De komst van de profeet Mohammed

En de opkomst van de islam
23 minuten leestijd
Birmingham Quran-manuscript
Een van de oudste Koranteksten ter wereld: het Birmingham Quran-manuscript, bestaande uit twee perkamentbladen, in 2015 gedateerd op 568-645 na Christus.

Mohammed is afkomstig uit een bedoeïenencultuur met gebruiken gebaseerd op hechte stamverbanden en geestenverering. Met zijn prediking benadrukt hij de noodzaak om zich als individu over te geven aan Allah, de schepper. De door hem gestichte monotheïstische godsdienst, de islam, beschouwt Mohammed als de laatste en belangrijkste profeet in een reeks waartoe ook Mozes en Jezus gerekend worden. In Mekka en vooral Medina creëert hij een nieuwe samenleving op basis van zijn leerstellingen.

De oude wereld

Landbouw wordt op verschillende tijdstippen in de geschiedenis binnen een aantal ver uit elkaar liggende gebieden ‘uitgevonden’. In Zuid-West Azië gebeurt dat rond 10.000 v.Chr., waarna in de loop der eeuwen sommige landbouwnederzettingen zich ontwikkelen tot steden. Steden die overigens in hun bestaan afhankelijk zijn van de landbouw. Landbouw vormt de basis, maar binnen de steden ontstaan andere beroepen en er vormt zich een culturele elite. Daar wordt de basis gelegd voor fundamentele wijzigingen in de samenleving die in de periode van 800 tot 200 v.Chr. hun beslag krijgen. Het is de periode die door de Duitse psychiater en filosoof Karl Jaspers de Axiale periode oftewel het Spiltijdperk wordt genoemd.

Binnen de Afro-Eurasische landmassa voltrekken zich onafhankelijk en parallel aan elkaar belangrijke veranderingen in vier te onderscheiden zones: het Europese complex, reikend vanaf Anatolië tot Italië langs de Middellandse Zee waar Grieks en Latijn de hoofdtalen zijn, het gebied van de Nijl tot aan de Oxus (ook wel aangeduid als het Midden-Oosten) dat de zogeheten Vruchtbare Sikkel en de hooglanden van Iran omvat en waar Semitische en Iraanse talen gesproken worden, de Indische zone met het Sanskriet en het Verre Oosten waar de Chinese taal domineert.1

Een van de veranderingen tijdens het Spiltijdperk is de toenemende concentratie van macht en het ontstaan van grote rijken die politieke, militaire en culturele controle uitoefenen. Rijken zoals dat van de Maurya dynastie (321-185 v.Chr.) dat het grootste deel van het Indische subcontinent beslaat en het rijk van de Han dynastie (206 v.Chr. – 220 n.Chr.) in China.

Al eerder – rond 550 v.Chr. – ontstaat in het gebied tussen Nijl en Oxus het Perzische imperium van de Achaemeniden, gesticht door Cyrus II, dat in 330 v.Chr. veroverd wordt door Alexander de Grote die er de Hellenistische (Griekse) cultuur introduceert. Na zijn dood weet een van diens veldheren, Seleucus I Nicator, de macht te grijpen en sticht er het Seleucidische rijk (311-63 v.Chr.) waarin eveneens de Hellenistische cultuur de boventoon voert. Als later de Arsaciden, het koningshuis van het Parthische Rijk in Noordoost Iran (247 v.Chr.-224 n.Chr.), zijn invloed in het gebied vergroot, leidt dat niet tot een aantasting van de Hellenistische oriëntatie.

Vandaar dat de eeuwen na Alexander wel de Hellenistische periode wordt genoemd2, een term die ook van toepassing is op het Middellandse Zeegebied waar vanaf 509 v.Chr. de Romeinse Republiek aan zijn opmars begint, uitmondend in de stichting van het Romeinse Imperium in 27 v.Chr., een imperium waarvan het westelijk deel vanaf de slag bij Adrianopel in 376 de opmars der Goten niet kan weerstaan en uiteenvalt. Het centrum van de Romeinse macht verschuift van Rome naar Constantinopel en het Romeinse Rijk wordt vanaf dat moment doorgaans aangeduid als het Byzantijnse Rijk. Intussen heeft het christendom veel aan populariteit gewonnen. Het wordt door keizer Constantijn in 311 erkend en later zelfs tot staatsgodsdienst verheven.

Moderne verbeelding van Zoroaster in een tempel in Iran
Moderne verbeelding van Zoroaster in een tempel in Iran (CC BY-SA 4.0 – LBM1948 – wiki)
In het oosten ontstaat in 226 het rijk der Sassanieden (226-651 n.Chr.) die de macht van de Parthen weten te breken en het bewind voeren over Perzië dat tot de komst van de islamieten de grote tegenstander is van de Romeinen. Hoofdstad is Ctesiphon aan de rivier de Tigris, vlakbij de plaats waar Bagdad zal uitgroeien tot een moslimstad en niet ver van de plek waar ooit het oude Babylon heeft gelegen. Het Sassanidische rijk strekt zich niet zover uit naar het westen als dat van de Achaemeniden (Syrië en Egypte behoren er niet toe) en blijft in de Helleninistische invloedssfeer. Binnen het – sterk gecentraliseerde – nieuwe Perzische rijk worden twee talen gesproken: het Pärsik en het Farsi en de voornaamste godsdienst is het Zoroastrisme, een oude traditie gebaseerd op de leer van Zoroaster (Zarathustra) die wellicht leefde rond 1000 v.Chr..

