Gedurende de gehele achttiende eeuw zijn de ontwikkelingen in het buurland Frankrijk van grote betekenis geweest voor Spanje. Deze invloed begon nadat de Spaanse successieoorlog eindigde in een overwinning van Filips V. Het beleid van deze kleinzoon van de Franse zonnekoning Lodewijk XIV werd in hoge mate bepaald door zijn grootvader. Hoogtepunt van de Franse invloed werd bereikt met de Franse revolutie en de daarna voor Europa allesbepalende Napoleon Bonaparte. De regeerperiode van Karel IV draagt er duidelijk de sporen van.
Jeugd en huwelijk
Karel IV werd geboren in 1748 uit het huwelijk van Karel III met Maria Amalia van Saksen. Zijn vader was toen nog koning van Napels en de prins bracht zijn vroege jeugd door in de gelijknamige stad. In 1759 werd zijn vader gekroond tot koning van Spanje en verliet het gezin Italië. Karel III regeerde over het Spaanse imperium tot aan zijn overlijden in 1788 en zijn opvolger was toen dus al veertig. Op veertienjarige leeftijd huwde Karel IV zijn drie jaar jongere nichtje Maria Louisa van Parma die, opgevoed aan een Fransgezind hof, een groot liefhebster was van feestelijkheden en vermaak. Zij ontpopte zich als een krachtig vorstin die veel invloed had op de regering van het land en van wie gezegd werd dat zij er diverse minnaars op na hield. Eén ervan zou Manuel Godoy, de machtige gunsteling van de koning zijn geweest en enkele van haar zouden door hem zijn verwekt. Haar echtgenoot was grootgebracht aan een hof waar soberheid heerste en waar het landleven en de jacht hoger in aanzien stonden dan kunst en cultuur. Toch toonde Karel IV veel interesse in culturele zaken. Hij sprak diverse talen, speelde verdienstelijk viool en verdiepte zich in technieken als meubel- en klokkenmaken.
Koningin Maria Louisa van Parma was bijna voortdurend in verwachting. Uit vierentwintig zwangerschappen werden veertien kinderen geboren, waarvan er slechts zeven de meerderjarige leeftijd bereikten. Hun negende kind was kroonprins Ferdinand, geboren in oktober 1785. De eerste mannelijke nakomeling die zijn kinderjaren overleefde.
Eerste regeringsperiode onder Floridablanca
Karel IV erfde van zijn vader de ervaren minister en staatsman José Moñino y Redondo, graaf van Floridablanca, boegbeeld van het verlicht despotisme dat onder Karel III een bloeiperiode doormaakte. Al onder diens regime creëerde Floridablanca de Junta Suprema de Estado (vergelijkbaar met een ministerraad), waarmee het centralisme geaccentueerd werd en de rol van regionale raden en de Raad van State teruggedrongen. Hij was regeringsleider geworden op een moment dat Spanje te lijden had van misoogsten en het jaar 1789 werd dan ook wel het jaar van de honger genoemd. Om brood betaalbaar te houden bracht Floridablanca de graanprijs omlaag en stimuleerde hij de aardappelteelt. Daarnaast nam de minister een aantal maatregelen ter bevordering van de hygiëne. In 1787 zag een wet op begraafplaatsen het licht die het begraven van overledenen in kerken verbood – wat een stevige oppositie van de clerus teweegbracht – maar belangrijker nog was de introductie en stimulering van het gebruik van nieuwe geneesmiddelen zoals kina. Ook werd geëxperimenteerd met vaccinatie tegen pokken.
