Soms overtreft de werkelijkheid elk voorstellingsvermogen. Geluksjoden, wat moet een mens zich daar bij voorstellen? Aan de jodenuitroeiing ontsnapte joden?1 Joden die het groot lot gewonnen hebben of om een andere reden dolgelukkig zijn? Niets van dat alles, maar wel beeldjes en afbeeldingen van joods-orthodox ogende mannen die verondersteld worden voorspoed, vruchtbaarheid, geluk of fortuin te brengen voor… niet-joden. Ze heten te beschermen tegen onnodige uitgaven, voorkomen financiële tegenslag, maken rijk en machtig. Een enkeling neemt er stiekem eentje mee bij een sollicitatie.
In Polen worden de gelukspoppetjes sinds enkele decennia in allerlei vormen en voorstellingen gemaakt en verhandeld. Joden als zoutvat, bierkan, tas, klokje, spaarpot, frigomagneetje, bijenkorf en wat al niet meer. Het ene kunstzinnig, het andere kitscherig. Uitgesneden in hout, maar ook metalen en plastic popjes. Ze kosten een paar zloty tot enkele honderden. Geluksbrengers, dus een ideaal souvenir of geschenk bij een huwelijk of een nieuw huis. De beeldjes en afbeeldingen krioelen op het internet en vallen ook bij de intelligentsia in de smaak. Populair en elitair.
De volkskunstenaars beeld(d)en behalve joden – de tot de Tweede Wereldoorlog altijd aanwezige buren van overwegend katholieke Polen – ook andere figuren en beroepen uit. Maar toch: de jood als gelukspoppetje, gelijkgeschakeld met hoefijzer en klavertjevier: het stemt tot nadenken. De joden die ooit ons ongeluk heetten te zijn2 als gelukbrenger…
Sociaal-cultureel antropologe Erica Lehrer, afstammelinge van Pools-joodse grootouders en docente in Montreal (Concordia University), bestudeerde de beeldjes uitputtend. In 2013 organiseerde ze er een tentoonstelling over in het Etnografisch Museum in Krakau (Kraków). Met Souvenir, Talisman, Toy wou ze de eenduidige voorstelling van de beeldjes in Poolse musea doorbreken. De Lucky Jews zijn meer dan een willekeurig onderdeel van verdwenen dorpscultuur en plattelandskosmologie, ze zijn niet vrij van politiek en emotie en mogen niet losgekoppeld worden van de complexe geschiedenis van het Pools-joodse samenleven.
In 2014 breidde Lehrer de tentoonstelling uit in boekvorm. Lucky Jews / Na szczęście to Żyd is een prachtig werk met talloze, van commentaar voorziene afbeeldingen, interviews met volkskunstenaars, reacties van mensen die de tentoonstelling bezocht hebben en commentaar van enkele specialisten wier visie afwijkt van die van Lehrer.
De geluksjood wordt bijna altijd afgebeeld als een joods-orthodoxe, oudere man met baard, slaaplokken, keppeltje en kromme neus. Een vaderfiguur getooid in wat moet doorgaan voor joods-orthodoxe kledij. Duidelijk is dat makers en kopers maar een vaag, stereotiep beeld hebben van chassidim, rabbijnen en joden in het algemeen. Ook in Polen waren joden gekend maar vreemd: bijna-buren als ultieme outsiders, de totaal ‘ander’ (Gruber-2002, 40).
Tot voor kort trof je de beeldjes in heel het land aan: op markten, souvenirwinkels, naast winkelkassa’s, op kantoor, in cafés, restaurants, banken… Ook in streken en dorpen waar niemand ooit een jood van vlees en bloed heeft gezien. Polen telt tegenwoordig meer valse dan echte joden (minder dan één procent van de bevolking).3
De meeste Polen kennen de beeldjes, de helft van de bevolking gelooft dat ze geluk brengen en velen hebben er eentje in huis. Door toeristen verspreid zijn de beeldjes ook terug te vinden in de Verenigde Staten, Israël, Groot-Brittannië, Australië, Hongarije, Rusland, Slovakije, Spanje, Tsjechië, Italië… Winkels in het oude getto van Venetië bieden felgekleurde beeldjes aan in handgeblazen Muranoglas (Gruber-2002, 6).
Geldjood
Sinds de val van het communistisch regime en de overgang naar een democratischer bewind, eind jaren 1980 begin jaren 1990, worden geluksjoden steeds vaker afgebeeld met een geldstuk, geldbeurs of bij het tellen van geld. Een echte munt geldt als een pluspunt, al oogt ze in verhouding tot het beeldje groter dan normaal.
Onderstaande afbeelding moet aan de linkerkant van de buitendeur van huis of kantoor gehangen worden. Bij het verlaten van woonst of bureau moet je, als je voorspoedige zaken wil doen, er een blik op werpen. Achterop de afbeelding staat dat ze op vrijdagavond ondersteboven gehangen moet worden zodat het geld dat de jood die week heeft vergaard uit zijn zakken valt. Dit gaat vaak gepaard met gezegden als:
‘Jood in de hal, geld in je zak’.
Oorspronkelijk betekende dit gebruik dat zolang de jood aan de ingang waakt, huis of kantoor veilig zijn. Dit evolueerde geleidelijk tot ‘een jood in de hal brengt fortuin in huis’. Sommigen zien hierin een allusie op Poolse burgers die zich tijdens de nazibezetting verrijkt hebben met de onderduik van joden in ruil voor hun bezit. Vandaar gezegden als ‘Wie thuis geen jood heeft is arm’ of in een moderne variant: ‘Wil je dat het geld in huis blijft, hou een jood in huis’.
In een in 2015 verschenen artikel in de Jüdische Allgemeine, een in Duitsland gepubliceerd joodse weekblad, werd aan dit alles niet getild. De auteur van het artikel heeft het ook over de volgens haar zeer geliefde ‘wiebeljoden’ (Wackeljuden) in zwarte kaftan en met slaaplokken: ‘je stoot ze lichtjes aan en ze wippen op karakteristieke wijze van achteren naar voren’. Grazyna Pawlak, die in de jaren 1990 mee het initiatief nam voor het Museum over de Geschiedenis van het Jodendom in Warschau (op de plek waar het vroegere getto gelegen was, geopend in 2014), haalt er even de schouders over op: ‘De wiebeljoden tonen de renaissance van het jodendom in een lachspiegel’ (Lesser, 2015). Over deze ‘Wackeljuden’ vond ik alleen dit in de negentiende eeuw in Polen gemaakte houten beeldje van een chassidische jood op springveren die bij een lichte aanraking op orthodoxe wijze heen en weer wiegt.
Op een Poolse online webwinkel gespecialiseerd in bijenwasproducten (Tomasz Łysoń) kon je tot begin 2021 voor een habbekrats een ‘Grote Jood Kaars’ met muntstuk aanschaffen. Rafał Pankowski, medeoprichter van Never Again (Nigdy Wiecej), de belangrijkste antiracistische vereniging in Polen, noemde het verbranden van een stereotiep voorgestelde jood in een land waarin de nazi’s miljoenen joden opgestookt hebben, een schokkende ‘commercialisering van ontmenselijking’. Hierop werd de kaars uit de webshop verwijderd (Cohen, LoveKraków).
Geschiedenis
In vrijwel alle tijden en culturen hebben mensen afbeeldingen gemaakt, op grotwanden, in hout, klei, steen, keramiek, plastic… In Polen worden er zeker sinds de Middeleeuwen beeldjes gemaakt van heiligen, bisschoppen, bergvolk, schoorsteenvegers, edellieden, soldaten, vrouwen in regionale kledij en natuurlijk ook joden, die omvangrijke en belangrijke bevolkingsgroep, 3,3 tot 3,5 miljoen mensen, circa tien procent van de bevolking voor de Tweede Wereldoorlog. Eén op de tien Polen was toen jood. Houtbewerkers op het platteland die van oudsher religieuze en mythische afbeeldingen vervaardigden, onder meer voor kerststalletjes, maakten als bijverdienste ook jodenbeeldjes. Tijdens de nazibezetting rustten sommigen ze uit met een ‘modieuze’ getto-armband.
De vroegste gedocumenteerde vermelding van handel in joodse beeldjes in Polen dateert uit 1874. Dat jaar verkocht een jonge metselaar een honderdtal handgemaakte joodse beeldjes op de Emmaüs Paasmarkt in Krakau. Inwoners van die stad begeven zich op Paasmaandag al eeuwenlang naar het Norbertijnerklooster (een nonnenklooster gesticht in de twaalfde eeuw) in de wijk Zwierzyniec voor de jaarlijkse Emmaüs-aflaat. Deze ooit van spiritualiteit doordrenkte plechtigheid is sinds de negentiende eeuw langzaam maar zeker veranderd in een groot volksfeest met stalletjes vol snuisterijen, snoep en speelgoed (waarover hieronder meer).