Het Jodendom, dat zich beroept op een geschiedenis van vierduizend jaar, is nog ouder, maar er bestaat in de post-Axiale tijd geen joodse monarchie, met uitzondering van het joodse rijkje van de Himyarieten in de zuidwesthoek van het Arabisch Schiereiland dat rond 525 ontstaat als de koning van Himyar (daterend uit de tweede eeuw v.Chr.) zich bekeert tot het jodendom. Het is een kort leven beschoren.3

Het Volk der Kamelen

Het Arabisch Schiereiland wordt aan het begin van de zesde eeuw bevolkt door de uit de Syrische steppen afkomstige bedoeïenen die daar zo’n zesduizend jaar al een nomadisch bestaan voeren. De bedoeïenen vervullen een hoofdrol in het buffergebied tussen de Perzische en Byzantijnse rijken waardoor een belangrijke handelsroute loopt die oost en west verbindt. Hun leefgebied ligt ingeklemd tussen de landen Irak en Syrië in het noorden en Jemen in het zuiden. Deze drie landen worden sterk beïnvloed, zo niet overheerst door hun achterland. Voor Syrië is dat de Iraanse hoogvlakte waar het Sassanidische imperium heer en meester is, Irak ligt binnen het bereik van het Byzantijnse Rijk en Jemen is in de greep van de machtige bedoeïenenstam van de Kindah’s, die vanaf de vierde eeuw prominente invloed uitoefent in de regio.

Het zijn de sedentaire, agrarische gemeenschappen van deze drie landen die niet alleen handelswaar voortbrengen voor de bedoeïenen, maar hen ook voorzien van het nodige voedsel als graan en dadels. Groepen bedoeïenen die in de buurt verblijven van de handelsroute leveren diensten aan buitenlandse handelaren in de vorm van begeleiding, het ter beschikking stellen van kamelen en soms beginnen zij zelf handel te drijven. Dat brengt hen in de sfeer van internationale uitwisseling en er komen luxe artikelen binnen handbereik evenals slavenmeisjes.

Het onder controle houden van deze economische slagader – als onderdeel van de Zijderoute – is oorzaak van de voortdurende gevechten tussen de hoofdmachten, het Byzantijnse Rijk en het Perzische imperium van de Sassanieden, maar niemand kan heen om het nomadenvolk dat leeft, werkt en handelt bij de gratie van het bestaan van de gedomesticeerde kameel.

Karavaan met dromedarissen
Karavaan met dromedarissen (CC0 – Pixabay – gtoscar)

Het gaat hier om de eenbultige dromedaris verwant aan de tweebultige bactrische kameel die voorkomt in de woestijngebieden van Oost-Azië. Ooit evolueerde hun gemeenschappelijk voorouder in Noord-Amerika waaruit ook de lama en alpaca zijn voortgekomen. Het ene deel van de familie trekt zuidwaarts over de Panamese landengte richting Zuid-Amerika en het andere deel steekt de Beringstraat over en verspreidt zich over de Aziatische en Noord-Afrikaanse steppen. De domesticatie van de dromedaris door de bedoeïenen begint al duizenden jaren geleden op het Arabische Schiereiland. Het beeld doemt op van een bedoeïen die in het verre verleden een wilde dromedaris vangt en op zijn rug springt, maar zo is het niet gegaan.

De schuwe dieren zijn waarschijnlijk aangelokt door voedsel en water dat in de omgeving van de nomaden voorhanden is en geven zich langzaam over aan de mens die het dier goed kan gebruiken als leverancier van vlees, huiden voor kleding en uitwerpselen voor brandstof. Maar bovenal is het dier, dat een last kan dragen van tweehonderdvijftig kilo of zelfs meer, een zeer geschikt vervoermiddel voor lange afstanden in de woestijn die zich niet leent voor transport op wielen. De bedoeïenen beschouwen zich met trots als het Volk der Kamelen. Vele eeuwen later dreigt gemotoriseerd vervoer de kameel te verdringen, maar de bedoeïenen geven hun verzet ertegen pas op aan het eind van de Tweede Wereldoorlog als de four wheel drive zijn intrede doet.4

Bedoeïenen zijn als rechtgeaard nomadenvolk georganiseerd in kleine groepen (clans) of families die zich gaandeweg aaneensmeden tot stammen waaraan een hoofdman leiding geeft, daartoe gekozen door de leden van de stam op grond van zijn ervaring, wijsheid of afkomst. Elke clan beschikt over een gebied om dieren te laten grazen en natuurlijk breken er conflicten uit tussen de diverse groepen over het recht van begrazing als deze gebieden elkaar raken. In zo’n geval is het niet aan de hoofdman om een oordeel te vellen, er is geen vorm van centrale rechtspraak en de families, die onderling solidair zijn, vechten de geschillen in het algemeen uit langs de weg van weerwraak. Een door een buitenstaander toegebracht letsel roept automatisch een oog-om-oog reactie op totdat het conflict uitdooft.

