Boek over pausen sloopt fundamenten christendom

In het boek staat al na de eerste 25 pagina’s geen enkel heilig huisje meer overeind.
12 minuten leestijd
De orgie in het Vaticaan in het Allerheiligenweekend van 1501 werd vereeuwigd door Henryk Siemiradzki. Het schilderij hangt in het Russisch museum in Sint Petersburg.
De orgie in het Vaticaan in het Allerheiligenweekend van 1501 werd vereeuwigd door Henryk Siemiradzki. Het schilderij hangt in het Russisch museum in Sint Petersburg.

“Het christendom kon pas zegevieren doordat het heidense gewoonten en opvattingen aannam, het communisme prijsgaf (vrijwillige bijdragen voor de diaconie kwamen ervoor in de plaats), de slavernij liet voortbestaan en hierdoor z’n oorspronkelijke karakter verloochende. De christelijke gemeente of gemeenschap van gelovigen, die de kerk vormde, werd al in de eerste drie eeuwen gedomineerd door al dan niet celibatair levende priesters die op kosten van de leken teerden of parasiteerden en die ieder die van de door hen uitgestippelde leer afweek, als ketters uit hun geloofsgemeenschap konden verwijderen'”

Zo begint Aat van Gilst zijn boek ‘Misdadige pausen en hun handlangers’ – op de omslag is de intussen afgetreden paus Benedictus XVI afgebeeld met een verdachtenblokje op de ogen. Het is een wat ‘magere’ titel, want de misdadige pausen komen pas na ruim honderd pagina’s aan de orde. Eerst worden de fundamenten onder het christendom gesloopt. De ontmaskering van de religie lijkt de echte missie van Van Gilst. De door hem aangedragen – ernstige – feiten over de Plaatsvervangers van Christus vormen de bevestiging.

Eerste boekverbranding

Constantijn de Grote
Constantijn de Grote
Al meteen wordt beschreven hoe het als een joodse sekte begonnen christendom al in de Bijbel, tijdens het leven van de apostelen, de eerste boekverbranding organiseerde:

Velen van hen, die gelovig geworden waren, kwamen hun schuld belijden en uitspreken wat zij bedreven hadden. En enigen van degenen die toverkunsten hadden uitgeoefend brachten hun boeken bijeen en verbrandden ze ten aanschouwe van allen. En men berekende de waarde ervan en stelde die vast op vijftigduizend zilverstukken. (Handelingen 19:18,19)

Door de ‘bekering’ van Constantijn de Grote in 312 kregen de christenen politieke erkenning. Volgens Van Gilst was de Romeinse keizer tot de conclusie gekomen dat het christendom spoedig de heersende religie zou worden en was dat bruikbaar voor zijn machtspolitiek. Hij was trouwens alleenheerser geworden door drie medekeizers te vermoorden, liet zijn vrouw in bad stikken, zijn schoonvader ophangen en doodde zijn eerste zoon. De christenen kregen van Constantijn ‘overheidshulp’ voor een gemeenschappelijk belang: een vernietigingsoorlog tegen de heidense godsdiensten, waarin kostbare cultuurgoederen – verderfelijke heidenenbeelden, tempels en bibliotheken – in vlammen opgingen, priesters werden vermoord en hun denkbeelden onderwerp werden van gruwelpropaganda. Dat was nog maar het begin van een heksenjacht op andersdenkenden wanneer ze zich niet onderwierpen aan de dogma’s waarmee de kerk zijn greep op de gelovigen steeds verder versterkte, inclusief later ook de Indianen.

Volgens Van Gilst hebben de volgelingen van Jezus onmiddellijk na zijn dood (hij rept niet van een Hemelvaart) allerlei gebruiken, leerstellingen en dogma’s bedacht of aan de heidenen ontleend die Jezus nooit gekend heeft en zeker niet bedoeld: transsubstantiatie (de verandering van brood en wijn in het lichaam en bloed van Christus), vagevuur, drie-eenheid (Vader, Zoon en Heilige Geest), biecht, aflaat, kinderdoop, onfeilbaarheid van een paus (sinds 1870, mits ex cathedra; vanuit de bisschopsstoel), de maagdelijke geboorte van Maria, priesterschap, gehoorzaamheid aan een organisatie, processies, het vervaardigen van beelden enzovoort.