Emmaüs is een bijbels dorp waar Christus na zijn verrijzenis twee jongelingen zou hebben ontmoet die hem aanvankelijk niet herkenden. Pas toen Jezus ’s avonds het brood met hen brak (mogelijk een verwijzing naar de eucharistie), beseften ze wie hij was, waarop hij in het niets verdween (evangelie volgens Lucas 24:13-35). Het avondmaal in Emmaüs werd door heel wat kunstenaars uitgebeeld.
Na de oorlog bleven de weinige Poolse joden die de gruwel hadden overleefd liever onopgemerkt. Het communistisch regime zweeg ook in alle talen over joden en wat hen overkomen was. Maar het jodendom keerde via een achterdeurtje terug: als beeldjes. Cepelia, de Poolse centrale organisatie voor Volkskunstindustrie onder het communistisch bewind, bevorderde seculiere kunst. Plattelandsbewoners werden aangemoedigd om traditionele beeldjes te maken voor binnen- en buitenland (te koop in Cepalia etnische kunstwinkels) en daar hoorden ook afbeeldingen van orthodoxe joden bij.
In 1977 greep het Historisch Museum van Krakau het Emmaüsfeest aan om een marktcompetitie te organiseren die oude volkstradities nieuw leven moest inblazen. Minstens één iemand bood joodse beeldjes aan (Altman). In de jaren 1980 kochten verscheidene Polen joodse beeldjes of stelden die tentoon om het multiculturele verleden van de samenleving te benadrukken, een vorm van kritiek op, of verzet tegen de communistische eenheidsworst.
Te goeder trouw
De meeste Polen beschouwen de beeldjes als onschuldige en ongevaarlijke folklore. Sommige fleuren hun kerstboom op met één of meerdere jodenpoppetjes. Ze interpreteren de beeldjes naïef, zonder referentie aan antisemitisme dat ze doorgaans vernauwen tot fysiek geweld tegen joden. Men realiseert zich niet dat de beeldjes controversieel zijn. Wie de gelukspoppetjes antisemitisch noemt, heet anti-Pools te zijn. Verontwaardigd probeert men duidelijk te maken dat het een eerbetoon is aan de joodse handels- en ondernemingsgeest. ‘Kijk maar naar het hoge inkomen van Amerikaanse joden!’ (opiniestuk 2021). De stereotiepe en antisemitische associatie van joden met geld is van betekenis veranderd: lof en bewondering in plaats van afgunst en verwijt.
Volgens specialiste Erica Lehrer behandelt…
‘…een minderheid van de volkskunstenaars, zeker de ouderen onder hen, de beeldjes op niet karikaturale maar artistieke en gevoelige wijze.’
Iedereen lijkt wel te handelen uit zuivere, zij het wel commerciële en vaak naïeve motieven. Zo beeldde één iemand een orthodoxe jood en Christus gezamenlijk uit om de gemeenschappelijke wortels van hun religies te illustreren. Of de eigenaar van een souvenirwinkeltje rechtover een synagoge die, toen hem aan het verstand was gebracht dat beeldjes van joden met geldstukken beledigend zijn, zeker op die plaats, ze onmiddellijk verving door beeldjes met een davidster. De figuurtjes waren voor hem even onwerkelijk als de kerstmannetjes in zijn winkel (Ben Zion).
Sommige klanten danken de kunstenaars omdat ze het joodse verleden met zoveel eerbied terug tot leven brengen. Musea kloppen bij sommige houtbewerkers aan (zie hieronder ‘afbeelding van een joodse familie’ door Józef Regula). Hoe oprecht ook, de kunstenaars streven wel een stereotiepe authenticiteit na, vervormen de werkelijkheid. Individualiteit wordt opgeofferd aan het groep stereotype. Sommige beeldjes worden voorzien van een stukje echte of nagebootste Torahrol die, omdat maker en koper de Hebreeuwse letters en tekens niet machtig zijn, soms ondersteboven wordt afgebeeld.
Voor en tegen
Toeristen vinden de beeldjes en afbeeldingen mooi, interessant, bizar, nostalgisch, folkloristisch, primitief, beledigend, aanstootgevend, walgelijk, antisemitisch. Toen journalist Pieter van Os in Polen in een pseudo-joods restaurant met de rekening ook een plastic jood-met-geldstuk kreeg, omschreef hij dit als…
‘…wat Zwarte Piet voor Nederlanders is: velen zien totaal niet het racistische motief’ van Os, 239
Pawel Jędrzejewski, publicist en redacteur van het Forum van Poolse joden, twijfelt in een recent opiniestuk niet aan het positieve, hartverwarmende karakter van de beeldjes. Ze getuigen van waardering, medeleven en herdenking. De jood-met-geldstuk drukt geen antisemitisme uit maar filosemitisme, met name de nieuwe, moderne visie op de succesrijke jood. Na een halve eeuw communistisch totalitarisme hebben de Polen de functionele vrijemarkteconomie ontdekt. Geld is in eer hersteld. Fortuin is terug voorbeeldig, symbool van respect afdwingend succes. De volgens Jędrzejewski eeuwenoude beeldjes stellen joden voor als geldmunters, bankiers, handelaars, industriëlen, beheerders van landgoederen: evenzovele voorstellingen van de enorme verwezenlijkingen en verdiensten van joden in de rijk gevulde geschiedenis van Polen. Na decennialang ontmenselijkend communisme zijn de bekwaamheid om met geld om te gaan, financieel succes bijzonder positieve waarden geworden die praktische voordelen bieden waarvoor niemand – al helemaal niet de joden – zich hoeft te schamen. Anti-joodse stereotypen, vervolgt Jędrzejewski, zijn vandaag onomkeerbaar veranderd.
Sommigen beschouwen de viering van joodse cultuur in een stad op een uur rijden van Auschwitz als een overwinning van of op de geschiedenis.
Jonny Daniels, de oprichter van een beweging ter bevordering van de dialoog tussen joden en Polen, doet de beeldjes af als ‘een ongevoelige maar eigenlijk ongevaarlijke uiting van nostalgie’, vergelijkbaar met de levensgrote houten ‘sigaren-winkel-indiaan’ die in de negentiende eeuw bij de ingang van veel Europese en Amerikaanse tabakswinkels stond (Liphshiz-2018, Gruber-2002, 21).5 De ontwerpers van die beelden hadden ook nog nooit een ‘indiaan’ gezien en de afbeeldingen leken meer op met pluimen uitgedoste zwarten.6 Daniels noemt de beeldjes ‘een poging om weer aan te knopen met joden, niet om met ze spotten’. Ze zijn een ‘onderdeel van heimwee naar joden, niet van haat’. Daarom ook, vervolgt de man, organiseren Poolse dorpelingen pseudo-joodse huwelijken, muziekfestivals en de nationale graffiticampagne I miss you Jew (waarover hieronder meer).
Lang niet iedereen is overtuigd van de onschuld van de beeldjes. Het lijdt geen twijfel dat de jood-met-geldstuk teruggaat op de eeuwenoude antisemitische kwakkel dat joden woekeraars en bedriegers zijn. Het is het oude waanidee dat joden economie en wereld beheersen, de touwtjes in handen hebben (iets wat sommige joden – Jędrzejewski bijvoorbeeld – in de hand werken door de oververtegenwoordiging van joden aan de top sterk te overdrijven). Vergeten wordt dat de overgrote meerderheid der joden eeuwenlang bij de armste, meest vervolgde en uitgesloten mensen ter wereld hoorden (wat hen hier en nu, als volk en natie, niet het recht geeft op hun beurt te discrimineren en te onderdrukken).
Deze antisemitische kwakkel kreeg in recente decennia in verscheidene Oost-Europese landen een positieve invulling. De opgang van de jood-met-geldstuk valt samen met de geleidelijke overschakeling op markteconomie na de val van het communistisch bewind. In het postcommunistische Polen, met zijn drive tot economische expansie en persoonlijk financieel succes, staarden velen zich blind op het in hun ogen opvallende succes van (enkele) joden in het kapitalistische Westen. Ze hopen op hun beurt fortuin te maken en de jood-met-muntstuk moet daar op magisch-demonische wijze bij helpen, moet toelaten iets af te tappen van de veronderstelde joodse almacht. De afwijkende ‘ander’, boezemt behalve angst ook ontzag in.
Filosofe en schrijfster Bożena Keff noemt de jood-met-muntstuk de Poolse neoliberale versie van het kapitalisme. Niet dat mensen die zo’n afbeelding in huis hebben zich daarvan bewust zijn. Neen, ‘hun’ jood moet gewoon helpen, of correcter, daartoe gedwongen worden. ‘Een persoon ondersteboven hangen is immers geen verzoek maar geweld’ (Keff-2018).
