Ondanks het officiële einde van de oorlog op 8 mei 1945 en de euforiescènes na de aftocht van de bezetters, was het in het onmiddellijk-naoorlogse Europa helemaal geen peis en vree. Op veel plaatsen namen de mensen zo goed en zo kwaad als het kon weer de draad van het leven op en kwam er weer een soort normaliteit. Maar andere delen van ons continent, zoals Duitsland en het oosten van Europa, verkeerden nog jaren in chaos en ontreddering. Onder de vele hulporganisaties die in die context neerstreken zat de United Nations Relief and Rehabilitation Administration (UNRRA). Een duik in een episode van de nog relatief weinig ‘ontgonnen’ geschiedenis van de internationale noodhulpsector.
Chaos en ontreddering
Zoals historicus Keith Lowe goed en uitvoerig bespreekt in zijn boek Het woeste continent: Europa in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, waren talrijke Europese steden in Europa anno 1945 herleid tot ruïnes, was de bevolking aangewezen op schrapen van dag-tot-dag omdat volledige economieën waren ingestort, waren criminaliteit en verwrongen moraal alomtegenwoordig en zwierven miljoenen ontheemden, vrijgekomen kampgevangenen en verdrevenen door verwoeste landschappen, soms met een bestemming, soms helemaal niet.
Zowat overal wogen zware persoonlijke en collectieve trauma’s en vonden afrekeningen plaats die dwars door gemeenschappen en families sneden. En in sommige landen zoals Griekenland braken burgeroorlogen uit, soms tussen groepen die kort voordien nog tegen de bezetters hadden gevochten. Aan de andere kant van de aardbol, in het verslagen Japan en in door Japan bezette landen als China en Korea, heersten gelijkaardige toestanden. In 1942 wist men evenwel al dat er door de oorlogschaos in Europa en de door Japan bezette gebieden een kolossale humanitaire crisis zat aan te komen en dat er een humanitaire respons diende te worden opgezet.
De geallieerde strijdkrachten hadden hun handen vol met vechten en met het handhaven en militair administreren van de ingenomen gebieden, en moesten niet ook nog eens worden belast met het opzetten van massale noodhulpverlening aan burgers en civiele oorlogsslachtoffers. Op heel wat plaatsen waar ze kwamen deden de militairen dat de facto wel. Maar er moest een civiele internationale instelling komen die zich in het zog van de geallieerde legers specifiek zou bekommeren om de noodhulp en noodherstel.
VN-blauwdruk
Op 9 november 1943, anderhalf jaar voor het einde van de oorlog in Europa, tekenden de Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt en vertegenwoordigers van 43 landen in Washington het oprichtingsverdrag van de United Nations Relief and Rehabilitation Administration. De UNRRA ‒ spreek uit als oen-ra ‒ zoals de instelling algemeen ging heten, moest zowel instaan voor onmiddellijke noodhulp ‒ relief ‒ zoals voedsel, medische bijstand en noodonderdak aan ontheemden en andere civiele oorlogsslachtoffers, dwangarbeiders en kampgevangenen, als wat in het jargon rehabilitatiehulp ‒ rehabilitation ‒ heet.
Dat laatste is bijstand die moet dienen om de stilgevallen of gehavende economie weer op gang te trekken en kapotte infrastructuur te herstellen zodat ze weer kan functioneren opdat de bevolking niet afhankelijk blijft van giften en hulpbedelingen. In het geval van de UNRRA bestond rehabilitatie onder meer uit het herstellen en weer gebruiksklaar maken van transport- en telecommunicatie-infrastructuur, het leveren van voertuigen en machines, brandstof, werktuigen, zaadgoed en het verdelen van vee en lastdieren aan de toen nog talrijke boeren, en het tijdelijk tewerkstellen van hulpontvangers op rehabilitatieprojecten.
De UNRRA, die tegen 1946 48 lidstaten telde en vooral actief was in Centraal-Oost- en Mediterraan-Europa, China, Korea en Nederlands-Indië, moest ook dienen als een praktische blauwdruk voor de geplande permanente internationale organisatie die op 24 oktober 1945 het licht zag: de Verenigde Naties. De UNRRA’s eerste hulpoperatie was het verdelen van noodhulp onder de burgerbevolking van Normandië dat na de geallieerde landing van 6 juni 1944, de bombardementen en de zware gevechten met de Duitsers in puin lag.
