Eeuwenlang is het gebied waar nu Roemenië ligt een in diverse prinsdommen verdeelde bufferzone tussen de grote Europese rijken en het Ottomaanse sultanaat. Onder invloed van opkomend Roemeens nationalisme worden deze gebieden in 1881 verenigd tot een koninkrijk.
De Daciërs
Domitianus gaat er niet toe over Dacië te vernietigen, wellicht in de hoop er ooit een Romeinse provincie van te maken, maar als Decebal niet aan zijn verplichting voldoet
om vestingswerken af te breken en soldaten ronselt, besluit keizer Trajanus – opvolger van Dominiatus – om in te grijpen. Hij maakt een einde aan het Dacische koninkrijk, wat Decebal ertoe brengt om zelfmoord te plegen.
Romeins Dacië en de komst van Slaven, Bulgaren en Hongaren
Dacië wordt een Romeinse provincie in het jaar 106 en ondergaat een grondige Romanisering door invoering van de Romeinse wetgeving en het Latijn als officiële taal. Die taal wordt niet alleen door de elite gesproken, maar ook de rurale bevolking gebruikt het Latijn als lingua franca. Tevens wordt de Romeinse godsdienst overgenomen. Christenen zijn er maar weinig, vooral omdat zij door de Romeinse autoriteiten vervolgd worden. Dacië maakt een bloeitijd door ten tijde van het regime van de keizers Hadrianus en Marcus Aurelius, ruwweg tot het jaar 190, maar dan groeit er onzekerheid vanwege de aanvallen die Dacië ondervindt vanuit het noorden en oosten afkomstige barbaren, waaronder de Goten.
Het gebied – ver weg van Rome – is lastig te verdedigen en de Romeinen verplaatsen de bestuurszetel naar de zuidflank van de Donauvallei, waarmee Dacië de status van Romeinse provincie verliest en door Rome vanaf dat moment slechts beschouwd wordt als bufferzone tegen de oprukkende barbaren. Gevolg ervan is de neergang van de steden. De bevolking trekt naar het platteland. Aan de noordkant geraken de gebieden die later Transsylvanië heten geheel en al uit de invloedssfeer van de Romeinen.
Slaven bereiken in de eerste helft van de zesde eeuw in groten getale het gebied ten oosten van de Karpaten, vestigen zich in Oost-Walachije en trekken langzaam westwaarts op richting Transsylvanië. Ook bewegen zij in zuidelijke richting, steken de Donau over en vestigen zich aan het begin van de zevende eeuw in het noordelijk deel van de Balkan waar tachtig jaar later vanuit de steppen ten noorden van de Zwarte Zee een Turks volk arriveert. Het zijn de Bulgaren die zich mengen met de Slaven en rond die tijd hun hoofdstad Pliska vestigen ten zuiden van de Donau in het huidige noordoostelijk deel van Bulgarije. Van belang is de bekering van tsaar Boris I tot het christendom in 864. Rond die tijd strekt de Bulgaarse staat zich uit tot ver benoorden de Donau en omvat het vrijwel het gehele het gebied dat nu tot Roemenië behoort. Deze uitbreiding van het Bulgaarse rijk brengt Byzantijnse rites en christelijke instituties met zich mee en het Slavisch als officiële kerktaal.

De taal die gesproken wordt door de Daco-Romeinen en van Latijnse origine is, staat bloot aan Slavische invloeden. Het Roemeens kent dan ook veel Slavische woorden en de kerk – de Orthodoxe Kerk wel te verstaan – gaat gebruik maken van het Bulgaarse cyrillische alfabet. Het is de taal die in de veertiende eeuw als officiële kerktaal wordt ingevoerd wanneer de prinsdommen Walachije en Moldavië ontstaan. Over het algemeen wordt het jaar 1000 gezien als het moment waarop een Roemeense etnische gemeenschap zich vormt, een mengeling van Romeinen, geromaniseerden, Slaven en Daciërs.
