De Tachtigjarige Oorlog neemt een belangrijke plaats in de vaderlandse geschiedenis in. Tijdens deze oorlog kwamen de Nederlanden, onder leiding van Willem van Oranje, in opstand tegen het Spaanse Rijk onder koning Filips II. De oorlog leidde tot het ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Een korte samenvatting van het verloop van de Tachtigjarige Oorlog.
Toen Karel V, de Spaanse landsheer van de Nederlandse gewesten, in 1555 afstand deed van de troon, stond zijn zoon Filips II klaar om hem op te volgen. Al snel bleek dat men in de Nederlanden niet erg gecharmeerd was van de politiek van deze Filips, die op enkele belangrijke punten afweek van de politiek van zijn vader. Waar Karel bijvoorbeeld nog geregeld rondreisde door zijn rijk, trok Filips II zich al na vier jaar terug in Spanje om zich nooit meer in de Nederlanden te laten zien. De Spaanse koning stuurde een hele lading gezagdragers naar de Nederlanden, zodat er precies geregeerd werd zoals hij dat wilde.
Tot die tijd hadden de lokale edelen nog redelijk wat zeggenschap gehad, maar onder de zeer gelovige Filips II werd dat steeds minder. Het gezag werd steeds verder gecentraliseerd. Filips drukte zijn vertrouwelingen op het hart het katholiek geloof te beschermen en het protestantisme te bestrijden. Zijn halfzus Margaretha van Parma installeerde hij als landvoogdes. Zij werd bijgestaan door Antoine Perrenot, die later bekend werd als kardinaal de Granvelle.
Willem van Oranje had als hoge edelman aanvankelijk nog wel een aardige ingang bij de landvoogdes en Perrenot, maar toen hij in 1561 trouwde met de lutherse Anna van Saksen viel hij in ongenade bij Filips II en Perrenot. Door tussenkomst van de graven van Egmont en Horne besloot Filips II wat later om Perrenot terug te halen naar Spanje, maar duidelijk bleef dat de invloed van de edelen tanende was. Wanneer men in Spanje aanklopte bij Filips II om te klagen over de strenge kettervervolgingen, bleek bovendien dat de koning feitelijk weinig zin had om zich met de kwestie te bemoeien. Zijn aandacht werd vooral opgeslokt door een slepend conflict met de Turken.
Smeekschrift
In 1566 besloten de lage edelen in de Nederlanden zich te verenigen om gezamenlijk te protesteren tegen de katholieke Spanjaarden die met hun inquisitie ernst maakten met de vervolging van protestanten, ketters in hun ogen. Op 5 april 1566 boden zoān tweehonderd edelen in Antwerpen een smeekschrift aan landvoogdes Margaretha van Parma aan. De landvoogdes, die vreesde voor gewapend verzet, besloot de edelen uiteindelijk enigszins tegemoet te komen. De vervolging van ketters hield hierdoor tijdelijk op. Maar toen de Spanjaarden merkten dat de hagenpreken ā religieuze diensten in de open lucht waarin onder meer de katholieke kerk openlijk werd bekritiseerd ā steeds meer (gewapende) toehoorders trokken, besloten ze wel troepen te formeren.
Beeldenstorm
Op 10 augustus 1566 sloeg de vlam in de pan. In Steenvoorde, een dorp in Zuid-Vlaanderen dat tegenwoordig bij Frankrijk hoort, preekte op die dag een protestantse vluchteling genaamd Sebastiaan Matte. Hij was net teruggekeerd uit Engeland en tijdens zijn hagenpreek raakten de gemoederen verhit. Zoān twintig van de toehoorders drongen na afloop van de preek een nabijgelegen klooster binnen en sloegen daar religieuze beelden aan gruzelementen.
In de weken hierna werden honderden kerken en andere katholieke heiligdommen bezocht door protestanten. Beelden werden verwoest, maar ook door plunderingen verdwenen veel waardevolle objecten. Met name in de Zuidelijke Nederlanden werden veel vernielingen aangericht. De gebeurtenis kwam bekend te staan als de Beeldenstorm.