Natuurlijk was Floridablanca op de hoogte van de ontwikkelingen in Frankrijk, waar in de Staten-Generaal debatten worden gevoerd over de wet op de troonopvolging, over grondonteigening en de revolutie bezig was te ontkiemen. Om te voorkomen dat de geest van de revolutie zich zou verspreiden ten zuiden van de Pyreneeën en Spanje zou vergiftigen, had hij, reeds voordat in Frankrijk de monarchie wankelde, een politiek van repressie ingezet tegen schrijvers en opiniemakers die het regime bekritiseerden. Hiertoe werd de Inquisitie in ere hersteld en ook de geheime politie ingeschakeld. Toen opstandelingen in Parijs de Bastille bestormden trachtte Floridablanca een cordon sanitaire te formeren door het zenden van troepen naar de grens, het instellen van censuur op berichtgeving over de gebeurtenissen in het buurland en een verbod op import van nieuwsmedia. Deze tijdig genomen maatregelen duiden er weliswaar niet op dat zij in paniek waren genomen, maar de troepenzending werd wel degelijk uitgelegd als el pánico de Floridablanca.
Verzet tegen het beleid van de eerste minister groeide en was ook in de ogen van Pedro Pablo graaf van Aranda – in 1776 tot ambassadeur in Parijs benoemd – niet effectief om de positie van de Franse koning te ondersteunen. Floridablanca raakte in een politiek isolement en werd in 1792 door de koning ontslagen. In zijn plaats werd Aranda benoemd, die onder Karel III eerder aan het bewind was geweest
De strategie van Aranda
Aranda maakte een einde aan de Junta Suprema de Estado die naar zijn mening de rol van de edelen als natuurlijke raadgevers van de monarch ten onrechte marginaliseerde. Aranda blies de oude Raad van State weer leven in: de koning omringd door leden van de hoge adel. De eerste zitting werd opgeluisterd met oude gebruiken zoals de eedaflegging op de knieën en het kussen van de hand van de koning. Als oud-ambassadeur van Frankrijk kende Aranda dit land door en door en in het besef van de kracht van Frankrijk probeerde hij er alles aan te doen om de Spaanse neutraliteit ten opzichte van diens noorderbuur te handhaven. Hij ging ervan uit dat de andere Europese mogendheden de Franse monarchie zouden redden door de revolutionairen te verslaan, waarna Spanje zich kon aanbieden als bemiddelaar zonder zijn (zwakke) leger te hebben hoeven inzetten.
Het was een intelligente strategie die echter schipbreuk leed omdat de gebeurtenissen in Frankrijk anders verliepen dan verwacht en de gemeenschappelijke strijd van de Europese mogendheden om de Franse revolutie in te dammen niet van de grond kwam. Dit ondanks de afspraken die Leopold II, de keizer van het Heilige Roomse Rijk en Willem II, koning van Pruisen, in 1791 hadden gemaakt in het verdrag van Pillnitz, waarin de Europese mogendheden werden opgeroepen militaire steun te verlenen aan de Franse koning Lodewijk XVI indien zijn positie gevaar zou lopen. Deze afspraken werden door de Franse revolutionaire regering opgevat als een oorlogsverklaring waarop de eerste Revolutionaire Oorlog uitbrak.
Een neutraliteitspolitiek tegenover een land waar de monarchie dreigde te worden afgeschaft, dat was zelfs voor liberaal denkende Spanjaarden een brug te ver, laat staan voor geharnaste contrarevolutionairen. Het maakte Aranda in veler ogen verdacht en nadat de revolutionairen van Frankrijk te Valmy in 1792 de oprukkende Pruisen hadden verslagen, was de positie van Aranda onhoudbaar geworden. Karel IV ontsloeg hem in november van dat jaar en benoemde Manuel Godoy in diens plaats. Een besluit dat insloeg als een bom.
Manuel Godoy aan de macht
Manuel Godoy was in 1784 op zeventienjarige leeftijd toegelaten tot de koninklijke garde. Hij studeerde Frans en Italiaans, maar had op het moment van zijn benoeming tot eerste minister in 1792 nog geen enkele politieke ervaring opgedaan. Wel was hij een huisvriend geworden van de bijna twintig jaar oudere Karel IV – die de jonge gardist overladen had met promoties – en diens echtgenote Maria Louisa van Parma met wie Godoy zoals hierboven aangegeven, een amoureuze relatie zou hebben gehad. Volgens velen lag deze relatie ten grondslag aan Godoy’s komeetachtige carrière.
