Bulgarije liet geen Joden deporteren

7 minuten leestijd
De synagoge van Sofia; ooit middelpunt van de omvangrijke Joodse bevolking van Bulgarije. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleven deportaties uit, maar daarna emigreerden de meeste Joden. (wiki)
De synagoge van Sofia; ooit middelpunt van de omvangrijke Joodse bevolking van Bulgarije. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleven deportaties uit, maar daarna emigreerden de meeste Joden. (wiki)

Bulgarije blijkt een uniek land in Oost-Europa te zijn. De Duitse ambassadeur in Sofia vatte het in een rapport aan zijn ministerie als volgt samen: ‘Hun ontbreekt het ideologische inzicht dat wij bezitten. Opgegroeid met Armeniërs, Grieken en zigeuners, ziet de Boelgaar in de jood geen nadelen die speciale maatregelen tegen hem zouden rechtvaardigen’. (…) Toen de Russen Bulgarije bezetten was niet één Bulgaarse jood gedeporteerd of vermoord’.

Bovenstaande schreef journaliste, columniste en schrijfster Renate Rubinstein (1929-1990) in Hollands Maandblad 1964/65, in een bespreking van het boek Eichmann in Jeruzalem van Hannah Arendt.

Koning Boris III van Bulgarije, die kort na zijn ontmoeting met Hitler overleed.
Koning Boris III van Bulgarije, die kort na zijn ontmoeting met Hitler overleed.
Ik las dat toen ik op het punt stond een korte vakantiereis naar de Bulgaarse hoofdstad Sofia te maken en was stomverbaasd. Geen Jodenvervolging in Bulgarije terwijl tijdens de Tweede Wereldoorlog pogroms in Rusland en Oost-Europa aan de orde van de dag waren en de Holocaust zes miljoen slachtoffers eiste (waaronder bijna 102.000 uit Nederland)? En niet in Bulgarije?

Geen Jodenvervolging

Haar verhaal maakte duidelijk dat de jodenvervolging wat de Bulgaren betreft geen schijn van kans maakte:

Toen de Bulgaarse joden sterren moesten dragen, deed de meerderheid dat niet en de paar die het wel deden kregen zoveel sympathiebetuigingen van de kant van de bevolking dat ze er ‘regelrecht trots’ op werden. De opperrabbijn zat ondergedoken bij de metropoliet Stephan, die openlijk van de kansel verklaard had dat God het martelen en doden van joden verbood. De koning, Boris, verzette zich tegen alle anti-joodse maatregelen, maar zelfs nadat hij, op last van de Duitsers, vermoord was, bleek de regering niet tot meer medewerking aan de ‘joodse kwestie’ bereid. Toen de Russen Bulgarije bezetten was niet één Bulgaarse jood gedeporteerd of vermoord.

Renate Rubinstein wordt een kwart eeuw na haar dood nog steeds node gemist. Hoe anders zou het minderhedendebat verlopen wanneer ook zij er haar bijdrage aan zou kunnen leveren? Ze was wel te optimistisch. Rubinstein schreef haar verhaal rond 1964. De Berlijnse Muur was drie jaar eerder verrezen en zou nog vijfentwintig jaar overeind staan. Bulgarije was een Russische ‘satellietstaat’; de Oostbloklanden lagen binnen de invloedssfeer van de Sovjet-Unie.

Dimitar Pesev

Dimitar Pesev, de Bulgaarse vice-parlementsvoorzitter die deportatie wist te voorkomen.
Dimitar Pesev, de Bulgaarse vice-parlementsvoorzitter die deportatie wist te voorkomen.
Een halve eeuw later behoeft het verhaal van Rubinstein enige nuanceringen. Er zijn wèl Joden uit Bulgarije weggevoerd, maar uit de Griekse, Macedonische en Servische gebieden die door Nazi-Duitsland aan Bulgarije waren toegevoegd. En de rol van koning Boris III was minder groot dat zij heeft aangenomen. Maar inderdaad is er geen enkele Jood vanaf Bulgaars grondgebied gedeporteerd.

