikt aan zijn internationale politiek. De Nederlanden wilden bestuurd worden overeenkomstig hun eigen belangen: militair en economisch. Maar Spanje was bang voor een verlies aan reputacion; gezichtsverlies, en was bang dat uit Italië dezelfde eisen zouden komen.
Dat kon de Spaanse kroon niet van zichzelf verkrijgen, en mede daardoor duurde de oorlog tachtig jaar.
De invoering van de ‘Tiende Penning’ door Alva, omdat de koning geld nodig had voor zijn internationale politiek en de Nederlanden hun eigen bestuur en verdediging moesten bekostigen, stuitte op enorme weerstand. Volgens Van der Lem hebben de Spanjaarden daar niets van begrepen.
De volgelingen van Willem van Oranje betaalden veel meer dan de Tiende Penning, maar die belasting werd met hun instemming geheven en was ten bate van het eigen belang. De hertog constateerde het zelf met verbazing. Hij en zijn opvolgers hebben het nooit begrepen en daarom duurde die oorlog tachtig jaar.
De Opstand
Het was het begin van een eindeloze reeks van slopende en vermoeiende belegeringen van steden, veldslagen, overwinningen en nederlagen, politieke en internationale verwikkelingen, komende en gaande bondgenoten. De strijd was gericht tegen de vertegenwoordigers van de Spaanse koning in de Nederlanden; niet tegen koning Filips II.
In januari 1579 tekende zich de religieuze breuk af door het ontstaan van de (katholieke) Unie van Atrecht zonder godsdienstvrijheid en de (protestantse) Unie van Utrecht waar ieder gewest zelf mocht uitmaken welke religieuze regels er zouden gelden, mits niemand om zijn geloof werd vervolgd. Daaraan, maakt Van der Lem duidelijk, danken de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden hun protestantse karakter, terwijl door latere veroveringen door de Koninklijke Nederlanden dorpen als Denekamp en Oldenzaal tot vandaag toe overwegend katholiek werden.
Willem van Oranje was eigenlijk tegen de Unie, omdat hij alle Nederlanden in de strijd tegen Spanje wilde verenigen, maar in mei tekende hij toch een officiële adhesieverklaring. In maart 1580 werd hij door Filips II in de ban gedaan.
Er waren dus verschillende gebieden: de provincies Luxemburg, Limburg en Namen bleven trouw aan de koning, de katholieke Unie van Atrecht, de officieel neutrale maar in de praktijk protestantse Unie van Utrecht en een aantal steden in Brabant en Vlaanderen die formeel geen van beide verdragen getekend hadden. Het gebied van de Unie van Utrecht en dat van de opstandige provincies kwamen echter weldra met elkaar overeen.

Breuk met Filips II
Toen de noordelijke Staten in 1581 een beroep deden op buitenlandse hulp en de soevereiniteit wilden overdragen aan de hertog van Anjou, broer van de Franse koning Hendrik III die de hugenoten welgezind was, moesten zij Filips als landsheer afzweren. Dat gebeurde in het Plakkaat van Verlatinghe. Nu waren er twee Nederlanden: de protestantse Republiek en de rooms-katholieke Koninklijke Nederlanden.
Anjou faalde echter op alle fronten. De miskleun maakte Willem van Oranje tot een politiek geĂ¯soleerde figuur. Weliswaar werd na het vertrek van de Franse graaf onderhandeld over het toekennen van de soevereiniteit aan prins Willem van Oranje zelf, maar Amsterdam en Gouda maakten bezwaar. Toen werd de prins vermoord, door Balthasar GĂ©rard, op 19 juni 1584. Wel kreeg hij postuum de eretitel ‘Vader des Vaderlands’. De oorlog zou toen nog 64 jaar duren.
De officiële feestdag in de Republiek was op 5 juni 1648, met dankzeggingen aan God en met openbaar vreugdevertoon. Het was de dag waarop tachtig jaar eerder de graven van Egmond en Horne waren vermoord.
Bekijk dit boek bij:
Meer weten:
Dutch Revolt. Website van de Leidse Universiteit over de Tachtigjarige Oorlog, met veel aanvullend materiaal.