Aannemelijker is echter dat Karel IV, geconfronteerd met de schijnbaar niet te stuiten revolutionaire geest in Frankrijk, in de getalenteerde Godoy de man zag die in staat was niet alleen de monarchie te redden, maar definitief een einde te maken aan de macht van de hoge adel. Om de eerste doelstelling te realiseren was de benoeming tot regeringsleider nodig en om Godoy in een sterke positie te brengen tegen de hoge adel werd hij door de koning toegelaten tot de Spaanse Grandeza door hem de titel van hertog van Alcudía te verlenen. Karel III had veel vertrouwen in de jonge Godoy die zich geheel ten dienste stelde van de monarchie en geen ander belangen diende dan die van de kroon. Toeval of niet, rond die tijd verschenen ook in andere landen ambitieuze jongeren ten tonele die de oude garde verdrongen. De vierentwintigjaar oude William Pitt werd in 1783 eerste minister van Engeland en in Frankrijk rees de ster van Napoleon Bonaparte.
Om de positie van de Franse koning niet in gevaar te brengen handhaafde Godoy de neutraliteitspolitiek van zijn voorganger, zij het dat de troepenmacht aan de grens in paraatheid werd gehouden. Tegelijkertijd opende Godoy een diplomatiek offensief waarbij hij er niet voor terugdeinsde om te proberen revolutionaire Franse politici als Danton en Desmoulins om te kopen. Niets hielp. In februari 1793 werd de Franse koning Lodewijk XVI onthoofd en restte Spanje weinig anders dan Frankrijk de oorlog te verklaren. Een riskante onderneming. Net als Aranda voor hem, was Godoy geheel op de hoogte van de zwakte van het Spaanse leger.
Guerra de la Convención
De Oorlog van de Conventie, ook wel de oorlog van Roussillon of Pyreneeënoorlog genoemd, was onderdeel van de ultieme poging van de belangrijke Europese mogendheden om een einde te maken aan de Franse Revolutie en de monarchie te redden. Belangrijkste strijdtoneel waren de Catalaanse Pyreneeën en de ten noorden ervan gelegen provincie Roussillon. Daarnaast werd gevochten in de Baskische regio en trachtte een Engels-Spaanse vloot steun te verlenen aan de Franse koningsgezinden die in Toulon belegerd werden door de revolutionairen. Een van de aanvoerders van deze belegeraars was de jonge artillerieofficier Napoleon Bonaparte. In het eerste jaar van de oorlog trok het Spaanse leger de Pyreneeën over en wist het diverse steden te veroveren, maar de inname van Perpignan, hoofdstad van de Roussillon, mislukte.
Nu zag het er voor de revolutionairen somber uit en de gemeenschappelijke inspanning van Engeland, Spanje, Pruisen, Oostenrijk, de Republiek der Nederlanden en koningsgezinde steden als Toulon leek succes te brengen. Maar een gigantische ‘ronseling van de massa’ bracht meer dan een miljoen mensen onder de wapenen en de daaruit geformeerde legers begonnen aan een serie overwinningen die het verloop van de oorlog keerden.
De Engels-Spaanse vloot zag zich genoodzaakt de strijd om Toulon op te geven. Franse troepen drongen 1794 Catalonië binnen en dwongen de Spanjaarden tot overgave van de vesting van San Fernando de Figueras. Deze vernedering veroorzaakte heftig verzet van de Catalaanse bevolking wat het de legerleiding mogelijk maakte de Spaanse posities aan het oostelijk Pyreneeënfront te handhaven. Er ontwikkelde zich een soort guerrillastrijd als voorloper van de manier waarop vijftien jaar later in Spanje tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog verzet zou gepleegd zou worden tegen de Franse overheersing.
