Dark
Light

Onbekende verzetsstrijder Jean van Geuns opgespoord in New York

75 jaar lang een vergeten verzetsheld
10 minuten leestijd
Jean van Geuns, kort na de oorlog (Familie-archief Van Geuns)
Jean van Geuns, kort na de oorlog (Familie-archief Van Geuns)
Floris van Dijk, beleidsmedewerker bij een ministerie, ontdekte tijdens historisch onderzoek bij toeval de naam van Jean van Geuns in de kampadministratie van de Noorse strafgevangenis Falstad. Deze vergeten verzetsman blijkt al jaren in de Verenigde Staten te wonen. Tijdens de oorlogsjaren smokkelde Van Geuns in Nijmegen geallieerde piloten en Joodse gezinnen naar veilig gebied en in Gent was hij betrokken bij drie bomaanslagen op SS en Wehrmacht. Drie keer probeerde de Nederlander naar Engeland af te reizen om zich aan te sluiten bij het leger. Bij de derde keer (via Zweden) werd Van Geuns in 1944 in Noorwegen gepakt en opgesloten in strafgevangenis Falstad (Noorwegen). Na de oorlog emigreerde hij. Floris van Dijk wist de verzetsman met enig fortuin op te sporen. April 2019 bezocht hij de inmiddels 95-jarige Van Geuns. Hieronder een verslag van die ontmoeting:

‘Niets is beter dan Nederland’

In een gegoede buurt van Brooklyn staat een mooi pand met de naam ‘Dutch manor’. De voordeur van het appartement op de begane grond zwaait open en daar staat hij dan: de goedlachse 95-jarige Jean René van Geuns. Hoewel zijn gehoor en zichtvermogen achteruit gaan, lijkt tijd geen vat op hem te hebben. Na vele decennia in Amerika is zijn Nederlands weggezakt. Zijn echtgenote Elvia en dochter Danielle hebben al allerlei authentieke documenten en krantenknipsels klaar gelegd.

Jean van Geuns in 2019 (Foto: Floris van Dijk)
Jean van Geuns in 2019 (Foto: Floris van Dijk)
“Ik ben op 6 maart 1924 in Den Haag geboren, maar opgegroeid in voormalig Nederlands Indië. Mijn vader was daar hoofdcommies. Voor de opleiding van mijn zus Ilse, broertje Norbert en mij kwamen wij in 1938 naar Nederland en gingen wij wonen aan de Vermeerstaat 30 in Nijmegen. In de buurt noemde men mij Puck”.

Kunt u zich 10 mei 1940 nog herinneren?

“Ik kan mij die dag nog heel goed herinneren. Het was een stille morgen en ik zag Duitse vrachtwagens over de Berg en Dalseweg rijden. De Duitsers deden ons kinderen niets. Toen werd er gevochten bij de brug.”

Samen met zijn beste vriend Toon Hafkamp en Johnny Troost ergert hij zich aan de parades in uniform, de avondklok en het vorderen van radio’s. Zij besluiten “iets” te doen en raken betrokken bij vechtpartijtjes met NSB-ers, wat tot het eerste hardhandige verhoor van Van Geuns leidt op het politiebureau in Arnhem. Later verspreiden zij ook anti-Duitse pamfletten, gooien ruiten in en stichten brandjes bij collaborateurs, en schilderen het “V”-teken op muren. Als soort sabotagedaad laten ze een tram ontsporen, maar daarvan moeten de jongens vaststellen dat eigenlijk alleen de burgers van Nijmegen er last van hebben. Ze willen meer bereiken dan kwajongensstreken.

Mislukte vlucht

“Eind 1941 maakten wij drieën het plan om via Frankrijk en Spanje naar Engeland te ontsnappen om ons daar aan te sluiten bij het Nederlandse leger. De vader van een vriend van Johnny werkte bij Organisation Todt, hij was ronselaar van arbeidskrachten voor de oorlogsindustrie. Met die gestolen reispapieren reisden wij in de zomer van 1942 per trein naar Saint-Nazaire en te voet en liftend verder naar Bordeaux. Maar op het station werden wij opgepakt omdat de papieren niet geldig bleken. Aangezien de deur slordig was afgesloten konden wij ontsnappen en belandden in Dax, in het vrije Frankrijk. Wij meldden ons op het politiebureau waar men ons de keuze gaf: aansluiten bij het Vreemdelingenlegioen voor vijf jaar, naar een werkkamp gestuurd worden, of uitgeleverd worden aan de politie in het bezette Frankrijk. Het was ons duidelijk dat onze poging om naar Engeland te komen mislukt was. Teleurgesteld reisden wij omzichtig want zonder reispapieren via Parijs terug naar Nijmegen. Geen van de leraren heeft iets gezegd over mijn afwezigheid op school”.

