De Engelandvaarder die spion was, werd afgedankt en toch spionagegeschiedenis schreef

Dubbelagent PEASANT (Longread)
79 minuten leestijd

Op 27 mei 1943 belt er iemand aan bij de Nederlandse consul-generaal in Lissabon. Na bij Jonkheer van der Maesen de Sombreff binnengelaten te zijn, vertelt de bezoeker wat hij komt doen. Het vormt een episode in een spionageverhaal dat als bijzonderheid heeft, dat deze spion geschiedenis zal schrijven. Maar, zonder er zelf bij te zijn of weet van te hebben.

Jeugd en studie

Hellmuth Siegfried Goldschmidt, wordt op 3 januari 1895 te Groningen geboren. Hij is de zoon van Siegfried Goldschmidt en Hedwig Neuburger. De ouders zijn van Duitse oorsprong en trouwden in 1894 in Wonfurt (Beieren). In 1896 wordt jongere broer Herbert Siegfried geboren, ook in Groningen. Vader Goldschmidt is landeigenaar in Groningen. Het gezin vertrekt naar Wiesbaden, waar in 1901 Heinz Michael wordt geboren en de vader in 1908 overlijdt. Hellmuth volgt in die stad het gymnasium. Zijn moeder hertrouwt met Gustaf Blum en de moeder vestigt zich met haar twee jongste zonen in München. Hellmuth Siegfried Goldschmidt trekt in bij een priester en hij zweert in die tijd het joodse geloof af. Zijn moeder, stiefvader en broers nemen hem dat niet in dank af, betalen nog wel zijn school, maar hij wordt onterfd. Hij is verder met hen gebrouilleerd.

Reserve-officier

De enige bekende foto van Hellmuth Siegfried Goldschmidt
De enige bekende foto van Hellmuth Siegfried Goldschmidt, reserve-ritsmeester-waarnemer, dus foto gemaakt na 1 oktober 1934
Na de middelbare school gaat de 18-jarige Goldschmidt naar Oxford als non-college student. De Eerste Wereldoorlog breekt uit en het Nederlandse leger wordt eind juli 1914 gemobiliseerd. Goldschmidt komt naar Nederland, neemt lessen Nederlands en wordt eerstejaars cadet van de infanterie op de Koninklijke Militaire Academie te Breda. In zijn infanterie-jaar vinden we M.R.H. Calmeijer en J.L.W. Seijffardt, de eerste bekend als naoorlogse topmilitair en staatssecretaris, de tweede tijdens de oorlog door het verzet geliquideerd vanwege zijn verraderlijke rol als militair boegbeeld voor de bezetter. Goldschmidt verlaat vroegtijdig de KMA, maakt de overstap van de infanterie naar de cavalerie en komt in februari 1915 als aspirant kornet bij het 3e regiment Huzaren. Hij wordt in 1916 benoemd tot reserve tweede-luitenant.

Tijdens de mobilisatieperiode kan hij aan de rechtenstudie in Leiden beginnen. Zijn commandant helpt hem financieel door hem een jaar te laten nadienen. Goldschmidt overlegt met stiefvader en broers en krijgt een som Duitse Marken, die al snel waardeloos worden. In de zomer van 1919 slaagt hij voor zijn kandidaats rechten. Niet lang daarna verlaat hij de militaire dienst met Groot Verlof. Hij wordt een jaar later benoemd tot reserve eerste Luitenant. Hij dient een verzoek in om zijn geslachtsnaam te mogen wijzigen in ‘Goldsmit’, maar daar komt niets van terecht. Hij leent geld om verder te kunnen studeren. In 1922 slaagt hij aan de Rijks Universiteit Leiden voor zijn doctoraal examen rechten.

Twaalf ambachten dertien ongelukken

Nederlands-Indië – Verenigde Staten

In 1923 wordt hij beëdigd als advocaat en procureur. Maar in hetzelfde jaar nog vertrekt hij naar Nederlandsch-Indië om daar in dienst te treden bij de Dienst der Belastingen van het Koloniaal Gouvernement. Hij wordt als reserveofficier ingedeeld bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger en treedt een maand onder de wapenen.

Na zijn driejarig contract houdt Goldschmidt het in Indië voor gezien, omdat zijn gezondheid hem in de steek laat. Hij wil naar Amerika reizen, maar de overheid wil zo’n ticket niet betalen, dus reist hij van Batavia naar Amsterdam. Hij werkt korte tijd bij ENKA in Arnhem om drie maanden later van Southampton naar de Verenigde Staten te varen en in dienst te treden van Shell in Tulsa (Oklahoma) en later Dallas (Texas). Het verblijf in de VS als ‘advisory representative and contactman for the western division’ duurt twee jaar. Hij probeert nog een bedrijf op te richten, maar na ruzie met een compagnon vertrekt hij via Londen om in 1929 platzak in Nederland terug te komen.

Weer in dienst
Hij gaat weer in militaire dienst, waar hij zes weken in Breda op cursus gaat en oefent daar in kaartlezen, luchtfotografie en verbindingen. Daarna wordt hij ingedeeld bij de Luchtvaarttroepen. In die periode heeft hij trouwplannen met Johanna Stuy uit Baarn en hij huurt een verblijf in Soest. Zij zorgt voor meubilair. Maar als hij tegelijkertijd ook contact blijkt te onderhouden met één van zijn vele Amerikaanse vriendinnen verbreekt zij de relatie en vertrekt met medeneming van het meubilair. Hij blijft drie jaar in dienst en gaat in 1932 weer met Groot Verlof.

Goudkoorts

In de periode hierna komt hij via Fortuyn, familie van zijn ex-verloofde, in contact met de Duitse architect Mathias Janssen, een uitvinder, woonachtig in het Duitse Goch. Deze heeft een duikklok ontworpen, waarmee hij de schat van de Lutine bij Terschelling wil opduiken. Los van de hierna te beschrijven perikelen, zal dit muisje tijdens de bezetting een bijzonder staartje krijgen.

La Lutine was een op de Fransen veroverd Brits fregat dat in 1799 met een lading goud- en zilverstaven op de Westergronden bij Terschelling verging. Tot in de twintigste eeuw zijn gedeeltelijk succesvolle pogingen ondernomen om die kostbare lading te bergen. In november 1928 krijgen twee bedrijven (rederij “Texel” en Rederij Doeksen) een concessie van vijf jaar voor het opduiken van de schat. Als hoofduitvoerder treedt op de Limburger Beckers, een bekende van Janssen uit het naburige Goch. Goldschmidt wordt partner en gaat met Janssen begin 1933 voor deze onderneming vier keer naar Londen. Daarbij bezoekt hij ook vrouwelijke kennissen, wat hij kennelijk belangrijker vindt. De reisgenoten zijn ‘not amused’.

De Lutine wordt op 26 april 1933 met Janssens toestel gelokaliseerd. In september is er sprake van vernieling van het toestel, ook wel het toestel “Beckers” genoemd. Janssen verlangt een strafrechtelijke vervolging van de dader, die er volgens de politie evenwel niet is. Inmiddels is er in de zomer – een half jaar vóór het einde van de concessie – een uitgifte van ‘Lutine’-aandelen gedaan door de concessionarissen, Daar wordt ruim op ingetekend, zoals later in een krant wordt gezegd: ‘door de schone voorspiegelingen van de heer Beckers verleid’.

De Lutine-samenwerking loopt uit op ruzie en zo komt aan de goudkoorts een einde. Goldschmidt meent dat er iets niet in de haak is en roept in september 1933 via de pers aandeelhouders van Lutine-aandelen op om zich bij hem te melden. Hij is namelijk van mening dat er aanleiding bestaat om de ingelegde gelden van de concessionarissen (Texel en Doeksen) terug te vorderen. Het is immers vreemd dat juist toen het Lutine-goud opgevist zou worden, er een ernstig ‘ongeluk’ met het apparaat plaatsvond. Het kwam de heer Beckers toch wel al te gelegen; dat had iets met diens aandeel in de opbrengsten te maken. Het uitgeven van de aandelen kwam op een merkwaardig moment, zo vlak vóór het einde van de concessie. Veel gedupeerden melden zich bij Goldschmidt.

Binnen een maand komen de concessionarissen met een verweerschrift in de pers, Kort daarna berichten zij dat ze na het verlies van het toestel “Beckers’ allerlei maatregelen genomen hebben om met succes verder te gaan op zoek naar de schat Maar de toren kan niet meer gebruikt worden. De concessie wordt met een jaar verlengd. Professor van der Kloes, die een deskundigenrapport opstelt over de vernieling van de Lutinetoren blijkt, zo stellen de concessionarissen, zich over Beckers verhalen op de mouw laten spelden door Janssen uit Goch. In augustus 1934 herhaalt Goldschmidt in een rondzendbrief naar de aandeelhouders nogmaals verdachtmakingen jegens o.a. Beckers. Er gebeurt immers niets met de toren. Een week later volgt een gesprek van de concessionarissen met Goldschmidt, waarna die spontaan (?) een verklaring tekent dat alles in orde is. Hiermee is de ‘opstand’ van aandeelhouders bezworen; de rol van Goldschmidt is uitgespeeld. De jacht naar de Lutine krijgt nog een bescheiden vervolg in 1938 met de inzet van de baggermolen Kalimata, die vervolgens naar Billiton vertrekt.

Verenigde Staten – Nederlands-Indië

In 1934 wordt Goldschmidt benoemd tot reserve-ritmeester, Hij werkt vier maanden bij mr Van Rijn te Hengelo om zijn juridische kennis op te poetsen en krijgt te horen dat dat geen succes wordt. Medio 1935 leent hij een behoorlijke som geld van een collega reserveofficier der cavalerie, de later in het verzet bekend geworden jhr. Piet Six. Met dat geld wil hij in de Verenigde Staten aan het werk. In Amerika ontstaan weer kortstondige trouwplannen, die ook nu op niets uitlopen. Na twee tot drie maanden in Oklahoma reist hij via Japan naar Nederlandsch-Indië. Wat zijn bedoeling in de kolonie precies is, en wat zich daar afspeelt, valt niet te achterhalen. Feit is, dat hij in november 1935 verzoekt om benoeming als advocaat en procureur in Nederlandsch-Indië, maar dat hij zich op 11 december 1935 inscheept op weg naar Amsterdam.

Fokker – Colombia

Het jaar 1936 is ook vol veranderingen. Hij leent weer geld van jhr. Piet Six en keert terug naar de kamer in Soest. Dan treedt hij in dienst van Fokker en verhuist naar Amsterdam. Na 6 of 7 maanden wordt hij door Fokker ontslagen. Hij komt weer in militaire dienst en volgt op Vliegkamp Soesterberg de opleiding tot luchtwaarnemer. Hij is betrokken bij de verplaatsing van de Jachtvlieg Afdeling (J.A.V.A) van Soesterberg naar Schiphol in mei van het jaar. In het najaar is hij medeoprichter van de Nederlandsche Automobiel Fabrieken N.V., die ten doel heeft de ‘Nederlandsche volksauto’ te produceren. De Gesellschaft zur Vorbereitung des Deutschen Volkswagens mbH wordt in mei 1937 opgericht en is als Volkswagen succesvol; van de Nederlandse Volksauto is verder niets vernomen.

Goldschmidt verruilt zijn Amsterdamse kamer in de Lairessestraat voor de Beethovenstraat en vertrekt vier maanden later naar Den Haag. Wat hij in de periode van april 1937 tot juli 1938 allemaal doet, is niet bekend. Hij verhuist enkele keren van kamer naar kamer. Hij treedt in dienst van het Internationaal Handelsconsortium en wordt in juni 1938 uitgezonden naar Colombia. Hij verkoopt een baggermachine in Bonaventura, Colombia. Daar krijgt hij ruzie met de chef en wordt teruggeroepen naar Nederland. Na vijf maanden is hij weer terug. Hij heeft dan plannen voor het opzetten van een Zuid-Amerikaans agentschap, maar daar komt niets van terecht.

Mobilisatie, Meidagen, Doelloos

Vanwege de toenemende internationale dreiging worden door de Nederlandse regering in april 1939 de eerste militairen in het kader van de zogeheten Buitengewone Oproep Uitwendige Veiligheid in dienst geroepen. De Luchtwachtdienst wordt gemobiliseerd en reserve ritmeester Goldschmidt wordt op Schiphol geplaatst bij het 1e Luchtvaartregiment. Hij zegt zijn kamer in Den Haag op en verhuist weer naar Soest. Over zijn jaar bij het Luchtvaartregiment is niets bekend. Hij onderhoudt contact met een Duitse directeur van Fokker en zegt informatie over een mogelijke Duitse aanval door te hebben gegeven aan kapitein Oliffiers van de militaire inlichtingendienst GS III. Betrokken functionaris van die geheime dienst zal later in Londen die contacten bevestigen, maar stelt dat die van weinig belang waren.

Per 1 mei 1940 keert Goldschmidt terug naar de cavalerie en wel als commandant van het Stafeskadron van het 4e Regiment Huzaren te Ede, dat op die datum ingrijpend gereorganiseerd wordt. Dit regiment heeft tot taak het vertragen van de vijand en het verschaffen van inlichtingen in het vak van het IIe Legerkorps tussen het Apeldoorn-Dierensekanaal en de voorposten van de Grebbeberg. Wij laten Goldschmidt aan het woord (verklaring van 6 juli 1943):

Ten tijde der Duitsche invasie lag ik als Reserve Ritmeester der Cavalerie te Ede. Sinds 3 Mei 1940 was ik Commandant van het Stafkwartier van het 4de Regiment Huzaren te Ede. Vanaf de voor-mobilisatie, in April 1939, tot 1 Mei 1940 heb ik gehoord tot het eerste Luchtvaartregiment, gelegen te Schiphol.

Op 10 mei in de vroege ochtend begint de Duitse aanval en het regiment voert het verdedigend gevecht met zwaartepunt op 12 en 13 mei bij Rhenen. De commandopost en het Stafeskadron van Goldschmidt verplaatst naar Leersum. Op 14 mei volgt de opdracht om terug te trekken op de Nieuwe Hollandse Waterlinie en te verzamelen in Utrecht op de Maliebaan. Ritmeester Goldschmidt formeert een colonne voertuigen, voorafgegaan door een motorrijder. Onderweg naar Utrecht gaat het verband verloren. Aangekomen in Utrecht is er niemand te vinden. In plaats van te wachten op de andere delen van de staf van het regiment rijdt Goldschmidt met een andere officier, die in Heemstede woont, de stad Utrecht uit. De rit voert naar Den Haag, Noordwijk en eindigt bij een hulpvliegveld bij de Zilk. Daar hoopt hij Luchtvaarttroepen te vinden, maar waar slechts een sectie bewakingstroepen aanwezig is. Daar vernemen zij van de capitulatie van het Nederlandse leger. Goldschmidt probeert nog via IJmuiden naar Engeland te vertrekken, maar dat mislukt. Daar slaagt zijn broer Heinz Michael Goldschmidt wel in. Die was vanaf mei 1939 in Amsterdam in huis bij een nicht, Rebecca Bosnak, getrouwd met Michael Heiman de Jong. iHeinz Michael Goldschmidt en Michael Heiman de Jong weten via IJmuiden naar Engeland te ontkomen. Nicht Rebecca is achtergebleven en wordt in september 1942 in Auschwitz vermoord.

Op 18 mei 1940 krijgt Goldschmidt in De Zilk opdracht om naar zijn onderdeel terug te keren. Daar wordt hij op 19 mei 1940 gehoord als verdachte van desertie. Er wordt een rapport opgemaakt, dat de commandant van het 4e Regiment Huzaren naar hogere instanties opzendt. Goldschmidt meent dat hij door zijn ontslag in te dienen, van de zaak af komt. Het ontslagbesluit uit werkelijke dienst wordt op 15 juli 1940 getekend door Generaal Carstens.

Rechtszaak, Abwehr contacten

Goldschmidt is op 15 juli 1940 weer burger en er breekt een onzekere tijd aan. Hij gaat weer naar Soest. Hij heeft geen baan. Hij verkeert permanent in grote geldnood en leent van veel relaties geld. Hij solliciteert in 1940 vergeefs bij het Departement van Economische Zaken, bij de verzekeringsmaatschappij De Nederlanden1848 en het secretariaat van de Opbouwdienst. Maar later durft hij niet meer te solliciteren, omdat hij zich niet als jood heeft geregistreerd.

Anti-Joodse maatregelen

Wij weten niet of in mei 1940 bij zijn poging om naar Engeland te ontkomen zijn joodse afkomst een rol heeft gespeeld. Evenmin weten wij hoeveel zorgen Goldschmidt zich in de eerste twee bezettingsjaren maakt over de anti-Joodse maatregelen die de Duitsers afkondigen. Op zijn persoonskaart van de Gemeente ’s-Gravenhage staat EvL [Evangelisch-Luthers] en later EngEpiscop [Engels episcopaal]. In Amsterdam staat als geloof episcopaal. Voor diverse overheidsberoepen moet de zgn. Ariërverklaring worden ingevuld en de kern daarvan vormt het geloof van de vier grootouders. Dat betekent dat Goldschmidt geen overheidsbetrekkingen kan krijgen. Volgens Duitse richtlijnen zal hij met zijn vier joodse grootouders ooit in het vizier komen, ongeacht wat hij beweert over het door hem beleden geloof. Hij loopt dus zeker risico’s en dat zal hem niet ontgaan zijn, want aan de verordening van 10 januari 1941 waarbij alle joden of personen met tenminste één joodse grootouder zich moeten registreren wordt ruime aandacht besteed. Joden moeten zich bij het bevolkingsregister melden en zich daar laten registreren. Registratie kost één gulden. Dat doet Goldschmidt niet. In de administratie van de gemeente staat zijn geloof niet als joods vermeld, zodat hij in het najaar van 1941 nog een gewoon Persoonsbewijs zonder zwarte J krijgt. Hij krijgt het steeds benauwder als in de tweede helft van 1941 en de eerste helft van 1942 Joden in werkverschaffingskampen komen.