UNRRA-promotiefilm (17’29”) uit 1944 ‘UNRRA, in the wake of armies’.
Bron: Office national du film du Canada.
De instelling legde zich dus meer toe op korte-termijnhulp en kreeg daarvoor bijdragen in geld of in natura van een veertigtal landen. Ze mag niet verward worden met het Marshallplan dat ook een voedselhulp- en rehabilitatieluik had maar vooral een grootschalig Amerikaanse heropbouwprogramma voor Duitsland en West-Europa was. De UNRRA viel onder het toezicht van het opperbevel van de drie westerse geallieerde strijdkrachten, de Sovjet-Unie en China.
Normandië tot China
Die regeling leeft tot op vandaag overigens voort in de samenstelling van de Veiligheidsraad van de VN, waarvan de VS, Groot-Brittannië, Rusland (dat in 1991 de plaats van de ontbonden Sovjet-Unie overnam), Frankrijk en China de permanente leden zijn. Tijdens haar drieënhalf-jarig bestaan besteedde de UNRRA, die haar hoofdkwartier in Washington had, bijna 3,7 miljard dollar aan nood- en rehabilitatiehulp. Daarvan bestond 1,23 miljard dollar uit voedselhulp.
Ter vergelijking: via het Marshallplan werd van 1948 tot 1952 voor 13,6 miljard dollar aan economische hulp aan Europa verdeeld. Driekwart van de UNRRA-bijstand werd gefinancierd door de VS, het resterende gedeelte werd grotendeels ingebracht door Groot-Brittannië en zijn overzeese gebieden, Canada en Australië. China, toen nog onder nationalistisch en niet communistisch bewind, was met 518 miljoen dollar de grootste begunstigde van de UNRRA-hulp. De administratie had er 15 regionale kantoren en werkte vooral in het oosten van het land waar het onder meer vernielde rivierdijken en transportinfrastructuur hielp herstellen.
In Europa werkte de UNRRA vanuit regionale kantoren in onder meer Londen, Keulen, München en Caïro en een Europese logistieke draaischijf in Normandië. Ze was actief in Polen (dat met 478 miljoen dollar aan bijstand in 1944-47 de tweede UNRRA-begunstigde na China was), Joegoslavië en Italië (420 miljoen dollar elk), Griekenland (350 miljoen dollar), Tsjechoslowakije (260 miljoen dollar), Oostenrijk (136 miljoen dollar) en de Oekraïense en Belarussische sovjet-republieken (die respectievelijk 188 en 61 miljoen dollar aan hulp kregen). Ze was ook actief op de eilanden in de Egeïsche Zee (4 miljoen dollar) en in kampen voor Griekse en Joegoslavische oorlogsevacués in de Egyptische Sinaï en Palestina die toen nog Britse protectoraten en mandaatgebieden waren.
Overstocks van het leger
En dan waren er, uiteraard, de miljoenen niet-Duitse ontheemden, gedeporteerden en voormalige dwangarbeiders in de Amerikaanse, Britse en Franse bezettingssectoren in het verslagen Duitsland. Omdat Duitsland tussen zijn capitulatie in mei 1945 en de oprichting van West- en Oost-Duitsland in respectievelijk mei en oktober 1949 niet langer bestond als soevereine staat, werkte de UNRRA in tegenstelling tot de eerder vermelde landen niet samen met de nationale overheid maar via de geallieerde militaire bezettingsautoriteiten en de nationale comités en vertegenwoordigers van de talrijke nationaliteiten en landen waar de ontheemden toe behoorden. In de sovjet-zone in Duitsland was UNRRA niet uitgenodigd door de bezettingsautoriteiten en dus niet actief.
Een deel van de UNRRA-noodhulp, zoals ingeblikt voedsel, dekens, tenten, dekzeilen, medicijnen en medisch materiaal, kwam uit de overstocks van de geallieerde legers, de rest bestond uit giften in natura van lidstaten of werd al dan niet onder gunstvoorwaarden aangekocht op de privémarkt. UNRRA had veel weg van een ‘humanitaire New Deal’, in de zin dat de massale aankoop van noodhulpgoederen en logistieke diensten op publiek geld een forse impuls gaf aan de economie van de VS. Ook landen als Argentinië en Zweden die neutraal gebleven waren tijdens de oorlog en die onbeschadigd waren, profiteerden van noodhulpbestellingen.