Aankomst Hertog van Alva
Hoewel deze gebeurtenis al gezien kan worden als een hele duidelijke daad van verzet, wordt de Beeldenstorm niet beschouwd als het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Maar wapengekletter zou er wel degelijk komen. Toen Filips II hoorde over de aangerichte vernielingen was hij woedend. Hij besloot daarom een van zijn krachtigste onderdanen naar de opstandige gewesten te sturen: de hertog van Alva. Deze kreeg een leger van 10.000 man mee om de opstand te onderdrukken.
Alva verving de gematigde Margaretha van Parma als landvoogd en begon onmiddellijk na zijn aankomst in Brussel op 22 augustus 1567 met de vervolging en onderdrukking van de protestantse ketters. Hij stelde een Bijzonder Gerechtshof in, de zogenaamde Raad van Beroerten. Dit gerechtshof werd door het volk al snel Bloedraad genoemd. Niet voor niets: naar schatting werden er 6.000 tot 8.000 protestanten door de Raad van Beroerten veroordeeld.
Om de expeditie te kunnen bekostigen, stelde de Alva verschillende belastingen in, waarvan de tiende penning de bekendste is. De inwoners van de Nederlanden verzetten zich heftig tegen deze belastingen. Hoewel het er enige tijd op leek dat Alva succes had met zijn harde optreden, bleek zijn optreden uiteindelijk toch contraproductief. Door zijn nietsontziende optreden raakten meer en meer protestanten ervan overtuigd dat ze streden voor een goede zaak. Middels pamfletten verenigden de protestanten zich opnieuw. De edelen werden bekend onder de naam geuzen.
Begin Tachtigjarige Oorlog
Als begin van de Tachtigjarige Oorlog wordt over het algemeen de Slag bij Heiligerlee van 23 mei 1568 aangehouden. Onder leiding van de graven Lodewijk en Adolf van Nassau, werd die dag een deel van Groningen op de Spanjaarden veroverd. De hertog van Alva reageerde furieus. Ter vergelding liet hij in Brussel twintig edelen ter dood brengen, waaronder de prominente graven Egmont en Horne.
De opstandeling kaapten hierna Hollandse schepen waarop Alva zijn manschappen opdracht gaf enkele schepen te bevoorraden en de geuzen te bestrijden. De eerste zeeslag van de Tachtigjarige Oorlog, de Zeeslag bij Eems, werd gewonnen door de geuzen. De opstandelingen veroverden verschillende steden, waaronder Den Briel op 1 april 1572. Aan de inname van deze stad danken we het rijmpje āop Ć©Ć©n april verloor Alva zijn brilā (Den Briel).
Spaanse Furie
Een doorlopend succesverhaal was de opstand echter zeker niet. De hertog van Alva slaagde erin verschillende delen van de Nederlanden te heroveren en weer onder Spaans bestuur te brengen. En ook nadat de Alva de Nederlanden in 1573 verliet, bleef de strijd voortduren. Opnieuw werden er gebieden door de Spanjaarden heroverd. Mede door deze tegenslagen was lang niet iedereen er nog van overtuigd dat de opstand wel zo’n goed idee was. In 1575 was er echter goed nieuws. Spanje werd bankroet verklaard, waardoor er bezuinigd moest worden op de troepen. Dit had echter wel een heftig neveneffect: de Spaanse troepen begonnen te muiten en sloegen massaal aan het plunderen. Op 4 november 1576 trokken Spanjaarden moordend Antwerpen in. Zo’n 8000 Antwerpenaren werden vermoord en een groot deel van de stad ging in vlammen op.
…en: Alkmaars Ontzet (1573)
…en: Leidens ontzet (1574)
Pacificatie van Gent
De slachtpartij, die bekend werd als de Spaanse Furie, zorgde voor zoveel verontwaardiging dat weer allerlei opstanden uitbraken. Op 8 november 1576, daags na de slachting in Antwerpen, ondertekenen de zeventien opstandige gewesten de Pacificatie van Gent. Eensgezind bepaalde men dat de Spaanse troepen de Nederlanden moesten verlaten. Een andere bepaling regelde dat de Staten Generaal voortaan op eigen initiatief bijeen mocht komen, en dus niet meer alleen op initiatief van de vorst. Verder werd Willem van Oranje aangewezen als regeringsleider en kwam er een amnestieregeling voor opstandelingen.