Meer naar het westen, aan het Baskische front, verging het de Spanjaarden echter slecht. Zonder veel moeite veroverden de Fransen steden als San Sebastian, Vitoria, Tolosa en Bilbao. Daarmee lag de weg open voor de revolutionaire troepenmacht naar de noordelijk meseta en de hoofdstad Madrid. De Oorlog van de Conventie eindigde met de vredesovereenkomst van Bazel die getekend werd op 22 juli 1795. Deze overeenkomst voorzag in teruggave van de Franse veroveringen op Iberisch grondgebied in ruil voor erkenning door Spanje van de Franse regering en overdracht van het Spaanse deel van Hispaniola (de huidige Dominicaanse Republiek) aan de Fransen die al in bezit waren van Haïti en nu het gehele eiland in handen kregen. Voor zijn doeltreffend onderhandelen met de Fransen kreeg Godoy de eretitel Príncipe de la Paz (Prins van de Vrede).
De alliantie met Frankrijk
Met het tekenen van de vrede werd de relatie met Frankrijk genormaliseerd en richtte de aandacht van Godoy zich op het binnenlands beleid. In de jaren tot 1798 nam hij maatregelen ter bevordering van de productie en publicatie van kranten en tijdschriften, werden nieuwe Reales Sociedades Económicas de Amigos del País (Koninklijke Economische Genootschappen van Vrienden van Spanje) in het leven geroepen en moderne wetenschappelijke instituten opgericht zoals het Real Colegio de Medicina de Madrid, het Observatorio Astronómico en het Real Colegio de Veterinaria. Ook stelde hij beurzen ter beschikking aan kunstenaars en militairen om in het buitenland te kunnen studeren. Uit die periode dateert de vertaling in het Spaans van het invloedrijke boek van Adam Smith, The Wealth of Nations uit 1776 en een eerste aanzet tot onteigening van kerkelijke eigendommen. Niet zozeer geboren uit principiële overwegingen, maar om de door de oorlog leeggeraakte schatkist aan te zuiveren.
Ofschoon Spanje niet meer de vooraanstaande positie innam als grootmacht zoals twee eeuwen daarvoor onder Filips II, regeerde Karel IV nog altijd over een immens imperium en had hij veel te duchten van de op de wereldzeeën oppermachtige Engelsen. Daarom haalde Godoy een jaar na de vrede van Bazel de banden met Frankrijk nauwer aan met het verdrag van San Ildefonso in 1796. Een verdrag dat vergelijkbaar was met de Pactos de Familia die eerder door de Bourbonse koningshuizen van Spanje en Frankrijk waren gesloten. Omdat het nu ging om een verdrag tussen het huis van Bourbon in Spanje en het republikeinse buurland staat deze overeenkomst te boek als het Pacto de Familia sin Familia. Het voorzag in militaire samenwerking waardoor Spanje een beroep kon doen op de Franse strijdkrachten wanneer het door een ander land zou worden aangevallen.
In oorlog met Engeland en de val van Godoy
Deze overeenkomst werd in Londen direct opgevat als een bedreiging waarop Engeland aan Spanje de oorlog verklaarde. Het werd een oorlog waarin Spanje zijn controle verloor over de overzeese gebieden omdat het niet was opgewassen tegen de kracht van de Engelse marine. In 1797 versloeg de vloot van admiraal Nelson die van de Spanjaarden bij de kaap San Vicente (de uiterste zuidpunt van Portugal), maar pogingen van de Engelsen om vaste voet aan wal te krijgen bij Cádiz, Santa Cruz de Tenerife en op Puerto Rico werden afgeslagen. Bij de aanval op Tenerife werd niet alleen de Engelse vloot verslagen, maar ook haar commandant Horatio Nelson gevangen genomen die daarbij een arm verloor.