Naar Engeland?

In de zomer van 1940 hoort Goldschmidt dat zijn desertie-zaak naar de Krijgsraad wordt verwezen. Hij begrijpt dat hij geen goed verhaal heeft. Wij weten niet of hem dat, naast zijn joodse achtergrond stimuleert om te proberen om naar Engeland te ontkomen.
Wij ontlenen de volgende – niet verifieerbare – loop der gebeurtenissen aan de verklaringen die Goldschmidt heeft afgelegd.

In oktober 1940 begint Goldschmidt om zich heen te kijken naar mogelijkheden om het land te verlaten. Zo komt hij in contact met iemand, die hem op een lijst van mogelijke Engelandvaarders zet. Er komt niets van terecht. Dan, november 1940 ontstaat het plan dat hij met een Nederlandse generaal mee naar Engeland zal gaan, maar kort daarna hoort hij dat dit ‘vanwege order uit Londen’ niet doorgaat. Hij leent geld bij veel relaties. Hij komt in contact met de eigenaar van het stationscafé in Baarn, iemand van het verzet. Via hem ontmoet hij een gedemobiliseerde sergeant-majoor, die een weg naar Engeland weet. Die reist naar Goldschmidt in Soest en presenteert een veelbelovend plan. Goldschmidt gaat vervolgens naar Den Haag en verblijft bij die sergeant-majoor op kamers om bij de hand te zijn voor een snel vertrek. Hij wacht daar twee maanden, maar er gebeurt niets.

Een andere ontmoeting loopt vreemd af. Hij gaat naar een kennis in Baarn die met een Engelse vrouw getrouwd is en die misschien een mogelijkheid weet om naar Engeland te komen. Enkele dagen later hoort hij van die mevrouw dat zij bij een bezoek aan Amsterdam had gehoord dat Goldschmidt een Gestapo agent is. Vervolgens wijst zij hem de deur, om daar later toch op terug te komen. Tijdens een latere ondervrager tekenen de Engelse ondervragers bij dit verhaal aan dat iemand Goldschmidt samen met Janssen heeft gezien. Die laatste is inderdaad iemand die voor de Duitsers werkt en daar niet erg geheimzinnig over doet.

Contact met Janssen

Over de toevallige ontmoeting zomaar op straat in Den Haag met Janssen, zittend met dochter en een andere vrouw in een particuliere DKW [Duits automerk], vermoedelijk augustus 1941 verklaart Goldschmidt later (op 6 juli 1943):

In den na-zomer van 1941 was ik doende om naar Engeland uit te wijken met behulp van eene Haagsche organisatie (waartoe behoorde de sergeant-majoor van Wijhe), toen ik zekeren dag toevallig een Duitschen vriend ontmoette, Mathias Janssen, uit Koch. Zijn adres aldaar was Hindenburgstrasse 24. Met hem had ik mij in 1932 geïnteresseerd voor pogingen om het goud der “Lutine” te bergen, waarvoor hij een speciaal apparaat had uitgevonden. Janssen had een bureau Jan van Nassaustraat 16, dat door een bordje was aangeduid als te behooren tot een of andere economische organisatie. Zijne dochter, Hannie, was daar secretaresse. Bij onze tweede ontmoeting vertelde hij dat hij deed aan “economische spionage”.

Deze Mathias Janssen, architect uit Goch (D.) kent hij omdat zij, zoals eerder vermeld, samen in 1932 probeerden om met het door Janssen ontwikkelde apparaat het goud van de Lutine te bergen.

Janssen is recruiter voor de Duitse spionage/contraspionagedienst Abwehr en wij vermoeden dat het contact niet zo toevallig is. Het lijkt er op dat, gezien de activiteiten van Janssen voor de Abwehr, het initiatief van Janssen uitgegaan is. In het gesprek laat Goldschmidt zich ontvallen dat hij graag naar Amerika terug wil, waarop Janssen zegt dat dat jammer genoeg niet zal lukken, anders ‘zou hij voor ons kunnen werken’, de Abwehr dus. Hij vertelt Goldschmidt dat hij in 1936 door de Abwehrstelle Münster is aangezocht voor het opbouwen van een spionagenetwerk. De ontboezemingen van Jansen vormen geen beletsel voor Goldschmidt om het contact voort te zetten.

Goldschmidt maakt melding van de aanstaande krijgsraadzaak; Janssen zegt dat hij goede relaties heeft in Duitsland en dat hij dus zijn oude vriend wel zou kunnen helpen. Goldschmidt heeft gelezen over goudvondsten in Colombia en stelt voor om daar samen naar toe te gaan; hij heeft daar immers contacten. Janssen vraagt hem enkele brieven te schrijven naar relaties in Colombia, die hij aan zijn tijd in dat land heeft overgehouden. Dat doet Goldschmidt en zendt afschriften naar Janssen.

Het desertie-dossier (1)

Het departement van Justitie vraagt aan de Officier van Justitie om toezending van het krijgsraaddossier. Dat wordt toegestuurd op 20 september 1941. Een ongebruikelijke gang van zaken voor een op zichzelf simpele krijgsraadzaak. De aan Goldschmidt op 6 oktober 1941 bekend gestelde, voor 23 oktober geagendeerde behandeling van de strafzaak moet nu zelfs worden uitgesteld. Goldschmidt woont dan weer in Soest en Janssen bezoekt hem kort daarna. Het is denkbaar dat een interventie van Janssen tot deze wijziging in de procesgang van het desertiedossier heeft geleid.

Dr. Schmidt

Eind november/begin december benadert Janssen Goldschmidt en de heren ontmoeten elkaar in de wachtkamer van station Nijmegen, waarna ze met de auto naar Goch rijden. Goldschmidt krijgt geld en heeft de volgende dag in Münster een ontmoeting met een zekere majoor Dr. Schmidt. Het gesprek gaat over Noord- en Zuid-Amerika. Na afloop keert Goldschmidt terug en hoort van Janssen twee maanden later dat Schmidt niets voor mij kon doen. Wij merken hier op, dat uit deze woordkeuze van Goldschmidt zou kunnen blijken dat hij op dat moment ‘vragende partij’ is. Goldschmidt verklaart op 6 juli 1943:

Begin 1942 kreeg ik wederom een brief’ van Janssen, zeggende, dat hij mij spreken wilde, en mij op een bepaalden dag met een belangrijk persoon zou komen bezoeken. Hij verscheen met iemand, die zich voorstelde als Dr. Meier, Rechtsanwalt und Notar te Wilhelmshaven en reserve officier der Duitsche Marine. Later heeft Janssen mij verteld, dat Meier de leiding had van den “Küstenüberwachungsdienst voor de geheele Friesche kust. Een der kantooren van dezen Dienst bevond zich te Groningen. Meier stelde mij voor inlichtingen voor hem te gaan inwinnen in Nederlandsche officierskringen. Ook liet hij de mogelijkheid doorschemeren, dat hij mij te gelegener tijd naar Engeland zou sturen, 1k antwoorde, dat ik over zijn voorstel wilde denken.

Vervolgens, zo verklaart Goldschmidt, heeft hij de volgende dag geschreven dat hij graag goud gaat zoeken in Columbia, maar dat hij weinig lust gevoelt om in ’s vijands dienst te treden. Janssen vindt de reactie van Goldschmidt niet verstandig; hij kent diens financiële moeilijkheden. Ongeveer in deze tijd dwingt Janssen af dat Goldschmidt een zeer groot aantal stukken, tekeningen enz. betreffende de ‘Lutine’ aan Janssen afstaat, wellicht in ruil voor geldelijke steun of als beloning voor de bemiddeling. Maar van vrijwilligheid is geen sprake.

Goldschmidt rept in boven geciteerde verklaring niet over zijn krijgsraadzaak die wel degelijk ook ter sprake is geweest en waarover hij te horen krijgt, dat hij niets hoeft te vrezen als hij ‘linked up with us’. Dit meldt hij namelijk wel onder enige druk in een latere verklaring van 27 september 1943.

Naar Engeland?

Goldschmidt verklaart ook dat hij na dit intermezzo met Janssen en Meier nu weer op zoek is naar mogelijkheden om naar Engeland te komen. Hij neemt geen drastische maatregelen. Hij legt contact met verzetsmensen, waaronder Linzel, die ook naar Engeland willen.1 Aan echt verzetswerk doet hij niet, naar zijn zeggen vanwege zijn joodse oorsprong omdat hij zich niet geregistreerd heeft. Dan ontmoet hij in de Kalverstraat in Amsterdam toevallig de verzetsman Van Wijhe, met wie hij eerder zou ontsnappen. Diens vrouw is gearresteerd, maar hij is ontsnapt en hij heeft een nieuw plan. Goldschmidt leent geld en geeft dat aan van Wijhe, die enkele dagen later bericht stuurt dat het plan in duigen ligt. Goldschmidt komt in contact met “de Zwarte’, die hij nog kent uit de tijd van zijn verblijf in het huis van Van Wijhe, die hem vertelt dat Van Wijhe een oplichter (‘swindler’) is. Geld terugkrijgen zal moeilijk zijn.

Het desertie-dossier (2)

Medio januari 1942 besluit de Procureur-Generaal om de strafzaak niet naar het Vredegerechtshof maar naar de militaire kamer van de Rechtbank te ’s-Gravenhage te verwijzen. De achtergronden van deze wijziging zijn onbekend, maar de Officier van Justitie krijgt wel enige toelichting als hij vraagt om het krijgsraaddossier terug te krijgen. Dat kan niet, schrijft het Departement van Justitie (Geheim) omdat de dossiers indertijd werden doorgezonden aan den Duitschen referent bij het departement ten behoeve van de Commissaris-Generaal voor Bestuur en Justitie. Ook zes weken later, 16 maart 1942 luidt het dat…

…de dossiers Duitscherzijds nog niet kunnen worden gemist, reden waarom verzocht werd de voorgenomen behandeling dier zaken voorlopig te doen uitstellen.

Op 3 mei wordt de gele Jodenster verplicht. Goldschmidt weet dat hij nu strafbaar is door zich niet te laten registreren. Later die maand komt er een dagvaarding voor een zitting op 27 mei 1942 en volgt de zitting. Reserve-ritmeester Goldschmidt wordt door de Militaire Kamer van de Arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf met ontslag uit de militaire dienst en met de ontzetting van het recht om bij de gewapende macht te dienen, wegens opzettelijke ongeoorloofde afwezigheid in tijd van oorlog, gepleegd te Utrecht van 14-19 Mei 1940. Het gerechtshof te ’s-Gravenhage wijzigt de straf in hoger beroep op 5 April 1943 in 2 maanden gevangenisstraf. Wij weten niet of dat bericht de veroordeelde bereikt heeft, want die verbleef als gevolg van een toeval in die tijd in het buitenland.

Weer contact met Janssen, Dr. Meier

Welk ‘toeval’ de dag na de zitting van 27 mei plaatsvindt omschrijft Goldschmidt (die zich op 6 juli 1943 in Lissabon in deze verklaring bij de datum van de rechtszitting een dag vergist):

Op 28 Mei 1942 moest ik te ‘s Gravenhage verschijnen voor den Krijgsraad, ingesteld onder leiding van Mr. van Genechten, wegens “desertie” welke 14 Mei 1940 zou zijn gepleegd. Ik werd veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf. Den volgenden ochtend [in een latere verklaring: dezelfde avond nog] kreeg ik een telegram te Soest, waarbij Janssen aan mij verzocht terstond haar Nijmegen te komen. ik ontmoette hem daar, zooals gewoonlijk, in de tweede klas wachtkamer van het station. Hij kondigde mij aan, dat ik naar Zuid-Amerika zou worden gestuurd voor economische spionage en gelastte mij te Amsterdam mijne reis te gaan voorbereiden. Tegelijk gaf hij mij honderd gulden.

Vervolgens gaat Goldschmidt aan de slag. Hij probeert een visum voor Spanje te krijgen. Een week later volgt wederom een ontmoeting, dit keer in Beek (Gld.). Janssen vertelt dat er een screening plaatsvindt door ‘onze dienst in Holland’. In de tussentijd krijgt hij 50 gulden per maand, ingaande juni 1942. De deportatie van Joden begin in juli 1942. Goldschmidt onderzoekt in oktober weer de mogelijkheid om naar Engeland te ontkomen. Daar komt niets van terecht. En lange tijd na eind mei hoort hij niets. Er komt onenigheid met de kamerverhuurster. Contact met Janssen komt niet tot stand. Goldschmidt wordt medio november ongeduldig, en:

Nadat ik Janssen te Koch had laten opbellen om uitsluitsel te krijgen, kreeg ik van hem een telegram, waarin hij zijn komst aankondigde. Dit telegram was verzonden uit Sibengewald. Hij verscheen inderdaad te Soest met iemand, dien hij voorstelde als Werner, van het Generalkommando Hamburg. Deze laatste bleek te zijn een gewezen Oostenrijks zeeofficier, die Ford-vertegenwoordiger was geweest te Agram en die nu naar Duitschen dienst was overgegaan.2 Ik vergezelde hem en Janssen naar Amsterdam, waar Werner mij in een kamer van hotel Suisse ondervroeg. Volgens Janssen heeft Werner daarbij een gunstigen indruk van mij gekregen.

De belangstelling van Meier gaat vooral uit naar de haven van Barranquilla in Colombia. Er wordt een honorarium van 150 dollar per maand in het vooruitzicht gesteld. Daarnaast uitgaven voor verblijf in Portugal, de reis per Clipper (watervliegtuig) naar de VS en opstartkosten, samen 5.000 dollar.

Een week later wordt Goldschmidt opgeroepen om naar Goch te komen. Vandaar gaat hij met Janssen naar Hamburg, waar dr. Meier hen ontvangt. Volgens zijn verklaring, afgelegd op 27 september 1943 in Londen, komt hij op 16 of 17 november 1942 in Hamburg aan, afgehaald door Meier.

Opleiding Hamburg

In Hamburg checkt Goldschmidt onder eigen naam in bij een hotel. De volgende dag volgt een ontmoeting met Kapitän Tamms van de Marine-spionagedienst. Janssen heeft Goldschmidt vooraf geadviseerd om te zeggen dat hij Christen is, dus geen melding te maken van zijn joodse oorsprong en te zeggen dat hij zijn ouders als jong kind verloor. Tamms wil weten – de gevreesde vraag – waarom Goldschmidt voor zijn dienst wil werken. Daar praat hij zich vlot doorheen. Hij wordt aangenomen voor spionagewerk in Amerika. Zijn schuilnaam wordt Hans MUTH. Hij krijgt in Duitsland 15 Mark per dag plus onkostenvergoeding. en krijgt enkele dagen de tijd om naar Soest te gaan, overbodige kleren te verkopen en zijn spullen te pakken. Hij meldt aan de kamerverhuurster en anderen, waaronder de man van de ontsnappingsroute, dat hij naar Zuid-Amerika gaat.

Zenden en ontvangen

De opleiding tot spion neemt een aanvang. Deze zal een half jaar duren. Hij krijgt een andere identiteit als Hans Muth, Duitser, jurist uit Leer. Zo meldt hij zich ook bij de politie en wordt voorzien van paspoort en bonkaarten. Hij wordt ondergebracht in een pension. Hij krijgt vrije tijd, maar daarbij wel het advies om niet te veel op stap te gaan om het risico te vermijden dat hij wordt gezien door ‘Engelse agenten in Hamburg’.

Het programma omvat morse, radio zenden, ontvangen, coderen, zoeken en instellen van frequenties, enz. De lessen duren dagenlang en worden gegeven in een pension of een andere onopvallende civiele locatie. Hij moet eindeloos berichten vercijferen met behulp van codeboeken. Daarnaast krijgt hij les over schepen en konvooien. Op luchtvaartgebied wordt door Dr. Greiner een en ander aan de reeds aanwezige kennis toegevoegd en wordt hem verteld wat de Duitsers te weten willen komen. De laatste tijd van de opleiding leert Goldschmidt radio’s bouwen, die hij in een dorp in de buurt van Hamburg moet gaan beproeven. Als tegenposten fungeren K en P, Kopenhagen en Parijs. Tot de lesstof behoort ook het gebruik van geheime inkten. Hij moet het liefst op hotelpapier of zakelijk papier schrijven, want dan valt het niet op dat er éénzijdig geschreven is. In noodgeval mag een krant ook, maar dan mag de specifieke plek op geen enkele manier gemarkeerd worden. Verder wordt afgesproken dat geheime berichten voor hem normaliter worden geschreven onder de klep van de envelop. Met een strijkijzer moet hij de envelop verhitten en net op tijd in water dopen en zo de tekst zichtbaar maken.