Soms gebeurt het dat een stam zich mengt in een meer urbane samenleving en deels zijn nomadisch karakter opgeeft. In zo’n geval kan de positie van de hoofdman uitgroeien tot een soort van koning die regeert over een ministaat, waarbij hij echter wel degelijk gebonden is aan de besluiten van de gemeenschap waaraan hij leiding geeft en zijn macht dus beperkt blijft. Aan de zuidgrens van Syrië liggen in de zesde eeuw twee van dergelijke bedoeïenenstaatjes. Dat van de Ghassaniden die deels gekerstend zijn en geacht worden de heilige plaatsen van Palestina te verdedigen, terwijl ten oosten ervan zich het Lahkmidische rijkje bevindt, een vazalstaat van de Sassanieden.

Het ontstaan van deze rijkjes toont de groeiende macht van de bedoeïen die de invloed van de voortdurend met elkaar overhoop liggende Byzantijnen en Perzen doet afnemen. Het Arabisch schiereiland is ten tijde van de geboorte van Mohammed een verbrokkeld, door het Volk der Kamelen beheerst gebied. Zij noemen zich Arabier en hun taal is het Arabisch.5

Het Mekka van Mohammed

Mekka, gelegen aan een handelsroute die van Jemen naar het noorden loopt en door de Hidjaz (het westelijke deel van het Arabische Schiereiland) voert, is rond de geboorte van Mohammed in 570 de belangrijkste handelsplaats in west- en centraal Arabië en een knooppunt voor karavanen die tussen het huidige Jordanië en Jemen reizen. Daar komt, enkele generaties voor Mohammed, de stam van de Koeraisj aan de macht. Een stam die rijk geworden is door de noord-zuidhandel en geheel georganiseerd volgens bedoeïense principes. De dreiging van weerwraak ligt als een deken over de stad.

De Kaäba in de moderne tijd
De Kaäba in de moderne tijd (CC BY 2.0 – Richard Mortel – wiki)

De Koeraisj moedigen pelgrimage aan naar de heilige rechthoekige steen, de Kaäba, hun centrale object van verering, en om de veiligheid der pelgrims te garanderen, voeren zij de zogeheten gewijde maanden in gedurende welke gevechtshandelingen verboden zijn. De Arabieren kennen spirituele wezens, de Djinns, dikwijls als beschermers van afzonderlijke stammen die geassocieerd worden met een tombe, een boom of bossage of een steen met een bijzondere vorm. De verering van deze objecten bestaat uit vaste rites of gewoontes die per stam kunnen verschillen. Dit tegen de achtergrond van het bestaan van een wat vagere, alomtegenwoordige vaderfiguur die Allah wordt genoemd, de ultieme godheid die beschouwd wordt als de schepper van de wereld.

Het is de Kaäba waarin alle verschillende vereringsrites zijn samengebald en waarover Allah heerst als behoeder van de eenheid tussen de diverse clans en stammen. De Koeraisj ziet het als een belangrijke taak om onder toeziend oog van Allah die eenheid vorm en inhoud te geven en de onafhankelijkheid van hun territoir veilig te stellen.

Het Volk der Kamelen weet zich omringd door alle monotheïstische religies die voorkomen in het gebied van de Nijl tot de Oxus. De christelijke varianten, waaronder het rooms-katholicisme, de grieks-orthodoxe en de koptische kerk, zijn dominant, maar ook spelen het joodse geloof en het zoroastrisme een rol. In het gebied waar de bedoeïen zich heer en meester weten, met name in de bergachtige streek rond Mekka en Medina, zijn geen van deze religies erin geslaagd een meerderheidspositie in te nemen.

Dit bedoeïenenrijk is nooit opgenomen in een van de grote wereldrijken en vormt een eiland waar oude religieuze gebruiken nog altijd de boventoon voeren. De Koeraisjieten handhaven de orde op basis van hun tribale solidariteit naar bedoeïense snit waarin de bestaande godsdienstige rituelen voor de nodige samenhang zorgen. Zo vormt het Mekkaanse stelsel een stevig bastion tegen al teveel religieuze beïnvloeding van buitenaf.6

Mohammeds naam in kalligrafie
Mohammeds naam in kalligrafie (CC BY-SA 4.0 – AishaAbdel – wiki)

Mohammed, zijn roeping en leerstelling

Net als bij andere profetische figuren in de oudheid is de geboorte van Mohammed omgeven door tal van verhalen die de feiten hoogst waarschijnlijk slechts ten dele weergeven, maar wel de sfeer schetsen van die tijd. Een ervan, van de hand van chroniqueur Ibn Ishaak uit de achtste eeuw, verhaalt over de aankondiging van de komst van de profeet:

De mensen vertellen – en God weet wat ervan waar is – dat Amina, de moeder van de Profeet, heeft verteld dat er tijdens haar zwangerschap een stem tot haar kwam die zei: ‘Jij bent zwanger met de heer van dit volk; als hij geboren is zeg dan: “Laat de Ene hem behoeden voor het kwaad van elk die hem benijdt,” en noem hem Mohammed. [….]’ Kort daarop stierf Abdalla, de vader van de Profeet, nog tijdens de zwangerschap van zijn moeder. De Profeet werd geboren op maandag 12 rabie’ al-awwal in het jaar van de olifant.7

De precieze datum van Mohammeds geboorte is omstreden, maar dat het rond het jaar 570 is geweest lijkt wel zeker. Boeiend is de vertelling over de zoging van de profeet die over bijzondere gaven lijkt te beschikken. Het zogen van borelingen is onder de welgestelden van die tijd (en ook daarna) niet ongebruikelijk en Mohammed is van hoge komaf. Zijn vader Abdalla maakt deel uit van de Banu Hashi, die tot de stam van de heersende Koeraisj behoort. Het verhaal gaat over de tocht van vrouwen op zoek naar zoogkinderen om iets te verdienen en Haliema, de voedster van de profeet is een van hen. Uitgedroogd en op armetierige ezels bereiken ze Mekka waar geen van de vrouwen de profeet wil zogen:

[….] zodra ze hoorden dat het een weeskind was, en ik ook, want wij hoopten op betaling door de vader van het kind en we dachten: “Een wees! Wat zouden zijn moeder en grootvader kunnen opbrengen?”9

Omdat Haliema geen zoogkind weet te vinden, besluit ze de wees toch maar te gaan halen waar haar man mee instemt:

“Je moet het zelf weten, misschien zal God ons zegen schenken om hem”. Dus nam ik hem enkel omdat ik geen ander kind kon vinden. Ik nam hem mee terug naar mijn ezelin, en zodra ik hem op mijn schoot zette liepen mijn borsten over van melk; hij dronk tot hij genoeg had en daarna zijn broertje ook nog. [….] We kwamen terug bij onze tenten in het gebied van onze stam, en dat is de schraalste landstreek die ik ken, maar toen wij hem bij ons hadden gaf mijn kudde melk in overvloed.’8

Ingang van de grot Hira
Ingang van de grot Hira, waar Mohammed volgens de overlevering zijn eerste openbaring ontving van de engel Gabriël.
De jonge Mohammed blijkt een getalenteerd en betrouwbare handelsman in dienst van de rijke weduwe Khadija (Chadiedja) – enkele jaren ouder dan hij – met wie hij in het huwelijk treedt en die hem vier dochters schenkt. Maar zoals dat velen overkomt: steeds meer houdt hem de vraag bezig naar de zin van het bestaan. Mohammed neemt de tijd om na te denken tijdens zijn meditaties, weg van het stadsgewoel, in een grot op de berg Hira.

Hij onttrekt zich niet aan de gebruiken en rites van de Koeraisj, maar ervaart die spirituele omgeving niet als compleet, zij geeft hem niet het ultieme antwoord op zijn vragen en het ligt voor de hand dat hij zoekt naar oplossingen in het monotheïstisch gedachtegoed dat hij tegenkomt in Mekka. Daarbij is hij er zich wellicht van bewust dat deze religies de harten hebben veroverd in de grote wereldrijken, maar in Mekka niet echt voet aan de grond hebben gekregen. En wat hem helder voor ogen zal hebben gestaan, is dat de menselijke moraal en zingeving niet beperkt kan zijn tot een tribale saamhorigheid of een strikt persoonlijk belang. Hij legt de lat hoger en zoekt een universele maatstaf.

En dan, zo luiden de overleveringen, als hij de veertig nadert hoort hij tijdens een van zijn verblijven op de berg een stem die hem maant de God te vereren die de wereld geschapen heeft, de God van de monotheïsten en de Allah die ook heerst over de bedoeïen. Hij accepteert deze oproep, daarbij gesteund door zijn vrouw. Ibn Ishaak schrijft hierover:

[….] en toen ik halverwege de berg was hoorde ik een stem uit de hemel die zei “Mohammed! Jij bent de gezant Gods en ik ben Djibriel (de engel Gabriël, WP).” Ik keek naar boven om te zien wie er sprak, en daar was Djibriel, in de gedaante van een man [….] ik ging voor noch achteruit. Toen wilde ik mijn gezicht van hem afwenden, maar waar ik ook keek aan de horizon, overal zag ik hem weer. Zo lang bleef ik daar staan, dat Chadiedja haar boden stuurde om mij te zoeken; zij kwamen tot aan Mekka en gingen weer terug, terwijl ik nog op diezelfde plek stond. Toen verliet Djibriel mij. Ik ging terug naar mijn gezin en ging bij Chadiedja zitten, dicht tegen haar aan.9

Mohammed geeft gehoor aan de oproep van de engel. Niet alleen aanvaardt hij Allah als zijn enige God, maar ook neemt hij de rol van gezant op zijn schouders. Hij treedt hiermee in de voetsporen van de oude Hebreeuwse profeten – waartoe volgens de islam ook Jezus behoort – waarschijnlijk zonder kennis te hebben van hun prediking.