Duidelijke afspraken over de godsdienstkwesties werden er nog niet gemaakt. Die zouden op een later tijdstip wel aan de orde komen. Er werd in de gewesten onder meer verschillend gedacht over godsdienstvrijheid. De calvinistische gewesten Zeeland en Holland wilden bijvoorbeeld alleen godsdienstvrijheid voor calvinisten, terwijl andere gewesten een veel bredere regeling wilden. In Friesland waren bijvoorbeeld veel wederdopers en die wilden hun geloof Ć³Ć³k graag in vrijheid belijden en beoefenen. En wat te doen met katholieken in de opstandige gewesten? Moesten die hun geloof nog in vrijheid kunnen belijden?
De kwestie van de godsdienstvrijheid zorgde na de ondertekening van de Pacificatie van Gent nog voor veel onrust. In en rond Gent vermoordden calvinisten in 1578 zelfs katholieken en laaiden nieuwe beeldenstormen op. Willem van Oranje probeerde de calvinisten tevergeefs tot bedaren te brengen. Sommige calvinistische leiders toonden zich zeer intolerant ten opzichte van katholieken. In Gent werd de katholieke eredienst zelfs verboden. De terreur leidde er uiteindelijk toe dat in het Franstalige zuiden een verzetspartij werd opgericht: de malcontenten. De edelen die zich in deze partij verbonden, waren hoofdzakelijk afkomstig uit Artesiƫ, Henegouwen, Namen en Luxemburg. Maar ook in het noorden ontstond in 1580 na het zogenaamde Verraad van Rennenberg een bolwerk van malcontenten.
Unie van Atrecht & Unie van Utrecht
Filips II benoemde in 1578 een nieuwe landvoogd: Alexander Farnese, de hertog van Parma, een zoon van Margaretha van Parma. Deze maakte handig gebruik van de verdeeldheid en wist in het zuiden van de Nederlanden een aanzienlijk aantal malcontenten voor zich te winnen. De verdeeldheid van de opstandige gewesten nam hierdoor nog verder toe. In 1579 bleek de breuk definitief. Op 6 januari van dat jaar ondertekenden Artesiƫ, Kamerijk, Henegouwen en Romaans-Vlaanderen de Unie van Atrecht, waarmee ze zich verzoenden met Filips II en de hertog van Parma. Bepaald werd onder meer dat de katholieke godsdienst de enige toegestane godsdienst was en dat de Raad van State georganiseerd moest worden zoals onder keizer Karel V. Al snel na de ondertekening bracht de hertog van Parma de gebieden weer onder Spaans bestuur.
Vooral de godsdienstbepaling zorgde ervoor dat het voor de protestantse gewesten in het noorden eigenlijk geen optie was om toe te treden tot de Unie van Atrecht. De scheiding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden was een feit. Enkele weken later ondertekenden enkele noordelijke gewesten een eigen overeenkomst: de Unie van Utrecht. Hierin werd bepaald dat men alles in het werk zou stellen om de Spanjaarden te verjagen.
De oorspronkelijke gewesten die de Unie van Utrecht ondertekenden waren Gelre en Zutphen, Holland, Zeeland, Utrecht en de Ommelanden. Later sloten ook Gent, Nijmegen, Arnhem, Friesland, Venlo, Amersfoort, Ieper, Antwerpen, Breda, Brugge en het Brugse Vrije, Lier en Drenthe zich aan.
…en: Unie van Utrecht (1579) ā Politiek verbond van de Noordelijke gewesten
Plakkaat van Verlatinghe
Willem van Oranje wilde zich niet neerleggen bij de scheiding tussen de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden. Hij wilde de gebieden verenigd en pleitte voor een algehele godsdienstvrijheid. Op zoek naar steun wendde hij zich tot Engeland en Frankrijk. In 1580 had hij in het laatstgenoemde land succes. De hertog van Anjou, de broer van de Franse koning, verklaarde zich bereid de opstand met een 10.000 man sterke troepenmacht te steunen om vervolgens de soevereiniteit te aanvaarden. Hij stelde echter wel een voorwaarde: Filips II moest officieel afgezworen worden.