Aan het einde van de opleiding blijkt de uitzending naar Colombia van de baan te zijn en wordt de bestemming gewijzigd in de Verenigde Staten. De verlanglijst van de opdrachtgevers is zeer uitgebreid: kustverdedigingswerken en kanonnen, gebruik van vliegdekschepen voor kustverdediging, havens en alles wat daar gebeurt, laden en ontladen van bewapening en vliegtuigen. De hoeveelheid en types oorlogsschepen. De stemming onder matrozen en kopvaardijpersoneel. Konvooien. Olieopslagplaatsen. Nieuwe bedrijven. Beschadigde schepen.

Als blijkt dat Goldschmidt uit zijn tijd in Oklahoma een jurist kent, Hurley die net benoemd is tot afgezant van de VS in het Midden-Oosten wordt ook een bezoek aan mevrouw Hurley in New York aan het wensenlijstje toegevoegd.

Een bezoek aan een luchtvaarttentoonstelling in Berlijn geeft kans om de nieuwste ontwikkelingen te leren en zo te weten waar hij naar moet zoeken. De verlanglijst wordt weer uitgebreid, nu met brandstof, bommen, bewapening en vlieghoogtes.

Cover story

In de laatste briefings krijgt Goldschmidt te horen dat hij de eerste maanden na aankomst in de VS rustig aan moet doen, een onopvallend vrijstaand huis met bomen ernaast moet zoeken. In een andere plaats kan hij dan radio-onderdelen kopen en daarmee een zend/ontvangstinstallatie bouwen. De eerste maand moet hij alleen maar ontvangen en dan pas beginnen met zenden. Hij krijgt van Greiner en Hellwich (echte naam dr. Friedrich Karl), een Abwehr-officier zijn cover-story, die zo echt mogelijk moet lijken: als joodse vluchteling op weg naar Engeland. De tijd is kort en dus moet hij dat verhaal onderweg in de trein van Hamburg naar het zuiden uit zijn hoofd leren en het tien keer herhalen aan zijn begeleider. Helwich geeft in het kader van de cover-story ook aan dat Goldschmidt aan de Nederlandse autoriteiten kan vertellen dat hij vanaf november 1942 tot mei 1943 ondergedoken was geweest bij fotograaf Van Eijsden op de Weteringschans te Amsterdam. In de eerste versie van het verhaal is hij bij Sittard de grens naar België overgestoken, maar Goldschmidt weet dat te corrigeren en maakt in zijn verhaal er Weert en Stamprooy van, plaatsen waar hij in de Eerste Wereldoorlog gelegerd is geweest. Dan per fiets naar Luik, enz.

Microfoto’s met instructies voor het bouwen van een zendontvanger en codes worden in de kraag van zijn jas genaaid en de titel van het codeboek Lecturao Españolas wordt afgesproken. Oplosbare geheime inkt ‘Philip’ wordt in kleine beetjes in zijn beste pak genaaid. Hij krijgt een kaart te zien waarop de plekken zijn aangegeven waar alles verstopt zit: in de kraag, in het kruis van zijn broek, tussen twee knopen van de achterzak, in de voering van zijn binnenzak, enz. Ook krijgt Goldschmidt van Hamann drie adressen voor de correspondentie. Eén ervan is van Augusto Strecht in Porto. Met hem moet hij zakelijk in het Spaans schrijven en een codeboek meesturen met de groeten van Elvira, getekend Doktor.

Een joodse vluchteling op reis

Op – vermoedelijk – 5 mei 1943 stapt Goldschmidt met Greiner in Hamburg op de trein naar Berlijn. Hij reist onder zijn eigen naam, als joods vluchteling. Het begint met een valse start: Goldschmidt raakt begeleider Greiner kwijt in de U-Bahn van Berlijn. In de haast vergat die begeleider ook nog Goldschmidt’s paspoort. In Metz komt Greiner daar achter en moet het paspoort per ijlbode worden nagezonden naar Lissabon en later naar Madrid.

Van Hamburg naar Lissabon

Uit zijn reisverslag dat hij op 6 juli 1943 in Lissabon doet:

Begin Mei 1943 was ik volleerd en bracht Ir. Greiner mij naar Hendaye [Franse kustplaats aan de Frans-Spaanse grens]. Daar werden wij afgehaald door een auto van het Duitsche consulaat te San Sebastian [Spaanse kustplaats aan de Frans-Spaanse grens]. Toen wij de grens overgingen, moest ik mij verbergen in de koffer. Toen ik uit de koffer te voorschijn kwam waren wij in Spanje en was Greiner verdwenen.
Ik werd afgezet in hotel Terminus, waar Greiner later ook verscheen. In dat hotel werd ik aangesproken door twee andere Duitschers, die mij herkenden aan de das, die Greiner mij had gegeven.3 Nadat ik met deze heeren en Greiner was gaan eten ben ik ’s nachts met de twee Duitschers in de richting van de Portugeesche grens gereden, via Salamanca. In de buurt van Braganca ontdekten mijn begeleiders, dat een gids, waarop zij gerekend hadden, door de Spaansche politie wegen smokkelarij gearresteerd was. Wij reden hierop naar Madrid, waar ik veertien dagen heb doorgebracht. Omstreeks 25 Mei 1943 verliet ik Madrid in gezelschap van Gerber (een der Duitschers uit San Sebastian) en een Spaanschen gids. Daze laatst gaf mij aan de grens over aan een Portugeeschen collega.

Te Villa Formosa kreeg ik een auto, die mij bracht naar Guarda. Hier nam ik 26 Mei den nachttrein naar Lissabon in gezelschap van een Portugeeschen gids. Na aankomst te Lissabon, werd ik door genoemden Portugees gebracht naar een huis, in di buurt van het Rossio, waar ik eenige uren heb geslapen. Om 2 uur ‘s middags verschenen daar de Portgeesche gids en een van de Duitschers uit San Sebastian. Beide heeren gaven mij de noodige instructies. Ik kreeg mijn pas en identiteits-kaart terug en ontving bovendien 5.000 dollar, waarvoor ik een quitantie teekende onder den naam Muth. De Duitsche pas, waarmede ik uit Hamburg naar San Sebastian was gekomen, had Greiner mij in laatstgenoemde stad afgenomen.

De Duitser, die Goldschmidt in Lissabon zijn pas, enz. teruggeeft, is Hamann, die hem instrueert om eerst 100 dollar te wisselen en dan naar de Nederlandse consul te gaan, die gewoonlijk Nederlandse vluchtelingen verder op weg helpt..

Wachten in Lissabon

Nadat Goldschmidt op 27 mei 1943 met een introductiebrief bij de Nederlandse consul-generaal in Lissabon, Jonkheer van der Maesen de Sombreff is binnengelaten vertelt hij kort zijn verhaal. De consul-generaal verwijst zijn bezoeker naar het Nederlandse gezantschap, waar Goldschmidt aan de heren Flaes en Luns, Chargé d’Affaires, resp. Attaché, in korte streken een ongeloofwaardig verhaal vertelt:

Opgeleid door de Duitse Abwehr, via Spanje naar Lissabon gesmokkeld met de bedoeling om als Duitse spion naar Noord- of Zuid-Amerika te reizen. Daar zal hij onderdelen kopen om een eigen radio te maken en dan berichten naar Hamburg zenden. En ook met onzichtbare inkt brieven schrijven naar een adres in het neutrale Portugal, vanwaar de brief naar Duitsland zal worden doorgezonden.

Luns (de latere minister van Buitenlandse Zaken) neemt het geld, de microfoto’s en geheime inkt over van Goldschmidt en bewaart het in een kluis op het gezantschap.

Bij de Nederlandse inlichtingendienst in Lissabon

Niet veel later wordt de bezoeker overgedragen aan Maas Geesteranus, vertegenwoordiger van de Nederlandse Inlichtingendienst, vanaf november 1942 omgezet in het Bureau Inlichtingen. Maas Geesteranus heeft goede betrekkingen met de Britse Secret Intelligence Service (M.I.6) in Portugal. Zijn reguliere taak is het verhoren van Nederlandse Engelandvaarders die in Portugal belanden en een mogelijke spion die door de Duitse Abwehr op pad is gestuurd te ontmaskeren.

Zo’n verhoor kan hier achterwege blijven, want Goldschmidt brengt eigener beweging zijn rol voor de Abwehr ter sprake. Maas Geesteranus ziet in dat Goldschmidt waarheden verkondigt en dat dit mogelijkheden kan bieden voor de Nederlandse en Britse geheime diensten. Hij begrijpt dat de Duitsers in Goldschmidt vertrouwen hebben, terwijl diezelfde persoon nu open kaart speelt naar de Geallieerden. Hij schrijft voor de zaakgelastigde een nota over ‘de spionagezaak G’ en stuurt deze in afschrift naar het Nederlandse Bureau Inlichtingen (BI) in Londen, zonder de naam van de spion voluit te noemen. Vermoedelijk door bemiddeling van het Nederlandse consulaat mag hij bij grote uitzondering in Portugal blijven, hoewel hij clandestien was binnengekomen. Hij mag voor eigen rekening in het Nederlandse vluchtelingentehuis in Praia das Macas verblijven.

Goldschmidt stelt op 14 juni een kort curriculum vitae op. Admiraal Fürstner, die in Londen verblijft, is één van de twee referenties die hij noemt, naast een hoge Shell-functionaris in Engeland. Maas Geesteranus heeft intussen contact opgenomen met zijn Britse counterpart Charles de Salis van de Secret Intelligence Service, M.I.6) in Lissabon, die de officiële functie van passport officer bekleedt. Dan gaat er wat tijd overheen, totdat Goldschmidt op 6 juli wordt verhoord. Het resulteert in een ondertekende verklaring, die eindigt met:

Na afscheid genomen te hebben van deze Heeren ben ik gegaan naar het Nederlandsche Consulaat-Generaal, waar ik mij aanmeldde bij den Heer van der Maesen de Sombreff, aan wien ik de geheele geschiedenis mededeelde en aan wien ik den wensch te kennen gaf om, wanneer de geallieerde autoriteiten zulks nuttig achtten mijn rol van Duitsch agent tot het. einde toe te spelen.
Aan bovenstaande verklaring wil ik toevoegen, dat ik mij zonder voorbehoud beschikbaar stel voor welken dienst dan ook. [volgt nog tekst met informatie] 4
Lissabon, 6 juli 1943
(w.g.) H.S. Goldschmidt

Contact met Secret Intelligence Service (M.I.6)

Op dezelfde dag doet Maas Geesteranus aan kolonel Ralph Jarvis, hoofd van M.I.6 in Lissabon schriftelijk kort verslag van de ondervraging. De microfoto’s worden uit de jas gehaald en tegelijk met de verklaring naar de Britse collega gestuurd. Dat is riskant, want de Duitsers zouden in Lissabon Goldschmidt kunnen controleren, ook op de aanwezigheid van de microfoto’s. Jarvis wil Goldschmidt eerst spreken alvorens een aanbeveling te doen en vraagt om Goldschmidt naar hem toe te sturen. Hij wil de microfoto’s wel direct opsturen naar Engeland. Op het eerste gezicht lijkt het verhaal te kloppen, zo zijn de bevindingen, maar in Londen zullen ze dat vast beter kunnen checken. De verklaring van Goldschmidt met de cv (career) wordt drie dagen later ook aan de Britten toegezonden, tegelijk met de vraag om de microfoto’s zo snel als mogelijk terug te sturen.

Kennelijk is het contact van Goldschmidt met de Britten in Lissabon snel tot stand gekomen, want op 14 juli meldt hij hen dat hij de Duitser heeft ontmoet, die hem van San Sebastian naar Lissabon heeft gebracht. De Britten beraden zich intussen op de zaak en bestuderen het ondervragingsrapport. Zij sturen Maas Geesteranus op 17 juli de tekst van een bericht dat de agent met geheime inkt moet sturen via een contactadres in Portugal naar zijn opdrachtgever in Hamburg. De Britten melden daarbij dat er ‘of course’ fouten in het Duits zitten, omdat zij aannemen dat dat zijn ‘natural style’ is. En dat voor iemand met een volledig Duitse gymnasiumopleiding! Zij stellen voor dat de Nederlandse overheid hem in dienst neemt. Goldschmidt wordt ongeduldig. Als de Britten hem niet willen, dan wil hij wel een baan bij het consulaat in Lissabon. Hij wordt ongerust, omdat hij de Duitsers tegen het lijf kan lopen. Op 23 juli is dat het geval: de Duitser vraagt hem om per brief te melden hoe de zaken er bij staan.

De Nederlandse overheid in Londen wil wel meewerken om Goldschmidt als gewone vluchteling naar Engeland laten komen en hem een baan geven. De Britten zouden ook mogen kiezen voor vertrek naar Engeland zonder Nederlandse betrokkenheid. Maas Geesteranus laat dit aan de Britten weten. Kim Philby, die de M.I.6 operaties in Portugal mede aanstuurt – later bekend als Russisch spion – informeert luitenant-kolonel van de Security Service M.I.5 op 28 juli 1943 over Goldschmidt. Binnen M.I.5 wordt op 1 augustus de zaak op een rij gezet. Allereerst wordt gewag gemaakt van de trage behandeling in Lissabon, waar Goldschmidt immers op 27 mei 1943 al arriveerde en pas op 6 juli bij M.I.6 in die stad verscheen. Er is nu spoed geboden. Bij een eerste controle blijkt de verklaring te kloppen. Hij zou van waarde kunnen zijn in Zuid-Amerika en zou door de FBI kunnen worden gerund. Engeland is dan alleen een stop op weg daarheen.

De FBI doet mee

In Londen neemt M.I.5 de zaak op met Arthur Thurston, de legal attache van de Amerikaanse ambassade, tevens vertegenwoordiger van de FBI, die binnen twee weken namens Washington op 21 augustus laat weten dat ze Goldschmidt wel willen inzetten in Argentinië.

Goldschmidt zelf weet niet wat er zich afspeelt. Hij raakt steeds meer gedesillusioneerd in Maas Geesteranus, wordt nog ongeduldiger en bericht op 25 augustus dat hij – na drie maanden wachten – er nu mee op wil houden. Dat doet hij niet, maar aan een Nederlandse ambassademedewerker laat hij twee dagen later weten dat hij moeilijkheden met de Duitsers verwacht en zich genoodzaakt voelt om een revolver te kopen of een pistool van Maas Geesteranus te krijgen. Goldschmidt staat ook bij de Britten aan de deur, die hem laten weten dat ze hun best doen; een kwestie van dagen.

De Britten geven op 2 september 1943 groen licht. Hij wordt geaccepteerd als gecontroleerde agent voor Latijns-Amerika, reizend via het Verenigd Koninkrijk. Zijn dekmantel moet een baan zijn van de Nederlandse regering waarvoor hij eerst naar Londen moet. Hij moet dat aan de Duitsers laten weten en om instructies vragen. In deze tijd kunnen de Britten het draadloos verkeer tussen Lissabon en Duitsland meelezen en zo controleren of dat bericht normaal verloopt. De reis naar Londen moet als overheidsfunctionaris en niet als vluchteling. Dennis Flinn, legal attache aan de Amerikaanse ambassade in Lissabon, tevens FBI-vertegenwoordiger krijgt hetzelfde te horen en gaat nu op 6 september kort met Goldschmidt in gesprek. De codenaam PEASANT wordt aan hem toegewezen. Het verhaal wil, dat deze naam (‘boer’) gegeven werd, vanwege zijn gedrag met vrouwen van bedenkelijk allooi. Goldschmidt moet een brief schrijven met de stand van zaken naar zijn (Abwehr) contactadres in Portugal, voor doorzending naar Hamburg.

Lissabon-Londen

Op 8 september seint Flinn, de legal attache in Lissabon naar Washington dat Goldschmidt als Nederlands overheidsfunctionaris naar Engeland zal reizen. Hij moet snel weg uit Lissabon om bij de Duitsers aldaar geen wantrouwen te wekken; een rechtstreekse reis naar Argentinië blijkt onmogelijk. Op dezelfde dag wordt ook in Londen hetzelfde gemeld.

Op 16 september meldt Flinn het definitieve vertrek uit Lissabon. Op 1 oktober stuurt Flinn, aan J. Edgar Hoover, de chef van de FBI een afloopbericht over de gang van zaken in Portugal tot en met het vertrek van Goldschmidt naar Engeland op 16 september. Goldschmidt heeft twee brieven met geheime inkt geschreven aan zijn opdrachtgever in Porto. Verder heeft hij Hamann, één van zijn begeleiders tijdens de tocht van Hendaye naar Portugal, in Lissabon op straat ontmoet, die hem vertelde dat de brieven waren aangekomen. Hij heeft weliswaar nog twee adressen in Lissabon om post naar toe te sturen, maar de verbinding moet later hoofdzakelijk per radio. De ondervraging in Lissabon (door Maas Geesteranus) was van slechte kwaliteit. Flinn betreurt de ontstane vertraging, want had veel liever gezien dat Goldschmidt rechtstreeks van Lissabon naar zijn bestemming had kunnen gaan. Nu is alleen het krijgen van een Brits visum een kwestie van tien dagen. Flinn en zijn Britse counterpart, de Salis (van M.I.6) hebben een Duitse brief doen opstellen die verzonden werd naar Oporto. Het handschrift van Goldschmidt is opgenomen en naar het FBI-laboratorium in Amerika en naar en de FBI in Londen gestuurd. Flinn meldt nog dat er best eerder al verkennend overleg in Londen geweest had kunnen en moeten zijn. En dat de vertraging het gevaar op compromitation heeft vergroot. Daar is geen sprake van. Flinn heeft de indruk dat Goldschmidt oprecht is en zijn best wil doen. Maar hij moet wel goed in de hand gehouden worden omdat hij nogal nerveus is en overambitieus, zoals blijkt uit brieven van Goldschmidt, kennelijk aan de Britten en/of de Amerikanen in Lissabon gericht.