Het was de vice-voorzitter van het Bulgaarse parlement, Dimitar Pesev, die met verbijstering had begrepen welke consequenties de Bulgaarse variant van de Neurenberger rassenwetten hadden, die ook hij had ondersteund, toen die op het punt stonden ingevoerd te worden. Hij stelde een manifest op dat door 42 afgevaardigden werd ondertekend en wist daardoor het wegvoeren van Joden tegen te houden.

Wel werd Pesev er door premier Bogdan Filov van beschuldigd voor zijn actie Joods geld te hebben aangenomen, wat kennelijk voor het parlement zo ‘overtuigend’ was dat hij werd ontslagen als vice-voorzitter.

Positie Joden in Bulgarije

Door de eeuwen heen konden Joden zich in Bulgarije vrijwel altijd veilig voelen. “Anders dan van de meeste Oost-Europese landen kan worden gezegd, is het historisch blazoen van Bulgarije van antisemitische smetten vrij, stelde Trouw in een achtergrondverhaal in 1998.

Het land is al sinds de oudheid gewend aan de aanwezigheid van Joden. Ze wonen er al veel langer dan de Slavische en Bulgaarse voorouders van de hedendaagse Bulgaren. Met het doel handel te drijven landden de eerste Joden waarschijnlijk zo rond de 6de-5de eeuw v.Chr. met Fenicische schepen aan op de westelijke kust van de Zwarte Zee en op de oevers van de Donau. (…) In de Middeleeuwen groeiden de Joodse gemeenschappen in Bulgarije door de komst van Asjkenazische Joden, die gevlucht waren voor de kruisvaarders en de jodenvervolgingen in Centraal-Europa. Tijdens de Turkse overheersing kwamen daar later nog de Sefardische Joden uit Portugal en Spanje bij, die, opgejaagd door de Spaanse inquisitie, door de Ottomaanse sultans werden uitgenodigd zich in Bulgarije te vestigen.

Vijf eeuwen lang (1396-1878) maakte Bulgarije deel uit van het Ottomaanse Rijk. Religieuze tolerantie en verdraagzaamheid ten opzichte van minderheden stonden hoog in het Ottomaanse vaandel.

De Bulgaarse onafhankelijkheid werd bereikt toen Russische troepen Bulgarije bevrijdden. In hun kielzog keerden ook Bulgaarse revolutionairen, met het antisemitisme waar ze in Centraal- en Oost-Europa mee besmet waren geraakt, terug uit ballingschap. Maar het Vredesverdrag van Berlijn verzekerde de Joden opnieuw van gelijke rechten, religieus, economisch, cultureel en maatschappelijk. Het Joodse gemeenschapsleven bloeide volop en gedurende het interbellum integreerden de Joden volledig in het economische, sociale en culturele leven in Bulgarije.

De imposante Banya Bashi-moskee (1576) werd gebouwd toen Bulgarije deel uitmaakte van het Ottomaanse rijk (1396-1878). - wiki
De imposante Banya Bashi-moskee (1576) werd gebouwd toen Bulgarije deel uitmaakte van het Ottomaanse rijk (1396-1878). – wiki

Omslag in Tweede Wereldoorlog

De eeuwenlange situatie van non-discriminatie werd echter wreed verstoord toen Bulgarije tijdens de Tweede Wereldoorlog de kant van de nazi’s koos. Volgens militair historicus Gillis Kersting wilde Bulgarije zijn neutraliteit handhaven, maar stond het land voor een onmogelijke opgave. De Duitse politieke en economische invloed was groot, koning Boris was van Duitse komaf, Engeland was buitenspel gezet en de buurlanden Roemenië en Hongarije hadden al een nazi-regime. Hij constateert dat de ‘fascistisch gezinde regering van Bulgarije’ in september 1941 zijn neutraliteit opgaf en zich aansloot bij Hitlers Duitsland.