De prinsdommen krijgen vorm
Tegen het eind van de dertiende eeuw begint zich ten zuiden van de Karpaten de vorming af te tekenen van het prinsdom Walachije dat zich onder prins Basarab wil bevrijden van de claims die de Hongaren leggen op dit gebied. Dat lukt in 1330 als hij de legers van koning Karel Robert van Hongarije verslaat in de slag van Posada. Zijn opvolger, Nicolae Alexandru, versterkt zijn positie door in 1359 het Oostelijke Orthodoxe Metropolitanaat op te richten als onderdeel van het Orthodoxe Patriarchaat in Constantinopel. Bovendien tooit hij zich met de titel Prins Autocraat, een middeleeuwse titel om daarmee zijn seculiere macht tot uitdrukking te brengen. Beide instituties vormen een schild tegen pogingen van koning Lodewijk van Hongarije om het gebied in te lijven in het rooms-katholieke domein. Daarmee levert Alexandru Walachije in zekere zin over aan de genade van de Ottomaanse sultans.

Zijn opvolgers zijn wat voorzichtiger. Prins Vladislav en velen na hem, erkennen de voordelen van het sluiten van compromissen en accepteren de suzereiniteit van Hongarije, zonder echter te accepteren dat het rooms-katholicisme aan invloed wint. De banden met de Orthodoxe Kerk worden versterkt.
In de prinsdommen ontwikkelen zich vergelijkbare politieke en sociale structuren. De prinsen staan als hoofd van de samenleving boven de leidende families – de bojaren – en tooien zich naar Byzantijns gebruik met de titel van Autocraat die regeert in de naam van God. Prinsen bezitten doorgaans grote landgoederen, kunnen belasting heffen en voeren het commando over het leger. De gewone bevolking bestaat uit boeren die soms een zekere mate van zelfstandigheid bezitten, maar in het algemeen schatplichtig zijn aan de bojaren. Prins en bojaren beconcurreren elkaar in de strijd om macht, maar maken gemene zaak als het gaat om de uitbuiting van de boeren.
Opmars van de Ottomanen
In ruil voor de tributen en militaire steun aan de sultan genieten beide vazalstaten de nodige bescherming van de Ottomanen tegen aanvallen van elders. Bojaren krijgen volop ruimte om te heersen naar aloud gebruik en het wordt Turkse civiele en kerkelijke autoriteiten verboden zich met interne zaken van de prinsdommen te bemoeien. De bojaren zijn vrij om hun prinsen te benoemen, zij het dat de sultan zich het recht voorbehoudt om hun keuzes te beoordelen en te bekrachtigen. Met dit alles blijft de sociale en politieke structuur van de prinsdommen intact en ook de status van de Orthodoxe Kerk wordt in stand gehouden. Weliswaar neemt de macht van de sultan over de prinsdommen toe, maar hij gaat er niet toe over ze te annexeren en om te vormen tot provincies van het Ottomaanse imperium zoals dat eerder is gebeurd met Servië en Bulgarije.
Hij heeft grote ambities en verenigt de beide prinsdommen samen met Transsylvanië onder zijn heerschappij, maar daar komt al snel een eind aan als hij in 1601 door een commandant van het Habsburgse leger – die zelf prins van Transsylvanië wil worden – om het leven wordt gebracht. De vereniging van de drie gebieden is dus van korte duur, maar de daden van Mihai worden een symbool van Roemeense nationale trots.
De band die Moldavië en Walachije hebben met het oosten komt vooral tot uitdrukking in het voortbestaan van het Slavisch als taal die in het algemeen gebruikt wordt voor de samenstelling van belangrijke geschriften. Ook de Orthodoxe Kerk gebruikt deze taal die zij als gelijkwaardig beschouwt aan het Latijn, Grieks of Hebreeuws. Maar dat betekent niet dat het Slavisch doordringt tot in alle lagen van de maatschappij waar het traditionele Roemeens de taal is van de bevolking waarin zij hun gebeden zeggen, verhalen vertellen en opschrijven. In de tweede helft van de zestiende eeuw wordt het Roemeens in Moldavië (1574) en Walachije (1593) geïntroduceerd als schrijftaal voor wereldse zaken.