Londen

Op 16 september gaat Goldschmidt op reis met een ‘dienstpaspoort, hem verstrekt door de Zaakgelastigde te Lissabon met de volgende mededeling in zijn paspoort ‘le porteur …. entrera au service du Gouvernement Royale Neérlandaise comme fonctionaire à titre temporaire’ (aan deze aantekening zal hij zich in latere tijden vastklampen om een betrekking bij de Nederlandse overheid te vragen). Hij vliegt met de DC-3 G-AGBD (ex PH-ARB Buizerd) van de BOAC/KLM met Nederlandse bemanning naar Groot-Brittannië, waar hij vroeg op de volgende dag in Bristol aankomt. Hij wordt opgevangen en ondergebracht in het London Reception Centre, ook bekend als de Royal Victoria Patriotic School. Al zijn kleding en bagage wordt onderzocht en hij wordt uitgebreid verhoord. In afwachting van het resultaat en de beslissing van de FBI wordt aan de Nederlandse autoriteiten in Londen beperkte informatie verschaft, zoals het FBI- plan om Goldschmidt op een Nederlandse overheidsfunctie naar Argentinië te zenden. De Britse dienst betaalt PEASANT 10 pond per week en een onkostenvergoeding.

Verhoor in London Reception Centre

Het verhoor van Goldschmidt duurt lang en wordt op 27 september 1943 afgerond, een document van 46 pagina’s met zes bijlages. Het beschrijft het hele levensverhaal tot en met de aankomst in Lissabon. Aan het eind van het rapport wordt geconcludeerd:

  • Het relaas van zijn origine en de tijd in het leger zijn correct
  • Zijn loopbaan tot en met de tijd in Nederlands-Indië laten een serieuze poging zien om met zijn omstandigheden om te gaan, zowel financieel als anderszins
  • Aan het einde van deze periode [eind 1926] geeft hij het op om nog serieuze pogingen te doen om los te komen van zijn studieschulden en een carrière op te bouwen. Aan het begin van zijn tijd bij Shell kreeg hij aanbevelingsbrieven mee, die hem een zekere status toekenden. Bij zijn vertrek uit Amerika in 1929 schijnt hij alle gevoel voor verhoudingen opgegeven te hebben en is hij stuurloos geworden.
  • De tijd tussen mei 1940 en zijn vertrek naar Hamburg is moeilijk in te schatten. De financiële kant is twijfelachtig. Hij kon amper solliciteren, moest zich gedeisd houden omdat hij zich niet als jood had laten registreren en ook vanwege zijn duidelijk joodse naam.
  • Hij kon niet mee doen met het verzet uit angst voor verraders. Plausibel.
  • Wat hij precies minimaal zes weken op kamers in Den Haag te zoeken had, is onduidelijk. Dit valt niet te verifiëren.
  • Het roept twijfels op, dat hij na de ontmoeting met Janssen in augustus 1941 naar Soest terugkeerde. Zijn verklaring dat hij de moed op ontsnapping had opgegeven en de volgende verklaring, dat hij bang was in Den Haag gevolgd te worden, roepen twijfels op. Tenzij we de veronderstelling accepteren dat hij een comfortabele toekomst dankzij de contacten met Janssen voor zich zag.
  • Zijn verhaal over contacten met illegalen om naar Engeland te gaan lijken geïnspireerd te zijn om een ‘cover story’ voor Janssen te verzinnen.

De conclusies van dit verhoor zijn samengevat:

  • Goldschmidt is a worthless character, enz.5
  • Hij bezit alle kwaliteiten die je van een door de vijand aangeworven agent mag verwachten. Het verbaast dat hij niet eerder is aangetrokken.
  • De Duitsers kunnen tijd hebben genomen om zeker te stellen dat hij geen geallieerd agent was,. Iets dat met zijn cv en veel buitenlandse contacten te verwachten zou zijn.
  • Zijn verhaal is geloofwaardig, ook onder kruisverhoor. Dat hij meewerkte met de Duitsers om te kunnen ontsnappen is wel te accepteren,
  • Hij zou in Nederland best tot zijn vertrek naar Hamburg voor de Duitsers gewerkt kunnen hebben.
  • Als hij in handen van de Duitsers zou vallen, zou hij ook bij hen open kaart spelen

FBI leest rapport van verhoor

Snel ligt het rapport ook bij de FBI in Londen. De FBI-man in Londen, Thurston bericht op 1 oktober over de zaak aan Hoover en vraagt speciale aandacht voor wat het rapport concludeert over het karakter van Goldschmidt: ‘he is a worthless indiviual of less than average intelligence’.6 De toon is zuinig: als de FBI in Washington betrokkene nog als agent wil gebruiken, dan moet hij in de VS goed gecontroleerd worden. Tijdens de reis moet hij persoonlijk ‘geëscorteerd’ worden.

Op het hoofdkwartier van de FBI is men op 18 oktober toch nog positief over overbrenging van Goldschmidt als dubbelagent naar Amerika, maar met enkele kanttekeningen. De FBI in Londen moet zich er van vergewissen dat niet angst voor mogelijke ‘compromittation’ de reden is dat de Britten Goldschmidt zelf niet inzetten. En er moeten geen extravagante kosten aan verbonden zijn. Van een aanvraag voor Amerikaans staatsburgerschap kan evenmin sprake zijn. Maar dan ziet Washington wel kansen en voordelen, waaronder:

  • Uit de instructies blijkt dat de Duitsers een manier hebben om geld bij de agent in Argentinië en New York te bezorgen. Die geldbezorger kan dan gevonden worden
  • De Abwehr kan gecontroleerd worden en er kan waardevolle informatie over de Abwehr verkregen worden, zoals de modus operandi
  • De inzet van Goldschmidt voorkomt de inzet van een andere, onbekende agent
  • De dubbelagent biedt een extra kanaal voor het verzenden van operationele informatie naar de Duitser
  • De Nederlandse functie maakt reizen mogelijk
  • De opdracht om aanlandingsplekken te zoeken voor geheim agenten biedt de FBI de mogelijkheid om daarna agenten op te pakken of zelfs een Duitse onderzeeboot.

In lijn hiermee wordt een instructie naar Thurston, de FBI-bureauchef in Londen gezonden. Daarop volgt op 23 oktober een gesprek van Thurston met Goldschmidt, gefaciliteerd door Reed (M.I.5) die er bij aanwezig blijft. Thurston is door Washington ‘op scherp gezet’. Hij wil zich van het karakter van Goldschmidt een beeld vormen en beoordelen of die als dubbelagent ingezet zou kunnen worden. Aan het einde van het gesprek is Thurston van mening dat Goldschmidt gekenmerkt wordt door zijn ‘unsatisfactory character, his extreme unreliability and the administrative difficulties which could be encountered in having him in the Unites States‘ (lees: hem permanent in de gaten houden). Hij blijkt tijdens zijn verblijf in Londen zijn cover story wel eens te vergeten. Thurston is van mening dat Goldschmidt’s dekmantel gecompromitteerd is of tenminste beschadigd; de Abwehr zal waarschijnlijk bedacht zijn op het ‘omdraaien’ door geallieerde diensten.7

De FBI neemt de identiteit van Goldschmidt over

Reed en Thurston vinden Goldschmidt dus niet geschikt als dubbelagent, maar komen met een aantrekkelijk alternatief:

  • Goldschmidt blijft in Engeland en het Bureau [FBI] zet deze operatie in de Verenigde Staten voort door zijn geheime inktbrieven te simuleren en radio-uitzendingen te vervalsen.
  • Goldschmidt schrijft met geheime inkt een brief, dat hij naar de VS gaat voor een Nederlandse consulaire functie
  • Hij stelt een ontwerp-brief met geheime inkt op , waarin hij meldt dat hij aangekomen is in te VS,, enz.
  • Daarna wordt hem verteld dat het hele project niet doorgaat en wordt hij ‘released’ aan de Nederlandse autoriteiten.
  • Daarna kan er van alles ‘namens hem’ geschreven worden, zoals dat hij geld wil ontvangen, een radio heeft gebouwd, enz.
  • Er bestaat een niet al te groot gevaar dat de informatie dat Goldschmidt niet naar de VS is vertrokken en nog steeds in Groot-Brittannië verblijft, terug sijpelt naar Duitsland. Om die reden moeten we nadenken of we de Nederlandse autoriteiten vertellen wat we doen en dat Goldschmidt niet te weten komt dat we brieven in zijn naam schrijven.

Met deze constatering is de verdere marsroute uitgezet: Goldschmidt blijft in Engeland en ‘op papier’ gaat hij naar Amerika. Hiermee is PEASANT sedertdien los van de persoon GOLDSCHMIDT. Eerst bespreken wij PEASANT, waarna we de lotgevallen van Goldschmidt in een later hoofdstuk verder doornemen.

PEASANT, het FBI-seinspel

In Washington behandelt Special Agent Mark Felt van de Major Case Desk de PEASANT-zaak. Hij ondersteunt op grond van de rapportages uit Londen het idee om Goldschmidt alleen op papier (notionally) naar de VS te laten komen en hem fysiek in Engeland te laten. FBI-chef John Edgar Hoover stemt in, maar niet zonder zorgen over het feit dat de echte PEASANT vrij rondloopt in Engeland.

Voorbeelden van PEASANT’s handschrift en geheime inkt-materialen worden vanuit Londen opgestuurd naar het FBI-laboratorium. Hetzelfde gebeurt met zijn morse ‘handschrift’. Hij krijgt een postbus in New York op naam van John Gold voor de brieven met geheime inkt. Een FBI radiotelegrafist gaat (met zijn linkerhand op de rand van de tafel) oefenen om het ‘handschrift’ van de onervaren Goldschmidt te imiteren. Ontvangststations in South Natick, Massachusetts, Wading River, New York, alsmede Clinton en Waldorf,, Maryland luisteren permanent uit naar de oproepen voor PEASANT.

Eerste contact door FBI naar Abwehr

Op 13 november schrijft PEASANT aan de Abwehr dat het Nederlandse Ministerie in Londen de reis naar Argentinië heeft afgeraden omdat de houding van de Argentijnse regering niet erg liberaal is en zijn naam niet Nederlands en niet Arisch is. Op 8 december 1943 stuurt hij een brief met geheime inkt uit New York om te melden dat hij in die stad is aangekomen.

Radio-Zendconctact met Hamburg

Na enkele maanden vragen om geld en die tijd gebruikend om zijn radioset te maken komt hij – de FBI dus – op 26 augustus 1944 in de lucht met een zender in de buurt van Washington en meldt dat hij een baan heeft bij Shell in Washington.

Hij krijgt – alles steeds ‘notionally’- een baan bij Shell Oil in Washington. Dat bedrijf heeft veel personeel in uitgebreide kantoren. Er bestaan contacten met het War Department, het Navy Department en de War Productions Board. Met zo’n baan en een actief sociaal leven kan PEASANT plausibele informatie van allerlei aard verwerven, die hij in New York niet zou kunnen vinden.

FBI Special Agent Felt informeert het Joint Security Control over een nieuw kanaal dat snel zou kunnen starten en hij vraagt om goed materiaal (foodstuff). Parijs is net een week bevrijd en de geallieerden rukken op door Frankrijk; veel mensen weten zeker dat de oorlog in Europa tegen Kerstmis afgelopen is. “Het zou daarom raadzaam kunnen zijn, om de Duitsers schijnbaar iets van aanzienlijke waarde te sturen aan het begin van het radioverkeer”.

Het meest waardevolle dat PEASANT in die vroege fase kan geven aan de Abwehr is dat hij goede bronnen heeft gevonden. “Heb goede contacten die me details kunnen geven over de productiecijfers van Chrysler, mits er goed betaald wordt”, zendt hij op 16 september. Een week later stuurt hij informatie over de Pratt&Whitney R-4360 vliegtuigmotoren, verkregen van een luchtvaartvriend van de manager van Shell. Nog dezelfde maand meldt hij dat hij een secretaresse van een hoge marineautoriteit heeft leren kennen en dat hij reden heeft om aan te nemen dat zij zich kan ontwikkelen tot een goede informant. Begin oktober stuurt hij inlichtingen over de productie van vliegtuigen bij de Willow Run fabriek van Ford, zogenaamd verkregen van een vriend bij de War Production Board.

Vanaf dat moment tot het einde van de oorlog in Europa stuurt PEASANT, door Felt ‘gemanaged’, een constante stroom van informatie – hoofdzakelijk technisch – en statistieken, verkregen van zijn bronnen. Sommigen hebben zelfs (nep-)namen. De secretaresse niet, maar de man bij Chrysler heet KLEIN, die van de War Production Board is ROBERTS. De luchtvaartvriend is BATES. Een manager blijft onbenoemd, wordt vaak anoniem gebruikt. Een luchtmacht kapitein, SAUNDERS wordt een enkele keer genoemd.

Japan

De radioberichten gaan naar Duitsland, maar de meeste informatie is eigenlijk bestemd voor Japan. PEASANT vraagt, zoals wel vaker bij geheim agenten het geval is, voortdurend om geld. Er is door de FBI een ‘lookalike voorbereid die bij een eventueel fysieke geldoverhandiging de rol van Goldschmidt kan spelen. Deze kans om een andere Abwehr-agent te vangen komt er niet: tot het einde van het zendverkeer op 28 april 1945 PEASANT nooit geld van de Abwehr ontvangen.

Er ontstaan wel eens ‘irritaties’. Soms heeft de Abwehr de betekenis van informatie, bestemd voor Japan, niet door. Zoals de reactie op het bericht dat de secretaresse veel avonden niet bereikbaar was vanwege extra werk door de zware Japanse tegenstand in de Filippijnen. Hamburg zegt niet geïnteresseerd te zijn in dergelijke onbenulligheden “die voor ons niet van nut zijn”. Terwijl het bericht deel uitmaakt van een misleidingsoperatie die de Japanners moet doen geloven dat MacArthur niet zo snel naar Luzon zal doorstoten als daadwerkelijk gepland.

Een amusante gebeurtenis is het zenden van de werkelijke Amerikaanse productiecijfers van meermotorige vliegtuigen om zo de kracht van Amerikaanse oorlogsmachine te tonen. Zo geeft PEASANT door dat hij van ROBERTS vernam dat Douglas in september 1944 49 viermotorige en 323 tweemotorige zware gevechts- en transportvliegtuigen bouwde. Curtiss bouwde 181 tweemotorige transportvliegtuigen en Beech meer dan 100 tweemotorige lichte transportvliegtuigen. Hamburg komt daar enkele weken later op terug met – naar aangenomen wordt de reactie van Albert Speer’s experts – de reactie ‘unglaubwürdig’. Omdat het de FBI logisch lijkt dat PEASANT enigszins verontwaardigd zal zijn, seint PEASANT dat zijn informant tegen grote risico’s voor hemzelf papieren van de War Production Board heeft laten zien en dat hij dat kon verifiëren.

Dit zijn maar kleine botsingen in het werken met de Abwehr. Met de Kerst worden goede wensen uitgewisseld, vergezeld van de wens dat de ‘zending’ (geld) op tijd aan zal komen. In reactie op de publieke bekendmaking dat twee Duitse geheim agenten, Colepaugh en Gimpel na met een onderzeeboot in Maine aan land te zijn gezet, gelijk gepakt zijn, vraagt PEASANT of ze geld voor hem bij zich hadden en of hij gevaar loopt. Hamburg antwoordt dat er geen zorgen zijn omdat ze geen verbinding met hem hadden.

Bij diverse misleidings-operaties, waar andere agenten bij betrokken waren, speelt PEASANT een rol. Door een andere agent wordt aan Japan eind november 1944 via Buenos Aires en Duitsland informatie verschaft dat er een debat gaande is tussen het Amerikaanse leger en marine over een eventuele invasie van Formosa (Taiwan). Dit sluit weer aan bij de eerder genoemde informatie van PEASANT, afkomstig van de secretaresse dat zij een groot aantal avonden overgewerkt heeft vanwege sterke Japanse weerstand in de Filippijnen. Drie dagen later meldt hij discussies over welk plan nu beter is. Eveneens meldt PEASANT dat onder de aantallen slachtoffers die het leger bekendmaakt niet de zware verliezen op Leyte meegenomen zijn. Dit bericht wordt weer via de andere agent versterkt.

Eind december 1944 rapporteert PEASANT dat de kranten weliswaar successen beschrijven, maar naast berichten over de terugtrekking in Europa (Ardennen). alleen maar korte verhalen hebben over MacArthur’s geringe vooruitgang. Op 6 januari 1945 schrijft hij dat volgens de secretaresse de marine voor moet gaan, ook al betekent dat het afremmen van MacArthur. Een week later stuurt hij de verliescijfers van het leger, nu inclusief Leyte.

