Dark
Light

Het Élysée-verdrag (1963)

9 minuten leestijd
Ondertekening van het Élysée-verdrag
Ondertekening van het Élysée-verdrag (Bundesarchiv, B 145 Bild-P106816 / Onbekend / CC-BY-SA 3.0)

Op 22 januari 1963 tekenden de Duitse bondskanselier Konrad Adenauer en de Franse president Charles de Gaulle in Parijs het Élysée-verdrag. Dit verdrag symboliseerde de naoorlogse vriendschap tussen Frankrijk en Duitsland.

Na 1945 hadden beide landen ingezet op verzoening. Politici bezochten elkaars land. Jongeren, vooral studenten, werden aangemoedigd contacten te leggen met leeftijdsgenoten in het buurland. Al in de jaren veertig gingen politici van de twee landen elkaar bezoeken. In 1948 was in het Duitse Ludwigsburg het Duits-Franse Instituut opgericht, dat de samenwerking tussen de twee landen moest bestuderen en bevorderen. Oktober 1954 had in Parijs de eerste Duits-Franse conferentie plaatsgevonden. Dus waarom nu dit verdrag?

De Westintegration van Adenauer

Vanaf het ontstaan van de Bondsrepubliek Duitsland (BRD, tijdens de Koude Oorlog ‘West-Duitsland’) in 1949 was Adenauer bondskanselier (federaal premier) geweest. Tot 1955 bleef de BRD onder toezicht staan van de westerse geallieerde machten: de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk. Pas in 1955 werd het geallieerde bestuur beëindigd en werd West-Duitsland volledig soeverein. In de tussenliggende zes jaar mocht de BRD geen buitenlandminister hebben. Adenauer handelde daarom ook buitenlandse zaken af – en bleef dit doen, ook toen er buitenlandministers waren.

Speerpunt van zijn diplomatie was Westintegration: West-Duitsland moest zich aansluiten bij het democratische Westen. Daarom was het land lid geworden van de NAVO en van de Europese Economische Gemeenschap. Dit beleid had een tweeledig doel. Op praktisch niveau gaf dit West-Duitsland een sterkere positie tegenover de Sovjet-Unie. Adenauer meende dat een ferme houding aangenomen moest worden tegenover het communistische blok. Voor hem ging dit samen met een moreel aspect: hoe meer Duitsland verbonden was met democratische landen, hoe groter de kans dat de Duitsers zelf democraten werden.

Charles de Gaulle en Konrad Adenauer, 1961 (cc - Bundesarchiv)
Charles de Gaulle en Konrad Adenauer, 1961 (cc – Bundesarchiv)

Adenauer had namelijk een somber beeld van zijn landgenoten. In zijn ogen liep er een directe lijn van de Duitse eenwording naar het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Tot 1870 was wat nu Duitsland is versnipperd over vele vorstendommen en vrijsteden. Het verlangen naar één Duitsland was ontstaan tijdens de Romantiek. De uiteindelijke eenwording was echter een initiatief van het militaristische Pruisen. Otto von Bismarck, kanselier van Pruisen, had tussen 1866 en 1870 drie oorlogen uitgelokt met ‘buitenlandse’ machten om de Duitsers tegen gemeenschappelijke vijanden te verenigen. Pruisen was militaristisch geweest, en niet-democratisch. De opkomst van Hitler en de Tweede Wereldoorlog was een afdaling naar de hel, maar de zondeval had in de ogen van Adenauer al plaatsgevonden in de negentiende eeuw. Democratisering van Duitsland en integratie met het Westen moest nieuwe Duitse agressie voorkomen.

De laatste verenigingsoorlog was de Duits-Franse Oorlog (1870-1871). Adenauer zette daarom in het bijzonder in op verzoening van Duitsland en Frankrijk. Dat hij zo lang aanbleef gaf hem aanzien in Frankrijk, waar tijdens de Vierde Republiek (1946-1958) regeringen gemiddeld drie maanden bleven zitten.