Vier jaar later verschijnt voor het eerst een kroniek geschreven in het Roemeens dat de opmaat is van een bloeiende geschiedschrijving. In de Orthodoxe Kerk nemen veranderingen veel meer tijd in beslag en de vervanging van het Slavisch door het Roemeens vindt dan ook pas plaats na 1650. Duidelijk is dat het drukken van boeken in het Roemeens, dat rond 1550 een start maakt, van grote invloed is geweest. In Transsylvanië staat dit onder invloed van de Reformatie die de daar levende Saksen stimuleert om de bevolking te bekeren tot het Lutheranisme.
De zeventiende eeuw
In 1683 neemt de Grote Turkse Oorlog een aanvang met het beleg van Wenen door de Ottomanen. Wenen houdt stand en mede doordat het Turkse leger qua slagkracht het aflegt tegen de gemoderniseerde troepen van de tegenstanders, moeten zij hun meerdere erkennen in de Heilige Liga, een coalitie van Polen, het Heilige Roomse Rijk, Venetië, Toscane, Rusland en Malta gesloten in 1684. Na zestien jaar van strijd wordt het Verdrag van Karlowitz getekend waarmee de Ottomanen onder meer Transsylvanië moeten laten aan de Habsburgers. De Oostenrijkers worden daarmee een belangrijke speler in zuidoost Europa. Ook de Russen versterken hun machtspositie en ontwikkelen een strategie om zich te kunnen verzekeren van de steun van de bevolking die trouw is aan de Orthodoxe Kerk. De nederlaag van de Ottomanen doet het onafhankelijkheidsstreven van de prinsdommen opvlammen.

Zo probeert prins Şerban Catanuzino Walachije te bevrijden uit de greep van de Ottomanen door steun te zoeken bij de Oostenrijkers, ofschoon hij zich realiseert dat de rooms-katholieke Habsburgers een bedreiging vormen voor de orthodoxe geloofsgemeenschap in de regio. En dus wendt hij zich ook tot Rusland.
Moldavië, Walachije en Transsylvanië in de veertiende en vijftiende eeuw
Want zorgen maakt hij zich om de aanzienlijke mobiliteit van de arme boeren die aan hun verplichtingen aan de landeigenaren proberen te ontkomen. Om orde te scheppen schaft de prins tegen het midden van de eeuw de slavernij af in beide prinsdommen. Zijn beleid kan de goedkeuring wegdragen van het Ottomaanse hof omdat stabiliteit een continue aanvoer van landbouwproducten bevordert.
De achttiende eeuw brengt voor de Roemeense inwoners van Transsylvanië grote veranderingen met zich mee omdat zij na de vrede van Karlowitz blootstaan aan de culturele invloeden vanuit het westen. Ook doet bestuurlijke vernieuwing zich gelden, want de Habsburgers willen uiteraard het verworven gebied geheel incorporeren in hun imperiale structuur. En daarvoor is het nodig om een eind te maken aan de bestaande autonomie van de Hongaren, Saksen en Szeklers. Een autonomie die zij al bezitten sinds 1438 in de vorm van de Unie der Drie Naties waarbinnen de elite van deze drie bevolkingsgroepen de dienst uitmaakt. Roemeense boeren – die de helft uitmaken van de bevolking – staan geheel buiten spel, net als de eenvoudige Hongaren, Saksen en Szeklers. Behalve de orthodoxe Roemenen zijn allen rooms-katholiek, maar daar komt in de zestiende eeuw verandering in met de reformatie. Onder de Hongaren bekeren zich velen tot het calvinisme en het unitarisme, de Saksen voelen zich aangetrokken tot het lutheranisme, terwijl ook onder de Szeklers het calvinisme terrein wint. En zo vormen vier kerkgenootschappen de ruggengraat van de Transsylvaanse samenleving op het moment dat de Habsburgers het gebied opeisen.