Over de B-29 bommenwerper rapporteert PEASANT al in december dat het productietempo binnen twaalf weken verdubbeld zal worden. Ook deze informatie wordt via andere kanalen richting Japan uitgestraald. Van geheel andere orde is een bericht over een staking die de oorlogsproductie schaadt. Van nog andere aard zijn berichten over Chinese marineofficieren die zijn gesignaleerd bij een leger-marine footballwedstrijd en over marineofficieren die van New York naar San Francisco worden overgeplaatst. Iets later wordt de baas van de secretaresse ook al naar San Francisco gestuurd, vanwege wijziging van de plannen.

Einde van het Derde Rijk en van PEASANT

Op 28 april 1945 vindt het laatste zendcontact met Hamburg plaats. Niet lang daarna veroveren de Britten Hamburg. Nog een maand roept PEASANT op naar Hamburg, maar krijgt geen contact. Er zijn in totaal 42 berichten door hem ontvangen en 142 verzonden. Het dossier wordt begin augustus gesloten; half augustus is de oorlog in Japan afgelopen. De FBI zendt een bericht naar M.I.5 waarin Felt meldt dat de FB de zaak als gesloten beschouwt en dat de Britten over PEASANT kunnen beschikken. De hoofdrolspelers gaan hun eigen weg, zoals de genoemde FBI Special Agent Mark Felt die bekendheid kreeg als DEEP THROAT in de Watergate-affaire (1972-1974), die president Nixon tot aftreden dwong.

Goldschmidt in Groot-Brittannië

Wat deed Goldschmidt al die tijd? Als het langdurige verhoor in het London Reception Center op 27 september 1943 wordt afgesloten, heeft MI5 tijd nodig om alles op papier te zetten en tot besluitvorming te komen. Goldschmidt noch de Nederlandse autoriteiten krijgen iets te horen. Goldschmidt wordt door de Britten twee weken ondergebracht in Bournemouth. De besluitvorming duurt langer en een ander onderkomen wordt aan Goldschmidt geboden.

Schuinsmarcheerder

In die betrekkelijk korte tijd krijgt MI5 al verontrustende berichten over de handel en wandel van Goldschmidt. Hij heeft zijn cover story niet volgehouden in Bournemouth en ook niet tegenover een vrouw, werkzaam bij het Amerikaanse leger in Londen, die hij zelfs al ten huwelijk heeft gevraagd (wat zij nog in beraad heeft). Ook heeft hij een affaire met een kamermeisje. Dat noodzaakte tot verplaatsing naar een nieuw onderkomen. Verder is hij met een onbekende vrouw in een park intiem geweest waar de politie bij betrokken raakte, met een ondervraging als gevolg.

Overgedragen aan Nederlandse autoriteiten

Op 2 november wordt een aangepaste (‘amended’) versie van het verhoor van PEASANT aan de Nederlandse veiligheidsdienst overhandigd. De inhoud daarvan is ons onbekend. Wij nemen aan dat dit bericht in ontvangst genomen is door mr Derksema en dat daarbij ook mondeling is gemeld wat de Britten zelf optekenen:

…at the same time we felt bound to inform them of our vieuw that he was a low moral type who sought to live on borrowed money, that he was unreliable and a ‘rolling stone’.

Op 3 november 1943 wordt Goldschmidt opgehaald uit het MI5 safe house in Rugby Mansions (Hammersmith) en ontvangen door de Britse majoor Cussen (die een schuilnaam gebruikt) en hem vertelt dat hij met de Amerikaanse vertegenwoordiger heeft gesproken over de vraag of Goldschmidt een missie naar Noord-Amerika zou ondernemen. Verteld wordt dat er beslist is de zaak niet voort te zetten, dat de Britten dankbaar zijn voor de formatie die hij verschafte en dat hij wordt overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten. Die zullen hem aanmelden bij de politie en over zijn toekomstige rol in Engeland beslissen. Na dit formele deel van het gesprek neemt Reed de zaak over en beantwoordt eventuele vragen over wat Goldschmidt aan de Nederlandse autoriteiten moet zeggen of wat te doen met de bank in Lissabon.

Vervolgens neemt Reed Goldschmidt mee naar 82 Eaton square waar de Nederlandse autoriteiten huizen. Hij krijgt zijn persoonlijke papieren terug. Daar aangekomen, wordt Goldschmidt overgedragen aan baron Steengracht van Moylandt en Oreste Pinto. Die vertelt dat hij het rapport van de Britten (naar wij aannemen: de geamendeerde versie) gelezen heeft en meldt aan Reed dat hij Goldschmidt maar een poor type vindt en dat die het beste naar de krijgsraad en de gevangenis gestuurd kan worden. De Brit antwoordt zich daar niet mee te bemoeien. Pinto zal ervoor zorg dragen dat Goldschmidt zich meldt bij de politie en de Nederlandse autoriteiten. Pinto zal hem begeleiden naar een onderkomen en hem ‘incommunicado’ houden.

Op de volgende dag haalt Goldschmidt zijn bagage op uit het MI5 Safehouse en schrijft zich in bij de Nederlandse opvanglocatie Huize “FLORYN”, waar hij twintig dagen verblijft. In die periode neemt de FBI-Londen toch nog weer contact op met Goldschmidt om een verklaring van hem te krijgen. Deze ondertekent op 17 november 1943 de door de FBI opgestelde verklaring, waarin o.a. staat dat:

  • hem verteld is dat de Amerikaanse autoriteiten hem op papier (notionally) naar de VS willen laten reizen
  • ‘een dienst de Duitsers zal doen geloven dat hij, Goldschmidt zich daadwerkelijk in de VS bevindt en met de opdracht bezig is
  • zijn naam en de frequenties gebruikt zullen worden
  • dat verdere inkomsten, die voortkomen uit deze misleiding voor de VS zijn

Het duurt niet lang voordat Goldschmidt in Londen een landgenoot tegen het lijf loopt. Op 6 november heeft iemand hem ontmoet en brengt daarna gelijk rapport uit, dat ‘hij geheimzinnig deed, dat zijn aanwezigheid verband hield met buitenlandse zaken en in gezelschap [was] van een eenvoudige Engelse man, die de indruk wekte tot de politie te behoren.’ De Nederlandse minister van Justitie in Londen laat navraag doen. Derksema, het Hoofd van de Politie Buitendienst informeert bij de Britse dienst en kan op 18 november de minister ‘als zeer geheim’ melden dat betrokkene een zeer zorgvuldige opleiding van de Duitse dienst heeft gehad en als agent is uitgezonden met de bedoeling uit Noord- en Zuid-Amerika inlichtingen aan den Duitsers te verschaffen. Betrokken heeft hiervan echter terstond melding gedaan, zodat hij thans door de Engelse dienst is vrijgelaten.

In een onderhoud dat Derksema de dag tevoren met de Amerikaanse dienst heeft gehad, bleek hem dat mr Gpoldschmidt van een en ander enige maanden geleden reeds mededeling heeft gedaan aan de Nederlandse autoriteiten. Later blijkt dat de Nederlandse zaakgelastigde in Lissabon en Maas Geesteranus, de vertegenwoordiger van het Bureau Inlichtingen in die plaats, via hun kanalen wel degelijk informatie naar Londen stuurden, maar dat het departement van Buitenlandse Zaken en BI het niet nodig hadden gevonden om dit aan de andere overheidsdiensten te melden, ‘aangezien niet bleek, dat hier sprake was van een Nederlandse uitgewekene’. Met andere woorden: hij was geen gewone Engelandvaarder.

Dan gaat het verhaal in de Nederlandse kringen snel. Het hoofd van de Politie Buitendienst rapporteert dat mr Goldschmidt ‘is vrijgegeven’. Betrokkene is een zeer ongunstig individu. Hij is in Nederland veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf terzake van desertie in de oorlogsdagen. Het is noodzakelijk dat de Minister van Oorlog wordt ingelicht en dat hij niet in aanmerking komt voor militaire dienst. Voor de vrijlating van betrokkene is met de Engelse dienst overlegd of opneming in het Pioneer Corps mogelijk was. Daar is geen kans voor.

Goldschmidt heeft vernomen dat in Londen een oud functionaris van de Nederlandse geheime dienst verblijft. Met hem had hij vóór de Duitse inval contact gehad en hem informatie over Duitsland verschaft. Goldschmidt vraagt deze bekende om een goed woordje voor hem te doen. Dat valt evenwel tegen: de informatie was onbelangrijk en Goldschmidt was altijd erg breedsprakig.

Beklag over de Nederlandse autoriteiten

Goldschmidt zelf zoekt op 27 november contact met M.I.5 om zich te beklagen over de Nederlandse autoriteiten. Na het gesprek van 3 november, zo schrijft hij ‘voelde hij zich als een schooljongen, die geslaagd is voor zijn examen’. Maar de Britse aanbeveling die aan Mr Derksema was gegeven is kennelijk niet verder gekomen, want Van Boeyen (Minister van Binnenlandse Zaken) wist Goldschmidt alleen maar toe te voegen: “U bent een Duitse agent. Ik zal de minister van Justitie raadplegen om te zien welke stappen we jegens u moeten nemen. Ik zal dat onderzoeken.” Goldschmidt weet niet wat de Nederlandse autoriteiten op hem tegen hebben en vraagt M.I.5 om een aanbevelingsbrief, die hij in een safe zal bewaren tot het moment dat hij die nodig zou hebben.

Op 8 december volgt weer een gesprek van Goldschmidt met M.I.5. Hij wil de Britse dienst advies geven over de rol van de pers en wat zijn opdracht van de Duitsers in dat opzicht was. Maar het echte gesprek gaat over de onbevredigende ontvangst van de zijde van de Nederlanders. Het antwoord is dat de verantwoordelijkheid van de Britten is beëindigd en dat hij echt bij de Nederlanders moet zijn. Die hebben een ‘full report’ van de dienst ontvangen en dat de Britse chef aan zijn Nederlandse counterpart de aanbevelingen had overgebracht. Goldschmidt geeft nog suggesties voor het radioverkeer dat de Amerikanen nu onderhouden. Hij krijgt daarvoor een adres of telefoonnummer van de Amerikanen; de Britten willen nu niet verder lastig gevallen worden en kunnen niets voor hem doen. Goldschmidt ontvangt zijn bagage terug van de Britten die er zich maanden over hebben ontfermd. Hij mist van alles, waaronder een blauw pak. Hij heeft aangifte gedaan. Ook hierover geeft de Britse dienst niet thuis.

M.I.5 besluit om geen aanbevelingsbrief op te stellen en evenmin schriftelijk te reageren op de drie brieven van de laatste weken. De SIS had ook al vragen gekregen van het Nederlandse Ministerie van Oorlog over Goldschmidt, die in Londen is gesignaleerd. M.I.5 concludeert dat mr. Derksema in het bezit is van alle feiten. Laat de Nederlanders dat onder elkaar uitzoeken. Of het alle feiten zijn, valt te betwijfelen. Hier komen wij nog op terug.

Eervol ontslag uit militaire dienst afgewezen

Goldschmidt schrijft in december 1943 een rekest aan HM de Koningin, ‘dat hij zich sinds 28 september in Londen bevindt, dat hij de zaak wilde dienen, dat hij voor de geallieerde zaak belangrijk werk heeft verricht. Dat de Nederlandse regering een ander standpunt inneemt en hem behandelt in strijd met recht en billijkheid’, en ’dat hij als reserve-officier verwacht had dat van zijn diensten in oorlogstijd gebruik zou worden gemaakt. Dat er geen enkele reden is om dat niet te doen.’ Vervolgens ‘Dat hij afgezien van zijn teleurstelling om Uwe Majesteit te dienen zeer gegriefd gevoelt. Verzoekt om ontslag als reserve-officier’.

Weliswaar weet hij dat hij in mei 1942 door de rechtbank in Den Haag is gestraft met onder meer ontslag uit de militaire dienst en met de ontzetting van het recht om bij de gewapende macht te dienen. Nu kan het zijn dat de Nederlandse autoriteiten in Engeland daar geen boodschap aan hebben en dat Goldschmidt er voor vreest om in werkelijke dienst in Engeland opgeroepen te worden en als b.v. ‘gewoon soldaat’ ergens aan het werk gezet te worden. In het overleg met de Britten hadden de Nederlandse autoriteiten inzet bij de ‘pioneers’ geopperd en ook in situaties met andere Nederlandse militairen werd met degradatie en inzet als soldaat gedreigd. Uit de correspondentie blijkt dat de Britten daar niet aan wilden.

De adviezen van de betrokken bewindslieden liegen er niet om. Het Hoofd van de Politie Buitendienst zoekt contact met de Engelse dienst en verneemt dat de Amerikaanse Dienst in Lissabon oorspronkelijk heeft verklaard van Goldschmidt gebruik te willen maken in Amerika. Aangezien de Engelse autoriteiten belang hadden bij een verhoor in Engeland, werd besloten dat Goldschmidt eerst naar Engeland zou worden vervoerd. Toen hij hier was, besloten de Amerikaanse autoriteiten geen gebruik van hem te maken. De Minister van Justitie van Angeren schrijft op 7 januari 1944 in scherpe bewoordingen:

‘Betrokkene wordt geschetst als een zeer ongunstig individu. Hij moet in Nederland veroordeeld zijn tot 3 maanden gevangenisstraf, ter zake van desertie in de oorlogsdagen.’

En op gezag van de uit Nederland als Engelandvaarder naar Londen gekomen majoor dr. Somer schrijft de bewindspersoon: ‘inderdaad als een laf en zeer onbetrouwbaar individu bekend stond, dat hij in de oorlogsdagen zijn eskadron in de steek heeft gelaten en daarna ergens bij de kust is opgevangen, waarbij hij voorgaf op weg te zijn naar Engeland.’ Plaatsing bij de Britse Genie (Pioneer Corps) is onmogelijk, maar ‘het moet niet uitgesloten worden geacht, dat deze persoon, zonder dat wij hem hier te lande in de hand kunnen houden, het potentieel gevaar oplevert, dat hij – zou voor hem de nood aan de man komen – weer voor de Duitsers gaat werken.‘. Vervolgens: ‘zijn vertrek uit het Nederlandse Leger moet, gelet op zijn antecedenten, zeker niet als een verlies worden aangemerkt.’ Koningin Wilhelmina stemt met het negatieve advies in (Zij schrijft ‘Goedgekeurd, 20 januari 1944. W’). Op 27 januari 1944 wordt dit schriftelijk medegedeeld.8

Internering?

De Nederlandse autoriteiten zitten met Goldschmidt in de maag en vragen de Britten om hem te doen interneren. De Britten merken dat de Nederlandse opvattingen over betrokkene ‘even more unfavourable‘ zijn, maar dat de Britten hem zelf naar Engeland gehaald hebben en dat hij zijn toezegging jegens de Britten is nagekomen. Hij heeft geen baan of inkomen, de Nederlanders willen niets met hem van doen te hebben en andersom evenmin. Vandaar een verzoek van M.I.5 aan de minister van werkgelegenheid om hem ergens in het land een baan te geven, ver van Londen in een provinciestad zonder een Nederlandse kolonie. Daar komt niets van. Tot internering komt het evenmin, zo blijkt op 3 februari 1944. De Britten stemmen niet in met een uitzetting naar Suriname. Goldschmidt moet zelf een baan zoeken.

De wederzijds onmin tussen Goldschmidt en de Nederlandse regering in ballingschap is niet over. In februari 1944 schakelt hij een advocaat in wegens contractbreuk op grond van de omstandigheid dat de Nederlandse regering niet zou hebben voldaan aan de toezegging hem in dienst te nemen. Ambtenaren ontkennen dat daar sprake van zou zijn. Op 21 maart laat de advocaat weten dat Goldschmidt de zaak laat rusten.

Brief aan Churchill

Op 7 januari 1944 schrijft Goldschmidt aan het Britse Home Office. De Britse dienst adviseert het Home Office met een MOST SECRET bericht. Op 15 februari 1944 ontvangt hij na zijn beroep op de Britten om bemiddeling met de Nederlandse autoriteiten een afwijzende brief van het Britse ministerie van Oorlog. Op 19 februari 1944 richt hij zich schriftelijk tot Mr. Winston Churchill, Prime Minister:

‘with reluctance I am writing to you as i know you are a very busy man, but I have no other possibility to redeem a pledge given to me by or on behalf of the British Government.’

Na een introductie van hemzelf meldt hij dat hij op de dag van de capitulatie in Nederland naar een vliegveld ging om naar Engeland te gaan en bij de R.A.F. in dienst te treden, maar dat de Nederlandse vliegers dat weigerden. Dan beschrijft hij hoe hij door de Duitsers werd geworven en ‘I naturally grasped at that opportunity, knowing by doing so I could render the Allied cause a great service.’ Hij geeft in de brief een uitgebreid relaas van zijn opleiding. De gegevens heeft bij de eerste gelegenheid doorgegeven aan de geallieerden. In Lissabon had hij de Nederlandse consul-generaal dat dit ‘a splendid opportunity to assist the Americans and to cooperate with them by fooling the Germans in every possible way.’

De ambtenaar had geen interesse en geen haast en het duurde lang voor dat hij de Britten inlichtte. Dan geeft hij aan naar Engeland te zijn gekomen op verzoek van de Britse regering en ‘I was only too glad to do so in order tot assist as much as possible.’ Dan beschrijft hij dat hij niet meer naar de VS zou gaan en dat de Nederlandse autoriteiten niets beter wisten dan hem in arrest te stellen, enz. Hij biedt zijn diensten aan de Britse regering aan.