Op 26 juli 1581 ondertekenden de noordelijke gewesten hierop het Plakkaat van Verlatinghe. Met dit document, ook wel de Akte van Afzwering genoemd, namen de noordelijke gewesten afstand van de Spaanse koning Filips II. Het Plakkaat van Verlatinghe wordt ook wel gezien als de onafhankelijkheidsverklaring van de Nederlanden en een belangrijke voorloper van de Grondwet.
Voor het eerst in de Tachtigjarige Oorlog kwamen de autoriteiten expliciet in opstand tegen de koning. Volgens de Nederlandse gewesten had Filips II zijn rechten op de Nederlanden verspeeld. De Spanjaarden beschouwden dit als hoogverraad en verklaarden Willem van Oranje vogelvrij.
Willem van Oranje vermoord
De hertog van Anjou kwam zijn belofte niet na. In januari 1583 probeerde hij met een Franse troepenmacht zelfs Antwerpen in te nemen, een stad die op dat moment nog in Staatse handen was. Deze actie mislukte, waarop de hertog weer terugkeerde naar Frankrijk. Willem van Oranje had zich inmiddels teruggetrokken in Delft, omdat het voor hem in het zuiden te gevaarlijk was geworden. Toen in 1582 een mislukte aanslag op het leven van Willem van Oranje werd gepleegd, wezen velen in de richting van de hertog van Anjou. Bewijs dat hij achter de aanslag zat is echter nooit gevonden. Ook in Delft bleek Willem van Oranje niet veilig. Op 10 juli 1584 werd hij daar vermoord door Balthasar Gerards.
Robert Dudley, een Engelse landvoogd
Nog altijd op zoek naar steun besloten de noordelijke gewesten zich hierna tot Engeland te richten. Koningin Elizabeth weigerde de soevereiniteit te aanvaarden, maar besloot eind 1585 wel Robert Dudley, de graaf van Leicester, met een troepenmacht naar de Nederlanden te sturen. Hij werd door de opstandige gewesten vervolgens als Engels landvoogd benoemd. Voor Engeland was het verlenen van militaire steun ook van belang, want er waren berichten dat Spanje via de Nederlanden een landing in Engeland voorbereidde. In ruil voor de militaire steun ontving de Engelse koningin Vlissingen en Den Briel als onderpand.
Erg succesvol was Robert Dudley niet. Tot onvrede van de regenten en kustprovincies stelde hij bijvoorbeeld een verbod āop handel op de vijandā in en militair bleek de landvoogd weinig succesvol. Onder zijn bevel werd in september 1586 bijvoorbeeld de Slag bij Zutphen verloren en de val van Deventer in 1587 werd hem door de regenten ook zwaar aangerekend. Verder wist Parma in deze tijd de steden Brussel, Mechelen, Grave en Sluis te veroveren.
Toen de Engelse graaf eind 1586 kort in Engeland verbleef, bleken diens manschappen niet erg loyaal te zijn aan de opstandelingen. Engelse officieren leverden schansen in Deventer en Zutphen zelfs uit aan de hertog van Parma. Het vertrouwen in de Engelsen daalde hierdoor tot een dieptepunt. Toen Dudley in de zomer van 1587 terugkeerde kwam hij er achter dat alle soevereine bevoegdheden hem waren ontnomen. Zelfs de leiding over het leger was hij kwijt. Eind dat jaar keerde de landvoogd daarop terug naar Engeland.
Ontstaan Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Na het vertrek van de graaf van Leicester brak een relatief rustige periode aan. Al tijdens Dudley’s aanwezigheid had zich rond landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt een partij gevormd die ervan overtuigd was dat er niet langer gezocht moest worden naar een vorst. De Staten moesten het voortaan volledig voor het zeggen hebben. Daarmee was de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in 1588 een feit.