De Habsburgers beschouwen dit als een grote stap vooruit en veronderstellen dat de Orthodoxe Kerk met het aanvaarden van de Akten van Unie in feite niet meer bestaat in Transsylvanië. Voor de eenvoudige Roemeense bevolking heeft deze ontwikkeling voordelen, omdat zij daarmee toegang krijgt tot de instituties die de westelijke cultuur te bieden heeft, met name het hoger onderwijs in de regionale lycea en universiteiten in Rome, Wenen en Trnava. De nieuwe Unie bevordert tevens het gevoel van etnische identiteit onder alle Roemenen. Klassenverschillen blijven bestaan, maar het etnisch bewustzijn prevaleert. De Roemenen raken ervan overtuigd dat zij afstammen van de Romeinse volkeren die ooit Dacië veroverden en van de Latijnse wortels van hun taal. Ondanks dit alles blijven de eenvoudige Roemeense boeren zich verzetten tegen vervanging van hun orthodoxe geloofsrituelen door die van de Rooms-Katholieke Kerk en zijn zij zich er maar nauwelijks van bewust dat de klerikale elite zich verbonden heeft aan de door Rome afgedwongen Unie.

In 1744 wordt de rust in het zuiden van Transsylvanië verstoord door de Servische monnik Visarion Sarai die beweert door God te zijn gezonden om de ware boodschap van de Orthodoxe Kerk te prediken en verkondigt dat allen die de rooms-katholieke sacramenten hebben ontvangen hel en verdoemenis wacht. Het leidt tot ongeregeld-heden die na de arrestatie van Visarion wegebben, maar weer opvlammen in 1759 als de Roemeense monnik Sofronie van Cioară in het voetspoor treedt van de Serviër. De rust keert weer als keizerin Maria Theresia besluit om de Orthodoxe Kerk in Transsylvanië in ere te herstellen door de benoeming van een nieuwe bisschop te aanvaarden.
Ontwikkelingen tot 1821
In beide prinsdommen wordt de vooruitgang gehinderd door het ontbreken van een middenklasse die belang heeft bij een efficiënt bestuurssysteem, maar een nog grotere belemmering is de sultan die geen enkel belang heeft bij de vorming van een bureaucratie die voor hem een bedreiging kan inhouden. Behoudend is ook de Orthodoxe Kerk die innig verstrengeld is met de staat en een bijdrage levert aan de economie via de producten die geoogst worden op de enorme landerijen die de kloosters rijk zijn. Ook draagt de clerus zorg voor het onderwijs, helpt zieken en armen in een tijd dat deze taken niet gezien worden als een verantwoordelijkheid van de overheid.
In 1792 volgt het Verdrag van Iaşi waarmee Rusland gebieden verwerft ten oosten van de rivier de Dnjester en de grens van Moldavië nadert. Twintig jaar later breiden de Russen hun invloedssfeer uit richting Donau door het gebied tussen de rivieren de Proet en de Dnjester – dat later bekend staat als Bessarabië – te annexeren. Omdat Rusland een belangrijke bijdrage levert aan het verslaan van Napoleon geniet het land veel prestige na het Congres van Wenen in 1815 en het spreekt vanzelf dat Moldavië en Walachije zich richten op hun oostelijke buurman om steun te verwerven voor hun onafhankelijkheidsstreven.