Velen vinden het verontrustend dat het meest voorkomende Poolse beeld van joodsheid, een beeld dat doordringt in de geest van mensen die nooit een echte jood gezien of ontmoet hebben, dat van een traditioneel uitgedoste orthodoxe jood is die iemands fortuin bepalen kan. Het in de beeldjes vervatte bijgeloof houdt de basiselementen van antisemitisme in.
Filosoof Stanislaw Krajewski ergert zich in The devil is in the details, zijn bijdrage aan Lehrers boek…
‘…aan hoe de negatieve boodschap van de beeldjes onder de mat wordt geveegd als iets positiefs. Gezegd wordt dat het een teken van waardering is voor joodse verdienste, vermogens en magische krachten. Maar deze oppervlakkige goedkeuring verhult een sinistere kijk op joodse invloed op geld en economie, die een soort afstand en verschil schept. Het is maar een kleine stap van dit zogenaamd positief beeld naar wantrouwen, wrok en uiteindelijk haat’ in Lehrer, 223
De stereotiepe afbeelding van een jood aan een deurstijl, op sabbatdag op zijn kop te hangen, wordt door sommigen geïnterpreteerd als een spottende allusie op de joodse mezoeza (mezuzah).7
Ruth Ellen Gruber (journaliste, onderzoekster gespecialiseerd in de joodse erfenis in Europa, mede-oprichtster van Jewish Heritage Europe beklemtoont de dikwijls groteske uitbeelding van de joodse werkelijkheid. ‘Zo zien Polen ons’, schrijft ze, ‘woekeraars in kaftan, achterlijke bewoners van de sjtetl, Yids – Żydki, ooit een pejoratieve term, nu de aanvaarde benaming voor de ‘joden-met-muntstuk’.8
Volgens Joanna Tokarska-Bakir (cultureel antropologe verbonden aan het Instituut voor Slavische studies, Poolse Academie der Wetenschappen) behoort de jood, de vreemdeling, thuis in de traditionele Poolse volkscultuur, met name de traditie van geloof in demonische wezens en beschermengelen. Al naargelang de wijze waarop die wezens behandeld worden, brengen ze voor- of tegenspoed. Het veronderstelde magisch vermogen van joden om met geld om te gaan wordt door gepaste rituelen – omgekeerd hangen van de afbeelding, een muntstuk achter of in de lijst plaatsen – aangesproken.
In haar bijdrage aan Lehrers boek omschrijft Tokarska-Bakir Polen als ‘een land dat zijn huiswerk met betrekking tot de Holocaust nog niet heeft gemaakt’ (p. 219). De popjes en andere afbeeldingen van joden noemt ze ‘minstrelisme’: ‘de buitenstaander speelt voor de dominante groep de rol van de met zichzelf lachende mascotte. Dat is de prijs voor het met tegenzin aanvaard te worden’ (p. 219-220). Minstrelisme was in de negentiende en vroeg twintigste eeuw een populaire vorm van volksvermaak, een parodie op de zwarte slavencultuur. Witte gelegenheidsacteurs maakten hun gezicht zwart met verbrande kurk of schoensmeer, overdreven stereotiepe kenmerken van Afro-Amerikanen, trokken potsierlijke kledij aan en dansten als gekken in het rond. Zwarten werden uitgebeeld als lui, dom, bijgelovig, hyper seksueel, geneigd tot lafheid en diefstal.
De geluksjoden kunnen dus niet op eenduidige wijze verklaard worden. Erica Lehrer maakt duidelijk dat ze diepgeworteld zijn in een lange geschiedenis die veel meer omvat dan alleen antisemitisme. Ze bevatten ‘stukjes historische herinnering aan joden zoals ze gezien werden door de ogen van hun buren, doorgaans plattelandsboeren’, maar vermengd met ‘mythe, soms nostalgie en na de oorlog soms empathie’. Souvenirkunst is volgens Lehrer dus ook herdenkingskunst. Ze vertegenwoordigen een ‘verlangen naar iets dat niet meer bestaat’, selectieve herinneringen aan wat hen als Poolse geschiedenis goed uitkomt. Lehrer vindt dat de beeldjes en ‘joods’culturele manifestaties de gelegenheid bieden om vragen te stellen over identiteit, collectieve herinnering en mogelijke verzoening. Het zijn nieuwe bruggen over oude ravijnen, een mogelijkheid tot hernieuwde verbroedering.
Jodenhaat
Jodenpopjes, pseudo-joodse restaurants, cafés en festivals bestaan zij aan zij met wijdverbreide onwetendheid over en onverschilligheid voor wat joden overkomen is, openlijk antisemitisme en holocaustontkenning (Gruber-2002, 13). De omarming van al wat joods is door de enen loopt parallel met het openlijk antisemitisme van de anderen. Sommigen beschouwen antisemitisme en filosemitisme als twee zijden van dezelfde munt (Gruber-2002, 43, 236).
Filosofe en schrijfster Bożena Keff windt er in haar bijdrage aan Lehrers boek geen doekjes om:
In Polen wordt antisemitisme doorgaans niet erkend als een vijandige mythe of een geheel van stereotypen. De verspreiding ervan gaat dus almaar verder tot het vanzelfsprekend wordt, tot er geen ruimte voor reflectie meer is, tot er alleen nog apathie overblijft. Het enige effectieve antwoord hierop zou opvoeding zijn, maar die is er niet. Daarom wordt het beeld van de “Jood-met-geldstuk” als neutraal gezien. Maar in werkelijkheid hoort het thuis in een lange reeks van antisemitische voorstellingen: Judensau [jodenzwijn], duivel-jood, jood-tovenaar, bloedaftappers (bloed van christelijke kinderen), de dikke joodse kapitalist met sigaar, de magere jood-bolsjewiek met mes, de jood Trotski bovenop een hoop schedels, judeo-communisme (“Żydokomuna”), ratten, ongedierte. En dat alles gecondenseerd in dodenkampfoto’s met hopen naakte lijken. (234).
Keff vervolgt:
‘De jood-met-geldstuk is niet volledig menselijk. Hij is een soort weekdier dat rondom een geldstuk is gegroeid. Het gelaat toegespitst op rekenen, op zijn miserabele boekhouding. Zijn naam is jood, jood zonder meer, de universele jood. Soms zie je ijskastmagneetjes in klei in de vorm van een beeldje met geldstuk, met de tallis op het hoofd.10 Dat is ofwel bedoeld als bespotting van het judaïsme, of een referentie aan het gouden kalf; in beide gevallen een belediging van een religie terwijl niemand aanwezig is om het voor die religie op te nemen. Als onze huishoud jood niet zorgt voor ons financieel succes, dan moet hij op zijn kop gedraaid worden. Een beetje symbolisch geweld tegen een jood kan geen kwaad. We moeten hem ‘opknopen’ tot hij ons overhandigt wat ons toebehoort. Het beeld en de gebruiksaanwijzingen bevatten alle basisgegevens van antisemitisme. Het is een generische voorstelling, geen individuele. Het geld staat symbool voor de overheersing van het materiële over het spirituele, en geweld – tegen de joodse afbeelding of tegen de jood zelf – wordt hierdoor gesanctioneerd. Als deze hele context er voor u niet toe doet, wat vindt u dan van volgende voorstelling? Foto’s van in vodden geklede joodse kinderen in het getto van Warschau, u kent ze wel. Zittend of liggend op straat, sterven ze van de honger. Beeldt zo’n kind in olieverf of klei uit met een geldstuk in de hand. Ze mogen ook iets hebben 235, mijn vertaling
Stanislaw Krajewski stelt nog ander een gedachte-experiment voor, namelijk een beeldje van de ‘typische’ Pool, een man met een kokkerd van een neus en een fles wodka in de hand. Stel dat deze Polakken-met-kater een rage worden in Israël. Heb je te veel gedronken? Hang de kater-Polak op zijn hoofd en alle alcohol loopt eruit! Logisch toch? Joden herinneren zich het respect dat ze hadden voor Polen die ettelijke liters drank konden verzetten. Dankzij de kater-Polakken kunnen joden nu een deel van die Poolse kracht overnemen. Werkt de magie niet, kwaad kan het ook niet. Slechte intenties zijn er niet, dus kan er niets mis mee zijn. (p. 224)
Jan Gebert, sociaal activist en fel tegenstander van antisemitisme, stelt in zijn bijdrage aan Lehrers boek dat Żydki als bijverdienste worden gemaakt door zowel selfmade artiesten als beroepskunstenaars. Omdat de beeldjes bestemd zijn voor niet gesofistikeerde kopers, weerspiegelen ze veel herkenbare stereotypen. Wat goed verkoopt wordt gemaakt, en men kopieert van elkaar. De beeldjes zitten ook vol contradicties: enerzijds kunstwerkjes die joden van bijna goddelijke trekken voorzien, anderzijds beeldjes uitgerust zijn met kenmerken ontleend aan antisemitisme en nazi-iconografie. De meeste afbeeldingen zitten ergens tussenin, geïnspireerd door stereotypen, literatuur, oude gezegden, foto’s van joden en schilderijen. Żydki vormen de materiële expressie van ideeën over joden die gangbaar zijn in de Poolse cultuur; ze komen voort uit een voordien bestaand stereotiep beeld van ‘de’ jood en bestendigen het ook. (231)
De vele in Lehrers boek afgebeelde kunstwerkjes zijn verre van alle karikaturaal, vermoedelijk omdat het een esthetische selectie is, gemaakt voor een tentoonstelling en ook omdat veel van die beeldjes uit haar persoonlijke verzameling komen. Van groter belang misschien is dat de makers geen karikatuur maar een herkenningsbeeld maken: joden zoals zij ze zich voorstellen en herinneren, ‘typische’ joden die ook door kopers die er hetzelfde stereotype op nahouden direct herkend moeten worden. De geluksbeeldjes illustreren hoe joden en joodse identiteit begrepen worden in termen van anders-zijn.