Godsdienst als rode draad

Aat van Gilst (1929) studeerde Nederlands en werkte onder meer als hoofd van de afdeling bibliografieën bij de Landbouw Universiteit Wageningen. De godsdienst – zowel christelijk als heidens – vormt de rode draad in zijn vele publicaties. Zo schreef hij (onder meer) boeken over de Maria-verering: De gemanipuleerde Maria, folkloristische onderwerpen als de betekenis van Mei, de bloeimaand in geschiedenis, volksleven en literatuur en over de weerwolf. Ook beschreef hij het leven van Adolf Hitler als frontsoldaat en de nationaal-socialistische partij-ideoloog en préhistoricus Richard Walther Darré, de bedenker van de bloed-en-bodem-ideologie en van 1933 tot 1942 minister van Voedselvoorziening en Landbouw van het Derde Rijk. En hij wijdde een boek aan Karel de Grote.

Misdadige pausen is bepaald niet de eerste historische afrekening met het christen- of pausdom. Alleen al in mijn eigen boekenkast prijken werken als Andermaal kraaide de haan (Karlheinz Denscher, 1974, oorspronkelijk Duits), ‘Een ontmaskering van het christendom van de evangelisten tot aan de fascisten’; De ware geschiedenis van de pausen (Jean Mathieu-Rosay, 1993, oorspr. Frans), die soms oprecht onthutst was over de pauselijke wandaden die hij beschreef, en Wie God verlaat heeft niets te vrezen – De Schrift betwist (Maarten ‘ t Hart, 1997), een kritische beschouwing over ongerijmdheden in de Bijbel, die werd begonnen als serie in NRC Handelsblad en gestopt als gevolg van de boze reacties. Van de ironische humor in het laatste boek is bij Van Gilst geen spoor te vinden.

De inquisitie bracht mensen die niet katholiek waren op de brandstapel. Op deze gravure wordt de ketter Anneken Hendriks in 1571 in Amsterdam in het vuur geduwd. Prent van Jan Luyken (1685).
De inquisitie bracht mensen die niet katholiek waren op de brandstapel. Op deze gravure wordt de ketter Anneken Hendriks in 1571 in Amsterdam in het vuur geduwd. Prent van Jan Luyken (1685).

Censuur, biecht en hebzucht

In Misdadige pausen, een dikke paperback (382 pag.), heeft Van Gilst geen goed woord over voor het christendom (afgezien van misschien het citaat ‘Vanzelfsprekend zijn ook goede daden te vermelden, maar die vallen vaak niet los te zien van het eigenbelang der geestelijken zoals de missie’). Het boek zou vroeger ongetwijfeld op de Index van verboden boeken (ingevoerd in 1559 op het Concilie van Trente) terecht zijn gekomen (en dan meer aandacht hebben getrokken), maar die werd in 1966 door paus Paulus VI afgeschaft (met de waarschuwing dat de ‘morele autoriteit’ van de Index nog altijd bleef bestaan). Met dodelijke ernst, ondersteund door een uitvoerige bronvermelding (maar zonder paginanummers), toont hij bij ieder onderwerp aan hoe er door de geestelijkheid werd gemanipuleerd om de leken onder bedwang te houden.

