Dark
Light

De kruisvaardervorstendommen, proeftuinen van het Europese kolonialisme?

9 minuten leestijd
Kruisvaardersvorstendommen

Het in één adem noemen van ‘kruistochten’ en (de)kolonisatie of van een Leopold II en Godfried van Bouillon… Het gebeurt geregeld in dekoloniseringsdiscussies. De vergelijking en associatie lopen echter mank.

De vraag is meer dan een louter academische nichediscussie, want elke keer dat het onderwerp ter sprake komt lijken een aantal foutieve idées fixe weer te keren. Zo luidt een wijd verbreide opvatting, niet alleen in de progressieve goegemeente en onder islamisten, dat de kruistochten een eenzijdige, niet-uitgelokte agressie door Europese christenen waren tegen een hoogontwikkelde, geraffineerde en tolerante islamwereld. In werkelijkheid vonden ze plaats in omstandigheden die gecreëerd waren door een lange voorgeschiedenis van Arabische en later Turkse invallen, annexaties en koloniseringen, niet alleen in de oriëntaals-christelijke wereld en in het Heilige Land maar ook in grote stukken van mediterraan Europa.

Tussen Sinaï en Eufraat

Aan de vooravond van de kruistochten was het ook geen peis en vree binnen de islamitische wereld en tussen islamitische entiteiten onderling. Jeruzalem en het Heilige Land – beter gekend als Palestina − waren bijvoorbeeld een twistappel en slagveld tussen het kalifaat van Caïro, de Turkse en Turkmeense beyliks en de emiraten van Damascus en Aleppo. Veel ravage die men aan de kruisvaarderinvasies toedichtte werd toen aangericht. Dat brengt ons meteen bij een eerste groot verschil met bijvoorbeeld de maffieuse koloniale ondernemingen in de Kongo-Vrijstaat door Leopold II en zijn entourage. De Afrikaanse koninkrijken en bevolkingsgroepen in wat Kongo-Vrijstaat zou worden waren eerder in de geschiedenis nooit Europa binnengevallen en hadden het nooit iets misdaan. De christelijke wereld en Europa hadden voor de kruistochten daarentegen wel al lange tijd te maken met invallen, kolonisering en piraterij vanuit islamitische rijken en emiraten. Dat is al een heel ander uitgangspunt.

Wapen van het Koninkrijk Jeruzalem
Wapen van het Koninkrijk Jeruzalem
Gedurende en in de nasleep van de eerste kruistocht (1096-1099) werden in het gebied tussen het Sinaï-schiereiland en de bovenloop van de Eufraat vier kruisvaardervorstendommen opgericht die geregeerd werden door uit Frankrijk en Aquitanië afkomstige kruisvaarder-dynastieën. Het koninkrijk Jeruzalem (1099-1291), het grootste en belangrijkste van de vier, had een grondgebied dat ongeveer samenviel met dat van het huidige Israël, Gaza en de westelijke Jordaanoever. Net ten noorden van het koninkrijk in wat nu Libanon is lag het graafschap Tripoli (1102-1288). En in het huidige grensgebied tussen Syrië en Turkije lagen het vorstendom Antiochië (1098-1268) en meer landinwaarts het graafschap Edessa (1098-1144), het enige vorstendom zonder mediterrane kust.

Schaal van mondialisering

Waren dit kolonies in de nu gangbare betekenis van het woord? Kolonies en kolonisering namen doorheen de geschiedenis erg verschillende vormen aan, en het is eigenlijk zinloos om premoderne vormen te vergelijken met het hoog-imperialisme van de zestiende tot en met de negentiende eeuw. Er is ook een verschil tussen kolonisering en kolonialisme. Het eerste verwijst naar de vestiging van bevolkingsgroepen buiten hun oorspronkelijke gebied en is een erg oude praktijk die teruggaat naar de Feniciërs, Grieken, Romeinen, Arabieren en gearabiseerde volkeren, en Vikings, om maar deze voorbeelden te noemen. Het tweede is een term die recenter in de geschiedenis ingang vond en meteen ook verwijst naar imperialisme, dat iets veel omvangrijkers en diepgaander is.