Gouverneur Antonio Gutiérez liet hem echter gaan onder voorwaarde dat hij nooit meer een poging zou wagen de Canarische eilanden te veroveren. Wel heroverden het jaar erop de Britten Menorca en aan de andere kant van de oceaan viel het strategisch belangrijke Trinidad in Britse handen waardoor de communicatielijnen tussen Spanje en zijn koloniën in de knel kwamen. De koloniale handel stokte en er doemde nog een ander probleem op; dat van de creolen, de inwoners van de Spaanse bezittingen op het Amerikaanse continent, die het nut van hun trouw aan de Spaanse monarchie in twijfel trokken als deze niet in staat was de koloniën te bevoorraden.
Het voor Spanje slechte verloop van de oorlog werd Godoy zwaar aangerekend. In maart 1798 ontsloeg Karel IV zijn vertrouweling en benoemde in diens plaats Francisco de Saavedra tot eerste minister die op zijn beurt in 1799 werd opgevolgd door Mariano Luis de Urquijo.
Het schisma van Urquijo en de terugkeer van Godoy
Urquijo staat vooral bekend om zijn plan de Spaanse rooms-katholieke kerk weg te halen onder het gezag van de paus en onder dat van de monarchie te plaatsen: het schisma van Urquijo. Gebruikmakend van het feit dat op dat moment de Fransen Rome hadden ingenomen, daar de republiek hadden uitgeroepen en paus Pius VI gevangengezet, eigende Karel IV zich alle kerkelijke rechten toe die tot dan toe aan het Vaticaan toebehoorden. Een situatie die hij terugdraaide toen een nieuwe paus werd benoemd, Pius VII, die zich natuurlijk niet kon vinden in de status die de Spaanse monarchie zich had aangemeten. De militaire successen van Napoleon Bonaparte die in 1799 de macht had gegrepen in Frankrijk, deed Karel IV besluiten zijn familiebelangen – die van het huis van Parma – veilig te stellen door gebieden te claimen in Noord-Italië in ruil voor het enorme territorium van Louisiana in Amerika dat sinds 1763 in Spaanse handen was. In het grootste geheim sloot Urquijo daartoe in 1800 een nieuw verdrag van Ildefonso. Maar net als de Spanjaarden ondervond Napoleon grote moeite met het beheer ervan en verkocht hij dit gebied in 1803 aan de Verenigde Staten van Amerika voor 15 miljoen dollar: de Louisiana Purchase. Louisiana was toentertijd veel groter dan de huidige staat van die naam en mat meer dan twee miljoen vierkante kilometer.
Urquijo kwam in 1800 ten val, niet zozeer vanwege het schisma, maar eerder omdat hij zich in de ogen van de Fransen veel te onafhankelijk van hen opstelde. Frankrijk zette Karel IV onder druk om Godoy te laten terugkeren en zo begon deze politicus in 1801 aan zijn tweede termijn als rechterhand van de koning, waarbij hij getooid werd met twee nieuwe titels, die van Generalísimo en Admiraal. Godoy kreeg daarmee vrijwel alle macht in handen.
La Guerra de las Naranjas
De Sinaasappeloorlog die gedurende de zomer van 1801 werd uitgevochten was de zoveelste confrontatie van de Spaans-Franse alliantie met de Britten die in Portugal een vaste bondgenoot hadden. Napoleon was erop uit om niet alleen de Engelse marine te verslaan, maar mikte ook op het toebrengen van schade aan de Britse economie door de export naar het vasteland van Europa te belemmeren. Voor beide doeleinden rekende hij op steun van de Spaanse monarchie. Dat leidde begin 1801 tot een ultimatum van Godoy aan de Portugezen om hun havens te sluiten voor Britse schepen. Zoals te verwachten was weigerde het buurland van Spanje om op deze eis in te gaan, waarna Spanje aan Portugal de oorlog verklaarde. Een gecombineerde Spaans-Franse strijdmacht drong Portugal binnen.