Hoewel Jezus tot de rijke jongeling had gezegd: ‘Ga heen, verkoop alles wat ge hebt en geeft het aan de armen’ (Mattheus 19:21), verdedigde de Griekse kerkvader Clemens van Alexandrie (overl. 215) privébezit en rijkdom en liet Pius XII bij zijn overlijden in 1958 een privé-vermogen na van 80 miljoen DM in goud, valuta en andere bezittingen, verworven tijdens zijn pausschap. De hebzucht van de bisschoppen werd officieel geregeld tijdens de ‘roverssynode’ van Efeze in 449. Zes concilies verboden het vrijlaten van slaven; de pauselijke Kerkelijke Staat (opgeheven in 1870) behoorde tot de laatste die in de negentiende eeuw de slavernij afschafte. Gregorius I liet de bibliotheek van keizer Augustus in vlammen opgaan en geldt als ‘uitvinder’ van het Vagevuur, de ‘wachtkamer’ van de Hemel voor zondaars die (door Petrus?) niet meteen naar de Hel worden gestuurd. Pausen werden organisatoren van Kruistochten, voerden de Inquisitie in, stimuleerden het verbranden van heksen en streefden met hun Kerkelijke Staat naar wereldmacht. Leo X (1513-1521) dankte zijn uitverkiezing doordat ‘een venerisch gezwel in zijn achterwerk zodanig stonk dat de kardinalen tijdens hun conclaaf onder leiding van de heilige geest deze man tot paus maakten om zo snel mogelijk van de stank bevrijd te zijn’ en jaagde er tijdens zijn pontificaat miljoenen gouden dukaten doorheen; alleen al zijn maaltijden kostten 10.000 gouden dukaten per maand, terwijl hoogleraar Maarten Luther toen met 8 dukaten per jaar moest rondkomen…

Maarten Luther (1483-1546) klaagde de kerk aan vanwege de aflaatpraktijken en geldt als grondlegger van de Hervorming, maar beschuldigde  in zijn boek 'Von den Juden und Iren Lügen' (1543), geheel in de geest van zijn tijd, de joden van het  vergiftigen van bronnen en plegen van oneerbare handelingen.
Maarten Luther (1483-1546) klaagde de kerk aan vanwege de aflaatpraktijken en geldt als grondlegger van de Hervorming, maar beschuldigde in zijn boek ‘Von den Juden und Iren Lügen’ (1543), geheel in de geest van zijn tijd, de joden van het vergiftigen van bronnen en plegen van oneerbare handelingen.
Toen tegen het einde van de Middeleeuwen de boekdrukkunst werd uitgevonden werd de Bijbel toegankelijk voor leken, wat leidde tot interpretaties die de kerk als ketters beschouwde. De pausen, ‘vijanden van vrijheid van meningsuiting en van onafhankelijke gedachten’, wierpen een nieuw middel in de strijd: de censuur. Volgens de Utrechtse inquisiteur Adriaan Florisz. Boeyens (1459-1523) moest ieder die de boeken van Luther drukte, las of bezat, de zwaarste straf ondergaan. Luther had in 1517 zijn 95 stellingen tegen de aflaatverkoop gepubliceerd, wat geldt als het begin van de Hervorming; Boeyens werd in 1522 Adrianus VI, de eerste en enige Nederlandse paus, waar Van Gilst geen goed woord voor over heeft. In 1559 volgde de Index, een lijst met verboden boeken, inclusief een verbod op bijbelbezit voor leken, die er anders maar toe verleid konden worden bijbelteksten zelfstandig te interpreteren; nog in 1940 werden in Spanje 100.000 ‘illegale’ bijbels verbrand.

Door de biecht, één van de zeven sacramenten, kreeg de kerk zijn eigen geheime dienst die, met instemming want absolutie, volledig op de hoogte was van de seksuele intimiteiten van de leken. Het kinderen voortbrengen om ‘het aantal christenen op peil te houden en te vermeederderen’ was ’toegestaan en gewenst ‘, maar daarnaast golden strenge regels om het genot zo veel mogelijk te beperken, en overtredingen moesten worden opgebiecht. Hij citeert de moraaltheoloog Alfonsus Maria de Liguori (1696-1787), in 1950 door paus Pius XII verheven tot de patroon der biechtvaders en moralisten, die in zijn werk ‘Theologia moralis’ de biechtvaders erop wees ‘dat ze moesten vragen hoe de geslachtsgemeenschap had plaatsgevonden (zittend, staand, met dieren, man onderliggend, enzovoort)’. Het biechtgeheim laat Van Gilst onbesproken.