Zo ging het om een veel grotere schaal van mondialisering door overzeese, intercontinentale expansie. Die was gedreven door commerciële belangen, een universele beschavingsmissie naar ‘onderontwikkelde’ volkeren, of een combinatie van die twee. Moderne kolonies waren tevens overzeese provincies of rijksdelen van de koloniale machten en werden veelal bestuurd vanuit de Europese metropolen. Het kolonialisme bracht een geforceerde, cultuurvreemde modernisering en creëerde in de kolonies economieën die waren gericht op het exporteren van één of een handvol grondstoffen voor de industrieën in Europa en op een kapitaaluitstroom naar de Europese metropolen.

Expansiedrijfveren

Vaak wijst men naar het intercontinentale, overzeese karakter van de kruistochten. Het Heilige Land ligt inderdaad net buiten Europa. En hoewel men er vanuit West- en Centraal-Europa evenzeer over land naartoe kan, heeft het, gelegen als het is aan de overzijde van de Middellandse Zee, vanuit Europa bekeken inderdaad ook een overzees karakter. In het Oudfrans heetten de kruisvaardervorstendommen overigens lang outre-mer, overzee. Maar zowel de kruistochten als de oprichting van kruisvaardervorstendommen gebeurden in een geografische ruimte waar Europa veel eerder in zijn geschiedenis al contacten mee had via handel en pelgrimsverkeer. Dat is een tweede verschil met de latere kolonisering van verre overzeese gebieden die voordien nauwelijks of helemaal niets te maken hadden met Europa.

Een derde verschil zijn de beweegredenen. In tegenstelling tot wat men in eerder vermelde hoek graag verkondigt, werden de meeste kruisvaarders niet gedreven door louter mercantilistische belangen en financieel gewin – zoals dat het geval was met de bijvoorbeeld de oprichters-eigenaars van Kongo-Vrijstaat −, opportunistische machtspolitiek, noch door enige universele beschavingsmissie naar ‘onderontwikkelde’ volkeren die het latere hoog-kolonialisme dreef. De uitschuivers en aberraties die er wel degelijk waren, doen niets af aan het feit dat de kruistochten in wezen draaiden om het beschermen van de bedreigde heilige plaatsen van het christendom, niet alleen Jeruzalem maar ook Antiochië, dat volgens de overlevering de eerste christelijke bisschopszetel was en de plek waar het christendom een volwaardige, aparte religie werd.

Kaart van de kruisvaardervorstendommen in Syrië en het Heilige Land rond 1140, uit Alexander G. Findlay, “Classical atlas of ancient geography”, 1849.
Kaart van de kruisvaardervorstendommen in Syrië en het Heilige Land rond 1140, uit Alexander G. Findlay, “Classical atlas of ancient geography”, 1849.

Heilige plaatsen

Blijvende aanwezigheid van kruisvaarders en Europeanen na de inname van Jeruzalem in juli 1099 werd noodzakelijk geacht voor het veiligstellen van het Heilige Land en de christelijke pelgrims. De kruisvaarders gingen ook niet het christendom opleggen aan niet-christelijke contreien en bevolkingen, want het christendom was al vele eeuwen in het gebieden tussen de Sinaï en de Eufraat aanwezig. Meer nog, de betrokken contreien waren de bakermat van het geloof, en de bevolking was nog lang na de islamitisch-Arabische inname van Jeruzalem in de zevende eeuw in meerderheid christelijk.

De relaties tussen de Latijns-christelijke kruisvaarderdynastieën en hun lokale christelijken onderdanen − Arabischtalige Grieks-orthodoxen, maronieten, jacobieten en Armeniërs − varieerden.

Met de maronieten van het graafschap Tripoli en met de Armeniërs lukte het doorgaans beter dan met de Grieks-orthodoxe christenen en de hiërarchie van de Grieks-orthodoxe Kerk. Het doel van de kruisvaarders was ook niet de onderwerping en bekering van de ganse islamitische wereld. Hoewel het koninkrijk Jeruzalem tussen 1154 en 1169 pogingen ondernam om nog de Sinaï en het Egyptische Alexandrië − een andere historische hoofdstad van het christendom − te annexeren, waren de kruisvaarders en hun vorstendommen niet geïnteresseerd in het veroveren van het westen van Arabië en Mekka, de bakermat van de islam.