Een geallieerde piloot

“Ik heb nog wel eens nachtmerries waar ik liever niet over praat.”

“Een klasgenoot, die op een boerderij woonde, vertelde mij dat een geallieerde piloot verstopt zat in hun schuur. Ik legde dit voor aan mijn Surinaamse gitaarleraar, die mij opdroeg dit stil te houden. Kort daarna vertelde de klasgenoot dat twee mannen de piloot hadden opgehaald. Toen de gitaarleraar vervolgens zei dat die piloot naar Maastricht moest wist ik genoeg. Mijn vader stond op het perron op de uitkijk en ik begeleidde de piloot; als ik Duitse politie in de trein zag zou ik opstaan en zolang ik bleef zitten was het veilig. Er werd geen woord gewisseld. Reispapieren waren weer gestolen van de ronselaar van Organisation Todt. Ik heb deze transporten een aantal keren gedaan. Als het mannen waren droegen zij hoeden omdat die andere kapsels hadden dan Nederlanders. Soms betrof het gezinnen met kinderen en ik vermoedde dat zij Joods waren. Ik leverde hen af bij een contactpersoon in een kerk in Maastricht en dacht dat ze doorreisden naar Zwitserland. Op de terugweg kon ik in Roermond aardappels en groente kopen.”

Aanslagen op Duitse militairen

In Nijmegen raakt Jean van Geuns ook betrokken bij de verdeling van extra rantsoenkaarten die zij kregen van Gerard Bantjes. Eddie Eys legde Van Geuns uit hoe vuurwapens schoon gemaakt moesten worden. Enkele keren wordt hij opgepakt op basis van vage beschuldigingen en hardhandig ondervraagd. In de gevangenis van de Sicherheitsdienst in Arnhem wordt ’s nachts een afgetuigde man bij hem in de cel gegooid. Zwijgend proberen zij de slaap te vatten. Bij daglicht ziet hij pas dat dit zijn vader is. “Hij zei niet te weten waarom hij was opgepakt. Dat moet de laatste keer zijn geweest dat ik hem heb gezien.” Jean van Geuns raakt geëmotioneerd. Zijn vader Ernest, lid van de Vrij Nederland groep, werd op 29 juni 1944 tegelijk met Christ Toussaint gearresteerd. Met zeven andere Nijmegenaren werden zij op 21 juli 1944 als represaille voor aanslagen op Duitse militairen gefusilleerd op de Leusderheide, na hun eigen graf gegraven te hebben.

Zijn echtgenote Elvia vult aan: “Jean heeft mij verteld dat de Duitsers hem een keer thuis kwamen ophalen. Omdat hij er toen niet was hebben ze zijn broertje Norbert heel hard geslagen. Die arme jongen was hartpatiënt!”

U wilde nog steeds naar Engeland?

“Jazeker. En via het contact in Maastricht heb ik een tweede poging ondernomen met Toon omdat een route via Zwitserland mogelijk zou zijn. Maar ik moest een maand wachten, zag niet zoveel in de Zwitserse route en ik belandde in Gent, bij Lievin de Muynck. Ik heb mij vaak afgevraagd hoe dat contact tot stand kwam, maar dat weet ik echt niet meer. Hij was leider van een goed georganiseerde communistische verzetsgroep van ongeveer twintig man en een keiharde. Zijn groep schrok niet terug voor aanslagen op personen, gebouwen en militair materieel. Ik logeerde bij hem thuis en hij maakte mij verantwoordelijk voor de granaten (Amerikaanse, geen Duitse) en de reparatie van pistolen. Eén lid van die groep heette Gustave Fortie. De echtgenote van De Muynck mocht mij niet: één keer vroeg Lievin mij om granaten te pakken en tot haar afgrijzen haalde ik die onder de matras van hun baby vandaan. In totaal ben ik drie keer betrokken geweest bij zo’n aanslag op Duitse militairen. We slopen naar het raam, smeten de granaat naar binnen en renden weg. Ja, reken maar dat ik dan bang was”.