De prinsdommen Walachije en Moldavië bevinden zich precies in het gebied waarover de grootmachten hun invloed willen uitoefenen, wat kansen op een zelfstandig bestaan vergroot, maar verzelfstandiging komt natuurlijk niet vanzelf en wordt primair gedragen door een beweging die dat nastreeft. Het zijn nationalistische bojaren die dit streven kracht bijzetten, zonder overigens tot gewelddadigheden over te gaan. In hun ogen hebben de sultans nooit echt getornd aan de zelfstandigheid van de Roemeense prinsdommen en dient de suzereiniteit die zij claimen beperkt te blijven tot de verplichting om giften af te dragen onder erkenning van oude rechten en af te zien van bemoeienis met de interne aangelegenheden van Walachije en Moldavië. Dat maakt geen indruk op het sultanaat dat de prinsdommen beschouwt als een eerstelijnsverdedigingszone tegen Rusland en Oostenrijk en tevens als graanschuur van Constantinopel.
Naar autonomie
Wanneer Vladimirescu Boekarest bereikt is alle hoop op Russische steun in rook opgegaan evenals Vladimirescu’s idealen. Ottomaanse troepen trekken Walachije en Moldavië binnen en maken korte metten met de opstandelingen. Tussen Ipsilantis en Vladimirescu lopen de spanningen op als eerstgenoemde de Walachijse leider ervan verdenkt samen te spannen met de Ottomanen tegen de Grieken. Ipsilantis beveelt de arrestatie van Vladimirescu en diens executie vindt plaats op 8 juni. Vladimirescu’s leger valt uiteen en ook komt een eind de troepenmacht van Ipsilantis die op 19 juni verslagen wordt door de Turken. Ipsilantis vlucht richting Transsylvanië waar hij geïnterneerd wordt.
Tsaar Nicolaas I legt uitvoering van het Verdrag van Adrianopel in handen van een gerespecteerd officier en bestuurder, Pavel Kiselev, die in november 1829 feitelijk de rol op zich neemt van prins over beide prinsdommen en gedurende zijn regeringsperiode tot in april 1834 over ongelimiteerde macht beschikt om de economie en het bestuur te hervormen. Hij introduceert voor beide gebieden de zogeheten Organische Statuten waarmee de basis wordt gelegd voor een efficiënt bestuur. Dat is van belang voor de prinsdommen zelf, maar ook bedoeld om het Russische gezag over Walachije en Moldavië op langere termijn veilig te stellen. Zij zijn zeker niet bedoeld om de sociale orde te veranderen. Integendeel, de statuten geven helder aan hoe rechten en plichten zijn verdeeld over de bestaande klassen en zij genieten de goedkeuring van de bojaren die hun oude privileges daarmee beter beschermd weten.
Vanaf het moment dat Vladimirescu de macht probeert te grijpen tot aan de revolutie van 1848 spelen twee zaken een belangrijke rol in het moderniseringsproces van de prinsdommen. Het zijn demografische veranderingen en de uitbreiding van economische banden met het westen.
Sprake is van een groei van de bevolking zoals dat ook elders in Europa plaatsvindt in die tijd, waarbij ten gevolge van modernisering en rationalisering van de landbouwtechnieken in toenemende mate mensen wegtrekken van het platteland en zich vestigen in de steden waar een middenklasse ontstaat die tornt aan de sociale verhoudingen daterend uit de achttiende eeuw. Rond 1840 is het deze middenklasse van kooplieden, handwerkslieden en beoefenaren van vrije beroepen die weliswaar geen homogene groep vormt, maar wel een essentieel onderdeel uitmaakt van de samenleving. Ook onder de bojaren doen zich veranderingen voor. Jonge bojaren streven naar verbetering van hun positie en richten hun blik op de toekomst, op modernisering, terwijl de oude garde blijft vasthouden aan de aristocratische tradities van weleer. Zo ontstaat er onder de bojaren een splitsing der generaties.
Van industrialisatie is in de periode tot 1848 nauwelijks sprake. Ondernemingsgeest is zwak ontwikkeld en het ontbreekt de prinsdommen aan een goede wegeninfrastructuur en elementaire bancaire instellingen die kredieten kunnen verlenen. Bovendien is de koopkracht laag. Wat wel een hoge vlucht neemt is handel met het buitenland die wordt aangewakkerd door de jacht van Britten en Fransen op agrarische producten, met name graan en vee. Dat gaat gepaard aan de import van westerse consumptiegoederen zoals textiel en glaswerk, een proces dat bijdraagt aan de ontwikkeling van de binnenlandse nijverheid.