Opengeslagen Koran
Opengeslagen Koran (CC0 – Pixabay –
MdjihadHossen)
Zijn beslissing om het tribale geloof te verlaten en het monotheïsme te omarmen moet wel een zeer persoonlijk besluit zijn geweest en het brengt hem in direct conflict met zijn stamgenoten. Mohammeds openbaringen worden nauwkeurig opgetekend door een aantal scribenten en zijn bewaard gebleven in de Koran, onderverdeeld in zogeheten soera’s.

Hoewel de nieuwe godsverering nieuwe gebruiken kent zoals de salaat, de godsdienstoefening die dagelijks een aantal keren dient te worden uitgevoerd, zullen de rituelen ervan niet veel hebben afgeweken van de bestaande gewoontes van de Koeraisj. Een ervan is pelgrimage der bedoeïenen naar de heilige Kaäba, een tocht die ook wel door Arabische christenen wordt ondernomen en die onderdeel blijft uitmaken van de manier waarop de volgelingen van de profeet hun geloof belijden. Maar wat zeker wel nieuw is, is de eis die de Koran stelt aan de gelovigen dat zij persoonlijk staan voor een morele keuze die bepalend zal zijn voor het goddelijk eindoordeel zoals beschreven in de Koran (soera 81, 1-14):

Wanneer de zon wordt omhuld, en wanneer de sterren vallen, en wanneer de bergen verdwijnen, en wanneer de drachtige kamelen achtergelaten worden, en wanneer de wilde dieren verzameld worden, en wanneer de zeeën tot koken gebracht worden, en wanneer de zielen verenigd worden, en wanneer het levend begraven meisje ondervraagd wordt voor welke zonde zij gedood werd, en wanneer de bladen opengeslagen worden, en wanneer de hemel afgestroopt wordt, en wanneer de Hel wordt ontstoken, en wanneer het Paradijs nabij gebracht wordt, dan weet een ziel wat zij verricht heeft.10

De Koran laat er geen misverstand over bestaan: het is aan ieder mens om een fundamentele keuze te maken. Je kunt je overgeven aan God en zijn morele geboden aanvaarden, of je afwenden van de schepper, je wentelen in persoonlijke belangen en daarbij steunen op afgoderij. Deze keuze bepaalt je gehele levenswandel. Voor Mohammed zit de verantwoordelijkheid om God te gehoorzamen ingebakken in de menselijke natuur, maar is verwaarloosd en het zijn de door God gezonden profeten die mensen wijzen op hun verplichtingen. Deze opvatting over de moraal en het geloof in één God deelt de islam in grote trekken met het jodendom en het christendom, maar er zijn belangrijke verschillen.

Fragment uit de Leningrad-codex of Codex Leningradensis. Het is het oudste nog bestaande complete handschrift van de masoretische tekst van de Tenach, daterend uit het jaar 1008.
Fragment uit de Leningrad-codex of Codex Leningradensis. Het oudste nog bestaande complete handschrift van de masoretische tekst van de Tenach, daterend uit het jaar 1008.
Joden, zich baserend op de zogeheten Tenach (het boek van Wet, Profeten en Geschriften) dat ruim voor de geboorte van Jezus is ontstaan, geloven dat zij een door God uitverkoren volk zijn en erkennen geen profeten die zich nadien hebben aangekondigd. Christenen beschouwen Jezus als de zoon van God en de laatste profeet, terwijl de islamieten alle profeten die Mohammed voorgingen als zodanig erkennen, Jezus zien als een van hen en Mohammed als de ultieme profeet, zonder hem goddelijke eigenschappen toe te kennen. Ook is het idee van een uitverkoren volk hen vreemd.

Mohammed stelt de Mekkanen voor een scherpe keuze om zich over te geven aan God en diens idealen, de letterlijke betekenis in het Arabisch van het woord islam11, of vast te houden aan de heidense bedoeïense traditie.

Naar een nieuwe religieuze gemeenschap

Mohammed wordt met zijn nieuwe godsverering en zijn verzet tegen de bestaande cultus, door zijn naasten, de Koeraisjieten, bespot en tegengewerkt. Toch slaat zijn boodschap aan in de Mekkaanse samenleving, vooral onder de jongeren, slaven en inwoners die buiten een stamverband vallen. Steeds meer bedoeïenen ontworstelen zich aan de traditionele stammencultuur en laten hun persoonlijke belangen prevaleren boven die van de gemeenschap. Hen spreekt de op het individu gerichte boodschap van Mohammed aan. Bovendien is Mohammed een gezaghebbende figuur die respect afdwingt en de door de bedoeïenen zo gewaardeerde leiderschapskwaliteiten op een nieuwe manier gestalte geeft.

Zijn oproep aan de Mekkanen om zich massaal te bekeren tot de islam verdeelt de gemeenschap en steeds meer wordt Mohammed niet slechts gezien als een geestelijk leider, maar als een autoriteit die zijn volgelingen ook in wereldse zaken de weg wijst. Velen beschouwen hem als een verrader van de bestaande tradities, maar bij het ontbreken van een centraal gezag in de Mekkaanse samenleving, nog altijd gebaseerd op de stammencultuur, is er niemand en ook geen instantie die hem tot de orde roept en hem als hinderlijke dissident de voet dwars zet door hem gevangen te nemen. Wordt Mohammed nog enigszins in bescherming genomen door zijn eigen stam, de Banu Hashim, tal van zijn volgelingen genieten deze protectie in onvoldoende mate, wat een aantal van hen ertoe drijft om te emigreren naar het christelijke Ethiopië waar ze verwachten dat de monotheïsten hen asiel zullen verlenen.

