De term gastarbeiders kennen de meeste Nederlanders wel. Op 22 juni 2020 werd dit begrip, dat typerend is voor de geschiedenis van Nederland in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog, toegevoegd aan de Canon van Nederland. Wie waren de gastarbeiders die naar Nederland kwamen? Wat is de betekenis van het begrip gastarbeider? Waar kwamen deze immigranten vandaan en met hoeveel waren ze? Een korte geschiedenis van de immigratie van gastarbeiders naar Nederland in de eerste naoorlogse decennia.
Betekenis en herkomst van het begrip gastarbeider
Het begrip gastarbeider verscheen voor het eerst in 1964 in een woordenboek, namelijk het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT). Het woord is een leenwoord uit het Duits, waar in de jaren 1960 de term Gastarbeiter in zwang kwam voor Turkse immigranten. Een gangbaar definitie van gastarbeider is:
“Iemand die tijdelijk naar een ander land komt om daar arbeid te verrichten.”
Of, nog korter:
“Buitenlandse werknemer.”
Door de gezinshereniging die in de jaren 1970 op gang kwam, zouden veel gastarbeiders zich blijvend in Nederland vestigen. Interessant is dat al snel, in 1971 door de sociologe Hilde Verwey-Jonker, een nieuwe term voor gastarbeider geïntroduceerd werd: ‘allochtoon’. Deze term moest een neutraler woord vormen voor begrippen als gastarbeider, buitenlander of immigrant. Vanaf de jaren 1990 werd de benaming ‘allochtonen’ echter weer als stigmatiserend ervaren, aldus Onze Taal.
Situatie in Nederland na de Tweede Wereldoorlog
Direct na de Tweede Wereldoorlog lag Nederland in puin. Er was gebrek aan alles. Om een paar voorbeelden te noemen: veel spoorlijnen en fabrieken waren ontmanteld en zo’n dertien procent van de landbouwgrond was door inundaties en verwoestingen onbruikbaar geworden. Daarbij waren er honderdduizenden woningen en gebouwen zwaar beschadigd geraakt en al dan niet onbruikbaar geworden. Onder leiding van Willem Drees en de Rooms-rode coalitie werd tot midden jaren 1950 ingezet op wederopbouw en herstel, met een sterk accent op industrialisatie.
Intussen verlieten in die tijd honderdduizenden Nederlanders hun moederland. Deze emigranten vestigden zich in landen als Canada, Australië, de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Nieuw Zeeland. Van 1947 tot 1963 betrof het zo’n 410.000 personen, omgerekend 3 tot 4 procent van de totale Nederlandse bevolking. De emigratiepiek lag in de jaren 1949 tot 1953, toen relatief gezien de meeste mensen de landsgrenzen (of oceanen) overstaken. Economische kansen, een eigen boerderij willen hebben, angst voor het communisme tijdens de Koude Oorlog (de Russen dreigden eind jaren 1940 op te rukken) en religieuze motieven speelden hierbij een betekenisvolle rol.
Komst van de eerste mediterrane gastarbeiders uit Italië (1949), Spanje (1961) & Griekenland (1966)
Vanaf beginjaren 1950 begon de economische situatie in Nederland te verbeteren, waardoor met name in de industrie en het bedrijfsleven behoefte ontstond aan meer personeel. Al in 1949 kwamen, na het afsluiten van een wervingsverdrag, de eerste Italiaanse gastarbeiders naar Nederland. Dit gebeurde toen op eigen initiatief of via gerichte uitnodigingen van Nederlandse fabrikanten en ondernemers. De Italianen, tot 1963 kwamen er zo’n 3000 tot 4000 naar Limburg, gingen vooral in de mijnen in Limburg aan de slag. Overigens werkten er voor 1945 al veel gastarbeiders in de Limburgse mijnen. Omstreeks 1930 betrof het zo’n 12.000 buitenlanders, die voornamelijk uit Duitsland, Slovenië en Polen afkomstig waren. Tijdens de crisisjaren 1930 liep dit aantal sterk terug, tot ongeveer 3.900 buitenlandse gastarbeiders in 1939. Vanaf 1955 kregen naast de mijnen ook andere Nederlandse bedrijven toestemming om Italiaanse gastarbeiders te werven. Ze gingen vooral in de Randstad aan het werk, onder meer in de industrie in Leiden, de havens van Rotterdam en Amsterdam, de Hoogovens bij IJmuiden en in de textielindustrie in Twente.