De generatie van ’48
Deze intellectuelen zijn vastbesloten in hun opvatting dat de etnische Roemenen recht hebben op zelfbeschikking om zich te bevrijden van welke overheerser dan ook. Zij spelen de hoofdrol in de revolutie van 1848 in de Roemeense prinsdommen. Velen van hen hebben gestudeerd aan West-Europese universiteiten waarbij vooral Parijs in trek is. Zij voelen zich daar niet alleen thuis, maar zijn er ook van overtuigd dat de westerse politieke ontwikkelingen als voorbeeld kunnen dienen voor de prinsdommen. Met name de liberale ideeën over vrijheid spreken hen aan en onderstrepen hun streven naar zelfbeschikking.

Ook elders binnen de grenzen van de Habsburgse monarchie roeren de Roemenen zich en sluiten zich aan bij hun geestverwanten in Transsylvanië om bij het hof in Wenen hervormingen te bepleiten. Onder aanvoering van bisschop Andrei Şaguna, hoofd van de Orthodoxe Kerk in Transsylvanië, wordt in februari 1949 een petitie voorgelegd aan keizer Frans Jozef waarin wordt geopperd alle Roemenen binnen de monarchie te verenigen in een soort van zelfstandig hertogdom. Uiteindelijk beslist het hof in Wenen dat zowel van dit idee als van eenwording van Transsylvanië met Hongarije geen sprake kan zijn. De keizer eist van alle Roemenen loyaliteit aan hem in ruil voor de zorg voor hun welzijn.
De eenwording van de prinsdommen
Op 1 mei 1849 sluiten Rusland en het Ottomaanse rijk de overeenkomst van Balta Liman, waarin zij overeenkomen om gezamenlijk de protectie over de prinsdommen te voeren, zij het met Rusland in de hoofdrol. Twee nieuwe prinsen worden benoemd: in Walachije Barbu Ştirbei en in Moldavië Grigore Ghica. Ghica is wat liberaler dan zijn zich als absolutistisch vorst gedragende collega, maar beiden zetten zich in voor economische groei en bevordering van het onderwijs. Dan breekt er in 1853 opnieuw een oorlog uit tussen Russen en Ottomanen, de zogeheten Krimoorlog, waarin de Fransen en Britten zich scharen aan de kant van de sultan. Het Vredesverdrag van Parijs dat verliezer Rusland op 30 maart 1856 wordt opgedrongen, pakt gunstig uit voor de prinsdommen. Zij blijven onder suzereiniteit van de Ottomanen, maar het verdrag verbiedt inmenging door welke mogendheid dan ook in hun interne aangelegenheden. Er wordt een commissie ingesteld die aanbevelingen zal doen aan de grote mogendheden over de te kiezen regeringsvorm voor Walachije en Moldavië waar ad-hoc assemblees (adunare ad-hoc) in het leven worden geroepen die de commissie zullen informeren. Een belangrijk element in het Verdrag van Parijs is de bepaling dat Rusland een aantal districten van Bessarabië overdraagt aan Moldavië, wat economisch weinig te betekenen heeft, maar het houdt wel in dat Rusland vanaf dat moment niet meer aan de Donau grenst.