In de woorden van Ibn Ishaak:

Toen de Profeet zag wat zijn gezellen te verduren hadden [….] zei hij tegen hen: “In Ethiopië regeert een koning bij wie niemand onrecht wordt aangedaan; het is een voortreffelijk land; als jullie daar eens naartoe gingen en daar bleven, totdat God jullie uit de nood helpt.” Zo gingen zijn gezellen naar Ethiopië, uit vrees van hun geloof te zullen vallen; zij vluchtten met hun godsdienst tot God. Dit was de eerste hidzjra in de islam.12

Een beperkt aantal van de (volgens Ishaak ongeveer tachtig) migranten bekeert zich tot het christendom. Anderen keren terug naar Mekka, of verenigen zich later met de profeet als deze zich heeft gevestigd in Medina nadat duidelijk is geworden dat hij de steun van zijn stam aan het verliezen is en zijn positie wankelt. Het verlies van zijn vrouw Khadija zal zeker hebben bijgedragen tot zijn besluit om een andere verblijfplaats te zoeken. Volgelingen van hem in Medina weten de profeet ervan te overtuigen dat hij daar bescherming zal genieten en bovendien is deze plaats, die ruwweg vierhonderd kilometer noordelijker ligt, rijker aan water dan het aride Mekka.

Mohammed in Medina. Afbeelding in een Arabisch middeleeuws manuscript.
Mohammed in Medina. Afbeelding in een Arabisch middeleeuws manuscript.
In de oase van Medina wordt dadelteelt bedreven door joods-arabische stammen, afkomstig uit Syrië, die zich in hun geloof bedreigd voelen door bedoeïenenstammen en in die gespannen sfeer betekent de komst van Mohammed voor hen een uitkomst. Hij wordt beschouwd als een neutrale persoonlijkheid die orde kan scheppen en zelfs de bedoeïenen – zonder veel geïnteresseerd te zijn in zijn religieuze boodschap – weten dit op waarde te schatten. Voor Mohammed snijdt het mes aan twee kanten. Zijn vertrek uit Mekka bevrijdt hem van de druk die zijn stadgenoten op hem uitoefenen en in het gastvrije Medina ziet hij een mogelijkheid een nieuwe sociale orde op te bouwen, een orde als logisch voortvloeisel van de islam waarin de zwakkeren in de samenleving gesteund worden en de macht van de sterken aan banden gelegd. De Koeraisj zouden een dergelijke visie op de samenleving nooit hebben geaccepteerd van de islamieten, die in Mekka in de minderheid waren.

Ogenschijnlijk verenigen de volgelingen van de profeet zich, net als de Koeraisjieten dat ooit deden, in een tribale structuur. Maar het verschil ligt hierin dat de loyaliteit van de Koeraisjiet aan de clan bepaald wordt door familiebanden terwijl voor de islamiet de acceptatie van het door Mohammed gepredikte geloof leidend is.

De profeet noemt de rond hem ontstane groepering de oemma, een term die nog steeds gebruikt wordt om er de islamitische gemeenschap mee aan te duiden. De oemma, waarvan Mohammed de onbetwiste leidsman is, omvat de uit Mekka afkomstige migranten en de bekeerlingen uit Medina zelf. Maar hoewel de emigranten van harte welkom zijn in hun nieuwe verblijfplaats, hebben zij gebrek aan middelen van bestaan en het is daarom dat de profeet hen opdraagt om de handelskaravanen van de Koeraisj te beroven, een methode om te overleven die in die tijd heel gewoon is onder bedoeïenen. Daarbij gebruikt Mohammed het argument dat de Koeraisjieten niet alleen weigeren zich tot de islam te bekeren, maar ook de verspreiding ervan in de weg staan, iets dat indruist tegen het goddelijk bevel. Met andere woorden: de Koeraisjieten kunnen bevochten worden totdat zij geen hinderpaal meer vormen of zich bekeren tot de islam.

De eerste overvallen zijn zonder succes en verbreden alleen maar de kloof die de Koeraisj scheidt van de islamgemeenschap, vooral omdat de rooftochten plaatsvinden gedurende de gewijde maanden waarin men geacht wordt niet het zwaard op te nemen. Dat maakt rechtstreeks inbreuk op de Mekkaanse mores. Maar de islamieten beschouwen deze Bedoeïense traditie als iets van het verleden waar zij een streep onder hebben gezet en zich niets van behoeven aan te trekken. Zij kunnen noch veroordeeld worden voor ooit begane misdaden, noch kunnen zij zich zich beroepen op oude rechten zoals die op een nalatenschap.