Het basisbeginsel van de UNRRA was hulp bieden aan de slachtoffers van agressie en bezetting, niet aan de agressoren zelf. In praktijk betekende dit in eerste instantie hulp aan landen en gebieden die bezet waren geweest. In de Amerikaanse, Britse en Franse bezettingszones in Duitsland gaf de instelling bijstand aan de slachtoffers van het naziregime zoals gevangenen van de concentratie- en uitroeiingskampen en de vele dwangarbeiders, maar niet aan Duitse burgers of aan verdreven Duitsers uit Oost-Pruisen, Silezië, Sudetenland en het oosten van Europa.
Slachtoffers van agressie
Dat laatste paste in de dominante opvatting zo vlak na de oorlog dat de Duitsers maar eens flink dienden te boeten voor wat de nazi’s die ze eerder zo enthousiast gesteund hadden, allemaal hadden uitgehaald in de bezette delen van Europa, aan het oostfront en in de vernietigingskampen. Ook de Japanse bevolking kreeg, in tegenstelling tot de bevolking van het voordien door Japan bezette China, Korea en Nederlands-Indië, geen UNRRA-bijstand.
Duitsers en Japanners moesten dus zichzelf maar behelpen onder toezicht en rechtstreekse verantwoordelijkheid van de militaire administraties die de westerse geallieerden en de Sovjet-Unie in hun respectievelijke bezettingszones hadden opgezet. Toch veroorzaakte de uitsluiting van Duitsers en Japanners al snel onenigheid tussen het UNRRA-bestuur en de hulpverleners op het terrein, omdat veel Duitse en Japanse behoeftigen kinderen waren die bezwaarlijk konden worden beschouwd als medeplichtigen aan bezetting, oorlogsmisdaden en genocide.
De Duitstalige bevolking van Oostenrijk, dat van de Anschluß van maart 1938 tot zijn heroprichting in april 1945 een provincie van nazi-Duitsland was geweest, kreeg dan weer wel aanzienlijke UNRRA-hulp. Het land ontving van februari 1946 tot en met juni 1947 zo’n 136 miljoen dollar aan voedsel, kleding, voertuigen, zaadgoed en kunstmest. Nochtans had de nazihiërarchie heel wat Oostenrijkers in haar rangen geteld. Maar omdat het land voor 1938 een soevereine staat was geweest voor het onder politieke druk en na een dubieus referendum door Duitsland werd ingelijfd, werd het ook beschouwd als een slachtoffer van agressie.
Bont amalgaam
De UNRRA was ook een stuk inschikkelijker en genereuzer tegenover Italië en zijn bevolking. Nochtans was fascistisch-Italië van 1939 tot 1943 een bondgenoot geweest van nazi-Duitsland. Het had Albanië, delen van Joegoslavië, Griekenland, Ethiopië en stukken van Frankrijk bezet, en had in 1941 actief deelgenomen aan de invasie in de Sovjet-Unie. In het laatste anderhalve oorlogsjaar, nadat het fascistische bewind aan het wankelen was gegaan, waren noord- en centraal-Italië echter zelf bezet geweest door nazi-Duitsland.
De westerse geallieerden wilden ook niet dat een naoorlogse humanitaire crisis in Italië en sociaal oproer in de kaart zouden spelen van de actieve communistische beweging in het land. De mildere houding ten opzichte van Italië paste tevens in een populaire naoorlogse teneur dat de Italiaanse fascisten geen doetjes waren maar hun palmares lang niet zo afschuwelijk was als dat van het nazisme. De UNRRA had een aparte werking op Rodos, Kos en de andere Griekse eilanden in de Egeïsche Zee die van 1912 tot 1943 bestuurd waren geweest door Italië en pas in 1947 naar Griekenland gingen. Ook het van 1936 tot 1941 door Italië bezette Ethiopië kreeg bijstand.