Elke eerste waarneming heeft met herkenning te maken. Wat bekeken wordt, wordt pas gezien, kàn maar gezien worden als het een plaats gekregen heeft in het voordien gekende. Alleen het gekende kan her-kend worden. Meer: Wat gekend is, bepaalt of, wat en hoe je herkent. Kijken en zien zijn herkenningswaarnemingen: een vrijwel automatische en doorgaans onbewuste inkadering in het gekende, de primaire betekenisverlening. De allereerste waarneming is per definitie stereotypisch: vrouw, man, volwassene, kind, giraffe, konijn. Een slurf en twee slagtanden volstaan. Het kenmerkende, het typerende, dat wat alle olifanten gemeen hebben, dat springt in het oog en maakt herkenning mogelijk. Denk hier dus niet aan ‘karikatuur’ maar aan ‘karakteristiek’.
Het merendeel der joden en antiracisten kijkt met andere ogen, vanuit andere kennis, waarden, normen en idealen. Geluksjoden roepen bij hen een ander herkenningsbeeld op. De stereotiepe afbeelding wordt gezien als een reductie van joden tot enkele eerder uitzonderlijke en negatief uitvergrote kenmerken. Meaning is in they eye of the beholder.
Politieke correctheid
Na een campagne van Poolse joden tegen de verkoop van jodenbeeldjes in een souvenirwinkel in het Poolse parlementsgebouw, veroordeelde een vertegenwoordiger voor cultuur van de stad Krakau de beeldjes als antisemitisch, eraan toevoegend dat ze…
‘…in een stad als Krakau, met zo’n moeilijke erfenis en zo’n pijnlijk verleden, niet verkocht zouden mogen worden’ (Liphshiz-2021).
In oktober 2017 werden de beeldjes weggehaald. Eind dat jaar stelde socioloog en politicoloog Rafał Pankowski dat het parlement respect voor alle minderheden moet waarborgen, ook de joodse minderheid’. Polen heeft, schreef hij, ‘sinds de rechtse Recht en Rechtvaardigheidspartij in 2015 aan de macht is gekomen een ware heropleving van antisemitisme beleefd. Vandaag heerst er in Polen een klimaat dat de extreemrechtse zeilen doet opbollen, xenofobie, islamofobie en antisemitisme in de hand kan werken’.
In november 2020 werd op een door de stad Krakau georganiseerde rondetafeldiscussie, waarop alle belanghebbende instellingen waren uitgenodigd, beslist dat de jodenbeeldjes en teksten als Żydki for good luck negatieve sociale en culturele effecten hebben, de stad kunnen schaden. Midden 2021 waren de deelnemers aan een tweede rondetafeldiscussie (Addressing Poland’s ‘Lucky Jews’) het erover eens dat de geluksjoden thuishoren in het wijde spectrum van discriminatie en dat ze joden karikaturaal, deels antisemitisch afbeelden. Joden en niet-joden, Polen en toeristen hadden er al herhaaldelijk over geklaagd en tegen geprotesteerd. Wetenschappers hebben de beeldjes vergeleken met andere antisemitische praktijken zoals het verbranden van afbeeldingen van joden, het slaan van Judas en karikaturen in extreemrechtse pamfletten. De beeldjes in souvenirwinkels en op foren, besloot men, getuigen van…
‘…een gebrek aan culturele reflectie en gevoeligheid in het domein van de zogenaamde moeilijke erfenis’.
De stad, die tijdens de oorlog bijna al zijn joodse inwoners verloor, moet al het mogelijke doen om dit soort afbeeldingen op publieke plaatsen te weren. Verbieden kan men dat niet, maar alle toelaatbare middelen zullen worden aangewend om paal en perk te stellen aan deze praktijk. (CentrALT/FestivALT 2021, Brabosh)
Dit heuglijke, maar na de jarenlange ongehinderde verkoop van beeldjes tevens verrassende besluit komt er niet toevallig een kleine twee jaar voordat Krakau en de regio Klein-Polen de derde Europese Spelen mogen organiseren. In en om Krakau, op een boogscheut van Auschwitz, worden in 2023 zo’n vierduizend atleten verwacht uit een vijftigtal landen.
Deze opportunistische beslissing staat ook haaks op een maatregel van de regering van Małopolska, de regio en provincie waar Krakau toe behoort. In 2019 vaardigde die regering een verbod uit op alle ‘publieke activiteiten die de ideologie van de LGBTI-beweging promoveren’. Toen Poolse regio’s die vergelijkbare maatregelen hadden aangekondigd, terugkrabbelden omdat ze Europese subsidies dreigden te mislopen, hield de regering van Małopolska voet bij stuk. Vertegenwoordigers van de Recht en Rechtvaardigheidspartij wonnen het pleit en de regio zal de ‘lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en interseks ideologie’ blijven bestrijden (Mackay).
De beslissing van de stad Krakau om de beeldjes te weren, getuigt volgens Pawel Jędrzejewski (sprekend in naam van Forum van Poolse joden) van hysterische kortzichtigheid. De ‘prachtige beeldjes van joden’ hebben niets van doen met vooroordeel of antisemitisme, maar vertegenwoordigen voorspoed en geluk zoals ook hoefijzer en klavertjevier. De man ging poolshoogte nemen in Krakau en stelde vast dat overijverige Polen en joden zo goed als alle ‘klassieke beeldjes’ hadden weggehaald. Hij vond er maar eentje, zonder geldstuk. De ‘jood-met-geldstuk’, vervolgt hij, ‘antisemitisch noemen, is gevaarlijk omdat het de werkelijke betekenis en implicatie van antisemitisme trivialiseert en uiteindelijk neutraliseert.’ Het is simpel:
‘als nonsens antisemitisme wordt genoemd, wordt antisemitisme nonsens’.
Jodenliefde
Sinds begin jaren 1990 wordt in Krakau jaarlijks een Festival van de Joodse Cultuur (Festiwalu Kultury Żydowskiej) georganiseerd dat is uitgegroeid tot het grootste festival in zijn genre. Anders dan velen schrijven is het geen joods cultureel festival. Het initiatief kwam van niet-joden, zij organiseren het en joden zijn zwaar ondervertegenwoordigd bij de duizenden bezoekers.
Het eerste festival werd in 1988 georganiseerd door twee jonge niet-joodse Polen die in de vroege jaren 1980, toen het succes van de anticommunistische Solidarność-beweging een golf van belangstelling voor het joodse verleden toeliet11, onafhankelijk van elkaar gefascineerd geraakt waren door het joodse verleden en cultuur. Een van hen, Janusz Makuch, de directeur van het festival noemt het ‘een soort eerbetoon aan een volk dat hier leefde en zoveel bijdroeg aan de Poolse cultuur’. Het festival is volgens hem een manier om de stereotypen over Polen en joden te doorbreken. De feestelijkheden brengen de vermoorde joden niet terug maar wel de joodse cultuur, en elk jaar zijn er wel een twintigtal mensen die hun jodendom ontdekken of uit de kast durven komen. Het jodendom is Makuchs passie, wereld en leven. Hij voelt zichzelf zo goed als joods (Gruber-2002, 46-48). In 2018 werd hij als eerste Pool gehuldigd als ‘Vriend van Israël’.
Aanvankelijk was het festival een eendaagse gebeurtenis met een honderdtal bijna uitsluitend niet-joodse aanwezigen. Twee jaar later (na de val van het communistisch regime) sprongen het Poolse ministerie van culturele zaken, de Poolse televisie en andere instellingen financieel bij. Vandaag wordt de rest gefinancierd door privé-donoren, vooral Amerikaanse joden die Europa tijdig konden ontvluchten en hun nakomelingen. Ondertussen worden er ook in Warschau, Wroclaw, Tarnow en andere plaatsen festivals van joodse cultuur georganiseerd (Smith, 2007; Lesser, 2015).