Vanaf 8 april 1961 begon de arbeidsmigratie vanuit Spanje op gang te komen, toen de Nederlandse en Spaanse regering een wervingscontract sloten. De Spaanse gastarbeiders kwamen onder meer in de Limburgse mijnen terecht (zo’n duizend personen), maar ook bij Philips in Eindhoven en andere bedrijven.
De volgende groep gastarbeiders kwam uit Griekenland, een land waarmee in 1966 een wervingsverdrag tot stand kwam. Al in 1961 waren er Grieken naar Nederland gekomen om te werken, maar na het sluiten van een verdrag nam dit aantal aanzienlijk toe. De Grieken gingen hoofdzakelijk aan de slag in de Limburgse mijnen, bij Royal Sphinx in Maastricht, de garenfabriek NYMA in Nijmegen en bij het staalconstructiebedrijf De Vries Robbé in Gorkum (laatstgenoemd bedrijf ging in 1976 failliet). Vanaf eind jaren 1980 nam het aantal Griekse immigranten naar Nederland weer toe, omdat Griekenland in 1981 tot de Europese Unie (EU) toetrad en vanaf 1988 mee mocht doen met het vrije verkeer van personen in de EU. In 2010 woonden er ruim 14.000 Grieken in Nederland, van wie ruim 8.400 leden van de eerste generatie en zo’n 5.800 personen van de tweede generatie.
Werving van Marokkaanse gastarbeiders in 1969:
Gastarbeiders uit Turkije (1964) en Marokko (1969) & gezinshereniging (vanaf 1973)
In 1964 sloot de Nederlandse regering, in navolging van onder meer Duitsland, een wervingsovereenkomst om gastarbeiders uit Turkije naar Nederland te halen. Waar in 1960 nog slechts 22 Turken in Nederland verbleven met een verblijfsvergunning, liep dit aantal op tot meer dan 9.000 in 1965. Tot 1973 arriveerden in Nederland zo’n 65.000 Turkse immigranten. In 2010 telde Nederland zo’n 384.000 Turkse Nederlanders.
Op 14 mei 1969 kwam verder een wervingsovereenkomst tussen Nederland en Marokko tot stand. Onder dit wervingsverdrag, dat in 1973 officieel eindigde, kwamen ongeveer 20.000 tot 30.000 Marokkaanse gastarbeiders naar Nederland. Vanwege de Oliecrisis van 1973 liep de immigratie in de jaren 1970 terug. Maar de werkloosheid onder gastarbeiders viel in de jaren 1970 relatief mee. Pas vanaf 1980 nam het aantal gastarbeiders dat in Nederland zonder werk kwam te zitten aanzienlijk toe. De Marokkaanse gemeenschap in Nederland groeide vanaf 1973 sterk door gezinshereniging. In 2010 telde Nederland meer dan 167.000 in Marokko geboren Nederlanders, terwijl het aantal Marokkanen van de tweede generatie toen 182.000 personen betrof. De omvang van de groep Marokkaanse Nederlanders was omstreeks 2010 dus ongeveer 350.000.
Lees ook: Arbeidsmigratie in de jaren 1960 en nu
Boek: Couscous op zondag. Een familiegeschiedenis – Khadija Arib
Gastarbeiders leren Nederlands (1973):
Bronnen ▼
Internet
-https://vijfeeuwenmigratie.nl/term/gastarbeiders/volledige-tekst
-https://ifthenisnow.eu/nl/gebeurtenissen/de-komst-van-de-eerste-gastarbeiders
-https://vijfeeuwenmigratie.nl/term/Gastarbeiders%20uit%20Itali%C3%AB%20/volledige-tekst
-https://www.demijnen.nl/actueel/nieuws-item/mijn-verleden-mijn-toekomst-presenteert-gastarbeiders
-https://www.turks.nl/nieuws/binnenland/nieuwste-cijfers-cbs-bekend-hoeveel-turken-leven-er-in-nederland
-https://vijfeeuwenmigratie.nl/term/Gastarbeiders%20uit%20Griekenland#6431-inhetkort
-http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/gastarbeider
alloch-https://nl.wikipedia.org/wiki/Gastarbeider