Kadaversynode

De caleidoscoop van pauselijke misdaden is omvangrijk en gedetailleerd. Ongetwijfeld dieptepunt was de ‘kadaversynode’ die in 897 werd georganiseerd door paus Stephanus VI (896-897). Hij stelde zich niet tevreden met de dood van zijn voorganger paus Formosus (891-896), die hem ooit tot bisschop had gewijd maar daar later spijt van kreeg. Hij overleefde een vergiftigingspoging, maar bezweek door klappen van een hamer van een huurmoordenaar, die uiteindelijk in zijn schedel bleef steken. Stephanus liet in 897 het lijk opgraven. Het stoffelijk overschot werd op een troon in het Lateraan vastgebonden en met een pauselijk gewaad omhangen, waarna een driedaags gericht volgde om het halfvergane kadaver ter dood te veroordelen. Het lijk werd, onder luid gejoel van het gepeupel, door de straten van Rome gesleept en in de Tiber geworpen. Korte tijd later werd Stephanus door aanhangers van Formosus gewurgd.

De slechte resputatie van pau Alexander VI weerhield het Vaticaan er in 1998 niet van een postzegel met zijn beeltenis uit te geven.
De slechte resputatie van pau Alexander VI weerhield het Vaticaan er in 1998 niet van een postzegel met zijn beeltenis uit te geven.
De slechtheid van paus Alexander VI (1492-1503) inspireert al eeuwenlang romanschrijvers en filmmakers, Van Gilst beschrijft Alexander als rokkenjager die aan syfilis leed en vader van een aantal kinderen die hij als paus verwekte, waaronder Lucretia Borgia, die de geschiedenis in is gegaan als incestueuze intrigante en gifmengster (volgens Wikipedia ontbreken daarvoor de bewijzen). ‘Trouweloosheid, wreedheid, moord, roof, incest en andere schaamteloosheden kwamen voor aan het hof van Alexander VI, waar bovendien waardigheden, eer, echtscheidingen en vele andere zaken te koop waren’.

Volgens Van Gilst was het aan het hof ‘een vrolijke boel’. Hij citeert een boek van de ceremoniemeester, die meldt dat, op de avond van 31 oktober 1501 in aanwezigheid van de paus, Lucretia en broer Cesare…

… wel 50 hoeren in het pauselijk paleis waren genodigd waar zij tussen op de vloer brandende luchters naakt allerlei dansen uitvoerden die in weerzinwekkende orgiën ontaardden.

En dat was nog maar het begin van een hitsig weekeinde rond Allerheiligen en Allerzielen, waarin ook voor vijftig eerzame meisjes een rol was weggelegd, ‘waarbij de paus, Cesare en zijn gasten zijden onderrokken, schoenen en baretten uitloofden voor degenen die met de meisjes het vaakst de daad konden voltrekken’.

De vuurdood van Johannes Hus in Konstanz in 1485. (Prent van Diebold Schilling in de Spiezer Chronik)
De vuurdood van Johannes Hus in Konstanz in 1485. (Prent van Diebold Schilling in de Spiezer Chronik)
Dat was trouwens nog niets vergeleken bij het Concilie van Konstanz (1414-1418), waarop de strijd tussen pausen en tegenpausen een belangrijk onderwerp was en tussendoor werd besloten om de Tsjechische hervormer Johannes Hus (1369-1415) levend te verbranden. Maar er was ook tijd voor ontspanning.

Op dit luisterrijkste aller concilies waren behalve de drie pausen en de keizer ook aanwezig 29 kardinalen, 47 aartsbisschoppen, 160 bisschoppen, een leger van andere geestelijken, de heilige geest en ongeveer 700 publieke vrouwen; de ‘dames’ die de prelaten zelf meebrachten niet meegerekend. De joden hadden de eer het dure concilie van Konstanz te mogen financieren. Ze deden dit daadwerkelijk… om niet te worden verbrand. Van 1442 tot 1448 kregen ze hun beloning: ze werden gearresteerd en daarna uit de stad verbannen. Tot 1847 was Konstanz joodvrij.