Jean van Geuns, kort na de oorlog (Familie-archief Van Geuns)
Jean van Geuns, kort na de oorlog (Familie-archief Van Geuns)
Na de oorlog heeft Gustave Fortie verklaard dat één van die aanslagen met Jean van Geuns op 4 december 1943 plaats vond aan de Sintpieternieuwstraat, tegenover de Lamstraat. Lievin de Muynck, de leider van de Patriottische Militie zoals de groep heette, woonde aan de Krijgshospitaalstraat 46.

Was u niet bang om opgepakt of verraden te worden?

“Jawel. Maar ik had gewoon een enorme hekel aan de Duitsers, dat waren indringers. Overigens hield De Muynck de Vlaamse leden van zijn groep gescheiden van elkaar, juist om het risico van verraad te verkleinen. Wij gingen op pad voor een aanslag en dat was het. Ik wist dus weinig over deze mensen en vice versa. Maar ik was nog steeds niet in Engeland en De Muynck vond mijn aanwezigheid als Nederlander te veel gaan opvallen. Toen bij een controle mijn bonkaarten werden afgepakt omdat die uit Wijchen kwamen, nam hij geen enkel risico en stuurde terug naar Nijmegen. Via Noorwegen naar het neutrale Zweden gaan, en zo naar Engeland, was de beste oplossing, zei hij. Hij gaf mij een adres in Oslo, ik denk dat het van een mede-communist was.”

Hoe belandde u dan in Noorwegen?

“Voor deze derde poging om in Engeland te komen heb ik mij in 1944 ingeschreven als lasser bij de Organisation Todt. Niet dat ik kon lassen, hoor. Met een groepje Hollanders gingen we met de trein naar Denemarken en per schip naar Noorwegen, naar Oslo. Maar onderweg kreeg ik een oogziekte en moest voor behandeling dagenlang opgenomen worden in een ziekenhuis. Eenmaal hersteld ging ik naar het door De Muynck opgegeven adres, maar daar stonden mensen die ik niet vertrouwde. Ik besloot toch maar verder te reizen naar onze standplaats, de luchthaven van Trondheim. Daar vertelde ik dat ik geen lasser was dus dat er een fout moest zijn gemaakt. Meteen kreeg ik ander werk: bevoorrading met paard en wagen. Ik begon te twijfelen: ik sprak geen Noors, ik zag er niet bepaald inheems uit en de Noren vertrouwden mij niet omdat ik Duits sprak met Duitsers. Toen ik eindelijk iemand had gevonden die wilde meedenken over de tocht naar Zweden zei hij dat er te veel sneeuw lag. Maar ik ben toch voorbereidingen gaan treffen en verzamelde kleding, droge worst, een kaart van de omgeving en een kompas.”

“Toen vond ik een damessjaal in de berm. Bij een routinecontrole van mijn kamer door de politie vonden ze de sjaal en de voorraden. Ze brachten die sjaal in verband met een geplande vlucht van een vrouwelijke soldaat. Vanwege die verdenking van hulp bij desertie werd ik in elkaar geslagen tijdens het verhoor.”

Dat was op 3 september 1944. Op 30 oktober wordt Jean van Geuns naar strafgevangenis Falstad gebracht en opgesloten onder nummer 2498. Als reden vermeldt zijn gevangenenkaart ‘Schwedenflucht’.

“Mijn medegevangenen noemden mij Java. Na wat ik had meegemaakt in Nederland, België en Frankrijk vond ik de bewakers in Falstad nog wel meevallen. Er zaten voornamelijk Noren, maar ook Serviërs, een Fransman en gescheiden van ons zaten tientallen Russen. Die werden heel slecht behandeld, sommigen hadden niet eens kleren, en het was streng verboden contact met hen te hebben. Eén van die Serviërs wist spullen te verzamelen: voedsel, kleding en flesjes olie. Die leverde ik als pakket bij hen af. Het was namelijk mogelijk om over het plafond naar hen toe te kruipen en het pakket te laten zakken. Dat deed ik ongeveer eens per week, terwijl er twee op de uitkijk stonden.”

En toen stonden ineens de poorten van Falstad open. De oorlog was voorbij. Het Nederlandse consulaat vertelde Jean van Geuns foutief eerst dat alleen zijn vader nog in leven was.