Onafhankelijke entiteiten

Een vierde verschil dan. In tegenstelling tot Kongo-Vrijstaat en tal van andere negentiende-eeuwse Europese kolonies, waren de kruisvaardervorstendommen onafhankelijke entiteiten en geen overzeese provincies of rijksdelen van het Franse koninkrijk of van het Heilige Roomse-Duitse Rijk – Europa’s grootmachten in die dagen −, noch een privé-wingewest van de Franse koning, de Duitse keizer of van een andere Europese monarch. Het vijfde verschil: in tegenstelling tot het moderne hoog-kolonialisme brachten de kruisvaarders en de door hen opgerichte dynastieën geen versnelde, geforceerde economische en maatschappelijke modernisering die de lokale culturen en samenlevingen totaal vreemd was. Zo bestonden er al heel lang voor de kruistochten havens en steden in de regio.

Het doel van de kruisvaarders was ook niet de onderwerping en bekering van de ganse islamitische wereld.

De kruisvaarders stichtten ook geen nieuwe ‘Europese’ steden en installeerden zich in de bestaande kernen zonder hun architectuur en stratenpatroon radicaal te wijzigen. De inheemse plattelandsbevolking, moslims incluis, werd niet verdreven of en masse gedeporteerd. Hoewel de kruisvaarders die zich in het Heilig Land vestigden eigen instellingen, bestuurspraktijken en economische takken meebrachten, werden hun vorstendommen geen kloon van feodaal Europa. De lokale bestuurlijke en juridische instellingen, manieren van landbouw bedrijven – afgezien misschien van de aanmoediging van bepaalde teelten zoals suiker –, belastingstelsels, monetaire systemen en dagelijkse organisatie van de oriëntaals-christelijke- en moslimgemeenschappen werden grotendeels ongemoeid gelaten.

‘Frankische’ vestiging

Ook in gebieden met veel moslims werd het lokale bestuur aan de plaatselijke raïs of hoofdman gelaten. De bevolking werd gewoon belastingplichtig aan de nieuwe katholieke machthebbers zoals ze dat eerder aan de islamitische waren. Dit soort onrechtstreeks bestuur via inheemse machthebbers werd inderdaad eeuwen later ook toegepast in tal van Europese kolonies, zoals Nederlands-Indië en Brits Somaliland. Maar zelfs dan ging het om een heel ander tijdskader en een andere structurele opzet. Ook de regionale voertaal werd niet vervangen. Oudfrans en Latijn werden de voertalen onder de Europeanen, terwijl de inheemse bevolking de regionale varianten van het Arabisch en, in de noordelijke vorstendommen, het Armeens bleven gebruiken.

De West-Europese immigranten die zich tijdens en na de eerste kruistocht in die gebieden vestigden en collectief de bijnaam ‘Franken’ kregen, waren aanvankelijk vooral feodale krijgers en hun entourage, gevolgd door kooplieden, ambachtslieden en kleine renteniers die zich in de kuststeden en in grensburchten installeerden. De vestiging van Franse, Aquitaanse, Duitse en andere West-Europese boeren was beperkt, met de grote uitzondering evenwel van het koninkrijk Jeruzalem waar na verloop van tijd ongeveer tweehonderd Frankische plattelandsvestigingen ontstonden, vooral in het gebied tussen Jeruzalem en Jaffa en rond Accra.

De inname van Jeruzalem markeerde het succes van de eerste kruistocht – miniatuur uit 1337
De inname van Jeruzalem markeerde het succes van de eerste kruistocht – miniatuur uit 1337 (wiki)

Geen grondstofkolonies

Die rurale vestigingen doorbraken wat aanvankelijk een gesegregeerde samenlevingspatroon leek waar Europeanen zich in de steden verschansten en het platteland gedomineerd bleef door de lokale meerderheidsbevolking. Verder, en dat is meteen het zesde en erg belangrijke verschil, werden de economieën van de betrokken gebieden niet omgeturnd tot economieën die gericht waren op het exporteren van één of een handvol grondstoffen voor de industrieën in Europa en op éénzijdige kapitaaluitstroom naar Europese metropolen, wat toch een cruciaal kenmerk is van het moderne kolonialisme. Ze behielden een gediversifieerde en grotendeels zelfvoorzienende landbouwbasis en een sector van manufacturen (o.m. textiel, glas, …) die in hoofdzaak gericht waren op de lokale en regionale markt. De suikerrietplantages die al voor de komst van de kruisvaarders bestonden, werden soms overgenomen door militaire orden als de Hospitaalridders om zichzelf te financieren.

