Eens was het de voormalige residentie van prins Willem II van Oranje. Nu ligt deze architecturale parel in de schaduw van het Brusselse Koninklijke paleis er voor de meeste voorbijgangers enigszins troosteloos en onbekend bij. Toch is zowel de opbouw als de geschiedenis van dit pand ongetwijfeld de moeite waard om van naderbij onder de loep te worden genomen. Een historische en architecturale schets:
De ontstaansgeschiedenis
>
Toen in 1815 na de verpletterende nederlaag van Napoleon in de slag bij Waterloo door het Congres van Wenen de Europese vorsten en diplomaten de staatkundige grenzen opnieuw drastisch hertekenden, kwamen de Zuidelijke Nederlanden ongewild onder het gezag te vallen van Nederland. Vrij vlug daarna vatte koning Willem I van Oranje (1772-1843) het plan op om in Brussel op een perceel in de Hertogstraat recht tegenover het Warandapark een paleis op te richten dat als verblijfplaats moest fungeren voor zijn zoon en erfprins, Willem-Frederik (1792-1849). De plannen van wat een neoclassicistisch gebouw moest worden, werden uitgetekend door de toenmalige particuliere architect van de Prins van Oranje, Charles Vander Straeten (1771-1834) die door de constructie van het herdenkingsmonument De Leeuw van Waterloo reeds grote vermaardheid had verworven. In 1825 viel Vander Straeten om duistere en tot op heden onbekende redenen echter plots in ongenade en duidde het Hof de architect Tilman-François Suys aan (1783-1861) die uiteindelijk het paleis verder inrichtte.
Een architecturale doorlichting
Het op het eerste gezicht van buitenaf vrij sobere gebouw, geheel ontworpen volgens de toen heersende strenge Lodewijk XVI-stijl wordt heden ten dage terecht nog steeds beschouwd als één van de schoolvoorbeelden bij uitstek van de negentiende-eeuwse neoclassicistische architectuur in ons land. De bouwwerkzaamheden begonnen in 1825 en waren omzeggens amper drie jaar later reeds afgerond. Tegelijkertijd werden op een aanpalend terrein van de Regentlaan en het Troonplein bijgebouwen ingericht als stallingen.
Het eigenlijke paleis kenmerkt zich door zijn nauwkeurig berekende geometrische afmetingen, zijn uitgesproken horizontalisme op ritmische wijze onderbroken door repetitieve stijlelementen. Daarbij zorgt het gebruik van blokwerk in de Ionische pilasters in combinatie met de rondboogvensters op de gelijkvloerse verdieping voor een typisch en oogstrelend contrast met de vlakke bepleistering van de gevelwand op de eerste verdieping. Een dubbele, enigszins vooruitspringende, kroonlijst met daarboven een attiek vervolledigt op homogene en serene wijze het geheel.
Binnenin trekken verscheidene prachtige staatsie- en ontvangstzalen nog steeds de aandacht. Een architecturaal meesterwerk inzake decoratie en het weloverwogen gebruik van ornamenten is ongetwijfeld de voormalige grote troonzaal centraal gelegen op de eerste verdieping. Deze heeft een opmerkelijke vloerbedekking bestaande uit een combinatie van eik en palissanderhout dat met de grijze marmeren muurbekleding een harmonieus geheel vormt. Een andere ruimte, de zogenaamde marmeren zaal, beslaat nagenoeg de hele zuidelijke kant van het paleis. Ook hier werd een schitterend parket aangelegd uit palissanderhout waarin prachtige gestileerde plantenversieringen en talrijke geometrische voorstellingen in verwerkt werden. De lichtrode met wit dooraderde marmergalerij rondom de zaal zorgt dan weer voor een bijzondere ruimtelijke invulling. Het plafond, ontworpen in de vorm van een tongewelf, valt op door zijn prachtige casementen versierd met veelvuldig wit en goudkleurig stucwerk, ritmisch afgewisseld door timpanen, waar de in reliëf uitgevoerde musicerende engelen, een meesterwerk van de Brugse beeldhouwer en architect Jean Robert Calloigne (1775-1830), als het ware de boventoon voeren. Willem II die hier graag vertoefde, zou het paleis samen met zijn echtgenote, Anna Paulowna (1795-1865), de zuster van tsaar Alexander I van Rusland vanaf 1828 bewonen tot aan de Belgische onafhankelijkheid in 1830.
Het verdere verloop
Na de pas verworven onafhankelijkheid liet het jonge België het paleis onmiddellijk in beslag nemen en werd de volledige huisraad onder sekwester geplaatst, terwijl in de stallingen prompt een legereenheid werd ondergebracht. In 1839 berust Willem I dan toch in het feit dat de Zuidelijke Nederlanden zich definitief hadden afgescheiden en wordt tussen beide partijen een onderling akkoord gesloten waarbij de Belgische overheid er zich toe verbond om het meubilair en de uitgebreide kunstcollectie van het paleis terug te schenken aan Nederland dat zowat de volledige inboedel onderbracht in Paleis Soestdijk.