Het negatieve advies van M.I.5 wordt gevolgd, hoewel daar veel tijd overheen gaat. Brieven van Goldschmidt aan Churchill volgen op 15 en 28 april alsmede op 22 mei 1944.

In een brief van 11 regels wordt als beantwoording van al die correspondentie op 11 juni 1944 geschreven dat de brieven goed bestudeerd zijn, maar dat er niet kan worden bevestigd dat Goldschmidt op verzoek van de Britse regering naar Engeland kwam en dat er evenmin sprake was van een belofte. De aan de Britten aangeboden diensten worden beleefd niet aangenomen en betrokkene wordt verwezen naar de Nederlandse overheid in Londen ‘with a view to securing useful employment’.

Zorgen over handel en wandel

Op 10 mei 1944 meldt de Minister van Binnenlandse zaken aan zijn ambtsgenoot van Justitie: ‘Zou het op prijs stellen indien uwe Excellentie de gangen en levenswijze van Goldschmidt zou willen doen volgen en nagaan en, zoo mogelijk, gegevens over zijn finantiële positie te verkrijgen.’ Goldschmidt woont in die tijd in The Mill Farm, Trotton, Rogate, Petersfield, Hants. Hij meldt in juli dat hij gesolliciteerd heeft, kennelijk zonder succes. De Nederlandse Politiebuitendienst meldt dat zij, noch de Engelse Dienst weten hoe Goldschmidt leeft. Dan woont hij sinds enig tijd in Birmingham en is gebleken dat hij tracht een werkkring te vinden. Hij heeft o.a. gesolliciteerd bij Gresham verzekeringen. Adres 6 Strensham Hill, Moseley, Birmingham 13, zo weet men in Londen.

Overleg FBI en M.I.5

Op 18 augustus 1944 overleggen de FBI in Londen en M.I.5. De FBI heeft de Britse dienst gemeld dat door PEASANT met de Duitsers radiocontact is gelegd. Het laatste radiocontact was eind juli. De aanwezigheid van Goldschmidt in Groot-Brittannië vormt een risico, waar men zich van meet af aan bewust van is. Hij kan immers direct of indirect schriftelijk aan de Duitsers laten weten dat hij in Engeland is, waardoor de Duitsers snappen dat de brieven uit Amerika niet echt zijn. De Britse dienst is net blij van hem af te zijn en wil met hem geen contact opnemen, omdat dit ongetwijfeld weer tot nutteloze correspondentie zal leiden. Bovendien, als Goldschmidt zou vernemen dat de operatie resultaat heeft, zal hij zijn mond nog verder opendoen. Zijn uitgaande post moet gescreend worden; een aanvraag voor opname in de Home Office Watch List wordt ingediend. Hij is niet geïnterneerd. Als de Amerikanen zekerheid willen, moeten ze Goldschmidt alsnog naar de VS laten gaan. Aan Washington wordt dit gemeld. Het risico blijft bestaan. In de VS is een ‘dubbelganger’ voorbereid die door de Abwehr beloofde gelden in ontvangst kan nemen. De Amerikaanse zorgen blijven bestaan, zeker als het radio-berichtenverkeer goed op stoom komt. Zo wordt op 27 november 1944 weer een bericht naar de FBI in Londen gestuurd om te wijzen op het risico van een ‘lack of control of Goldschmidt’. In strijd met de zelf opgelegde terughoudendheid gaat M.I.5 toch op verzoek van de Amerikanen naar Goldschmidt toe om een adres in Oporto te verifiëren. Deze verschaft bereidwillig informatie, maar zijn geheugen is slecht. Kennelijk maakt dit geen slapende honden wakker.

In april 1945 is er weer communicatie tussen FBI in Londen en het hoofdkwartier in Washington over de risico’s. De post wordt gecontroleerd, maar dat is het dan ook. Overbrenging naar de VS is gelet op het verloop van de oorlog niet aan de orde en zou het risico van chantage van de FBI creëren, zoals de Britten eerder ondervonden. Een gesprek met Goldschmidt wordt niet verstandig geacht.

Nu de oorlog in Europa bijna ten einde is vraagt de FBI zich af waar het Duitse geld gebleven is dat Goldschmidt meekreeg van de Duitsers (5.000 US dollar). Dat heeft de Nederlandse zaakgelastigde in Lissabon zich ook al afgevraagd. Hij adviseert alle rekeningen te blokkeren.

Op 6 juni 1945 vraagt de FBI aan de Britse collegae om bij een eventueel verhoor van Abwehr functionarissen als Janssen, Helwig, Greiner en Hamman niet specifiek te ondervragen over PEASANT, maar dat alle relevante informatie welkom is. Het laatste radiocontact was op 28 april 1945. De FBI in Londen wil op de hoogte gesteld worden van elke poging van Goldschmidt om naar het continent terug te keren. Mocht hij dat toch doen, dan moeten de Britten hem op het hart drukken om met niemand te spreken over zijn activiteiten van de laatste drie jaar. Dit kan ondersteund worden door hem te zeggen dat er dan geen bescherming geboden kan worden tegen mogelijke vergeldingsmaatregelen van fanatieke Duitsers; in Duitse ogen is hij immers een verrader.

Sollicitaties

Nu de oorlog voorbij is, gaat Goldschmidt op zoek naar nieuwe mogelijkheden voor zijn bestaan. Hij heeft op zijn verzoek op 18 mei 1945 een gesprek met M.I.5. Hij is niet opstandig en veroorzaakt geen moeilijkheden, maar is wel uit op geld. De eenvoudige kleding van de functionaris en het karige meubilair van het Britse ministerie van Oorlog overtuigen hem er van dat er niets te halen valt bij de Britten. Goldschmidt laat er bij M.I.5 geen twijfel over bestaan dat hij door de Amerikanen genereus behandeld zou zijn, als de Nederlandse overheid hem niet zo onvriendelijk had bejegend. De Britten verwijzen gewoontegetrouw naar de Nederlandse overheid. Goldschmidt stribbelt niet tegen en het gesprek eindigt amicaal.

In juni 1945 solliciteert Goldschmidt bij het Ministerie van Overzeesche Gebiedsdelen voor uitzending naar Australië (de strijd tegen Japan is dan nog gaande en een Nederlands-Indisch bestuur zetelt daar). Hij wordt na negatieven adviezen van onder andere de minister van Justitie afgewezen. Deze bewindsman vraagt zich af of het wel gewenst is dat Goldschmidt naar Nederland terugkeert en geeft opdracht om dat aan de Britse autoriteiten te vragen. Mochten de Britten tegen terugkeer geen bezwaar hebben en betrokkene zou niet vrijwillig willen gaan, dan is het voorstel om hem als ongewenst vreemdeling uit te zetten.

FBI vertelt niets aan Goldschmidt

Op 2 augustus 1945 vraagt de FBI zich af, wat te doen met Goldschmidt. Tot voor kort was aan de Britten gevraagd om hem goed in de gaten te houden en hem te verhinderen Engeland te verlaten. De operatie is afgesloten en de Britten zitten nu opgescheept met een ontevreden en ongewenste vreemdeling zonder geld. Ook de Nederlandse autoriteiten hebben genoeg van Goldschmidt die onnodige problemen veroorzaakt, van de ene naar de andere instantie gaat, vragend om een baan. Iemand die moeilijk zijn eigen kost kan verdienen. De Britten willen hem uitzetten. De vraag is nu, hoeveel aan Goldschmidt verteld moet worden van zijn ‘zogenaamde activiteiten’ in Amerika.

Met andere woorden: als Goldschmidt nu wordt losgelaten en hij komt een lid van de Duitse inlichtingendienst tegen en laatstgenoemde brengt het werk van Goldschmidt in de VS ter sprake, dan zou Goldschmidt van niets weten en de Duitser zou weten dat Goldschmidt’s handschrift en seinprofiel door derden werd gebruikt. Aan de andere kant zou het Goldschmidt in de positie brengen om een boek te schrijven of zichzelf tegenover de Nederlandse regering en – publiek te profileren als de ‘unsung hero’. Conclusie: niets vertellen.

Brief aan Hoover

De tocht van Goldschmidt langs de autoriteiten eindigt op 28 december 1946 met een brief aan Edgar Hoover, US Department of Justice, ‘ter completering van uw archief’, zoals hij schrijft. Hij verwijst naar de brief die hij in februari 1944 aan Churchill schreef en voegt een afschrift daarvan bij. Dan vertelt hij dat het zijn primaire doel was om de Amerikanen te helpen in de strijd tegen de gemeenschappelijke vijand.

Ook hier breekt hij de staf over de Nederlandse autoriteiten die niet geïnteresseerd waren in het helpen van de Amerikanen. Hij vertelt dat hij op verzoek van de Amerikaanse vertegenwoordiging in Lissabon moest schrijven dat hij naar Argentinië zou gaan. Vanuit Engeland moest hij melden dat hij naar de VS ging. Tegen die tijd was de hele zaak ‘too silly to be workable’. Hij was blij dat Argentinië niet doorging, want de Nederlandse autoriteiten zouden hem zeker verraden hebben aan de Duitsers. Die autoriteiten in Londen wisten niets beters te doen dan de Duitsers te helpen door te verhinderen dat hij de Amerikanen zou helpen en de Duitsers schade te berokkenen. Zij noemden hem een spion en verrader, enz. Hij eindigt de brief met ‘Sorry, I failed’.

Even terug in Nederland

Het Bureau Nationale Veiligheid (BNV) wordt eind mei 1945 opgericht. Het ressorteert onder de minister van Justitie en bestaat uit personeel, afkomstig van allerlei verzetsorganisaties. Een belangrijke taak is het opruimen van de Duitse spionage-, sabotage- en propagandagroepen. In concreto betekent dat het identificeren, opsporen en arresteren van de tot die organisaties (Abwehr, Gestapo en Sicherheitsdienst) behorende Duitsers en Nederlanders. Inspecteur Cloots van de Opsporingsdienst van het BNV krijgt begin 1946 Goldschmidt in het vizier en acht het wenselijk om hem in Engeland te verhoren inzake zijn werkzaamheden bij de Abwehr. Wij weten niet of Inspecteur Cloots op dit spoor gezet is door de uit Londen teruggekeerde functionarissen, zoals Derksema van de Politie Buitendienst, of dat hij door eigen onderzoek in Nederland lucht kreeg van de rol van Goldschmidt voor de Abwehr.

Het lijkt ons onaannemelijk dat buitenlandse diensten als M.I.5 of FBI na de bevrijding met het BNV hebben gecommuniceerd. Hoe het zij, van een verhoor in Engeland is verder niets vernomen. Althans, er is van het door Cloots verrichtte onderzoek geen schriftelijk spoor bekend. In 1947 schrijft de Chef van de Generale Staf dat zo’n onderzoek, naar hij meent toen niet is geschied.

Aan het tijdelijke BNV komt in 1946 een einde. Dan wordt de Centrale Veiligheids Dienst (CVD) ingesteld, een inlichtingendienst ressorterend onder de minister-president. Een deel van het opgeheven BNV, de Opsporingsdienst, gaat in december 1946 over naar het Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging, ressorterend onder het ministerie van Justitie. Het krijgt de naam ‘sectie K’, van het Kabinet van de directie Politie (Goossen) van het ministerie van Politie, tot het in 1949 werd opgeheven.

Op 12 juli 1947 meldt de Chef van de Generale Staf aan de CVD dat Goldschmidt vanuit Engeland naar Nederland is teruggekeerd. Zijn correspondentieadres is Plein 17 A te ’s-Gravenhage, (Mr. Fijn van Draat). Zijn werkelijke verblijfplaats is niet bekend. Naar wordt vernomen, solliciteert hij bij de K.L.M. De politie Den Haag meldt dat betrokkene zich op 8 Augustus 1947 weder te ’s-Gravenhage, adres Wagenstraat 102, vestigt, vanwaar hij op 11 December 1947 verhuist naar de Herengracht 13B te ’s-Gravenhage. Wat er met deze melding in de tweede helft van 1947 gedaan is, kunnen wij niet nagaan, maar het is opvallend dat daar begin 1948 verandering in komt.

Op hoog ambtelijk niveau bestaat in februari 1948 opeens? grote interesse in Goldschmidt. De heer Driebeek, Regeringscommissaris in Algemene Dienst, gevestigd aan Plein 1813, nr. 4 (dus dicht bij de minister-president) vraagt aan de CVD om informatie over Goldschmidt. De CVD, de inlichtingendienst, kan hier geen antwoord op geven en gaat op zoek naar het dossier van de Opsporingsdienst van het voormalige BNV. Het Kabinet Bijzonder (KB) van de CNV komt te weten dat het opsporingsdossier in handen zou zijn van de heer Goossen van de directie Politie bij het Ministerie van Justitie, maar het ‘kan niet opgevraagd worden’.
Een week later, op 20 februari 1948 verschijnt een notitie (waar de bronnen niet van bekend zijn):

GOLDSCHMIDT is door de Duitsers opgeleid in een spionnageschool. Vervolgens is hij uitgezonden om als joodsch refugé naar Amerika te gaan. Toen G echter in Spanje was aangekomen bedacht hij zich n vertelde de geschiedenis aan de Engelsen. Deze waren in hem geïnteresseerd om hem als double agent terug te sturen. G. werd door de Engelsen uit Spanje gehaald en naar Engeland gebracht. Hier bleek het plan echter niet door te gaan. Het gevolg was dat G. vrij rondliep in Londen waar veel mensen zich aan hem ergerden. De Engelsen zeiden echter, wij hebben hem hier gehaald, “afblijven”! Kolonel SOMER weet meer van dit geval. Vermoedelijk heeft G. het raadzaam geacht niet direct na de oorlog terug te komen in Nederland.9

Er zijn kennelijk via meerdere lijnen acties uitgezet, want op 6 maart 1948 informeert een CVD-ambtenaar bij de Rijkspolitie naar informatie over Goldschmidt en verneemt dat ook al een andere CVD-rechercheur langs geweest is. Die blijkt te behoren tot de afdeling Kabinet Bijzonder (KB) van de CVD, dus dicht tegen de leiding van de dienst. Het dossier is nog steeds niet naar boven gekomen, dus wordt op 12 maart door Hoofd CVD een Geheime brief verzonden aan de vraagsteller, de heer Driebeek, Regeringscommissaris in Algemene Dienst:

Naar aanleiding van uw in margine vermeld schrijven en in aansluiting op mijn schrijven RO 302, dd. 5 Maart 1948, kan ik U nog enkele gegevens over GOLDSCHMIDT melden, zonder dat ik er in geslaagd ben om zijn dossier te bemachtigen.

Gedurende de oorlog is GOLDSCHMIDT door de Duitsers opgeleid in een spionage-school in Duitsland met het plan hem uit te zenden als Joods réfugé naar Amerika. Toen GOLDSCHMIDT echter in Spanje was aangekomen, bedacht hij zich en vertelde de hele geschiedenis aan de Engelsen. Deze stelden hem voor om opgeleid te worden als “double agent” en vervolgens te worden teruggezonden. Voor dit doel brachten de Engelsen hem naar Engeland om aldaar zijn opleiding te krijgen.

Toen het echter zover was, dat hij zou gaan, bedacht hij zich wederom. De Engelsen lieten hem daarop los en stonden niet toe dat de Nederlanders te Londen enige actie tegen deze deserteur namen, omdat hij op verzoek van de Engelsen naar Engeland was gekomen. Na de oorlog bleef GOLDSCHMIDT in Engeland, omdat hij het hier niet veilig vond in verband met zijn verleden.

Naar ik vernam, heeft hij in September 1947 gesolliciteerd bij de K.L.M.

Zijn werkkring en huidige verblijfplaats zijn mij niet bekend.

Opvallend is zowel de jegens Goldschmidt negatieve toonzetting (bedacht zich, deserteur), de onvolledigheid en onjuistheid van de inhoud, afkomstig van de veiligheidsdienst, het feit dat het dossier niet beschikbaar is en dat niet vermeld wordt, waar het dossier dan wél verblijft. Maar kennelijk is er haast, want anders zou Hoofd CVD wel op dat dossier gewacht hebben. Opgemerkt wordt dat in de voorafgaande periode de affaire Sanders speelde, waarbij justitie (Secretaris-generaal van Angeren en directeur politie Goossen) in de clinch lagen met de BNV en dat hier wellicht de onbegrijpelijk onbereikbaarheid van het dossier uit verklaard moet worden.

De Juridisch adviseur van de Nederlandse ambassade te Londen stuurt op 21 juni 1948 het daar aanwezige dossier over Goldschmidt naar de Minister van Justitie in Den Haag. Dit naar aanleiding van een gesprek met Inspecteur Wooning en de heer Huisman. Waar rijks rechercheur Wooning mee bezig is, valt hier niet uit af te leiden, maar mogelijk houdt deze actie verband met een melding uit 1948 aan de Centrale Veiligheidsdienst dat Goldschmidt bemiddeling verleende bij het verkrijgen van inlichtingen over nieuwe wapens. Meer is hierover niet bekend. Kluiters constateert in 2006:

De meest interessante gegevens komen echter uit zijn BNV-dossier. Daar bleken de meest relevante stukken uit het Justitiearchief in te zitten. Het BNV of een der opvolgers vond zijn zaak kennelijk zo interessant dat die justitiestukken gewoon permanent werden gelicht.