Dan volgt in 624 een gevecht waarvan de uitkomst grote invloed heeft op de lokale verhoudingen. Een overval door de moslims op de Koeraisjkaravaan die terugkeert uit Syrië, vindt plaats bij het plaatsje Badr dat dichtbij de kust is gelegen aan de weg die Mekka verbindt met de landen in het noorden. Volgens de overlevering van Ibn Ishaak weten de ruim driehonderd volgelingen van de profeet de bijna duizend reizigers op de vlucht te jagen:

De Profeet [….] spoorde zijn mannen aan met de woorden: “Bij Hem in wiens hand mijn leven is, ieder die vandaag standvastig vecht en rekent op zijn toekomstig leven, die voorwaarts gaat en dan sneuvelt, die laat God het paradijs binnengaan.” Oemair ibn Hoemaam, die juist een paar dadels in zijn hand hield die hij wilde opeten, riep uit: “Prachtig! Dus sneuvelen door hun hand is het enige dat mij scheidt van het paradijs?” Dadelijk gooide hij de dadels weg, greep zijn zwaard en vocht tot hij viel.

Toen nam de profeet een handvol kiezelstenen, keerde zich naar Koeraisj en riep: “Laat die gezichten afzichtelijk worden!” [….] De vijand werd op de vlucht gedreven en God doodde menige aanvoerder van Koeraisj en maakte veel krijgsgevangenen onder hun edelen.

Een getuige van de slag bij Badr vertelt later:

Ik zat bij Badr achter een heiden aan en wilde hem een klap geven, toen ineens zijn hoofd eraf viel, nog voor mijn zwaard hem had geraakt. Toen begreep ik dat iemand anders hem had gedood.13

Net als deze getuige beschouwt Mohammed zijn overwinning als een goddelijke interventie die hem aanmoedigt meer overvallen te plegen waarbij hij veel buit bemachtigt en zijn invloed versterkt. Maar in Medina krijgt hij het aan de stok met rijke joodse families die daar al veel langer wonen en weigeren zich te onderwerpen aan diens gezag. Daarbij speelt een rol dat Mohammed de joodse leer over het uitverkoren volk afwijst, een concept dat een elementair onderdeel is van het joodse geloof. Mohammed voelt dat deze machtige joden een bedreiging voor hem vormen en gaat in de aanval. Uiteindelijk nemen zo’n tweeduizend joden de wijk en vestigen zich elders. Deze praktijk van verdrijving is overigens niet nieuw voor die tijd en een gebruikelijke manier onder bedoeïenen om conflicten te beslechten. Vanaf dat moment beheersen de moslim emigranten uit Mekka de handel in Medina.

In het sociale weefsel van de door Mohammed gecreëerde samenleving neemt de familiewetgeving een centrale plaats in. Het gezin – man, vrouw en kinderen – wordt beschouwd als een zelfvoorzienende eenheid waarbij elk huwelijk voor de wet gelijk is en waarin de man als autoriteit wordt gezien die boven zijn vrouw is gesteld, maar ook de verplichting heeft zijn gezin te onderhouden. Als een man meerdere seksuele relaties aangaat – iets dat onder de vermogende Arabieren niet ongebruikelijk is – krijgt dit partnerschap dezelfde wettelijke status als de eerste met een maximum van vier en deze relaties dienen alle hecht te zijn. Het besluit tot echtscheiding is aan de man. De positie van de vrouw wordt verstevigd door de oude gewoonte van de bedoeïen om aan de bruid een bruidsschat mee te geven bestemd voor haar alleen, in de wet te verankeren. Van betekenis is ook het verbod op infanticide (kinderdoding), een gebruik dat met name pasgeboren meisjes trof.

Behalve deze familiewetgeving worden regels van kracht rond slavernij. Moslims is het niet toegestaan geloofsgenoten in slavernij te houden, in tegenstelling tot ongelovigen. Mannen kunnen slavinnen tot concubine nemen, zij het dat Mohammed het aangaan van niet huwelijkse verbintenissen tegen de borst stuit.

Abraham - Schilderij van Guercino
Abraham – Schilderij van Guercino (1591-1666)
Dankzij Mohammed, die al dan niet terecht wel the profet armed wordt genoemd, ontwikkelt de islam zich langzaam maar zeker tot een volwaardige monotheïstische richting naast die van joden en christenen. De profeet erkent Abraham als de gemeenschappelijke voorvader van deze drie geloofsrichtingen die de ene God aanbad, maar noch joods, noch christen kan zijn geweest omdat hij leefde voor Mozes en Jezus. En, zijnde de ultieme profeet van deze God, bepaalt hij dat vanaf dat moment de verering van de allerhoogste niet dient plaats te vinden gericht naar Jeruzalem, maar naar Mekka. Daarnaast wijst hij zijn volgelingen op de wenselijkheid van een pelgrimage – de hadj – naar de stad van de Kaäba.

Mogelijk is terzelfder tijd de ramadan als vastenmaand geïntroduceerd voor de moslims. Verwant aan het joodse en bedoeïense gebruik is het verbod op het eten van varkensvlees, terwijl ook het gebruik van alcohol in de ban wordt gedaan. Essentiële onderdelen van de nieuwe samenleving onder islamitisch regime zijn het verbod op het voeren van strijd tussen moslimclans en de bescherming van zwakkeren. Zij die armoede lijden worden verzorgd via de zakat, een belasting op bezittingen. De zakat vormt met de geloofsbelijdenis sjahada (er is geen andere god dan Allah en Mohammed is zijn profeet), de salaat, de ramadan en de hadj de vijf zuilen van de islam.