Krakau’s festival vindt plaats in Kazimierz, de oude joodse wijk, een van de belangrijkste bewaard gebleven complexen van joodse monumenten in centraal Europa: zeven eeuwenoude synagogen, een tiental gebedshuizen, twee begraafplaatsen, marktplaatsen etc… (Gruber-2007, 27). Voor de oorlog woonden er om en bij de 65.000 joden, nu nog enkele honderden. In 1941 deporteerden de nazi’s alle joden naar een getto in het Podgorze district, aan de overkant van de rivier Vistula. Na de oorlog was het door de nazi’s verwaarloosde Kazimierz een verkommerde, verlaten, ruige buurt.
Het meerdere dagen durende festival zorgde voor een heropleving met concerten, tentoonstellingen, films, straathappenings, klezmer orkestjes en duizenden Polen die op het ritme van die traditionele Oost-Europese joodse muziek in de handen klappen, zingen en dansen. Het festival werd in 1992 door sommigen omschreven als het ‘Joodse Woodstock’ (Gruber-1995, Gruber-2002, 46). Synagogen en andere gebouwen werden gerestaureerd. Geluksjoden ontbraken niet op het appèl.
De heropleving werd bekrachtigd door het feit dat Stephen Spielberg voor Schindler’s List (1993) verscheidene scènes in Kazimierz draaide.12 In de nasleep van de bejubelde en met verscheidene Oscars bekroonde prent stroomden mensen uit grote delen van de wereld toe om met eigen ogen te zien waar Oskar Schindler een duizendtal joden uit de klauwen van de antisemitische SS’er Amon Göth had gered.
Cafés en restaurants die zich joods en koosjer noemen, boeken- en souvenirwinkels… ze schoten als paddenstoelen uit de grond. Er kwam een nieuw Joods cultureel centrum en een lokaal reisbureau dat zich specialiseerde in rondleidingen langs locaties uit Schindler’s List. Dat alles voornamelijk uitgebaat door niet-joden (Gruber-2002, 12). Jonge joden probeerden hun joodse identiteit terug te winnen, iets wat hen onder het communisme was ontzegd. Ze richtten kleine joodse jeugdgroepen op. Maar de meeste joden in Krakau waren bejaard. Op sabbatdiensten waren er makkelijk meer toeristen dan gelovigen (Gruber-1995). In 2007 namen twintigduizend mensen, de meesten niet-joods, deel aan het festival met een tweehonderdtal activiteiten, concerten, lezingen, workshops van koosjer koken tot Hebreeuwse kalligrafie (Smith, 2007).
Nogal wat joden voelen zich ongemakkelijk bij al dit pseudo-joods gedoe. Sommigen vergelijken het met de belangstelling in de VS voor de oorspronkelijke bewoners van Amerika. Velen ergeren zich aan de commercialisering van de joodse cultuur en de toeristische kitsch in een land dat bijna wereldwijd geassocieerd wordt met de vernietiging van het jodendom (Gruber-1995, Smith, 2007). De in 1946 in Polen geboren joodse schrijver Henryk M. Broder, wiens ouders de kampen overleefden maar elf jaar na de oorlog wegens toenemend antisemitisme Polen moesten inruilen voor West-Duitsland, zei ter gelegenheid van het tweede festival in 1990 dat de initiatiefnemers ongetwijfeld goede motieven hadden, maar dat het festival macaber aandeed:
‘de affectie voor joden lijkt pas toe te nemen als ze verdwenen zijn’ Engelberg, 1990
De ironie van een joods festival voor overwegend niet-joodse toeschouwers in een joodse spookstad, kan volgens Gruber niemand ontgaan. Maar, vervolgt ze, deelnemers, organisatoren en toeschouwers vinden dat dit niet opweegt tegen het belang van het festival als een katalysator voor de toename van kennis over de joodse cultuur in een van joodse geschiedenis doortrokken stad en een land waar antisemitisme nog steeds een probleem is (Gruber-1995). Konstanty Gebert, de oprichter van het Pools-joodse maandblad Midrasz, noemt de commercialisering schuim aan de oppervlakte en heeft het over ‘één van de meest diepgaande ethische veranderingen die ons land ondergaat. Polen herontdekt zijn joodse ziel’.
Virtueel joods
Het festival van joodse cultuur in Krakau maakt deel uit van een in veel Oost-Europese landen (en ook Duitsland en Oostenrijk) sinds eind jaren 1980 toenemende interesse van jonge niet-joden voor de joodse cultuur – of wat daarvoor moet doorgaan. Het is een pan-Europees fenomeen, zowel in landen van de daders als die van slachtoffers en omstanders, ook in landen waar antisemitisme nog springlevend is (Gruber-2002, 15). Het ‘joodse fenomeen’ wordt nogal onstuimig omhelsd in landen waar nog maar weinig joden leven. Een Tsjechische rockster doopte zijn groep ‘Shalom’ en speldde een davidster op. Zogenaamd koosjere restaurants met joods klinkende namen en uithangborden met echte of pseudo Hebreeuwse letters, eetzalen vol joodse motieven, menora’s, klezmermuziek en gerechten vernoemd naar rabbijnen en oudtestamentische profeten. Ze lijken in niets op de vooroorlogse joodse eethuizen. Winkels, kiosken en marktkramen liggen vol spiksplinternieuwe joodse kitsch, ansichtkaarten, kaarsen, popjes, T-shirts (Gruber-2002, 5-6, 15, 27-28). Festivals, tentoonstellingen, workshops over ‘de’ joodse cultuur, geworteld in de ‘joodse erfenis’, chassidische liederen aanleren in een lokaal met een katholiek kruis tegen de muur, joodse boeken, koosjer wodka en bier, conferenties en academische studieprogramma’s over allerhande aspecten van joodse cultuur en geschiedenis. Judaïca minus joden. Joden als imaginaire buren.
Joodse cultuur – of beter, wat zo gezien of gedefinieerd wordt – is in. Door het zelf beleven, het na-leven van die cultuur, hoe indirect en onvolkomen ook, bewerkstelligen niet-joden als bij volmacht een soort wedergeboorte van het jodendom. Oude joodse wijken in Krakau, Praag, Berlijn, Venetië… kregen nieuw leven ingeblazen en trekken behoorlijk wat toeristen (Gruber-2002, 4-6, 131, 148).
Dit alles houdt vermoedelijk verband met, maar mag niet verward worden met, de eveneens na de val van het communisme heroplevende joodse belangstelling voor de materiële en culturele overblijfselen van het jodendom. Een interesse die bevorderd werd door Jewish Heritage Travel, Ruth Ellen Grubers in 1992 verschenen gids. Er was toen nog maar weinig besef van de ondanks alle nazigeweld nog talrijke joodse restanten of ‘erfenis’ in Oost-Europa. Vijftien jaar later, bij de publicatie van Grubers herwerkte gids, was het joods-erfenis-toerisme al een vaste waarde voor de reissector. Synagogen en joodse begraafplaatsen waren hersteld, gedenktekens opgericht, musea geopend, joodse wijken opgefleurd, joodse scholen geopend en nieuwe rabbijnen aangesteld (Gruber-2007, xi-xii). Maar dit is niet het onderwerp van dit artikel. Er bestaat ongetwijfeld een verband tussen beide evoluties, maar hier gaat het om vormen van belangstelling van niet-joden voor joden, jodendom en joodse cultuur in landen waar de nazi’s ze volledig probeerden uit te roeien.
Bij de niet-joodse fascinatie voor de joodse erfenis spelen verscheidene motieven en belangen. Een deel heeft te maken met toerisme, commercialisering, bedenkelijke folklore of een vorm van ‘Holocaustindustrie’ (Gruber heeft het over ‘post-Holocaust necrofilie’), maar er bestaan ook heel wat oprechte pogingen om het joodse verleden te herwaarderen, iets goed te maken van wat niet goed te maken is. Het begon als een tweede en derde generatie ‘syndroom’, de wens van na de oorlog geboren niet-joden om kennis te verwerven over wat zo lang angstvallig verzwegen werd door ouders, grootouders, school en politiek. Begin deze eeuw stelde de Duits-joodse sociologe Gabriele Rosenthal vast dat in Duitsland vooral kinderen en kleinkinderen van daders de behoefte hebben aan een minstens gedeeltelijk joodse familiegeschiedenis, aan joodse identiteit… (in Diekman-Schoeps, 354). Het herinnerde jodendom wordt bewust of onbewust ook gebruikt als middel voor zelf-ontdekking en zelf-exploratie.