Anti-semitisme

De kerk speelde volgens Van Gilst bij voortduring een leidende rol in de vervolging van joden; die hadden daar immers zelf om gevraagd met ‘Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen’ (Mattheus 27:25)? Van Gilst wijst erop dat niet de joden maar de Romeinen Jezus veroordeelden en de kruisdood uitvoerden, maar dat al evangelisten als Johannes de joden er de schuld van gaven. Hij betwijfelt trouwens het bijbelverhaal. Het is ‘onmogelijk’ dat Pilatus zijn doodvonnis uitsprak in Jeruzalem, want de Romeinse rechtbank zetelde in Caesarea, en Augustus mocht ook de misdadiger Bar Abbas niet vrijlaten, omdat alleen keizer Tiberias die gratie kon verlenen. Hij ziet parallellen met een verhaal over de Babylonische god Mardoek, dat al meer dan 1000 jaar voor Christus in Babylon verteld werd en dat de joden konden hebben vernomen tijdens hun Babylonische ballingschap.

De pagina’s over de jodenvervolging zijn bizar en ontluisterend. ‘Kerkvaders en kerkleraren bestreden zonder uitzondering de joden als moordenaars van Christus en kinderen van satan’. Augustinus (354-430) noemde ze ‘opgehitst vuilnis’, ‘adderengebroed’, ‘moordenaars’ en ‘zonen van de duivel’. In 388 hadden christenen in Kalliniki (Syrië) de primeur met het afbranden van een synagoge op bevel van een bisschop. Felle anti-joodse redevoeringen van pater en boeteprediker Johannes van Capestrano leidden op 2 juni 1453 tot de verbranding van veertig joden in Breslau.

Aan Spaanse vervolgingen van joden kwam een eind in het deel dat de moslims hadden veroverd; ook christenen mochten er hun godsdienst toen ongehinderd blijven oefenen. Maar toen de moren weer waren verdreven begon de jodenvervolging opnieuw, met merktekenen en moorden en in 1492 met een edict dat alle joden Castilië en Aragon uitwees. 120.000 vluchtten naar Portugal, waar in 1506 2000 door toedoen van monniken in Lissabon werden vermoord; uiteindelijk hield Nederland er – zo lang als het duurde – een belangrijke portugees-joodse gemeenschap aan over.

Volgt een uitvoerig overzicht van incidentele en systematische voorbeelden van jodenvervolging. Volgens Van Gilst heeft ‘het aanwakkeren van de jodenhaat door de pausen eeuwenlang tot slachtpartijen geleid’.

Zo vermoordden christenen in Praag in 1389 op één dag 3000 joden. In 1499 moesten de laatst joden Neurenberg verlaten; hun onroerende goederen nam de stad in beslag. Hun grafstenen gebruikte men om een straat aan te leggen. In Polen zouden er omstreeks 1648 300.000 joden zijn vermoord. In één jaar, namelijk in 1349, werden alle joden in meer dan 350 Duitse steden en dorpen verbrand. Dit gebeurde na de grote pestepidemie van 1348/49 die met de hongerdood een derde van de Europese bevolking van het leven beroofde, dus ook van de joden die ervan werden beschuldigd de bronnen te hebben vergiftigd.

Paus Pius XII

Het Duitse opinieblad Der Spiegel wijdde in 1997 een reportage aan Pius XII onder de titel 'De kerk en de holocaust'.
Het Duitse opinieblad Der Spiegel wijdde in 1997 een reportage aan Pius XII onder de titel ‘De kerk en de holocaust’.
De rol van paus Pius XII (1876-1958) tijdens de Tweede Wereldoorlog is altijd omstreden geweest. In een verklaring van 18 maart 1998 liet het Vaticaan weten dat het onterechte verwijten zijn. Er zouden slechts individuele katholieken door nalatigheid medeschuldig zijn geweest aan de shoah, het Hebreeuwse woord voor Holocaust. Pius XII zou zelfs ‘persoonlijk of via zijn vertegenwoordigers, geholpen hebben honderdduizenden joden te redden’.