Omdat ze landinwaarts omringd waren door islamitische entiteiten met wie ze permanent op voet van oorlog leefden waren de kruisvaardervorstendommen voor hun contacten met de buitenwereld grotendeels aangewezen op zeevaart en op de maritieme infrastructuur van Genua en later vooral de republiek Venetië. Het bracht een heropleving van oostelijke mediterrane havens als Antiochië, Tripoli en Haifa. Zeevaart schraagde nog een andere belangrijke bron van inkomsten, zeker voor het koninkrijk Jeruzalem: het pelgrimsverkeer vanuit Europa. Er was ook invoer van een reeks waren uit West-Europa om aan de vraag van ingeweken Europeanen te voldoen. Het was echter niet zo dat de plaatselijke landbouw en manufacturen ten onder gingen door massale Europese import, wat in de moderne kolonies vaak wel gebeurde.

Europese oriëntalisering

Het zevende en laatste verschil was de culturele ontwikkeling. De kruisvaarders en de christelijke Europeanen die zich in de vorstendommen van outre-mer hadden gevestigd, namen heel wat plaatselijke voedingsgewoonten, kledij, dagdagelijkse levenswijzen, termen, gebruiksvoorwerpen en bestuurspraktijken over. En op het platteland bezochten Frankische kolonisten vaak oriëntaals-christelijke kerken. Met andere woorden, de Europeanen ‘oriëntaliseerden’, de plaatselijke christelijke en islamitische bevolking en -elites ‘europeaniseerden’ niet (of nauwelijks). Inheemse oriëntaalse christenen als maronieten en Armeniërs konden in de militaire en bestuurlijke elites van de vorstendommen worden opgenomen. Deels was dit allemaal uit praktische noodzaak, want in tegenstelling tot de moderne kolonies kregen de kruisvaardervorstendommen geen bevoorrading en ondersteuning vanuit een moederland of een metropool. Bovendien bestond er slechts een rudimentaire katholieke religieuze infrastructuur.

De episodes van de kruistochten en de kruisvaardervorstendommen werden eeuwen later inderdaad gerecupereerd voor het rechtvaardigen van koloniale expansie in de islamitische wereld door de moderne Europese machten en voor het instellen van een Frans mandaat over de voormalige Ottomaanse provincies in Syrië kort na de Eerste Wereldoorlog. Doch dat is iets heel anders dan ervan uit te gaan dat zij een bewuste aanzet waren voor latere koloniale expansie of te vergelijken waren met ‘klassieke’ kolonies. Want zoals we zagen zijn er toch een reeks fundamentele verschillen. Meer dan kolonies in de betekenis die er vandaag doorgaans aan gegeven wordt, waren dit middeleeuwse grenslandmaatschappijen die in specifieke omstandigheden waren ontstaan en hun eigenheid en autonomie hadden.

~ Bruno De Cordier

Ook interessant: De Eerste Kruistocht – De roep uit het Oosten

Geraadpleegde literatuur

-Michel Balard, “Croisades et Orient latin – XIe-XIVe siècle”, Armand Colin-HER (2001).
-Malcolm Barber, “The challenge of state building in the twelfth century: the crusader states in Palestine and Syria”, Reading Medieval Studies, XXXVI (2010): 7-22.
-Moses I. Finley, “Colonies: An Attempt at a Typology”, Transactions of the Royal Historical Society , 26 (1976): 167-188.
-Charles J. Halperin , “The Ideology of Silence: Prejudice and Pragmatism on the Medieval Religious Frontier”, Comparative Studies in Society and History , 26 (3) (1984): 442-466.
-David Jacoby, “The Economic Function of the Crusader States of the Levant: a New Approach”, in Simonetta Cavaciocchi, Relazioni economiche tra Europa e mondo islamico. Secc. XIII–XVIII, Istituto Internazionale di Storia Economica, Atti delle Settimane di Studi e altri convegni, 38/1 (2007) : 159-191.
-Nikolas Jaspert, « Die Kreuzzüge und ihre Deutungen: Mythen und Motivationen », in: Karl-Heinz Rueß, Stauferzeit, Zeit der Kreuzzüge, Schriften zur staufische Geschichte und Kunst, 29, Gesellschaft für staufische Geschichte (2010): 15-27.
-Hans Eberhard Mayer, Elisabeth Müller-Luckner, “Die Kreuzfahrerstaaten als multikulturelle Gesellschaft”, Stiftung Historisches Kolleg, Kolloquien 37, Oldenbourg Verlag GmbH (1997).
×