In de daaropvolgende decennia werden naast enkele noodzakelijke restauraties ook heel wat ornamenten, beeldpartijen en vernieuwingen aan het paleis en de stallingen toegevoegd. Zo werd medio negentiende eeuw een halfcirkelvormige rotonde rondom de stallingen aangelegd met een langs beide zijden door pilasters omgeven centrale toegangspoort. Daarnaast werd de omheiningmuur aan de Hertogstraat versierd met beeldsculpturen die worden toegeschreven aan de bekende Franse beeldhouwer August Rodin (1840-1917). Voorts, op het centrale voorplein tegenover het Paleizenplein werd door de beeldhouwer Charles-Augustin Franklin een standbeeld opgericht ter ere van de Gentse astronoom, wiskundige en socioloog Adophe Quetelet (1796-1874) die de stuwende kracht was van de “Académie des Sciences”, één van de academies die later het paleis zouden betrekken. Ook andere beeldhouwers zoals Thomas Vinçotte (1850-1925), bekend omwille van onder andere het ruiterstandbeeld van Leopold II op het belendende Troonplein en Louis Jehotte (1803-1884) die ook het standbeeld van Karel van Lorreinen realiseerde op het ietwat verder gelegen Brusselse Museumplein, ontwierpen beeldpartijen en sculpturen die nu nog het groene kader rondom het paleis sieren.
In 1853 stelt de Belgische regering zowel het paleis als de bijbehorende stallingen ter beschikking van de Belgische kroonprins Leopold II (1835-1909). Mede in opdracht van Maria-Hendrika (1836-1902), de echtgenote van Leopold II, werd enige tijd daarna door architect Gustave De Man op het binnenplein een heuse manège aangelegd die vanaf 1865 met de bijbehorende stallen de officiële benaming meekreeg van ‘Koninklijke Stallingen’. Korte tijd nadien, in 1876, vestigden zich in het voormalige paleis l’Académie royale de Médecine de Belgique en l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique waardoor het gebouw vanaf dan aangeduid werd als het Academiënpaleis.
In 1885, na de afloop van het ‘Verdrag van Berlijn’ waarbij de toenmalige grootmachten de nodige onderlinge afspraken maakten om de resterende koloniale gebieden onderling te verdelen, verkreeg Leopold II eindelijk zijn kolonie “Congo Vrijstaat” (zie artikel: Leopold II’s koloniale erfenis). Tussen 1890 en 1897 liet de Belgische vorst dan ook verscheidene vertrekken van het voormalig Oranje-paleis herinrichten om er enkele van zijn administratieve diensten in onder te brengen die zijn privé kolonie moesten meehelpen beheren. Meer zelfs, toen hij dreigde verwikkeld te worden in een onverkwikkelijk proces over zijn controversiële ivoorhandel en -leveringen, liet hij het witte goud niet langer opslaan in hangars in de haven van Antwerpen, maar in de ‘Koninklijke Stallingen’. Hij meende immers terecht, dat geen enkele Belgische rechtbank het ooit zou aandurven om ivoor in beslag te laten nemen dat op koninklijk domein lag.
Daarmee is de toch bijzondere geschiedenis van dit gebouw echter geenszins verre van afgelopen. Vanaf omstreeks 1911 werden de ‘Koninklijke Stallingen’ omgevormd tot garage, om het automobielpark van de voltallige Koninklijke familie in onder te brengen. Alweer niet voor lang, want bij het uitbreken van de eerste wereldbrand in 1914 vorderde de Duitse bezetter vrijwel onmiddellijk het paleis en de omliggende dependances op om er een militair lazaret in onder te brengen.
Begin jaren zestig van de vorige eeuw werden uiteindelijk ook de Koninklijke Stallingen overgedragen aan de academies die met de komst in het paleis van de Académie royale de Langue et de Littérature françaises, De Koninklijke Vlaamse academie van België voor wetenschappen en Kunsten en de Koninklijke academie voor geneeskunde van België ondertussen reeds tot vijf waren aangegroeid.
Naast een trefpunt van wetenschappers, kunstenaars en letterkundigen vervullen deze academies nog steeds een vrij belangrijke rol in ons maatschappelijk bestel door onder meer het stimuleren van wetenschappelijke onderzoeksprojecten, het adviseren elk in hun specifiek domein van onze beleidsorganen en door het promoten en uitbouwen van het artistieke en literaire leven. Hierdoor draagt de voormalige residentieplaats van de kroonprins der Nederlanden dan ook terecht zijn huidige naam.
Bronvermelding: Brochure ‘De Koninklijke Stallingen’ uitgegeven door de Regie der Gebouwen
Rudi Schrever
Brusselse stadsgids
Rondleidingen op aanvraag
e-mail: [email protected]