Op 28 juni 1948 wordt Goldschmidt uit het Bevolkingsregister van Den Haag afgeschreven wegens vertrek naar Curaçao. Zijn naam komt in de administratie van de Politie Inlichtingen Dienst Den Haag niet voor.

Waar is Goldschmidt gebleven?

CVD-BVD

Naar aanleiding van de melding door de Chef Generale Staf aan de CVD dat Goldschmidt in 1947 naar ons land is teruggekeerd wordt bij de CVD een dossier aangelegd. Er is vóór die tijd wel al over hem gesproken, want door de opsporingsdienst van het Bureau Nationale Veiligheid Inspecteur Cloots wordt het begin 1946 wenselijk geacht Goldschmidt die in Engeland verblijft, te horen inzake zijn werkzaamheden bij de Abwehr. Dat is er kennelijk niet van gekomen en er is niets op papier van te vinden.

Het dossier van de CVD, later BVD begint met de terugkeer van Goldschmidt naar ons land in 1947. Dan volgt de in 1948 de boven beschreven vraag om informatie van de heer Driebeek, Regeringscommissaris in Algemene Dienst en het antwoord van de CVD.

Goldschmidt wordt, zoals gemeld in 1948 uitgeschreven naar Curaçao. Maar daarmee is het dossier nog niet gesloten. Zo wordt op 22 juli 1949 op het ‘Minutenblad’ een rode stempel (betekenis ons onbekend) geplaatst. In 1952 vraagt de CVD aan de hoofdcommissaris van politie van den Haag om verificatie van administratieve gegevens. Opvallend is dat er dan dus kennelijk bij de CVD/BVD nog onduidelijkheid is omtrent de identiteit van enerzijds Goldschmidt, Helmuth Siegfried, opgeleid in een spionnage-school in Duitsland en anderzijds Goldschmidt, H.S. Mr, 1948 Verleende bemiddeling bij het verkrijgen van inlichtingen over nieuwe wapen.

Het dossier wordt in de loop der volgende jaren uitgeleend; de aanleiding hiervoor kan uit het archief niet afgeleid worden. Het is evident dat er belangstelling bleef voor Goldschmidt.

  • ../3/1953 – 16/1, aan D
  • 21/10/1955 – 11/11/55 aan ….
  • 20/1/1956 – 28/1/1956, aan Dio.
  • 12/3/1956 – 6/3/1956, aan D
  • 26/5/1956 – 28/5/1956, aan PB
  • 31/10/1956 – 1/11/1956, aan PD

Curaçao

Op 13 januari 1949 staat in het dagblad Amigoe di Curaçao in de rubriek ‘Brieven wachten op U’ ook vermeld: H. Goldschmidt. Het zou betrekking kunnen hebben op de in 1948 uit Nederland naar dat land vertrokken Hellmuth Siegfried Goldschmidt; het vormt de laatste (mogelijk) vermelding. Omdat Goldschmidt al eerder in Colombia verbleef zou het zeer wel mogelijk zijn dat hij van Curaçao naar dat land of een ander Zuid-Amerikaans land is doorgereisd.

Genealogie

Bij het Centraal Bureau voor de Genealogie is geen persoonskaart te vinden. Andere genealogische bronnen geven geen indicatie. Delpher geeft na bovengenoemd bericht uit 1949 geen meldingen.

Andere identiteit?

Het zou kunnen dat Goldschmidt door één van de diensten aan een nieuwe identiteit is geholpen. Dat zou een late erkenning zijn en gelijk verklaren, waarom hij nergens meer een spoor achterlaat.

Vragen

Het levensverhaal van Hellmuth Siegfried Goldschmidt vertoont een kronkelig verloop. Er blijven veel blinde vlekken, die wel nooit ingevuld, laat staan ingekleurd zullen kunnen worden. Niet in het minst, omdat het verhaal in het niets eindigt. Met andere woorden: wij blijven met veel vraagtekens achter.

Hieronder behandelen wij enkele van de meest voor de hand liggende vragen.

Joodse identiteit

Heeft de joodse achtergrond een rol gespeeld bij de handel en wandel van Hellmuth Siegfried Goldschmidt?

Het staat vast dat hij zich van betrekkelijk jongs af aan van het joodse geloof afwendde. Op zijn persoonskaart van Den Haag uit 1916 staat EvL [Evangelisch-Luthers] en later EngEpiscop [Engels Episcopaal]. In Amsterdam staat in 1936 als geloof vermeld: episcopaal. Wat er vanaf 1933 in Duitsland met joden gebeurde zal hem zeker niet ontgaan zijn. Hij zal zich ervan bewust zijn geweest, dat met de inval van de Duitsers op 10 mei 1940 dat gevaar nu ook naar hem persoonlijk toe kon komen. Of in mei 1940 zijn vlucht naar het westen en de poging om vanuit De Zilk of IJmuiden naar Engeland te komen, mede in deze vrees zijn oorzaak vindt, zullen we niet te weten komen.

De anti-Joodse maatregelen, die in de loop van 1941 en 1942 steeds indringender werden, zullen bij de niet-geregistreerde Goldschmidt de vrees voor ontdekking en bestraffing (Mauthausen) vergroot hebben. Volgens Duitse richtlijnen zou hij immers met zijn vier volledig joodse grootouders in het vizier zijn gekomen, wat hij ook beweerde over zijn afgezworen geloof. Het is daarom heel plausibel, dat hij – zij het op wat schuchtere wijze – mede om die reden gedurende twee periodes heeft geprobeerd naar Engeland te ontkomen.

Feit is, dat hij in zijn verdediging voor de militaire kamer in 1942 dit argument niet heeft ingebracht, waarschijnlijk vanwege goede redenen ook toen zijn joodse achtergrond verzwijgend. Hij was toen al ernstig in overtreding, want hij had zich niet laten registreren en liep dus zonder de begin mei verplichte Jodenster. Hij heeft overigens in latere verhoren nooit op deze mogelijke reden gezinspeeld.
In dit licht bezien, zou het een slimme zet van Goldschmidt geweest zijn om op de avances van de Abwehr in te gaan, de gelegenheid te benutten om zo beschermd te zijn en bovendien het land – en het gevaar – te kunnen verlaten.

Uit naoorlogse verhoren van Duitse Abwehr-functionarissen blijkt dat zij van Goldschmidt’s joodse afkomst wisten en daar wijselijk in het belang van de operatie een oogje voor dicht knepen. Dat element maakte zijn cover-story zelfs geloofwaardiger. Of hij hiermee nu juist ook tot dienstneming bij de vijand gedwongen werd, valt niet vast te stellen. Zoiets kan bij twee partijen een stilzwijgende rol gespeeld hebben.

Opvallend is evenwel dat hij bij het eerste verhoor in Lissabon in juli 1943 en ook bij zijn tweede verhoor op 23 september 1943 hier niet zelf mee komt. Pas in een latere fase van het verhoor door de Engelsen verklaart hij over dit onderwerp, bijvoorbeeld dat hij na 1940 niet meer durfde te solliciteren omdat hij zich niet als Jood geregistreerd had.

Heeft Goldschmidt in Nederland voor de Abwehr gewerkt?

Wij schreven aan de hand van diens verklaring dat Goldschmidt in april 1942 in de Kalverstraat in Amsterdam toevallig de verzetsman Van Wijhe ontmoet, met wie hij eerder zou ontsnappen naar Engeland. Diens vrouw is gearresteerd, maar hij is ontsnapt en hij heeft een nieuw plan. Goldschmidt leent geld en geeft dat aan van Wijhe, die enkele dagen later bericht stuurt dat het plan in duigen ligt. Goldschmidt komt in contact met ‘de Zwarte’, die hij nog kent uit de tijd van zijn verblijf in het huis van Van Wijhe, die hem vertelt dat Van Wijhe een oplichter (‘swindler’) is. Geld terugkrijgen zal moeilijk zijn. Tot zover de woorden van Goldschmidt. Op het moment van deze verklaring van Goldschmidtt (27 september 1943) is genoemde Van Wijhe al op 3 februari van dat jaar overleden in Kamp Vught. Hij stond als beklaagde op de rol voor het zgn. 2e Orde Dienst-proces, dat eindigde in april 1943. Ook de andere genoemde persoon, die Goldschmidt alleen kende als ‘de Zwarte’ – in werkelijkheid was dit George Elders – is eveneens, na te zijn aanhouding kort daarna op 31 juli 1943 overleden. De door Goldschmidt aan Van Wijhe toegeschreven kwalificatie ‘swindler’ komt enigszins ongerijmd over. Hij heeft immers een geruime tijd bij Van Wijhe in huis gezeten, samen met verzetsmensen en onderduikers, en was dus op de hoogte van diens verzetsactiviteiten.

De Britse ondervragers kunnen de vraag niet met zekerheid beantwoorden of Goldschmidt in de periode tussen de capitulatie van Nederland en zijn vertrek voor de Abwehr-opleiding naar Hamburg niet al eerder voor die dienst heeft gewerkt. Hij heeft zelf verteld dat hem dit gevraagd was, maar dat hij dit geweigerd heeft. Door zijn langdurig verblijf in het huis van Van Wijhe was hij op de hoogte van diens verzetsactiviteiten en de aanwezigheid van verzetsmensen en onderduikers op het adres Calandplein 24. Toen de Duitsers in maart 1943 het huis van Van Wijhe aan het Calandplein overvielen en personen arresteerden, wist de gezochte Van Wijhe te ontsnappen en onder te duiken. Binnen de kringen van de overlevenden circuleert het verhaal, dat er een ‘Duitse spion’ in het huis van Van Wijhe had verbleven, die de zaak verraden heeft. Die identiteit van de ‘Duitse spion’ is nooit bekend geworden. Opvallend is dan wel, dat Goldschmidt kort nadat de arrestaties op het adres Calandplein 24 hadden plaatsgevonden, toevallig de ondergedoken van Wijhe in de Kalverstraat in Amsterdam tegen het lijf loopt, enige financiële zaken doet en hem ruim een jaar later als ‘oplichter’ afschildert bij de Britse ondervragers. Een zekere tegenstrijdigheid is hier zeker aanwezig.

Was de ontmoeting met Janssen in augustus 1941 een toeval?

Het is zeer waarschijnlijk dat Janssen, die als recruiter voor de Abwehr werkte en die het cv van Goldschmidt kende, hem al vroegtijdig als potentieel agent zag. Bij de toevallige ontmoeting tussen Janssen en Goldschmidt, die laatstgenoemde beschrijft vallen vraagtekens te plaatsen. Zomaar op straat in Den Haag?

Was het misschien Goldschmidt, die uit geldnood, geen baan kunnende vinden, zich door de anti-Joodse maatregelen in het nauw gedreven voelend, degene die het initiatief voor de ontmoeting nam? Of had Janssen de desbetreffende naam al in zijn lijst van kandidaten staan? De Britten constateerden dat het niet de vraag was óf de Abwehr hem zou werven, maar eerder waarom zo laat. Werkte hij ook in Nederland al voor de Abwehr?, zo vroegen zij zich af.

De krijgsraadzaak uitgesteld

Kluiters vraagt zich af. ‘Zou er een oorzakelijk verband hebben bestaan tussen het wel of niet uitzitten van zijn straf wegens desertie en zijn rekrutering als agent?‘

Wij menen uit de gang van zaken met het desertie-dossier te kunnen concluderen dat er van een Duitse inmenging in de rechtsgang sprake is geweest. Wie daarvan de initiator was en welke het doel daarvan was, is niet uit de stukken af te leiden. Maar feit is, dat het dossier door het departement van justitie werd opgevraagd om het aan Duitse instanties te overhandigen. Er is geen krijgshistorische of militaire reden te bedenken, op grond waarvan deze interesse zou kunnen zijn ontstaan. Maar de eerdere ontmoeting van Janssen met Goldschmidt en diens vermelding van de aanstaande rechtszaak kan wel de aanleiding zijn geweest. Hoe het zij, binnen een dag na de uitspraak van de rechter komt het tot een ontmoeting, die leidt tot benadering van Goldschmidt door de Abwehr.

Heeft Goldschmidt van zijn notionally inzet door de FBI geweten?

Op 3 november 1943 werd aan Goldschmidt gemeld, dat de Amerikanen geen gebruik wilden maken van zijn diensten. Hij begreep dat hij niet door zou reizen naar de VS of Argentinië. Hij wist wel van het verdere gebruik van zijn identiteit voor een operatie, want de Amerikanen hebben hem daar op 17 november 1943 over verteld en hem zelfs een goedkeurende verklaring laten tekenen. En niet veel later, op 9 december geeft hij in een gesprek met M.I.5 aan dat hij ideeën heeft over ‘the construction of his traffic which was now being undertaken by the Americans’.

Maar in zijn brief (februari 1944) aan Churchill of aan Edgar Hoover (december 1946) refereert hij niet aan het mogelijke gebruik van zijn identiteit, zijn ‘papieren inzet’ en geeft hij bij Hoover als reden alleen aan: ‘for the completion of your files’. Zou Goldschmidt zich echt bewust geweest zijn van het FBI-seinspel, laat staan van het belang ervan, dan zou hij dat zeker op diverse momenten in het geding hebben gebracht. Niet alleen om zijn ‘verdiensten’ te etaleren, maar ook om zijn erbarmelijke financiële omstandigheden te verlichten. Dat speelde zowel tijdens de oorlog als ook de jaren daarna.

De Amerikanen hebben Goldschmidt na de initiële gesprekken en de verleende toestemming voor gebruik van zijn identiteit niet op de hoogte gehouden van een seinspel. Er zijn geen contacten geweest. Voor hem leek na de gesprekken van november en december 1943 de zaak afgedaan. In februari 1944 kwam het radiocontact van PEASANT met Hamburg tot stand, maar daar hield men de mond over. De FBI informeerde de Britten summier. Zo stuurden ze in augustus 1944 een rapportage aan M.I.5 over de laatste ontwikkelingen rond Goldschmidt ‘whom the Bureau is operating as a notional dubbelagent in the United States.’ In overleg werd besloten om ook nu Goldschmidt onwetend te houden. Dat bleef ook zo na het einde van het seinspel; in augustus 1945 liet men het zo.

Hebben de Nederlandse autoriteiten in Londen van het gebruik van de identiteit van Goldschmidt door de FBI geweten?

Op 3 november 1943 werd Goldschmidt door de Britten aan de Nederlandse autoriteiten overgedragen met de mededeling dat de Amerikanen ‘had decided not to employ him’. Het lijkt er op dat er naar de Nederlandse autoriteiten niets inhoudelijks meer werd gecommuniceerd. Niet uit te sluiten valt dat Derksema, hoofd van de Politie Buitendienst iets meer vernomen heeft van zijn Britse counterparts. Maar als dat zo was, dan heeft hij er niets van doorgegeven aan anderen en er evenmin iets over op papier gezet. In alle volgende Nederlandse correspondentie met Britse autoriteiten over eventuele maatregelen jegens Goldschmidt ging het alleen maar over de mogelijkheid van internering of – later – van uitzetten als ongewenst vreemdeling. Nergens werd naar Nederlandse zijde gewag gemaakt van het operationele risico voor het seinspel, dat zijn aanwezigheid en gedrag in Engeland op zouden kunnen leveren. Uit de archieven van de Nederlandse instanties in Londen noch die van CVD/BVD is iets over het FBI-seinspel te vernemen.

En wat wist Kluiters?

De dossiers van de Britse dienst M.I.5 over PEASANT zijn in 2000 openbaar geworden. Daar komt het Amerikaanse FBI-seinspel niet uit de verf. Maar het wordt ook niet versluierd. In Kluiters’ persoonlijk archief, bewaard in het Nationaal Archief zitten enkele (in 2000 vrijgegeven) afschriften van de Britse archieven, waaruit blijkt dat de operatie PEASANT gespeeld had. Kluiters overleed in 2009. In de publicatie Abwehr (in 2006 gemaakt, 2016 door Verhoeyen verwerkt en uitgegeven), staat er niets over. Sterker nog, hij schrijft ‘de Amerikanen hadden op 23 oktober al besloten hem niet als dubbelagent in te zetten. MI5 volgde dat besluit.’ Dus in 2006 wist hij er niet van (of mocht er niets over vertellen). De FBI-archieven zijn pas rond 2017 vrijgegeven.

Wanneer is het seinspel van PEASANT in Nederland bekend geworden?

Naar onze mening niet. Ook de Amerikaanse publicaties die volgden na inzage van FBI-dossiers zijn aan de aandacht in ons land ontsnapt. Zo werden publicaties niet in de Nederlandse pers besproken, zoals Holt, The Deceivers (2004) of Batvins, Hoover’s Secret war against Axis spies (2014). Na de vrijgave van de Britse en later van de FBI-archieven werden deze op de website www.cdvandt.org PEASANT opgenomen en becommentarieerd. Dit is de enige Nederlandse bron op internet, die aan de Britse en Amerikaanse archieven over Goldschmidt refereert.

Hoe effectief was de inzet van PEASANT voor de geallieerden?