Om de nazi-bondgenoot te behagen voerde Boris tussen november 1940 en januari 1941 anti-Joodse wetgeving in. De Bulgaarse Joden – één procent van de bevolking – verloren hun banen en huizen. Gemengde huwelijken werden verboden, joden moesten extra belasting betalen, toegang tot bepaalde straten en gelegenheden werd hun ontzegd. Het dragen van de gele ster werd verplicht gesteld.

‘Gewoonlijke Balkan-zwakheid

“De naleving van de anti-Joodse maatregelen”, schrijft Kersting, “ging evenwel gepaard met de, volgens de Duitse ambassadeur, gewoonlijke Balkan-zwakheid. Er werden lang niet genoeg gele sterren geproduceerd.” Volgens andere bronnen hadden de Bulgaren te weinig gele stof en ook te weinig elektriciteit om al die sterren te naaien. De meeste Joden weigerden ze trouwens te dragen; wie het wel deed ondervond van zijn medeburgers betuigingen van sympathie.

Dat nam niet weg dat Hitler een Bulgaarse droom vervulde door het land uit te breiden tot een Groot-Bulgarije, toen de Wehrmacht in april 1941 de Balkan binnenstormde: Thracië in Griekenland, een groot deel van Macedonië en de zuidelijke kuststrook van Roemenië, Dobrudza, werden aan Bulgarije toegewezen. Volgens Ewout Klei werden daarmee ‘oude rekeningen’ vereffend en ging de Bulgaarse ‘verovering’ gepaard met een massaslachting onder de Grieken.

De inwoners kregen de Bulgaarse nationaliteit, behalve de 20.000 Joden.

De veranderende grenzen van Bulgarije tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Deportaties afgeblazen

In de lente van 1943 leken de Joden in Bulgarije niet langer aan het noodlot te ontkomen. Kersting:

Duizenden Joodse burgers in Plovdiv en de grensplaats Kjustendil werden opgeroepen hun huizen te verlaten en zich met enkele bezittingen te verzamelen op het treinstation. De Bulgaren kwamen in opstand. Beroepsverenigingen van advocaten stuurden protestbrieven. Kerkleiders haalden Joden in huis en beloofden hun dat zij, indien nodig, zelf op de rails zouden gaan liggen. Tientallen vooraanstaande burgers trokken naar Sofia en protesteerden voor het parlementsgebouw.

Parlement en koning leken onaangedaan door de protesten. Het was de vice-voorzitter van het parlement, Dimitar Pesev, die, pas toen radeloze Joodse vrienden hem opzochten in zijn woonplaats Kjustendil, de consequenties begreep. Tot dan toe had hij weinig problemen gezien in de invoering van anti-Joodse wetten. Nu zorgde hij voor de doorslaggevende verandering. Hij verzamelde 42 handtekeningen van parlementsleden die een voortzetting van de deportatieplannen afkeurden.

De motie werd verworpen en Pesev werd naar huis gestuurd, maar de publieke verontwaardiging die zijn protestactie teweegbracht leidde er toch toe dat het kabinet de deportaties uitstelde.

Het bericht ‘viel verkeerd’ bij de Führer, stelt Kersting.

Hij kon er alleen weinig tegen doen. Zijn manschappen zaten in het defensief. Zij hadden [na hun verloren slag om Stalingrad] hun handen vol aan het Rode Leger en konden geen eenheden missen voor het opruimen van Joden in Bulgarije.

Mysterieuze dood koning Boris

Renate Rubinstein schreef dat koning Boris III zich tegen alle anti-Joodse maatregelen verzette. Dat is waar, maar het gebeurde pas na de actie van Pesev in maart 1943 die zelf, na de bevrijding van Bulgarije door de Russen, in de vergetelheid verdween en in 1973 in armoedige omstandigheden overleed.