Consolidatie en het einde

Verbeelding van de slag bij Oehoed (1)
Verbeelding van de slag bij Oehoed. Document uit 1595
In de periode dat Mohammed een nieuwe sociale orde tot stand brengt in Medina, breidt hij tevens zijn invloed uit buiten de door hem gekozen oase, wat grote irritatie opwekt bij de Koeraisjieten die, na de nederlaag bij Badr, vrezen voor hun handelspositie met Syrië en Jemen. In 625 trekken zij op richting Medina en weten de moslims uit hun vestingen te lokken om in het open veld bij de berg Oehoed slag te leveren. Het loopt slecht af voor de krijgsmacht van Mohammed, zij het dat hij zijn positie in Medina weet te handhaven, want het Koeraisjleger durft een gevecht om de stad niet aan. Een paar jaar later volgt een nieuwe aanval die Mohammed weet te keren door een watergang te laten graven. Als een aantal bedoeïenen overgegaald wordt zich aan te sluiten bij de moslims, ebt de aanvalskracht van de Koeraisj weg.

De profeet beseft op dat moment, dat wanneer hij zijn nieuwe orde wil consolideren, hij de volledige controle zal moeten verkrijgen over de handelsroute tussen Syrië en Jemen. En daarvoor moet hij Mekka veroveren. In 630 is het zover en trekt hij met een leger van zo’n tienduizend man op naar Mekka, waar een belangrijke Koeraisjleider en lid van de clan der Omajjaden zich bekeert tot de islam en ervoor zorgt dat Mohammed de stad kan innemen onder garantie van een totale amnestie. De profeet heeft zijn doel bereikt. Alle vormen en attributen verbonden aan de godsverering van de bedoeïenen worden verwijderd uit Mekka en gaandeweg worden steeds meer stammen geïncorporeerd in de oemma.

In 632, nadat Mohammed niet-moslims verboden heeft deel te nemen aan de pelgrimage naar Mekka, voltooid hijzelf de tocht en geeft deze definitief zijn prominente plaats in de islamitische godsverering. Niet lang na zijn pelgrimage overlijdt de profeet. Zijn schoonvader, Aboe Bakr, volgt hem op als staatshoofd, de Kalief, oftewel plaatsvervanger. Ibn Ishaak geeft de waarschuwing weer die Aboe Bakr zijn toehoorders meegeeft na de dood van de profeet door een koranvers te citeren:

Mohammed is slechts een gezant; gezanten vóór hem zijn heengegaan. Als hij sterft of gedood wordt, zult u dan op uw schreden terugkeren? Wie op zijn schreden terugkeert, die zal God geen schade doen. Maar de dankbaren zal God belonen.14

Noten

1 – Hodgson, M. G. S., The Venture of Islam 1 The Classical Age of Islam, The University of Chicago Press 1977 p. 112.
2 – Op. cit., p. 119.
3 – Lewis, B., Het Midden Oosten, 2000 jaar culturele en politieke geschiedenis, Forum, Amsterdam 2004 p. 56.
4 – Francis, R. C., Domesticated, Evolution in a man-made world, W. W. Norton & Company, New York 2015 hst. 10.
5 – Hodgson, op. cit. p. 150.
6 – Op. cit., p. 157
7 – Ibn Hashaak, Het leven van Mohammed, Bulaaq, Amsterdam 2015 p. 26. Ibn Hashaak, wordt geboren in 704 te Medina en heeft tal van verhalen die over de profeet Mohammed na diens overlijden de ronde doen verzameld. Een keuze uit zijn werk is opgenomen in deze ‘biografie’, vertaald en van annotaties voorzien door de arabist Wim Raven.
8 – Op. cit., p. 28-29.
9 – Op. cit., p. 42-43.
10 – Deze vertaling van soera 81 uit de Koran is van de hand van M. F. Abdasalaam. Zie: https://koran.nl/soera-81-at-takwir-het-rollen-of-opvouwen-omverwerpen/
11 – Hogdson, op. cit. p. 72.
12 – Ibn Hasaak, op. cit. p. 62.
13 – Op. cit., p. 132-133.
14 – Op. cit., p. 251. De verwijzing naar vers 3:44 is onjuist, het moet 3:144 zijn.

Willem Peeters (1944) is redacteur van de website Casa Cultural waarop naast de complete geschiedenis van Spanje en biografieën van prominente Spaanse politici, artikelen te vinden zijn over tal van andere landen en onderwerpen. Zijn speciale aandacht gaat uit naar Amsterdam. Niet alleen schrijft hij over de historie van de hoofdstad, maar ook heeft hij fotoseries gemaakt waarin afbeeldingen van vroeger gekoppeld zijn aan hedendaagse foto's. Regelmatig verzorgt hij lezingen in samenwerking met Station-West, een culturele hotspot in het centrum van Amsterdam.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×