Toen een bezetting van Lissabon dreigde gaf Portugal toe en eindigde de oorlog met de vrede van Badajoz, waarbij het land zich verplichtte zijn havens te sluiten voor Britse schepen, enkele nog openstaande oorlogsschulden te voldoen en het grensstadje Olivenza over te dragen aan Spanje. De naam van dit kortdurende conflict is ontleend aan de tros sinaasappels die Godoy bij wijze van waarschuwing stuurde aan de Portugese koningin Maria I toen hij de Portugese grensplaats Elvas belegerde en vandaar via de Taag naar Lissabon dreigde door te stoten.
Opnieuw oorlog met Engeland
Europa was aan het begin van de negentiende eeuw het oorlog voeren moe en Groot-Brittannië sloot de vrede van Amiens met Frankrijk en diens bondgenoten Spanje en de Republiek der Nederlanden. Dit land werd vertegenwoordigd door Rutger Jan Schimmelpenninck, de toenmalige ambassadeur van de Nederlanden in Parijs. Schimmelpenninck schreef later op verzoek van Napoleon de Bataafse grondwet en was gedurende enkele jaren raadspensionaris van de Republiek der Nederlanden. De vrede duurde bijna twee jaar. Dat stelde Godoy in de gelegenheid om de economie enigszins op orde te brengen en de militaire organisatie te stroomlijnen. Toch kwam Spanje bedrogen uit want de gemaakte vredesafspraken ten spijt bleven de Britten aanvallen uitvoeren op de kusten van de Spaanse koloniën, waarbij Londen zich niets aantrok van formele klachten die de Spaanse ambassadeur richtte aan het adres van koning George III. Ondanks dat bleef Madrid in eerste instantie neutraal toen Frankrijk en Engeland in 1803 de vijandelijkheden hervatten.
Voor Spanje was het een moeilijke periode. Het verleende financiële steun aan de Fransen, wat ten koste ging van de economie en er waren politici aan het hof die dat liever niet zagen en ervoor pleitten dat Spanje zich aansloot bij Engeland. Hoe dan ook, het was in feite onmogelijk voor Spanje om neutraal te blijven en nadat een flottielje van Spaanse fregatten door de Engelsen vlakbij de Iberische kust was geattaqueerd verklaarde Karel IV Engeland in december 1804 opnieuw de oorlog.
De slag bij Trafalgar
Gedurende deze Spaans-Engelse oorlog, die eindigde in de zomer van 1808, bewezen de Britten opnieuw hun superioriteit op zee. Tijdens diverse aanvallen op de Iberische en Zuid-Amerikaanse kusten bracht de Royal Navy de gecombineerde Spaans-Franse zeestrijdkrachten grote schade toe. Maar de beslissende slag, een slag die een keerpunt in de historie markeerde, was die in oktober 1805 bij kaap Trafalgar, gelegen iets ten zuiden van de Spaanse havenstad Cádiz.
Napoleon, inmiddels gekroond tot keizer, had plannen gemaakt om Engeland te veroveren. Daartoe bracht hij een enorm leger bijeen op het continent. Om dit leger veilig te kunnen laten landen aan de Britse kust was het nodig het kanaal gedurende minstens een etmaal onder controle te hebben. Gekozen werd voor een afleidingsmanoeuvre die het weglokken van de Britse marine door de Spaans-Franse vloot beoogde. Vanuit Cádiz zou deze vloot onder aanvoering van admiraal Pierre Villeneuve koers zetten naar de Amerikaanse kust, gevolgd door de Royal Navy. Eenmaal aangeland in de Caribische wateren dacht men ongezien door de Britten snel koers te kunnen zetten naar het kanaal om bescherming te bieden aan de transportschepen van het Napoleontische leger. Het plan mislukte.