Stelde de UNRRA eind 1945 ongeveer tienduizend gesalarieerde internationale medewerkers te werk, dan was dat aantal in juni 1946 gestegen naar meer dan twaalfduizend. De verhouding tussen mannen en vrouwen in de staf van de organisatie lag respectievelijk op zo’n 55 en 45 procent. Het was een bont amalgaam van professionele sociale werkers, gezondheidswerkers en hulpverleners die al eerder ergens in de noodhulp hadden gewerkt, technici en vakmensen op tijdelijke contracten, gepensioneerde militairen, pas gedemobiliseerde soldaten die nog iets op het terrein wilden doen, gedetacheerde koloniale ambtenaren, gewetensbezwaarden, idealistische goeddoeners, geestelijken en kerkelijke lekenhelpers.
Externe hulporganisaties
Er zaten ook Amerikanen en Australiërs van Italiaanse, Griekse en Joegoslavische origine bij die van thuis uit de taal nog kenden en iets wilden doen voor het zwaar beproefde land van hun voorouders. De VS stelde ook personeel ter beschikking via tewerkstellingsprogramma’s van de federale overheid. En dan waren er natuurlijk nog enkele procenten cynische avonturiers, excentrieke vogels die voor de nodige ambiance zorgden, en dolende zielen die hadden getekend voor een buitenlandse missie na tegenslag in de liefde of omdat ze thuis geen raad wisten met hun leven – het soort volk dat men vandaag nog aantreft in de rangen van internationale hulporganisaties. Hoewel de personeelsrangen van de UNRRA meer dan veertig nationaliteiten telde ‒ waaronder Nederlanders en Belgen‒ kwamen ongeveer driekwart van de medewerkers uit de VS, Groot-Brittannië en zijn vele overzeese gewesten, Canada en Frankrijk.
De UNRRA werkte gedurende haar drieënhalf-jarig bestaan ook samen met ongeveer 125 externe, niet-gouvernementele hulporganisaties waar de praktische organisatie van de hulp vaak aan werd uitbesteed ‒ een aanpak die de humanitaire organisaties van de VN overigens nog steeds toepassen. Daaronder zaten joodse hulporganisaties, caritatieve stichtingen van katholieke, protestantse en orthodoxe kerken, noodhulpcomités van vakbonden, hulpinitiatieven vanuit de verschillende Europese en de Chinese diaspora’s in de VS, Canada en Australië, en tal van plaatselijke ad hoc hulpcomités.
Verzamelpunten voor ontheemden
Tegen 1947 beheerde de UNRRA zo’n 800 kampen en opvangcentra waar tijdens hun bestaan zo’n zeven miljoen mensen verbleven. Ongeveer een derde van die centra bevonden zich in de drie westelijke sectoren van Duitsland. Sommigen waren ingericht in voormalige legerkazernes, fabrieken en kuuroorden, anderen waren inderhaast opgezette tenten- en barakkenkampen. De bedoeling van de centra, die om nogal voor de hand liggende redenen officieel ‘verzamelpunten voor ontheemden’ en niet ‘kampen’ heetten, verzamelden ontheemden in afwachting van hun repatriëring naar hun respectievelijke land van oorsprong of, in het geval van de joden, naar Palestina. Daarom waren de centra meestal georganiseerd per etniciteit, nationaliteit of per geval-categorie. Joden kregen bijvoorbeeld eigen centra waar ze geholpen werden door joodse UNRRA-hulpverleners en door overzeese joodse hulporganisaties.
Naast opvang en het lenigen van de fysieke noden ging het er vooral om de slachtoffers en ontheemden weer een gevoel van eigenwaarde en zelfbestemming te geven. Onder meer daarom werden het interne bestuur en de dagelijkse organisatie van de opvangcentra zo veel mogelijk aan de bewoners zelf gelaten en werd het opzetten van een eigen bestuursraad, ordedienst, school en rechtspraak, eigen voedselproductie en de uitgave van eigen nieuwsbrieven actief aangemoedigd en ondersteund, net als het organiseren van culturele en sportieve activiteiten en beroepsopleidingen.
De effectiviteit van die aanpak varieerde aanzienlijk en was sterk afhankelijk van de persoonlijkheden van diegenen die de leiding namen en van de buitenlandse toezichthouders. In menig kamp functioneerde dat naar behoren tot erg goed. In andere was het een fiasco en kregen de hulpverleners weinig vat op zaken als diefstal van hulpgoederen, het bestaan van een heuse zwarte markt in de centra en op politieke infiltratie ‒ meestal door radicale nationalisten, communisten en agenten van de Sovjet-Unie, Joegoslavië en het nieuwe communistische bewind in Polen ‒ van de opvangcentra.