De renaissance neemt soms bijzonder merkwaardige vormen aan. De actie I miss you Jew (Tęsknię za tobą, Żydzie) werd in 2005 opgestart door de niet-joodse Poolse straatkunstenaar Rafał Betlejewski. Hij schilderde de slogan op straatmuren en gebouwen waar joden gewoond, samengedreven, vermoord of gedeporteerd waren en moedigde mensen aan zijn voorbeeld te volgen. Op 10 juli 2010 stak hij onder flink wat belangstelling een speciaal voor de gelegenheid gebouwde schuur in brand om de Jedwabne-pogrom te herdenken (die 10de juli 1941 werden tal van joden door hun niet-joodse buren in een schuur gedreven en levend verbrand).13 De schuur-actie werd wereldwijd op verontwaardiging onthaald.
Oprechte pogingen om wat vernietigd, verloren gegaan of vergeten is, te bestuderen en te re-integreren, bestaan zij aan zij met slogans, oppervlakkigheid, lippendienst en show. Filosemitisme, idealisering van joden, al dan ingegeven door een gevoel van schuld, een hang naar exotisme en nostalgie (niet zelden heimwee naar stereotypen) – het speelt allemaal mee. Maar het gaat helaas niet gepaard met veel aandacht voor hedendaagse, lokale joden (Gruber-2002, 9-10).
Gruber heeft het over een virtuele joodse wereld, virtuele joden en virtuele joodsheid. De joodse cultuur gezien en beleefd vanuit een outsiderperspectief. Niet-joden nemen culturele en andere activiteiten over die normaal gezien uitgevoerd worden door joden. Of ze scheppen eigen werkelijkheden om het jodendom op denkbeeldige wijze te vervolgen. Sommigen dragen davidsterren om de hals, nemen joods klinkende namen aan, gaan naar de synagoge, zenden hun kinderen naar joodse scholen, volgen koosjere dieetwetten of bekeren zich tot het jodendom (Gruber-2002, 11).
Nogal wat joden verwelkomen het nieuwe open klimaat, hopen op een duurzame verandering van de houding tegenover joden, maar anderen voelen zich bijzonder ongemakkelijk bij de nieuwe rol die hen, hun cultuur en geschiedenis wordt toegeschreven. Ze voelen zich gebruikt en uitgebuit. Ook Gruber voelde zich meer dan eens ongemakkelijk bij het virtueel joodse fenomeen. Maar toch steunt ze ‘joodse’ manifestaties en sympathiseert ze met activiteiten, emoties en idealen van niet-joden (Gruber-2002, 18, 20, 21). De opleving van joodse cultuur vormt hoe dan ook een progressief tegengewicht voor de conservatief nationalistische strekking in de Poolse politiek (Smith, 2007).
Dirk Moses (historicus mensenrechten en uitgever van het gerenommeerde Journal of Genocide Research) heeft het in verband met de ook in Duitsland toegenomen interesse voor het joods verleden over een catechismus en een verlossingsverhaal. Sinds de eenmaking van Duitsland en het in elkaar storten van de Sovjet-Unie heeft de Duitse staat verscheidene maatregelen genomen om het land te ‘herbebossen’ met joden. De immigratie van joden uit de voormalige Sovjet-Unie ging en gaat gepaard met een verlossingsverhaal waarin de joodse migranten vermengd worden met Holocaustslachtoffers om aldus de ‘Duits-joodse symbiose’ te herstellen. In dit verlossingsverhaal is het Holocaustoffer van de joden – holocaust betekent ‘volledig brandoffer’ – de premisse voor de legitimiteit van de federale republiek Duitsland. Het verlossings-filosemitisme heet joden dan ook van harte welkom. De Holocaust is dus niet zomaar een belangrijke historische gebeurtenis, maar een sacraal trauma dat niet besmeurd mag worden door profane elementen, zoals niet-joodse slachtoffers van de nazi’s of andere genocides.
In 2001 opperden enkele vooraanstaande Duits-joodse literatuurwetenschappers en psychologen in een debat, dat de Vergangenheitsbewältigung masochistische trekjes begon te vertonen. Eén deelnemer vond dat nogal wat Duitsers aan een Wilkomirski-syndroom lijden. Duitsers deden volgens hem hard hun best om ‘joodser te zijn dan de joden’. Waarop een andere joodse deelnemer repliceerde: ‘alles beter dan dat ze stenen naar ons gooien’ (een verwijzing naar de eerste intifada, de opstand van Palestijnen tegen de Israëlische bezetting).
Verregaande inleving in slachtoffers kan uitmonden in grenzeloze identificatie, letterlijk medelijden, de overtreffende trap van empathie (Dorfman). Zonder het goed te beseffen eigent zo iemand zich de slachtofferrol toe. In Brokstukken beschreef Binjamin Wilkomirski in 1995 hoe hij als peuter de uitroeiingskampen Majdanek en Auschwitz had overleefd. De man en zijn relaas werden wereldwijd bejubeld en bekroond met verscheidene joodse prijzen. Tot werd aangetoond dat de door Wilkomirski als authentiek ervaren herinneringen tot stand gekomen waren in een suggestieve therapeutische situatie en volkomen denkbeeldig waren. Hoe uitzonderlijk ook, schijnoverlevenden van nazikampen en andere door mensen veroorzaakte rampen bestaan. Sommige na de Tweede Wereldoorlog geboren mensen – doorgaans maar niet altijd joden – zijn er rotsvast van overtuigd dat ze in Auschwitz of een ander uitroeiingskamp zijn omgekomen, maar ondertussen zijn gereïncarneerd,wat volgens hen meteen verklaart waarom ze geobsedeerd worden door dit verleden. Enkelen vroegen in alle oprechtheid subsidies aan bij joodse organisaties (Gershom, Rigler).14
Jodenhaat
Bij uitspraken over joden en ‘geluksjoden’ is het van belang rekening te houden met achtergrond, motieven en ideologie van de spreker. De hierboven aangehaalde mening van Jonny Daniels, die de dialoog tussen joden en Polen bevorderen wil, dat gelukspoppetjes eigenlijk een ongevaarlijke uiting van nostalgie zijn, ‘een poging om weer aan te knopen met joden, niet om met ze te spotten’, geen teken van haat maar van heimwee, komen in een ander daglicht te staan als je weet dat deze Brits-Israëlische jood als oprichter en directeur van From the Depths, een belangrijke Poolse organisatie voor Holocaustherdenking, standpunten verdedigt die parallel lopen met die van de rechtse regeringspartij Prawo i Sprawiedliwość (PiS, Recht en Rechtvaardigheid). Beiden willen de complexe geschiedenis van Polen tijdens de Tweede Wereldoorlog vervangen door een eenduidig heldenverhaal. Volgens hen bestaat er in Polen geen antisemitisme meer. Geluksjoden halen daar de spons over.
Naast de positieve belangstelling in Oost-Europa voor alles wat van ver of dichtbij met joden en jodendom heeft te maken, flakkerde ook het antisemitisme op. In 1990 werd Henryk M. Broder in het centrum van Krakau aangesproken door een dronken man die hem beleefd vroeg of hij joods was. Broder antwoordde bevestigend en vroeg waarom de man dat wou weten, waarop die zei: ‘Dan zal ik je doden. Je hebt geen recht om hier te zijn. Je bent hier in mijn huis’, doelend op Polen (Engelberg). In 2007 merkte Konstanty Gebert, oprichter van het Pools-joods maandblad Midrasz, op…
‘…dat het woord ‘jood’ nog altijd gesprekken aan de eettafel doet stokken. Mensen lijken te bevriezen’ Smith, 2007
Recent onderzoek wijst op een sterke toename van antisemitisme in de voorbije zes jaar. Op sociale media en bij bepaalde massamanifestaties zoals de extreemrechtse marsen die op 11 november, de Onafhankelijkheidsdag van Polen, bijna voorspelbaar tot geweld leiden. Het ultranationalistisch vertoog spint goed garen bij zogenaamde vijanden van de natie. De negatieve stereotypering van joden en anderen dient als cement voor de nationale identiteit (Altman e.a., 203; Cohler-Esses).
Op 18 november 2015 staken betogers in Wrocław een joods-orthodoxe pop met een EU-vlag in de hand in brand als protest tegen de immigratie van… moslims en Syrische vluchtelingen. De menigte brulde slogans als ‘Verenigd katholiek Polen!’, ‘Nationaal radicalisme!’, ‘Weg met de Europese Unie!’ (Snyder).
