Toen de Duitse keizer Wilhelm II in 1912 in Berlijn de terracotta sculpturen bekeek die archeoloog Leo Frobenius in het tegenwoordige Nigeria had opgegraven, was hij ervan overtuigd “dat deze nooit door negers kunnen zijn gemaakt”. Frobenius was het met hem eens: de realistisch gebeeldhouwde mannen- en vrouwengezichten moesten volgens hem door een mensenras zijn gemaakt “dat geavanceerder was dan de neger”.
Beide mannen waren exponenten van een racistisch gedachtegoed dat uitging van witte superioriteit. Uit later onderzoek bleek dat de sculpturen in de periode van de twaalfde tot vijftiende eeuw wel degelijk waren gemaakt door Afrikaanse kunstenaars. Kopieën van de bustes maken onderdeel uit van de expositie Het koloniale wereldbeeld van de keizer in Museum Huis Doorn.
Koloniale geschiedenis
Huis Doorn was, na de Duitse nederlaag van de Eerste Wereldoorlog, van 1920 tot zijn dood in 1941 het ballingsoord van de laatste Duitse keizer. In het neoclassicistisch landhuis is te zien hoe hij woonde en wordt zijn levensverhaal verteld. Daarnaast is in het paviljoen op het landgoed een vaste expositie ingericht over Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog. De tijdelijke expositie over de keizer en het Duitse koloniale verleden is over twee ruimten verdeeld, de een in het huis, de ander in het paviljoen. De expositie gaat gepaard met een onderzoek van Britta Schilling en Cornelis van der Bas, dat in het Engels is gepubliceerd als The Kaiser’s Colonial Worldview.
Het doel is om de koloniale geschiedenis niet slechts te bekijken vanuit Europees perspectief, maar om recht te doen aan “het leed dat veel Aziatische en Afrikaanse volkeren is aangedaan”. Er wordt nieuw licht geworpen op voorwerpen uit de collectie…
…die tot voor kort nooit zijn tentoongesteld, omdat de associatie met complexe en schaduwrijke stukken geschiedenis niet interessant werd gevonden. Ook geeft dit onderzoek een aanzet om opnieuw kritisch te kijken naar de rol van het Duitse keizerrijk, en in het bijzonder Wilhelm II.
Plek onder de zon
Eind negentiende eeuw eisten de Duitsers zich een net zo grote rol op het wereldtoneel op als de Britten en Fransen. Het keizerrijk wilde ook een “plek onder de zon” en koloniseerde enkele delen van Afrika, waaronder het huidige Namibië. De kolonisering van dit land vormt het uitgangspunt van de expositie in het paviljoen die is samengesteld door kunstenares Jehuda de Jong en onder andere bestaat uit voorbeelden van hedendaagse kunst van Afrikaanse kunstenaars. Haar eigen kunstwerk De parade, een installatie bestaande uit ronddraaiende figuren, vult het grootste deel van de zaal en is geïnspireerd op een jaarlijks terugkerend gebruik van de Hererobevolking om hun vrijheid te vieren. De mannen paraderen dan in Duits ogende uniformen en de vrouwen in de jurken die zijn geïnspireerd op wat de vrouwelijke kolonisten droegen. Ze tonen op deze ludieke wijze dat ze niet langer onderdanig zijn aan de overheersers van hun voorouders.
In een documentaire die wordt afgespeeld in de expositieruimte wordt verteld over het enorme leed dat zowel het de Herero als de Nama in Duits-Zuidwest-Afrika werd aangedaan. Tienduizenden van hen werden tussen 1904 en 1908 afgeslacht door de Duitsers, een genocide die door de Verenigde Naties is erkend als eerste genocide van de twintigste eeuw.
De kunstenares licht haar werk als volgt toe:
Chinese lakpanelen
In de zaal in het huis worden verschillende objecten getoond die vertellen over het koloniale gedachtegoed van de keizer. Het indrukwekkendst zijn de twee Chinese lakpanelen die door Europeanen geroofd zijn tijdens de Bokseropstand (1899-1901). Ooit waren ze eigendom van de Chinese keizer Qianlong. Ze zijn gemaakt met het giftige sap van de Japanse lakboom en tonen beelden van de onderdrukking van de Taiwan Opstand in 1787-1788. Hoe de Duitse keizer ze in bezit kreeg is onbekend.
De Bokseropstand was de benaming van het gewelddadige verzet van de Chinezen tegen de westerse invloed in hun land. Ook de Duitsers speelden een rol in het oosterse land. In 1897 namen ze in het gebied Shangung met geweld grondgebied in waar ze een Stüztpunkt (steunpunt) inrichtten, inclusief haven en kolenmijnen. Op een informatiepaneel in de expositieruimte wordt uitgelegd dat westerse soldaten gedurende de Bokseropstand vele Chinese kunstvoorwerpen roofden en meenamen. Het grootste deel bevindt zich nog altijd in westerse handen, waaronder in de collectie van Huis Doorn.
Doorner Arbeits-Gemeinschaft
De kijk van Wilhelm II op ‘exotische’ landen was tegenstrijdig: aan de ene kant keek hij neer op verre volkeren en beschouwde hij het christelijke Europa als superieur, aan de andere kant was hij gefascineerd door niet-westerse culturen. Zijn fascinatie wordt in de expositie getoond met objecten die te maken hebben met de door de ex-keizer in Doorn opgerichte Doorner Arbeits-Gemeinschaft (DAG), een club van geleerden die op door Wilhelm in Doorn georganiseerde bijeenkomsten van gedachten wisselden over antropologie.
Een van de voorwerpen is een zilveren herinneringsspeld die aan deelnemers van een van de conferenties werd uitgereikt. Het aandenken bevat een reliëf van de kop van een Gorgo, een monster uit de Griekse mythologie. Wilhelm was gefascineerd door de mythologische figuur sinds hij in 1911 een opgraving op het Griekse Corfu bezocht waar in zijn bijzijn een reliëf van een Gorgokop werd gevonden. Zijn theorie dat de figuur overgenomen moest zijn uit een Midden-Oosterse cultuur wordt door archeologen tegenwoordig afgewezen.
Over de schuld van de keizer voor Duitse koloniale misdaden wordt door het museum het volgende geconcludeerd:
‘Schwarze Schande’
Duitsland verloor na de Eerste Wereldoorlog zijn koloniën, maar het racistische gedachtegoed bleef bestaan. Op een van de laatste tekstpanelen van de expositie wordt verteld over de Duitse haatcampagne tegen de Afrikaanse koloniale troepen die na de oorlog door de Fransen werden gestationeerd in het Duitse Rijnland. Er werd in Duitsland gesproken van een ‘Schwarze Schande’; de zwarte militairen werden beschouwd als groot gevaar voor zowel het land als het ‘witte ras’.
Het daadwerkelijke leed speelde zich echter af gedurende de Duitse koloniale overheersing, zo maakt de expositie overduidelijk. Het museum vertelt een verhaal dat in de geschiedschrijving over Duitsland ondergesneeuwd is geraakt, na twee wereldoorlogen, waarvan gedurende de laatste de Duitsers zich schuldig maakten aan een nieuwe genocide. Tussen de Namibische genocide en de Holocaust zit nog geen veertig jaar, maar terwijl de massamoord op de Joden – terecht – volop aandacht krijgt, is er in ons land nauwelijks aandacht voor het leed van de Herero en Nama. Huis Doorn toont zich met deze expositie een plek bij uitstek om hier verandering in te brengen.
‘Het koloniale wereldbeeld van de keizer’ is nog te zien tot en met 3 november 2024.