Herkenbare toestanden
Voor menig hulpverlener, zeker uit landen die nooit bezet of gebombardeerd waren geweest, was zo’n missie een ontnuchterende en confronterende ervaring, en heus niet alleen door de deprimerende, bijna post-apocalyptische omgeving waarin ze vaak terechtkwamen. Even tekenend was de psychologische en morele ontwrichting die ze aantroffen. Zeker onder de eerste lichtingen vertelden nogal wat buitenlandse UNRRA-werkers dat ze schrokken toen ze vaststelden hoe ‘ondankbaar’, ‘scrupuleloos’ en ‘ronduit brutaal’ de mensen die ze wilden helpen tegenover hen én onder elkaar vaak konden zijn.
Na alles wat ze hadden meegemaakt en in situaties te hebben geleefd waarbij ze niet zelden alle moraliteit hadden moeten laten om te overleven, hadden heel wat voormalige dwangarbeiders en kampgevangenen immers geen notie meer dat wildvreemden die iets voor hen wilden doen oprecht en eerlijk konden zijn, zonder dat er ergens een valstrik was of dat er wat in ruil werd verwacht. Bovendien bestond de populatie van ontheemden uit talrijke achtergronden, nationaliteiten en ideologische strekkingen die niet noodzakelijk op goede voet met elkaar leefden.
Er was geregeld wrevel tussen de hulpontvangers en Europese UNRRA-werknemers aan de ene kant, en hulpverleners uit de VS die thuis nooit bezetting, deportatie, bombardementen en schaarste hadden gekend en niet vertrouwd waren met het terrein, maar kwamen vertellen hoe de dingen dienden te gebeuren. In China en Korea kwam daar nog bij dat de psychologisch-culturele en taalkundige barrières met de hulpontvangers en de lokale autoriteiten nóg groter waren dan in Europa. Als men er abstractie van maakt zijn dat allemaal toestanden en ervaringen die héél herkenbaar zijn voor mensen die vandaag in de internationale hulpverlening werken.
“En toch”, schrijft Keith Lowe…
Koude Oorlogsklimaat
Een ander heikel punt was het lot van de Oekraïense, Letse, Litouwse, Joegoslavische en andere ontheemden in UNRRA-opvangcentra die helemaal niet gerepatrieerd wilden worden zolang hun land door het sovjet-leger was bezet en daar lokale communisten de plak zwaaiden. In februari 1945 waren de VS, Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie immers overeengekomen dat elk land na de oorlog zijn naar het buitenland verplaatste staatsburgers weer zou opnemen en gevluchte collaborateurs zouden worden uitgeleverd. Voor de UNRRA was dit een moeilijke, omdat de stalinistische Sovjet-Unie en de Joegoslavische communisten vaak een nogal ruime interpretatie hanteerden van ‘collaboratie’.
Ook mensen die dwangarbeid hadden gedaan in Duitsland of krijgsgevangen waren gemaakt, die gevlucht waren na eerdere nare ervaringen met de sovjet-bezetters in 1939-41 of die voor de communisten tot een ‘foute’ sociale klasse behoorden, waren minstens ‘verdacht’ en wachtte bij thuiskomst niet zelden een navenante ontvangst. Druk om toch naar huis te gaan, en de doorlichtingen van ontheemden die voor de sovjets waren gevlucht door commissies die moesten nagaan of er geen nazicollaborateurs tussen zaten, botsten geregeld op wrevel en weerstand. Uiteindelijk werden heel wat van die anticommunistische vluchtelingen gered door het snel opkomende Koude Oorlogsklimaat. Velen bleven in West-Europa of emigreerden naar de VS, Canada en Australië.
De UNRRA mocht dan niet werkzaam zijn in de sovjet-bezettingszone in Duitsland, in de Sovjet-Unie zelf, meer bepaald in de Oekraïense en Belarussische sovjet-republieken, was ze dat wel. Beide sovjet-deelstaten hadden immers niet alleen enorm zwaar te lijden gehad onder de oorlog, de Sovjet-Unie had als voorwaarde voor zijn medewerking aan UNRRA gesteld dat ze als volwaardige partijen de oprichtingsakte mede zouden ondertekenen en later elk een zetel in de Algemene Vergadering van de VN zouden krijgen. Hoewel de UNRRA benadrukte dat ze een onpartijdige internationale instelling was en geen Amerikaanse organisatie, kwam het gros van de UNRRA-stafleden en van de hulpgoederen die naar de Sovjet-Unie werden gestuurd uit de VS.