Op een conferentie gehouden op 17 november 2015 maande de Poolse president vertegenwoordigers van Poolse musea en andere culturele instellingen aan om Pools nationalisme te bevorderen en verhalen die Polen beschamen resoluut af te wijzen. Een en ander had te maken met het werk van verscheidene Poolse historici over de betrokkenheid van nogal wat Polen bij de deportatie en uitroeiing van Poolse joden.15 Geviseerd werd onder meer het werk van Jan T. Gross over de pogrom in Jedwabne waarbij op 10 juli 1941, tijdens de allereerste fase van de Endlösung onder het welwillend oog van Duitse militairen driehonderdveertig joden werden vermoord door Poolse dorpsgenoten.16
Op 26 januari 2018, de vooravond van de Internationale Holocaust Herdenkingsdag, stemde het Lagerhuis van het Poolse parlement de zogenaamde ‘geheugenwet’ goed, een wet die de vrijheid van meningsuiting aan banden legt wat betreft Poolse betrokkenheid bij ‘nazimisdaden gepleegd door het Derde Rijk’ of andere misdaden tegen de vrede, de menselijkheid en oorlogsmisdaden. Wie iets beweert over medeverantwoordelijkheid of collaboratie van Polen – natie en inwoners – aan jodenvervolging en -uitroeiing, tijdens of direct na de nazi-bezetting, of op een andere manier de verantwoordelijkheid van de echte daders probeert te verminderen, stelt zich bloot aan een gevangenisstraf van maximaal drie jaar. Etnische Polen kunnen alleen held of slachtoffer zijn. De ‘geheugenwet’ kwam het land op flink wat internationale kritiek te staan.
In de dagen en weken die volgden op de goedkeuring van de wet laaide het antisemitisme op. In Poolse media, ook die gecontroleerd door de staat, werden honderden jood vijandige opmerkingen gemaakt, ook door Poolse parlementariërs. Volgens Pankowski verschoof de vreemdelingenhaat, die tot dan vooral moslims en immigranten viseerde, terug naar traditionele jodenhaat.
De jodenuitroeiing en de Koude oorlog zorgden voor de grootste en meest verwrongen kloof in de joodse geschiedenis: ‘de leegte’, ‘het vacuüm’, ‘het zwarte gat’, ‘een ongeneeslijke wonde’. De hedendaagse omarming van ‘joodsheid’, de schepping van joodse virtualiteit is, bewust of niet, een poging om met die kloof en zijn effecten om te gaan (Gruber-2002, 235). Het is ‘alsof het vacuüm geschapen door de Holocaust fysiek opgevuld moet worden – al dan niet door joden’ (Gruber-2002, 43).
Gruber beschouwt de ‘renaissance’ kritisch maar staat er over het geheel genomen positief tegenover, wel waarschuwend voor zijsporen en valkuilen. Blijft de ‘wedergeboorte’ geïsoleerd als niet-joods fenomeen, dan kan ze tot een soort folklore verwateren die als ‘joods’ herkend of benoemd wordt zonder enig diepgaander begrip of associatie. Het virtueel joods fenomeen is voorlopig veeleer een nationaal dan een joods fenomeen. Verscheidene onderzoeken legden een diepe onwetendheid over het jodendom bloot naast voortbestaande vooroordelen en stereotypen. Maar Gruber hoopt dat het fenomeen meer omvang krijgen zal, universeler wordt. De ‘herinnerde aanwezigheid van joden en joodse ruimte kan een symbool worden van het verleden, maar ook een geïdealiseerd symbool van hedendaagse aspiraties: naar multiculturalisme, identiteit, ‘authenticiteit’, een pan-Europees ideaal (Gruber-2002, 235-238).
De resultaten van twee doorgedreven analyses van Poolse websites die geluksjoden te koop aanbieden en van verscheidene Poolse fora, respectievelijk uitgevoerd in 2017 en 2019, zijn moeilijk in overeenstemming te brengen met welwillende, verzoenende, bruggen bouwende goede bedoelingen (Altman, 215). Als de geschiedenis iets leert dan valt rekening houdend met het verschrikkelijke anti-judaïstische en antisemitische verleden te vrezen dat in tijden van nood het vuur weer in de pan slaat, de poppen weer aan het dansen gaan.
Oorspronkelijk gepubliceerd op 7 december 2021
Noten & Geraadpleegde werken ▼
1 – Benno Varon: Professions of a Lucky Jew, een in 1992 gepubliceerd boek over de joods-Hongaarse historicus en journalist Ladislas Farago]
2 – Heinrich von Treitschke, een politiek geëngageerd Duits historicus die de Nationaal-liberale partij vertegenwoordigde in de Reichstag, sprak herhaaldelijk zijn verachting uit voor niet-Pruisen, vrouwen, socialisten, katholieken, Polen en joden. Hij vreesde de uit Polen komende joden, ‘een vreemd element dat in ons leven al te veel ruimte heeft ingenomen’. Ook ‘in kringen van hoogopgeleide mensen, wars van elke kerkelijke onverdraagzaamheid of nationale hoogmoed’, weerklonk volgens von Treitschke ‘als uit één mond: die Juden sind unser Unglück!’, 1879.
3 – Na de massale uitroeiing door de nazi’s (ca. 3 miljoen), veroorzaakten naoorlogse pogroms en de anti-joodse politiek van het communistisch regime een massale joodse emigratie (Engelberg, 1990; Lesser, 2015).
4 – Dergelijke beeldjes werden ook in andere Oost-Europese landen gemaakt, in Polen maar ook in Hongarije zie: https://collections.ushmm.org/search/catalog/irn545053
5 – Westerlingen namen het tabaksgebruik over van de oorspronkelijke bewoners van Amerika.
6 – Denk ook aan de ‘typische indiaan’ op de sigarenbandjes en -dozen van het uit 1921 daterende Belgische merk Cogetama.
7 – Een kleine perkamentrol met daarop Hebreeuwse woorden van de Shema (‘Hoor Israel’), bevestigd aan de rechterkant van een deurpost in een joods huis. De mezoeza herinnert aan G-d en het joodse erfgoed en zou de inwoners beschermen, binnen en buiten.
8 – Volgens sommigen zijn ‘de Poolse standaardwoorden voor jood, Żyd, Żydzi, Żydy, Żydki, nog steeds met hun pejoratieve betekenis ingeburgerd in de Poolse taal en cultuur’ (Altman, 215).
9 – Tekst: ‘De Bolsjewisten beloofden: We zullen u vrede brengen. We zullen u vrijheid schenken. We zullen u grond, werk en brood geven. Ze bedrogen op verachtelijke wijze: ze begonnen oorlog tegen Polen. In plaats van vrijheid brachten ze de vuist. In plaats van grond – inbeslagname. In plaats van werk – ellende. In plaats van brood – miserie.
10 – Tallis of tallit, joodse gebedssjaal.
11 – In 1986 bijvoorbeeld werd een joods onderzoekcentrum opgericht aan Krakau’s eerbiedwaardige Jagiellonische universiteit (Gruber-2002, 46).
12 – Het eigenlijke Krakau-getto waarin de joden uit Kazimierz terechtkwamen, werd nadat ze gedeporteerd waren met de grond gelijkgemaakt. Kazimierz stond wél nog overeind, dus werd daar gefilmd (Gruber-2007, 30 en -2002, 128).
13 – Voor een opname van het gebeuren in het dorp Zawada (West-Polen), zie https://www.facebook.com/427683817438500/videos/795454570661421/
14 – De aantrekkingskracht van slachtofferschap heeft vooral te maken met de onschuld van slachtoffers. Wie zich een door de maatschappij erkend en steevast onder de aandacht gebracht slachtofferschap toe-eigent, deelt in aanzien, respect en autoriteit van echte overlevenden en getuigen (Diekman-Schoeps, 342).
15 – Men tilde ook aan het feit dat het veelvuldig gebruik van de term ‘Poolse uitroeiingskampen’ – alle exterminatiekampen van de nazi’s lagen in bezet Polen – de indruk wekte dat het Poolse kampen waren.
16 – In Polen werden verhoudingsgewijs meer joden door niet-joden geholpen en gered dan in om het even welk ander door de nazi’s bezet land, maar onevenredig veel andere gojim keken weg of collaboreerden met de bezetter.