Noorse gevangenenkaart van Jean van Geuns (Familie-archief Van Geuns)
Noorse gevangenenkaart van Jean van Geuns (Familie-archief Van Geuns)

Hoe ging het met u verder na de oorlog?

“In juli, denk ik, kwam ik terug in Nijmegen. Men had mij afgezet bij dokter Bantjes en die bracht mij naar mijn moeder, die al die tijd niets van mij had gehoord. Mijn vriend Toon had in 1943 in zijn eentje Engeland wel gehaald via Spanje en was terug gekomen met de bevrijders. Ik hoorde dat Johnny dood was, meer weet ik niet.”

Jean van Geuns is ontdaan als hij hoort dat Johnny Troost op 7 december 1943 in Neuengamme stierf aan de gevolgen van de ontberingen.

“Ik besloot rechten te studeren in Leiden. Er werd mij een baan in Afrika in de mijnbouw aangeboden, ik trouwde met een Amerikaanse en emigreerde naar de Verenigde Staten. Drie jaar na de scheiding ontmoette ik Elvia, nu 55 jaar geleden. Ik heb een opleiding gedaan tot medisch en pharmaceutisch officier op schepen. Het zeevarende bestaan vond ik heel leuk en ik heb veel gezien van de wereld. Maar elk jaar kwam ik naar Nederland voor de verjaardag van mijn moeder, op 22 december. Wist u trouwens dat mijn zuster uit Nederland volgende week hier in Brooklyn op bezoek komt? Ze is 94 jaar!”

“Ik heb nog wel eens nachtmerries waar ik liever niet over praat. Toen ik arbeider was in Noorwegen zag ik blikken pindakaas. Ik dacht ‘laat ik er een stelen en naar mijn moeder sturen’, maar dat heb ik niet gedaan en daar heb ik tot op de dag van vandaag zo’n vreselijke spijt van.”

Falstad-gevangenis in 1945 (CC BY 2.0 - The Falstad Centre - wiki)
Falstad-gevangenis in 1945 (CC BY 2.0 – The Falstad Centre – wiki)

“In 2009 werd ik gebeld door het herinneringscentrum Falstad. Zij vroegen of ik als overlevende mijn verhaal wilde vertellen aan Noorse studenten. Toen ik weer door die poort liep heb ik wel even gehuild.”

“Mag ik nog een mooi verhaal vertellen? Ik heb altijd gezegd dat, mocht ik de oorlog overleven, ik als katholiek te voet naar Rome zou gaan. Mijn moeder raadde mij aan per trein naar Roosendaal te gaan, zo’n klein stukje zou God mij wel vergeven. Bij het douanekantoor vonden ze de voettocht grappig en riepen ze dat God het niet erg zou vinden als ik een stukje per auto deed. Kwam er een gloednieuwe Amerikaanse cabriolet aan gereden en die man kreeg botweg de opdracht mij mee te nemen naar Antwerpen. Die man was natuurlijk boos, maar nadat hij was ontdooid vertelde hij op weg te zijn naar Milaan. Kortom, vier dagen later stond ik in Vaticaanstad. Omdat mijn introductiebrief van de nuntius was gedateerd zagen ze dat er geen enkele sprake kon zijn van een voettocht, dus de toegang tot de paus werd geweigerd. Een week later ben ik met zo’n massale ontvangst meegelopen. Terug naar Nederland ben ik wel te voet gegaan en daar deed ik een maand over. De conclusie: geloof de mensen nooit die zeggen dat God iets gemakkelijk zal vergeven.”

Van Geuns giert het uit.

Mijnheer Van Geuns, met uw ervaringen in de oorlog, wat zou u de huidige jeugd willen zeggen?

Zonder enige aarzeling:

“Dan zou ik zeggen dat ik veel heb gezien van de wereld, maar niets is beter dan Nederland en het allerbelangrijkste is dat je koestert en beschermt wat je daar hebt. Het is een fantastisch land.”

Na drie uur herinneringen ophalen is Jean van Geuns nog helemaal niet moe. Bij het verlaten van het appartement wijst hij glimlachend op een Delftsblauw bord, met het opschrift “Nederland zal herrijzen.”

~ Floris van Dijk

Ook interessant: Constantin Karadja (1889-1950) – De Roemeen die 51.000 Joden redde
Boek: De Tweede Wereldoorlog en het verzet

Jean van Geuns overleed 18 februari 2021 in zijn slaap, in een kliniek in New York. Drie weken voor zijn 97e verjaardag.
×