Het effect valt niet onomstotelijk vast te stellen. De gehele misleidingoperatie is decennia geheim gebleven, waardoor een echte evaluatie nooit publiek werd. Intern werd door de FBI al op 9 juni 1945 gesteld dat de operatie PEASANT ‘exceptionally succesful’ was. Het verbindingskanaal werd door de Joint Security Control gebruikt om misleidende informatie naar Duitsland over te brengen. Dat de Duitsers vertrouwen hadden in PEASANT blijkt wel uit het feit dat de Joint Security Control aangaf dat misleidende berichten werden doorgezonden naar de Japanners. Een ander doel van de operatie werd ook gerealiseerd, namelijk het identificeren en lokaliseren van andere Duitse agenten. In dit geval werden twee Duitse agenten geïdentificeerd en aangehouden die naar Rio de Janeiro werden uitgezonden. Ook de Duitse modus operandi kon worden waargenomen.
In augustus 1945 werd Korvettenkapitän Wichmann in Camp 020 verhoord. Hij was chef van Kommandomeldegebiet (KDM) Hamburg en maakte melding van LUTINE (Goldschmidt), die agent was voor KDM Hamburg, die via Portugal naar de VS ging om informatie te verzamelen over de Amerikaanse luchtvaartindustrie, met speciale aandacht voor nieuwe uitvindingen en constructies. De resultaten waren mager en er waren problemen met de radio. De schuilnaam is evident te herleiden tot de actie met Janssen uit de jaren dertig op zoek naar het goud van de Lutine. Die Janssen kwam ook enkele weken later aan de beurt voor verhoor, wat niets opleverde, aangezien hij met Goldschmidt na diens opleiding niet inhoudelijk van doen heeft gehad.
Bij verhoor van de Abwehr-functionaris die PEASANT opgeleid en begeleid had, Helwich (codenaam voor Homann) in oktober 1945 en maart 1946 vertelde deze over de werving en opleiding van Goldschmidt, met de codenaam MUT, MUTH, GROG en LUTINE. Helwich had de indruk dat Goldschmidt joods was, maar schonk daar geen aandacht aan, hoewel hij wist dat Joden niet mochten worden gerekruteerd. Goldschmidt was met succes naar Lissabon gereisd en daarna naar Londen, vanwaar hij via Portugal correspondeerde met de Abwehrstelle Hamburg. Het verblijf in Londen was maar een korte stop op weg naar New York, vanwaar hij weer naar Hamburg schreef via Lissabon. Daarna bouwde hij een eigen radiozendontvanger, Ongeveer 90% van de berichten ging over geld. Er waren geen belangrijke vliegtuigzaken bij, maar wel zekere politieke aangelegenheden. Hij twijfelde of er wel echte geheimen bij zaten. Hij was van mening dat Goldschmidt door de tegenpartij ‘gecontroleerd’ zou kunnen zijn geweest. De codenaam was Lutine. De Abwehr was wel verrast door de aankomst van Goldschmidt in de VS en het feit dat hij een radio gebouwd had. Vanaf het begin was er dan ook wantrouwen. Tot zover de weergave van Helwich. De FBI merkte bij dit verslag op, dat zij dat wel wisten, omdat de Abwehr Goldschmidt ging testen om te zien of hij gemonitord werd.
Bij het in 2000 opengaan van de Britse archieven kwam er nog geen inhoudelijke informatie over de misleiding vrij, hoewel daaruit wel kon blijken dat de FBI met PEASANT verder aan de slag was gegaan.10 De inhoud kwam wel in de openbaarheid toen de FBI-archieven open gingen. In 2004 verscheen Thaddeus Holt, The Deceivers met een korte beschrijving. Hij stelt dat dit dan wel niet de belangrijkste operatie met dubbelagenten was, het was wel de meest interessante van de vier lange termijn operaties vanuit de VS met dubbelagenten, en wel ‘though he was real, he was not in the United States’.

In 2014 schreef Raymond J. Batvinis Hoover’s Secret War against Axis Spies, dat dieper op de operatie inging. Hij schrijft:

Wat we zelfs vandaag de dag niet weten, is de impact die deze dubbelagenten hadden op de Duitse militaire besluitvorming. Vanuit een contraspionageperspectief weten we uit een aantal bewijsstukken dat ze voor de Duitsers tot het einde van de oorlog in Europa belangrijk waren. Alle denkbeeldige bronnen die door de FBI waren gecreëerd, werden door de Duitsers volledig geaccepteerd. De Peasant-zaak was een klassiek eerste voorbeeld van gezamenlijke FBI/MI5-samenwerking en contraspionagebedrog, dat de Abwehr ervan overtuigde dat hun bron waardevolle inlichtingen uit de Verenigde Staten rapporteerde, terwijl die onder het toeziend oog van de Britten in Engeland opgesloten bleef.

Wat vonden de Britten?

Het verhaal over Goldschmidt kan volgens Kluiters het beste worden afgesloten met een citaat uit een M.I.5-rapport uit januari 1944:

[…] it is fair to him to say that he did give us useful information […]. The Dutch authorities, it now appears, have formed an opinion of GOLDSCHMIDT’s character even more unfavourable than that which we had formed. In the first place, he was sentenced in Holland, shortly after the German occupation, to three months’ imprisonment, which he never served, for desertion in the face of the enemy; and second, he seems to be unfavourably known to a very large number of Dutch subjects in London.

Conclusies

Het einde van de levensloop van Hellmuth Siegfried Goldschmidt is ons niet bekend. Maar de eerste 53 jaar zijn dat wel, en daar komt een beeld uit. Van een jongen, die als klein kind verhuisde van Groningen naar Duitsland, die op zijn dertiende zijn vader verloor en kort daarna op kwetsbare leeftijd bij een priester introk. Hij raakte gebrouilleerd met zijn moeder, stiefvader en zijn broers. Vanaf dat moment was hij op zichzelf.

Hij had geen echte vrienden. Relaties met vrouwen duurden maar kort, ook al deed hij wel eens huwelijksaanzoeken. Hij was intelligent, volgde het gymnasium en werd jurist. Zijn werkhouding en omgang met collega’s lieten kennelijk te wensen over, want bij geen enkele werkgever hield hij het lang vol. Vaak eindigden de banen met ruzie.

Zijn desertie in de meidagen van 1940 was een dieptepunt. De rechtszaak die hem boven het hoofd hing en de dreigende anti-Joodse maatregelen brachten hem er toe om te proberen naar Engeland te ontkomen. In dat streven toonde hij weinig doorzettingsvermogen. Het is de vraag of hijzelf een vluchtroute naar het buitenland via de Duitse Abwehr heeft bedacht, of dat hij een toenadering van die zijde maar al te graag aanvaardde.

Nadat hij in Lissabon aan de Duitse klauwen was ontkomen heeft hij zich eigener beweging gemeld bij de eerste Nederlandse functionaris, die hij buiten ons land tegenkwam, de consul-generaal in Portugal. Hij was gemotiveerd om het dubbelspel voor de geallieerden te gaan spelen en wond zich op, toen dat lang duurde en er geen zaken gedaan werden. Hij heeft spontaan op allerlei manieren met de geheime diensten meegedacht, zelfs nadat hij vriendelijk ‘bedankt‘ was.

De Britse ondervragers hebben met hun rapportage in september 1943 de negatieve toon gezet. Met vooringenomenheid jegens deze joodse Nederlander die voor de Duitsers wilde werken en zich in Lissabon had gemeld. Hun oordeel over Goldschmidt was bar slecht, zowel qua karakter als ook qua intellect. Die opvatting werd door de Amerikanen overgenomen, die met de ‘notionally’ inzet van de dubbelspion begonnen. Hij werd als een risico en een lastpak gezien, die geen enkele erkenning mocht ontvangen. Het was in oorlogstijd noodzakelijk dat M.I.5 vanwege zijn taakstelling (het voorkomen van spionage) iemand kritisch ondervraagt. Eveneens dat er voor eventuele risico’s verbonden aan inzet als dubbelagent wordt gewaarschuwd. In de rapportage en de verdere correspondentie was er echter naar onze mening sprake van karaktermoord.

Was, gezien hun taakstelling het scherp aanzetten van negatieve karaktertrekken voor geheime diensten als M.I.5 en FBI wellicht noodzakelijk, dan was dat voor de Nederlandse overheid in Londen niet het geval. Schriftelijke bevindingen zijn door de Britten amper overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten. Wij nemen aan dat bij de ‘overdracht’ van Goldschmidt aan baron Steengracht van Moylandt en Oreste Pinto mondeling negatieve kwalificaties zijn overgebracht. Dat werd vermoedelijk door Pinto verder doorgegeven en zo werd de toon gezet. Gezegd moet worden dat anderzijds een voor desertie veroordeelde ritmeester niet op een warme ontvangst van zijn landgenoten in het Londen tijdens de Tweede Wereldoorlog hoefde te rekenen.

Goldschmidt heeft zich oprecht verontwaardigd getoond over de bejegening die hij van de Nederlandse autoriteiten in Londen onderging. Hij werd als spion en verrader aangemerkt en als paria gemeden. Hij moest zich maar zien te redden. Los van de desertie, waar hij voor veroordeeld was, viel hem formeel niets te verwijten, maar het gebeurde wel.

Aan zijn lot overgelaten, was zijn tijd in Engeland moeizaam. Eigenlijk een voortzetting van zijn vooroorlogse leven: amper baantjes, geen geld, geen vrienden. Na de bevrijding van ons land heeft hij nog twee jaar in Groot-Brittannië rondgehangen totdat hij via een korte en niet succesvolle tussenstop in Nederland voorgoed vertrok.

Hij heeft nooit geweten of kunnen vermoeden dat tegenwoordig het intypen van zijn naam op internet onmiddellijk voor een aantal hits zorgt. Hij blijkt het geallieerde belang tijdens de Tweede Wereldoorlog toch te hebben gediend, zijns ondanks.

Wassenaar, 16 mei 2024

Dit artikel is integraal overgenomen. Er is geen redactie over gevoerd.

Bronnen en Noten

Bronnen

– Nationaal Archief

  • 2.02.14 Kabinet der Koningin, Inv. 9088A
  • 2.04.76 Minister van Binnenlandse Zaken Londen, Inv. 230
  • 2.04.80 Bureau Nationale Veiligheid, Inv 2699
  • 2.04.125 CVD/BVD, Inv. 26073
  • 2.09.06 Ministerie van Justitie, Londen, Inv 14277
  • 2.09.27 Arrondissementsrechtbank, militaire kamer, Inv. 49
  • 2.10.136 Ministerie van Koloniën, Inv 4
  • 2.21.424 Collectie Kluiters

     
    – National Archives UK, KV-2-467 Peasant Case
    – National Archives and Records Administration (NARA) US, FBI-Hellmuth Siegfried Goldschmidt

    Internet:
    -https://www.cdvandt.org/kv-2-467-goldschmidt.htm
    -https://www.cdvandt.org/goldschidt’s-fbi-file.htm

    Literatuur
    – Raymond J. Batvinis, Hoover’s secret war against Axis spies, FBI counterespionage during World War II, University Press of Kansas (2014)
    – D. Engelen, Geschiedenis van de Binnenlandse Veiligheids Dienst, SDU Den Haag (1995)
    – Frans Kluiters en Etienne Verhoeyen, De Abwehr in Nederland (1936-1945), (2016)
    – Thaddeus Holt, The Deceivers, Allied Military Deception in the Second World War, Scribner, New York (2004)
    – Nigel West, The A to Z of British Intelligence, Scarecrow Press, (2009)


    Noten:

    1 – Vlieger van de Militaire Luchtvaart. In 1941 poogt hij om dwars door West-Europa naar Engeland te komen; hij strandt voor de Pyreneeën en keert terug naar Nederland. Op 9 april 1942 vertrekt hij opnieuw en weet via Zwitserland, Frankrijk en Spanje uiteindelijk Lissabon te bereiken. Gaat in dienst bij de Royal Air Force en vliegt Spitfire en Tempest.

    2 – Een alias van Kurt von Hübnershofen

    3 – Die das was van Hamann, waarmee Goldschmidt in Hamburg kennis had gemaakt

    4 – In Hamburg is in mijn tegenwoordigheid in de kraag van mijn blauw pak ingenaaid een tweetal microscopische foto’s van het te bouwen radiotoestel en regels voor het radiowisselverkeer. Bovendien zijn op verschillende plaatsen in dat pak stukjes geheime inkt geborgen. Ik leg hierbij over het afschrift van een brief, welke ik met behulp van die geheime inkt geschreven heb naar een adres, dat mij opgegeven is te Oporto. Deze brief werd door mij geschreven in overleg met Dr. Flaes.
    Ik heb een safe genomen in de Banco Nacional Ultro Marino NO. 2078, daarin bevinden zich enige particuliere brieven, getuigschriften en oude brieven ui Amerika op een waarvan met
    geheime inkt een adres geschreven is te Lissabon en een ander te Madrid, waaraan ik uit Amerika mijn correspondentie moest richten. Verder bevat de safe wat er over is van het geld.

    5 – 260. A worthless individual, the crumbling of some character can be traced from 1920 onwards. He has the lack of self-respect which constitutes a good borrower of money, but a certain charm of manner and more than superficial frankness which have helped him to make friends with such ease. He is essentially a realist with no delusions about himself, which makes him behave naturally with all c???es and people and renders him readily adaptable. He would not appear to be tied by nationality, religion, ideals or class. His lack of self-respect was evidenced during interrogation by an almost masochistic pleasure in confession of such irrelevant details as that at one period during his life he had been homosexual. He is obviously egocentric, wherefore the the only real influence from outside which he admits is an all-important one, the opinion of the majority and of those whose impartial judgement of himself obtrudes on his consciousness. While no person or ideal has had any lasting away, he is because of his character and because of his instability, eminently amenable to influence from those about him. He is incapable of concentration and his mental processes are very far from agile. His lack of discretion has been amply evidenced, etc.
    261. He is incapable of concentration and his mental processes are very far from agile. His complete lack of discretion has been amply evidenced and he suggested in all seriousness that, if he were sent to the U.S.A., he would tell his friends, such as Van Hynehouff, about his experiences in Hamburg. That he could be controlled would have to be a continuous 24 hour watch.
    262. It is noted that he is a non-smoker and apparently a teetotaller Remembering his age, he does not show any signs of dissipation.

    6 – Een gemiddelde lezer van het rapport zou de intelligentie van iemand met een gymnasium-opleiding, een afgeronde rechtenstudie en een functie als reserve-ritmeester niet snel als ‘minder dan gemiddeld intelligent’ kwalificeren.

    7 -Thurston stuurt zijn bevindingen per telegram en per post naar Hoover, met o.a. opmerkingen:

    • Deze persoon is niet vatbaar voor leiding of controle en is volkomen verstoken van enige patriottische motieven. De enige reden voor zijn bereidheid om als dubbelagent op te treden, kan worden verklaard door zijn hebzuchtige karakter en verlangen naar zelfverheerlijking
    • Goldschmidt heeft een voorliefde voor vrouwen die buitensporig en ‘catholic’ is
    • Hij wekt de indruk volkomen waardeloos en onverantwoordelijk te zijn
    • Hij is een persoon met een lage ‘mentality’, is niet grijpbaar voor aanwijzingen of controle en wordt uitsluitend gemotiveerd door zijn verlangen naar zelfverheerlijking. Hij heeft een voorliefde voor vrouwen, waardoor hij de afgelopen weken een voortdurend administratief probleem is geworden en hij brengt voortdurend zijn dekmantel in gevaar.

    8 – Dit blijft een juridische puzzel. Op 15 jul 1940 is de reserve-ritmeester Goldschmidt, op dat moment in werkelijke militaire dienst, door de hoogste militaire autoriteit, generaal-majoor Carstens op verzoek eervol ontslagen uit de militaire dienst. De krijgsraadzaak tegen de reserve-ritmeester wordt voortgezet en hij wordt door de Rechtbank in Den Haag op 24 mei 1942 veroordeeld onder meer ontslag uit de militaire dienst en met de ontzetting van het recht om bij de gewapende macht te dienen. Dat wordt door het Gerechtshof later in 1942 bevestigd. De Nederlandse autoriteiten in Londen erkennen kennelijk wel zijn desertie, maar impliciet niet de door de rechters in bezet Nederland uitgesproken straf voor wat betreft zijn ontslag uit de militaire dienst.

    9 – Kolonel Somer was Hoofd van het Bureau Inlichtingen.

    10 – Nigel West schrijft in The A to Z of British Intelligence (2009) over PEASANT [vertaald]: De Secret Intelligence Service (SIS) codenaam voor Hellmuth Siegfried Goldschmidt, een Nederlandse Jood die gerekruteerd was door de Abwehr en zich in 1943 aan de SIS in Lissabon overgaf. Hij werd naar Engeland overgebracht en ondergebracht in Camp 020, terwijl hij zogenaamd Washington.D.C. bereikte, waar hij bij Shell zou werken. Vanaf 1944 onderhield het Federal Bureau of Investigation namens hem contact met de vijand en rekruteerde een netwerk.

  • Kees Neisingh (1944) was veertig jaar werkzaam bij defensie. Hij is amateur-onderzoeker en publiceerde over Duitse verdedigingswerken uit de Tweede Wereldoorlog en over Duitse radar uit die periode.

    Recent gepubliceerd

    Reageer

    Abonneer
    Stuur mij een e-mail bij
    guest
    0 Reacties
    Oudste
    Nieuwste Meest gestemd
    Inline feedbacks
    Bekijk alle reacties

    Gratis geschiedenismagazine

    Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
    0
    Reageren?x
    ×