Van UNRRA naar IRO
Zoals historicus Andrew Harder in een onderzoeksartikel over de activiteiten van de UNRRA in de Belarussische en Oekraïense sovjet-republieken toont, werd de instelling op het terrein ook volop met ‘Amerika’ vereenzelvigd. Waren de UNRRA en haar staf in bezet-Duitsland een ruime zelfstandigheid in hun doen en laten gewoon, dan werden ze in de Sovjet-Unie sterk omkaderd. De hulpverleners behoorden tevens tot de weinige overzeese westerlingen die ter plekke vast konden stellen hoe kolossaal de verwoestingen in Belarus en Oekraïne waren. Verschillende waren onder de indruk van de veerkracht en het optimisme ze onder de bevolking en plaatselijke autoriteiten aantroffen.
Dat de UNRRA actief was in de Sovjet-Unie, Joegoslavië, en in Griekse regio’s die gecontroleerd werden door de lokale communisten, leverde de administratie ook striemende kritiek op van anticommunistische parlementairen en opiniemakers in de VS, die het niet vonden kunnen dat geld van de Amerikaanse belastingbetaler gebruikt werd ‘om communisten te voeden’. Het was allemaal eigen aan de ondankbare taak van het moeten werken op het raakvlak van de onmiddellijk-naoorlogse ontreddering en de omstandigheden van de opkomende Koude Oorlog.
Na de oprichting van de Organisatie van de Verenigde Naties in 1945 werd UNRRA als eerste humanitaire VN-instelling onder de nieuwe organisatie geplaatst. Ze was evenwel niet opgericht geweest om een permanente organisatie te worden. In juni 1947 werd ze opgeheven en werden haar taken, bevoegdheden en de bijstand aan nog altijd zo’n 643.000 ontheemden en vluchtelingen grotendeels overgenomen door de International Refugee Organisation.
Oorlog ging gruwelijk door na 1945
Het Morgenthau-plan voor na-oorlogs Duitsland
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur
- Daniel G. Cohen. ‘Naissance d’une nation: les personnes déplacées de l’après-guerre, 1945-1951’. Genèses, 38-Figures de l’exil, 2000, pp. 56-78.
- Juliette Denis. ‘Hitler’s accomplices or Stalin’s victims? Displaced Baltic people in Germany from the end of the war to the Cold War’. Le Mouvement social, 3 (244), 2013, pp. 81-98.
- Grace Fox. ‘The origins of UNRRA’. Political Science Quarterly, 65(4), 1950, pp. 561-584.
- Andrew Harder. ‘The politics of impartiality: the United Nations Relief and Rehabilitation Administration in the Soviet Union, 1946-47’, Journal of Contemporary History, 47 (2), 2012, pp. 347-369.
- Keith Lowe. ‘Het woeste continent: Europa in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog’, Balans, 2014, 512 p.
- Jessica Reinisch. ‘Internationalism in relief: the birth (and death) of UNRRA’. Past &Present, 210 (6), 2011, pp. 258-289.
- Jessica Reinisch. ‘Old wine in new bottles? UNRRA and the mid-century world of refugees’, in: Jessica Reinisch en Matthew Frank, Refugees in Europe, 1919-1959: a forty years’ crisis?, Bloomsbury Publishing, 2017, pp. 147-175.
- Silvia Salvatici. ‘’Help the people help themselves’: UNRRA relief workers and European displaced persons’. Journal of Refugee Studies, 25 (3), pp. 428-451.
- ‘U.N.R.R.A. 1945-1947: the end of a chapter’. The World Today. 3(8), 1947, pp. 370-374.
- United Nations Relief and Rehabilitation Administration. ‘50 facts about UNRRA’. UNRRA Office of Public Information, 15 februari 1947, brochure raadpleegbaar via https://www.cvce.eu/content/publication/2017/5/10/99178db2-e7f0-4298-88b2-38a4dd1ecb25/publishable_en.pdf