In Walachije verloopt de prinskeuze stroever, want conservatieven en liberalen stellen hun eigen kandidaat, maar uiteindelijk kan men zich unaniem vinden in de keuze van Cuza en zo heerst er één prins over beide gebieden. Alexandru Cuza is een patriot en liberaal – beslist geen radicaal – die heeft gestudeerd in Parijs en na de opstand in 1848 kort in ballingschap gaat. Gedurende de jaren vijftig bekleedt hij diverse bestuurlijke functies en maakt carrière in het leger. Op het moment van zijn verkiezing tot prins is hij commandant van de Moldavische militie. Zowel de sultan als de tsaar maken bezwaar tegen de tweevoudige prinsverkiezing, maar de westerse grootmachten voelen er niets voor om de Roemeens kwestie opnieuw op te rakelen en gaan akkoord met de dubbele verkiezing in de wetenschap dat daarmee de vereniging van Moldavië en Walachije onafwendbaar is. De legers van beide prinsdommen staan feitelijk onder één commando en nu worden munteenheid, telegraafsystemen en douane-voorzieningen ineengeschoven. Een officiële erkenning van de eenwording laat niet lang op zich wachten en tijdens een conferentie in Constantinopel eind 1861 wordt de sultan gedwongen een decreet uit te vaardigen ter bevestiging ervan. Cuza handelt snel door begin 1862 een wet aan te laten nemen die de eenheid van de prinsdommen formaliseert. Roemenië wordt vanaf dat moment de officiële naam van de verenigde prinsdommen. Een begin wordt gemaakt met de introductie van een modern politiek systeem waarin politieke partijen figureren en dat het machtsmonopolie van de bojaren doorbreekt.
Behalve op landhervorming richt Cuza zich ook op de introductie van een nieuw burgerlijk wetboek waarin de rechten van Roemenen worden vastgelegd. Daarnaast streeft hij naar verbetering van het onderwijs. Kenmerkend voor zijn stijl van wetgeving is zijn neiging om de controle van de staat op oude en nieuwe instituties te vergroten waarvan de wetten met betrekking tot de Orthodoxe Kerk een goed voorbeeld zijn. Cuza is vastbesloten de kerk onder civiele controle te brengen, afgezien van strikt religieuze aangelegenheden. En dat heeft tot gevolg dat kloosters, die een kwart van de Roemeense gronden in bezit hebben, deze goeddeels kwijtraken waarmee hun rol die zij in het economisch leven sinds de Middeleeuwen hebben gespeeld ten einde is. Ondanks dit alles neemt het verzet tegen Cuza’s politiek toe en er ontstaat een monsterverbond tussen linkse en rechtse radicalen die vastbesloten zijn hem te dwarsbomen. Ziek en politiek in een isolement overweegt hij te abdiceren en dat is het moment dat zijn tegenstrevers aangrijpen om een coup te plegen. Zij weten het leger zover te krijgen de prins te arresteren. Dat gebeurt op 23 februari 1866. Cuza verzet zich niet en abdiceert. Het wordt hem toegestaan naar Oostenrijk te vertrekken waar hij woont tot aan zijn overlijden in 1873.
Het koninkrijk Roemenië
Rond 1875 verharden zich verhoudingen tussen het Russische en het Ottomaanse imperium en Roemenië komt in de vuurlinie te liggen. Prins Karel laat toe dat de Russische legers zich verplaatsen naar het zuiden onder de voorwaarde dat de Russen de soevereiniteit van Roemenië volledig erkennen. De Russisch-Ottomaanse Oorlog breekt uit waarin de Roemenen aan de zijde van de Russen strijden en bijdragen aan hun successen. De westerse grootmachten, die met argusogen de zuidwaartse opmars van de Russen bekijken, grijpen in en organiseren in 1878 de Conferentie van Berlijn die beoogt de invloed van Rusland in de regio te beperken. Roemenië verwerft zich bij die gelegenheid de zo fel begeerde formele onafhankelijkheid. Drie jaar later wordt letterlijk de kroon op het werk gezet en roept prins Karel Roemenië uit tot koninkrijk. Geen van de grootmachten maakt bezwaar.
Ook interessant: Carol I van Roemenië – De juiste man op de juiste plaats?
…of: De Balkan en de neergang van het Ottomaanse imperium
-Hitchins, K., A Concise History of Romania, Cambridge University Press, 2014.
-Hupchick, Dennis P., The Balkans, Palgrave, New York 2002.