Het buitenlandbeleid van Charles de Gaulle

Mei 1958 werd Charles de Gaulle geïnstalleerd door het Franse parlement. In zijn buitenlandbeleid zou hij twee speerpunten hebben: Europa en de verhouding met Amerika. De Gaulle was vóór Europese samenwerking, maar dan niet op de manier van Jean Monnet. Natiestaten moesten wel samenwerken, maar zich niet ondergeschikt maken aan instanties die boven de landelijke regeringen stonden.

De Gaulle wilde wel degelijk samenwerken met Amerika, zeker tegen het communisme, maar dan moest het wel een gelijkwaardige samenwerking zijn. Hij ergerde zich aan de vanzelfsprekendheid waarmee Amerika de lakens uitdeelde. Volgens De Gaulle hadden staten geen vrienden, alleen belangen. Wanneer de belangen van Amerika anders waren dan die van Europa, zou Amerika voorrang geven aan de eigen belangen.

Een Frans-Duits Europa?

In september nodigde hij Adenauer uit voor een weekend in zijn privéwoning in Colombey-les-deux-Èglises. De EEG had indertijd zes lidstaten. Frankrijk en West-Duitsland waren de twee grootste landen. Met Duitsland als bondgenoot, kon hij proberen zijn buitenlandse ambities te verwezenlijken.

Aanvankelijk was Adenauer geen natuurlijke bondgenoot van de Franse president. Bij de oprichting van de Bondsrepubliek had Adenauer bewust ingezet op federalisme, op democratie die begon bij de basis. Centralisering van macht kon rampzalig uitpakken bij verkeerde machthebbers, bij decentralisering zouden er altijd tegenmachten zijn. Frankrijk had daarentegen een traditie van centraal gezag, vanuit Parijs.

CDU-verkiezingsposter met daarop de beeltenis van Adenauer
CDU-verkiezingsposter met daarop de beeltenis van Adenauer
Na verloop van tijd ging Adenauer de Franse president op punten gelijk geven. In 1958 was de EEG van start gegaan. De eerste voorzitter van de Europese Commissie werd Walter Hallstein, daarvoor Duits staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (tweede man, direct onder Adenauer). Eenmaal commissievoorzitter bleek Hallstein gecharmeerd van de gedachte dat de Commissie kon uitgroeien tot de regering van een Verenigde Staten van Europa. Dat bracht hem in het vizier van president De Gaulle, die het primaat van de natiestaten wilde behouden.

De Gaulle kwam met een alternatieve visie: de regeringsleiders van de EEG-lidstaten moesten enkele malen per jaar vergaderen over een aantal beleidsterreinen. De gemaakte afspraken konden bindend zijn, maar de macht bleef bij de landelijke regeringen. Dit plan is bekend geworden als het Fouchet-plan.

De Gaulle kreeg de steun van Adenauer. De andere lidstaten waren minder enthousiast. Het verzet kwam van de Nederlandse buitenlandminister Luns, die voorzag dat Duitsland en Frankrijk, vanwege hun omvang, in staat zouden zijn hun wil op te leggen aan de andere lidstaten. Samen met zijn Belgische collega Henri Spaak blokkeerde hij het plan.

Het Élysée-verdrag voorzag in regelmatige ontmoetingen van de Duitse en de Franse leiders en in samenwerking op een aantal beleidsterreinen. In zekere zin gingen Frankrijk en West-Duitsland het Fouchet-plan met zijn tweeën uitvoeren.

Duitse diplomatie: Washington, Parijs of allebei?

Over Amerika verschilden Adenauer en De Gaulle eerst van mening. Binnen Europa leek Adenauer prioriteit te geven aan een goede band met Parijs, maar de verhouding met Washington vond hij net zo belangrijk. Wel vroeg hij zich af hoelang de goede verhouding met de VS zou blijven duren. Tijdens de Tweede Oorlog was Harry Truman vicepresident geweest en Dwight Eisenhower opperbevelhebber van de geallieerde strijdkrachten. Voor deze twee naoorlogse presidenten was het trans-Atlantische bondgenootschap vanzelfsprekend. Zou dit zo blijven als Amerika een president kreeg die geen leidende rol had gespeeld tijdens de oorlog?