Aat van Gilst heeft daar geen spoor van een aanwijzing van gevonden. Wel van het tegendeel. Pius werd gekozen in maart 1939, het jaar waarin de Tweede Wereldoorlog begon. Mussolini wees toen 69.000 joden uit, maar de paus zweeg daarover. Tsjechoslowakije werd bezet; de paus was één van de eerste staatshoofden die de nieuwe status erkende. Hij zweeg ook toen Duitse troepen, met ‘Gott mit uns’ op hun koppel, op 3 september katholiek/joods Polen binnenvielen, maar veroordeelde wel de aanval van de Sovjet-Unie op Finland, ‘waar de katholieke kerk geen belangen had’ (al dateert Van Gilst de inval in september, terwijl hij plaatsvond op 30 november 1939). In maart 1940 ontving Pius de Duitse minister van buitenlandse zaken Von Ribbentrop en verklaarde dat hij ‘Duitsland een warm hart toedroeg’, terwijl hij een beroep deed op Engeland waarbij hij wees op de gemeenschappelijke vijand, het atheïsme, waarmee hij de Sovjet-Unie bedoelde. Toen in oktober 1943, kort voor de capitulatie van Rome, bij een razzia in de joodse stadswijk 1259 joden werden opgepakt vlak voordat ze naar Auschwitz werden vervoerd zweeg het Vaticaan.

Van Gilst citeert de Italiaan Carlo Falconi (Il silentio di Pio XII,1965; Duits: Das schweigen des Papstes,1966):

De conclusie lijkt geoorloofd dat de heilige stoel meer dan voldoende geïnformeerd was, niet slechts over de buiten de oorlog plaatsvindende wandaden, maar zelfs over de wetgeving die er in het geval van de joden aan voorafging.

Ongeloofwaardig

‘Misdadige pausen en hun handlangers’ - Aat van Gilst
‘Misdadige pausen en hun handlangers’ – Aat van Gilst
In zijn slotwoord concludeert Van Gilst dat het christendom, dat oorspronkelijk een geloofssysteem was, door de onhoudbaarheid en ongeloofwaardigheid van het christelijk geloof steeds meer de kant opgaat van en zedenleer.

Dit stelsel als ons geestelijk erfdeel te zien, is geheel in strijd met de geschiedenis van ons werelddeel, dat in de praktijk heidens is gebleven. Het heeft ons geen verheven moraal gebracht, hetgeen ook de wiskundige en filosoof Bertrand Russell moest constateren: ‘De bewering dat het christendom een verheffende invloed op de moraal heeft, kan slechts in stand worden gehouden als men alle historische bewijzen negeert of vervalst’.

En hij voeg er een citaat van de Franse schrijver Denis Diderot (1713-1784) uit de tijd van de Verlichting aan toe:

‘De gedachte dat er geen god bestaat heeft nog niemand schrik aangejaagd. Wel echter de gedachte dat er een god bestaat zoals men die mij beschrijft’.

~ André Horlings

Boek: Misdadige pausen en hun handlangers – Aat van Gilst

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

André Horlings (1945-2023) was journalist en van 'vlak na de oorlog', wat mogelijk zijn interesse voor onder meer de Tweede Wereldoorlog verklaarde. Schreef het boek Arnhem Spookstad en verzorgde de (eind)redactie voor een publicatie over het Duitse dwangarbeiderskamp Rees (1944-1945). Verzorgde in 2011 twee uitvoerig gedocumenteerde verhalen: Bruidegom achter prikkeldraad en Het drama van de SS Pavon. Bladerde graag in Google Books. Zie ook archief sinds 1995.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×