Even leek het erop dat de Britse gezagvoerder Nelson zich had laten misleiden, hij arriveerde begin 1805 bij het eiland Antigua in de Caribische Zee, maar de op de Franse kust afstevenende Spaans-Franse oorlogsbodems werden ontdekt en nabij La Coruña opgewacht door een Engels flottielje onder aanvoering van admiraal Robert Calder. Zwaar beschadigd door de strijd zette Villeneuve, geheel tegen de wens van Napoleon, koers richting Cádiz, waar hij eind augustus arriveerde om twee maanden daarna op bevel van de keizer de haven weer te verlaten richting Kanaal. Nelsons vloot wachtte de numeriek sterkere vijand op en wist, goed gebruik makend van de heersende wind, de Frans-Spaanse zeemacht vrijwel te vernietigen. Slechts enkele schepen keerden terug in de haven en 4.500 bemanningsleden kwamen om. Tijdens deze zeeslag verloor ook Nelson het leven. Van de Spaanse zeestrijdkrachten, opgebouwd door de Bourgondische monarchen vanaf de regeerperiode van Filips V, was vrijwel niets meer over. Voor Engeland lag de zee open. In Spanje groeide de irritatie over de politiek van Godoy, zowel onder politici als onder de bevolking.
Na de slag bij Trafalgar slaagden de Engelsen erin veel Franse overzeese bezittingen in handen te krijgen en uit die tijd dateert ook de bezetting door de Britten van Kaap de Goede Hoop, toen in bezit van de Nederlanders. Slechts met grote inspanning kon Spanje zijn koloniaal imperium in stand houden. In 1806 en 1807 werden Britse aanvallen afgeslagen op de gebieden aan de monding van de Rio de la Plata in Zuid-Amerika. Telkens bleken de Engelsen op zee te sterk voor hun tegenstanders, maar te land werden zij menig keer verslagen.
Oorlog met Portugal en de Franse invasie
Napoleon had zijn plannen voor een invasie op Engelse bodem in rook zien opgaan en daarom greep hij in 1806 naar een ander middel: een totale blokkade van de Engelse handel op het vasteland en het activeren van de continentale industrialisering om niet afhankelijk te zijn van de Britten. Dit was zeker geen onzinnig plan en leidde bijna tot een bankroet van de Londense handelaren en bankiers. In 1807 besloot Spanje de blokkade te steunen en werd het verdrag van Fontainebleau gesloten tussen Napoleon en Godoy waarbij besloten werd door de Fransen en Spanjaarden om Portugal te bezetten en te verdelen wanneer Lissabon niet bereid zou zijn de banden met Londen te verbreken en toe te treden tot het continentale blok. Na de verovering zou het noorden van Portugal als het koninkrijk van Noord-Lusitania in handen komen van Karel Lodewijk van Bourbon, een neef van de Spaanse kroonprins Ferdinand, ter compensatie van zijn verlies van Italiaans grondgebied aan de Fransen. Het zuiden – Alentejo en de Algarve – was bestemd als prinsdom voor Godoy en midden Portugal zou kunnen worden geruild voor het in Brits bezit zijnde Gibraltar en het eiland Trinidad.
Spanje stond Frankrijk toe een groot leger te zenden om Spaanse troepen te helpen met de verovering van Portugal en de eerste stap daartoe was de verovering van Lissabon eind 1807, wat leidde tot de vlucht van de Portugese koningin naar Brazilië. Tot een opdeling van Portugal kwam het echter niet. De Portugezen kwamen in opstand en de Fransen werden een jaar later verslagen met hulp van de Britten in de slag bij Vimeiro. De Engelse troepen stonden onder bevel van Arthur Wellesley, de latere Hertog van Wellington, die een belangrijke rol zou spelen in de Spaanse bevrijdingsoorlog.