Adenauer had een afkeer van het communisme. Voor hem was die beweging even goddeloos en totalitair als het nationaal-socialisme was geweest. Adenauer weigerde zelfs diplomatieke betrekkingen te onderhouden met landen die Oost-Duitsland als staat erkenden (de Hallsteindoctrine). Om die reden kon hij in 1956, toen de Egyptische president Nasser het Suezkanaal nationaliseerde, het militaire optreden van Frankrijk, Engeland en Israël billijken. De socialist Nasser was volgens hem op de hand van de communistische landen. Adenauer was teleurgesteld dat Amerika deze interventie afkeurde en de Hongaarse Opstand niet steunde.

Charles de Gaulle en Konrad Adenauer, 1958 (cc - Bundesarchiv)
Charles de Gaulle en Konrad Adenauer, 1958 (cc – Bundesarchiv)
Toen John F. Kennedy president werd in 1961, was Adenauer aanvankelijk optimistisch. Wel waren hij en De Gaulle kritisch op diens streven om de banden met Afrika, Azië en Zuid-Amerika aan te halen. Dat zou onvermijdelijk de aandacht en de middelen voor Europa verminderen. Besefte Kennedy wel dat de grens tussen het Oosten en het Westen letterlijk door Europa liep? In augustus van dat jaar werd de Berlijnse Muur gebouwd. De Verenigde Staten legden zich hierbij neer en namen eerder een verzoenende houding aan. Toen een jaar later Amerika zelf te maken kreeg met uitbreiding van de invloedssfeer van de Sovjet-Unie, die raketten wilde stationeren op Cuba, reageerde Kennedy heel wat feller.

President De Gaulle was augustus 1961 afgereisd naar West-Berlijn en had tijdens de Cubacrisis direct zijn steun toegezegd aan de Amerikanen. Toch leek Washington meer waarde te hechten aan Groot-Brittannië dan aan Duitsland of Frankrijk. Adenauer ging de Franse president gelijk geven: Europa kon niet aan op Amerika.

Groot-Brittannië bij de Europese Gemeenschap

De Britse premier Harold MacMillan meende dat het Verenigd Koninkrijk zich beter aan kon sluiten bij de Europese Gemeenschap. Begin jaren zestig probeerde hij daarom goede banden op te bouwen met West-Duitsland en Frankrijk. De Franse president zou zich echter 14 januari 1963, tijdens een interview op de Franse tv, tegen Britse toetreding verklaren.

Luns en Spaan waren juist vóór het Britse lidmaatschap geweest. Het bood tegenwicht aan de Duits-Franse as. Vanwege de nauwe band tussen Engeland en Amerika, de ‘special relationship’, zou het ook de trans-Atlantische relatie verstevigen. Veel leidende Duitse politici waren voor. Adenauer was echter sceptisch. In zijn jaren als bondskanselier had hij gemerkt dat de Britten ook na de oorlog anti-Duitse gevoelens bleven koesteren en hij zag Engeland vooral als economische concurrent.

Zwakke positie Adenauer

Maar had Adenauer nog voldoende gezag om De Gaulle te kunnen steunen in deze omstreden éénmansactie? Tijdens de bouw van de Berlijnse Muur – feitelijk het failliet van zijn beleid om door spierballentaal Duitse hereniging op zijn voorwaarden af te kunnen dwingen – bleek hij aanvankelijk besluiteloos en radeloos. Het duurde meer dan een week voor hij afreisde naar West-Berlijn. Dit gaf de burgemeester van West-Berlijn, Willy Brandt (al aangewezen als lijsttrekker voor de West-Duitse verkiezingen van eind 1961) de kans om de West-Duitse onverzettelijkheid te vertolken.

Bij de verkiezingen verloor Adenauer zijn absolute meerderheid. Regeren met de socialistische SPD was voor hem een brug te ver. De liberale FDP was echter de verkiezingen ingegaan met de leus ‘Der Alte muß weg!’. Als compromis mocht hij premier blijven, mits hij halverwege de periode, dus eind 1963, plaats zou maken voor een partijgenoot.