Op 31 maart 1943 werd de koning op het hoofdkwartier van Adolf Hitler ontboden. De ontvangst leek allerhartelijkst, aldus een reportage in Die Deutsche Wochenschau van 1943. In het volgende onderwerp wordt de koning plechtig in Sofia begraven.

De oorzaak van de dood van koning Boris, op 28 augustus 1943, is nooit opgehelderd. Tijdens zijn onderhoud met de Führer zou de koning duidelijk hebben gemaakt dat hij géén Bulgaarse troepen beschikbaar zou stellen voor het front. Bovendien gaf hij te kennen dat hij de Bulgaarse Joden niet uit kon leveren, omdat hij ze nodig had voor de “Arbeitseinsatz”. Overigens stond Boris wél toe dat de Duitse moordmachine in zijn nieuw verworven gebieden huis kon houden. Daar werden 12.000 Joden door de Bulgaarse autoriteiten opgepakt en gedeporteerd naar Auschwitz en Treblinka.

Communistische mythevorming

In de latere oorlogsjaren wilde Bulgarije volgens Kersting af van het bondgenootschap met Hitler. Toen de Sovjets in september 1944 binnenvielen veranderden de Bulgaren van partij en verklaarden ze de oorlog aan nazi-Duitsland; Bulgarije was daarmee het enige land dat formeel met alle partijen in oorlog verkeerde.

De 50.000 Bulgaarse Joden hadden de oorlog overleefd. In de volgende periode emigreerde 95 procent van hen; het merendeel naar Israël. Volgens een laatste telling zijn er in Bulgarije nog 706 Joden over.

Bulgarije werd een satellietstaat van de Sovjet-Unie. Pesev was al vergeten; de Bulgaarse communisten verdonkeremaanden nu ook de rol van de koning. Hij werd afgeschilderd als een feodaal-fascistische aanhanger van Hitler. Als de Bulgaarse joden aan de Holocaust waren ontkomen, dan was dat alleen dankzij het heldhaftige volk.

Of door het Russische leger, zo suggereerde een Russische woordvoerder toen op 31 oktober vorig jaar het Sovjet-monument voor het Russische leger in Sofia werd beklad met de leus ‘100 years Zionist occupation’ (100 jaar zionistische bezetting). Terecht constateerde The Times of Israel dat het Rode Leger, toen de Bulgaarse Joden van deportatie werden gered, nog duizend kilometer van het land verwijderd was.

De rol van Dimitar Pesev werd pas weer onthuld door de Italiaanse journalist Gabriel Nissim, die in 1998 het boek ‘The man who stopped Hitler’ publiceerde (Duits: Der Mann, der Hitler stoppte (2000). Hij maakte duidelijk dat de Bulgaarse Joden hun leven vooral aan Pesev dankten; een tegenstrijdige persoonlijkheid die eerst als fel nationalist heilig in de uitbreiding tot Groot-Bulgarije geloofde. En dat koning Boris weliswaar de deportatie van Joden vanaf Bulgaars grondgebied traineerde, maar instemde met hun wegvoeren uit de nieuw-verworven gebieden. Wat niet wegneemt dat vanaf Bulgaars grondgebied in 1940-1945 inderdaad geen enkele Jood werd gedeporteerd.

André Horlings (1945-2023) was journalist en van 'vlak na de oorlog', wat mogelijk zijn interesse voor onder meer de Tweede Wereldoorlog verklaarde. Schreef het boek Arnhem Spookstad en verzorgde de (eind)redactie voor een publicatie over het Duitse dwangarbeiderskamp Rees (1944-1945). Verzorgde in 2011 twee uitvoerig gedocumenteerde verhalen: Bruidegom achter prikkeldraad en Het drama van de SS Pavon. Bladerde graag in Google Books. Zie ook archief sinds 1995.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×