In februari 1808 waren al 100.000 Franse soldaten op Iberisch grondgebied aanwezig. Tot veler verrassing die al gauw omsloeg in angst, want kennelijk had Napoleon heel andere plannen dan beoogd in het verdrag van Fontainebleau: bezetting van het gehele schiereiland en beslaglegging op de Spaanse troon. Na enkele steden zoals Burgos, Salamanca, Pamplona, San Sebastián en Barcelona te hebben bezet, lag voor Napoleon de weg open naar Madrid.
De opstand van Aranjuez
Intussen was de interne strijd tussen aanhangers van de koning en de groeiende groep van ontevredenen over de politiek van Godoy in volle gang en velen van deze tegenstanders van de koning meenden dat Napoleon zich wilde mengen in dit conflict. Eind 1807 leidde het verzet tot de samenzwering van El Escorial, die mislukte, maar in maart 1808, terwijl de koning op instigatie van Godoy feitelijk al bezig was te vluchten, kwam het tot een hoogtepunt met de opstand van Aranjuez waar de koning zich op dat moment bevond. Het was een opstand van dezelfde aristocraten van El Escorial, maar nu bijgestaan door gewone burgers, militairen en leden van de koninklijke familie waaronder kroonprins Ferdinand. In de ochtenduren van 17 maart verschenen de opstandelingen voor het koninklijk paleis om te voorkomen dat Karel IV het advies van Godoy zou opvolgen om Spanje te verlaten.
Zij zagen dit vertrek als verraad aan de monarchie en eisten het hoofd van Godoy. Karel IV verscheen met zijn familie op het balkon en beloofde op zijn post te blijven. Dat leverde hem applaus op, waarna de opstandelingen onder uitroepen van ‘Leve de koning’ en ‘dood aan Godoy’ optrokken naar het paleis van de Generalísimo, dat geplunderd werd. Het bleef onrustig en bevreesd als hij was voor het leven van Godoy, besloot de koning tot abdicatie ten gunste van Ferdinand. Opnieuw betrad de familie het balkon en maakte Karel IV zijn besluit wereldkundig, tot groot enthousiasme van de opstandelingen. Enkele dagen later kwam Karel IV terug op zijn besluit – de abdicatie zou onwettig zijn, want afgedwongen – en bracht Napoleon per brief op de hoogte van de verwikkelingen.
Jozef Bonaparte op de Spaanse troon
Ongeveer een maand later arriveerde de Franse veldmaarschalk Murat in Madrid die de koninklijke familie uitnodigde voor een ontmoeting in Bayonne met de keizer, per slot van rekening hun bondgenoot. Onder druk van Napoleon en zijn ouders droeg Ferdinand de kroon weer over aan zijn vader, zonder te weten dat die even daarvoor zijn rechten al aan Napoleon had afgestaan. De keizer maakte gebruik van de situatie en benoemde zijn broer Jozef Bonaparte tot koning van Spanje als Jozef I. Intussen was de opstand van de Spanjaarden tegen de Franse overheersing, een opstand van de bevolking en militairen, al begonnen. Karel IV werd door de Franse keizer gevangen gezet in Compiègne en later in Marseille. Een gevangenschap die duurde tot aan het eind van de onafhankelijkheidsoorlog in 1814. Gewantrouwd door hun zoon Ferdinand die in dat jaar opnieuw de troon besteeg, vonden Karel en Maria Louisa uiteindelijk onderdak in het palazzo Borghese te Rome waar zij beiden kort na elkaar begin 1819 overleden.
Godoy vergezelde de ouders van Ferdinand naar hun verbanningsoorden en werd na hun overlijden voortdurend door de nieuwe koning vervolgd. Al zijn titels en eigendommen raakte hij kwijt. Na een langdurig verblijf in Italië vestigde hij zich in Parijs. Pas rond 1845 werd hij gedeeltelijk gerehabiliteerd door de toenmalige koningin van Spanje, Isabella II. Godoy overleed in 1851 als een welhaast vergeten man.
Overzicht van artikelen over de geschiedenis van Spanje
Overzicht van boeken over de Spaanse geschiedenis