Adenauer was dus al op weg naar de uitgang toen De Gaulle zijn veto over Britse toetreding uitsprak. Adenauer steunde hem, maar de top van het West-Duitse bedrijfsleven had de Britten graag bij de EG gezien. Hetzelfde gold voor Brandt, voor de FDP en voor veel mensen binnen Adenauers eigen CDU.

De CDU was al bezig zijn opvolger te zoeken. Verwacht werd dat óf economieminister Ludwig Erhard, óf buitenlandminister Gerhard Schröder (niet te verwarren met de gelijknamige SPD-bondskanselier van 1998 tot 2005) hem zou opvolger. Erhard en Schröder waren voor Britse toetreding en goede trans-Atlantische verhoudingen. Voorjaar 1963 lieten zij de Bondsdag (Duitse Tweede Kamer) een preambule aannemen: het Élysée-verdrag mocht niet strijdig zijn met eerdere verdragen. Voor de goede verstaander: de verhouding met Parijs mocht niet ten koste gaan van die met Washington.

Effect van het Élysée-verdrag?

Het verdrag werd geratificeerd, maar voor de Franse president was de glans eraf. Hij vergeleek het met een roos: mooi als ze bloeit, maar ze verwelkt snel. Adenauer probeerde hem te troosten door erop te wijzen dat de vriendschap tussen de twee landen meer is dan enkel een verdrag. In een rozentuin zullen altijd nieuwe rozen bloeien.

Het Élysée-verdrag was opgesteld op verzoek van Adenauer, die voor zijn aftreden de Duits-Franse vriendschap op papier wilde hebben. De twee mannen probeerden hun persoonlijke vriendschap om te zetten in een verbond tussen hun landen. Maar was hiervoor een verdrag nodig geweest? De twee mannen hadden al een historisch statement gemaakt op 8 juli 1962, toen zij samen in de kathedraal van Reims een mis bijwoonden, wat een iconisch geworden foto opleverde. De Gaulle had bij een bezoek aan Duitsland de bevolking in het Duits toegesproken.

Adenauer In Paris (1962)

Het vriendschapsverdrag was dus wellicht slechts een kers op de taart geweest. De Gaulle maakte alleen de fout door precies acht dagen voor de tekening van dat verdrag de Britse toetreding tot de EG te blokkeren. In West-Duitsland wekte dit de indruk dat toenadering tot Frankrijk, of in ieder geval tot De Gaulle, neer zou komen op afstand nemen van de VS. Na het aftreden van De Gaulle in 1969 kwam er meer ruimte (zo kon het Verenigd Koninkrijk een paar jaar daarna alsnog toetreden tot de EG).

Eind jaren zeventig werd het vriendschapsverdrag min of meer in de praktijk gebracht, toen bondskanselier Helmut Schmidt en president Valéry Giscard d’Estaing samen het Europese monetaire stelsel (EMU) lanceerden. In 1983, precies twintig jaar na tekening van het verdrag, hield president François Mitterrand een toespraak in de Bondsdag. Hierin verklaarde hij zich onder andere akkoord met de plaatsing van kruisraketten door de NAVO. Mogelijk heeft dit Helmut Kohl het steuntje in de rug gegeven dat nodig was om maart daarop de verkiezingen te winnen.

De hechte vriendschap die Kohl ontwikkelde met Mitterrand, zou hij niet hebben met Jacques Chirac. Twintig jaar later waren Angela Merkel en Nicholas Sarkozy twee handen op één buik (‘Merkozy’), maar met zijn opvolgers had Merkel minder op. Of het persoonlijk klikt tussen politici zou dus meer verschil kunnen uitmaken dan handtekeningen onder een verdrag.

Literatuur

-Adenauer, K, ‘Erinnerungen 1959-1963’ (Stuttgart, 1968)
-Bange, O, ‘The EEC Crisis of 1963. Kennedy, Macmillan, de Gaulle and Adenauer in Conflict’ (Basingstoke, 2000)
-Irving, R, ‘Adenauer’ (Londen, 2002)
-Sutton, M., ‘France and the construction of Europe, 1944-2007. The geopolitical imperative’ (New York, 2007)

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.171 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×