Geraadpleegde werken
– Altman, Yochanan; Batko, Roman; Davies, Mark & Baliga-Nicholson, Katarzyna – ‘The Online Trade and Consumption of Jewish Figurines and Pictures of Jewish Figures in Contemporary Poland: An Antisemitic Discourse?’ [onderzoek naar de verkoop van geluksjoden online, 2017-19] uit: Confronting Antisemitism in Modern Media, the Legal and Political Worlds, volume 5, p. 201-222
– https://doi.org/10.1515/9783110671964-013
– https://www.degruyter.com/document/doi/10.1515/9783110671964-013/html
– Anoniem – ‘Lo, the wooden Indian. The art of making shop signs’, The New York Times, 3.8.1890
– Anoniem – ‘Blackface: The Birth of An American Stereotype’, National Museum of African American
– History & Culture, https://nmaahc.si.edu/blog-post/blackface-birth-american-stereotype
– Ben Zion, Ilan – ‘Real Jews are scarce in Warsaw, but ‘lucky Jew’ figurines are everywhere’, The
– Times of Israel, 29.12.2014 https://www.timesofisrael.com/lucky-jews-abound-in-warsaw-wherereal-ones-are-scarce/
– Brabosh.com – ‘Poolse stad Krakau gaat optreden tegen verkoop antisemitische afbeeldingen van “rijke joden” als “geluksbrengers”’, Terug naar Zion, 11.6.2021
https://brabosh.com/2021/06/11/poolse-stad-krakau-gaat-optreden-tegen-antisemitischeafbeeldingen-van-rijke-joden-als-geluksbrengers/
– CentrALT/FestivALT – Adressing Poland’s ‘Lucky Jews’, 10.6.2021 http://centralt.pl/en/addressingpolands-lucky-jews/
– Cohen, Ben – ‘Polish online gift shop removes ‘Burn a big Jew’ candle following protest from antiracist association’, The Algemeiner, 15.3.2021 https://www.algemeiner.com/2021/03/15/polishonline-gift-shop-removes-burn-a-big-jew-candle-following-protest-from-anti-racist-a ssociation/
– Cohler-Esses, Larry – ‘The Holocaust activist who’s warning Poland about danger posed by Jews’,
– Forward, 5.11.2017 – https://forward.com/news/386714/the-holocaust-activist-whos-warningpoland-about-danger-posed-by-jews/
– Diekman, Irene & Schoeps, Julius H. (Hrsg.) – Das Wilkomirski-Syndrom. Eingebildete Erinnerungen oder Von der Sehnsucht, Opfer zu sein, Zürich/München, Pendo, 2002
– Dorfman, Ariel – ‘The Liar’s truth’, The New York Review of Books, 21.11.2019
– Engelberg, Stephen – ‘Evolution in Europe. Polish Jewish Festival elicits mixed emotions’, New York Times, 30.1.1990 https://www.nytimes.com/1990/04/30/world/evolution-in-europe-polish-jewishfestival-elicits-mixed-emotions.html?searchResultPosition=6
– Ganzfried, Daniel – …alias Wilkomirski. Die Holocaust-Travestie, Berlin, Jüdische Verlagsanstalt,
2002
– Gebert, Jan – ‘Polish ‘yids’ (‘Żydki’)’, p. 229-231 in Lehrer – – Lucky Jews
– Gershom, Yonassan (rabbijn)– Beyond the Ashes. Cases of reincarnation from the Holocaust, Virginia beach VA, A.R.E. Press, 1992
– Gross, Jan T. – Buren. De vernietiging van de joodse gemeenschap in Jedwabne, Amsterdam, De Bezige Bij, 2002 – oorspronkelijke versie 2001
– Gruber, Ruth Ellen – Jewish heritage travel. A guide to eastern Europe, Washington D.C., National Geographic, 2007 (herziene en aangevulde versie, oorspronkelijk 1992)
– Gruber, Ruth Ellen – ‘In Kraków, a “Jewish Woodstock”’, New York Times, 19.7.1995 https://www.nytimes.com/1995/07/19/style/IHT-in-krakow-a-jewishwoodstock.html?searchResultPosition=26
– Gruber, Ruth Ellen – Virtually Jewish. Reiventing Jewish Culture in Europe, Berkeley/Los Angeles/London, University of California Press, 2002
– Jędrzejewski, Paweł (Forum of Polish Jews) – ‘Opinion: ‘A Jew with a coin’ and the changes of Polish mentality’, Poland In, 29.10.2021 https://polandin.com/56649407/opinion-a-jew-with-acoin-and-the-changes-of-polish-mentality
– Keff, Bożena – ‘A Jew named Jew’, p. 232-235 in Lehrer – Lucky Jews
– Keff, Bożena – ‘Gebruikte jood’, Krytyka Polityczna, 19.9.2018 https://krytykapolityczna.pl/kultura/zyd-stosowany-polska-esej-bozeny-keff/
– Krajewski, Stanislaw ‘The devil is in the details’, p. 221-224 in Lehrer – Lucky Jews
– Lebovic, Matt – ‘Why “Lucky Jew” dolls are more popular than actual Jews in Poland’, The Times of Israel, 24.11.2021 https://www.timesofisrael.com/why-lucky-jew-dolls-are-more-popular-than-actual-jews-in-poland/
– Lehrer, Erica – Na szczęście to Żyd. Polskie figurki Żydów / Lucky Jews. Poland’s Jewish figurines, Kraków, Korporacja Halart, 2014
– Lesser, Gabriele – ‘Polen. Renaissance oder Scheinblüte, Jüdische Allgemeine, 26.10.2015 https://www.juedische-allgemeine.de/juedische-welt/renaissance-oder-scheinbluete/
– Liphshiz, Cnaan – ‘Why ‘Lucky Jew’ imagery is so popular in Poland’, The Times of Israel, 18.8.2018 https://www.timesofisrael.com/why-lucky-jew-imagery-is-so-popular-in-poland/
– Liphshiz, Cnaan – ‘Kraków official: Good luck figurines of Jews are antisemitic, shouldn’t be sold’, The Times of Israel, 11.6.2021 https://www.timesofisrael.com/krakow-official-good-luck-figurinesof-jews-are-antisemitic-shouldnt-be-sold/
– Love Kraków.pl – Woskowa figurka „Żyda na szczęście” budzi oburzenie (Het wassen beeld van de “gelukkige Jood” roept verontwaardiging op) https://lovekrakow.pl/aktualnosci/woskowa-figurkazyda-na-szczescie-budzi-oburzenie_40277.html
– Koniec z figurkami Żyda z pieniążkiem? Miasto: ‘Są antysemickie’ (Geen beeldjes meer van jood met geld? Stad: ‘Ze zijn antisemitisch’), 16.3.2021 https://lovekrakow.pl/aktualnosci/woskowa-figurka-zyda-na-szczescie-budzioburzenie_40277.html
– Machler, Stefan – Der Fall Wilkomirski. Über die Wahrheit einer Biographie, Zürich, Pendo, 2000
– Mackay, Duncan – ‘European Games host city Kraków launches crackdown on anti-semitic “lucky Jew” figurines’, Inside the games, 29 June 2021 https://www.insidethegames.biz/articles/1109570/krakow-anti-semitic-figures-crackdown
– Michalska, Julia – ‘Polish parliament gift shop removes Jewish figurines from sale’, The Art Newspaper, 15.12.2017 https://www.theartnewspaper.com/2017/12/15/polish-parliament-giftshop-removes-jewish-figurines-from-sale
– Moses, Dirk A. – ‘The German Catechism’, Geschichte der Gegenwart, 23.5.2021 https://geschichtedergegenwart.ch/the-german-catechism/
– Olszewski, Michał – ‘Pokazać żydowską radość ‘ (Joodse vreugde tonen), Wyborcza.pl, 30.6.2006 https://krakow.wyborcza.pl/krakow/7,35796,3454040.html
– Pankowski, Rafał – ‘The resurgence of antisemitic discourse in Poland’, Israel Journal of Foreign Affairs, 12:1, p. 21-37, 2018 https://www.nigdywiecej.org/docstation/com_docstation/20/r._pankowski_the_resurgence_of_anti semitic_discourse_in_poland._israel_journa.pdf
– Rigler, Sara Yoheved – ‘Reincarnation and the Holocaust’, AISH, 17.12.2013 https://www.aish.com/sp/so/Reincarnation-and-the-Holocaust.html
– Smith, Craig S. – ‘In Poland, a Jewish Revival Thrives — Minus Jews’, New York Times, 12.7.2007 https://www.nytimes.com/2007/07/12/world/europe/12krakow.html?searchResultPosition=13
– Snyder, Donald – ‘Poland turns hard to right and Jews wind up in crosshairs’, Forward, 17.12.2015 https://forward.com/news/327387/poland-turns-hard-right-and-hits-the-jews/
– Tokarska-Bakir, Joanna – ‘The Jew with a Coin: Analysis of a contemporary folkloric emblem’ https://www.academia.edu/8995968/The_Jew_with_a_Coin_Analysis_of_a_contemporary_folkloric
_emblem?email_work_card=view-paper
– van den Berghe, Gie – ‘Van echte en valse overlevenden’, De Morgen, 8.12.1999 http://www.serendib.be/artikels/vanechteenvalseoverlevenden.htm
– van Os, Pieter – Liever dier dan mens. Een overlevingsverhaal, Amsterdam, Prometheus, 2020
– Wikipedia (Poolse) – Żyd_z_pieniążkiem (Jood met munt) https://pl.wikipedia.org/wiki/
Żyd_z_pieniążkiem
– Wilkomirski, Binjamin [alias Bruno Grosjean] – Brokstukken. Een jeugd 1939-1948, Amsterdam, Bert Bakker, 1995
Alle vermelde websites werden voor het laatst eind november 2021 geraadpleegd.