Van Oldenbarnevelt besloot de positie van stadhouder Maurits van Oranje, de zoon van Willem van Oranje, te verstevigen. In 1589 kreeg hij hierdoor uiteindelijk het bevel over alle Staatse troepen. Maurits boekte hierna enkele grote militaire successen. Hij wist het gehele noordoosten van Nederland te heroveren, dat in de periode daarvoor onder de voet was gelopen door troepen van de hertog van Parma, en in maart 1590 nam hij met een list Breda in. Zijn reputatie was daarmee definitief gevestigd en nieuwe successen volgden.
Slag bij Nieuwpoort
In 1600 werd Maurits door Johan van Oldenbarnevelt naar Duinkerke gestuurd. Doel: vernietiging van een kapersnest waar de opkomende Hollandse koopvaardij veel hinder van ondervond. Maurits reisde tegen zijn zin af en wist op het nippertje een dreigende nederlaag om te zetten in een overwinning. Mede dankzij zijn geavanceerde oorlogsstrategie. Zodra het kon trok Maurits zijn manschappen echter weer terug, tot ongenoegen van Johan van Oldenbarnevelt met wie hij gebrouilleerd raakte. Het zou nooit meer helemaal goed komen tussen de twee.
Twaalfjarig Bestand
Nadat de Spanjaarden in 1604 Oostende hadden veroverd, ontstond er bij zowel de Spanjaarden als de leiders van de Republiek een bereidheid om te praten over een wapenstilstand. Stadhouder Maurits verzette zich hier tegen, net als Willem Lodewijk, de stadhouder van de gewesten Groningen en Drenthe. Hun verzet was echter tevergeefs. In 1609 werd er een bestand afgekondigd dat uiteindelijk twaalf jaar stand zou houden. In deze jaren vonden er vrijwel geen gevechten meer plaats tussen opstandelingen en Spanjaarden.
De wapenstilstand maakte echter wel een einde aan de eenheid in de Republiek. Waar Maurits de strijd wilde voortzetten, onder meer vanwege zijn positie als opperbevelhebber van de strijdkrachten, wilde Van Oldenbarnevelt de strijd, tijdelijk, staken omdat dit de handelspositie van de Republiek zou verstevigen. Daarnaast brak er een religieus conflict uit, waarbij Maurits en Van Oldenbarnevelt ieder een andere kant kozen. Eerstgenoemde pleegde uiteindelijk een staatsgreep en rekende in de nasleep af met zijn opponenten. Johan van Oldenbarnevelt werd op 12 mei 1619 wegens landverraad en hoogverraad zelfs ter dood veroordeeld en op het Binnenhof geƫxecuteerd.
Stedendwinger
In 1621 werd de strijd met de Spanjaarden hervat. In militair opzicht werd de Republiek in deze periode aangevoerd door stadhouder Frederik Hendrik, de zeventien jaar jongere halfbroer van Maurits die inmiddels was overleden. Frederik Hendrik verwierf de bijnaam ‘Stedendwinger’. Hij veroverde verschillende steden in het zuiden, waaronder ās Hertogenbosch. De stadhouder probeerde zo een buffer tegen de Spanjaarden te creĆ«ren.
Frederik Hendrik wilde ook graag Antwerpen innemen, maar werd teruggefloten door de Staten Generaal, die bang was dat de haven met Amsterdam zou gaan concurreren. Nadat de stad in 1585 door de Spanjaarden was ingenomen, was de stad namelijk in verval geraakt. Dit had alles te maken met het afsluiten van de Schelde door de Hollanders. Als gevolg van die sluiting waren veel handelaren naar het noorden verkast. Mede hierdoor groeide Amsterdam uit tot een belangrijke handelsstad. Het inwonertal van Antwerpen kelderde na de val van de stad dramatisch, van ongeveer 100.000 naar 40.000.
Financieel gezien was in deze periode de verovering van de Spaanse Zilvervloot door Piet Hein in 1628 van groot belang. De militaire campagne van Frederik Hendrik bij ās Hertogenbosch werd bijvoorbeeld voor een groot deel gefinancierd met geld van de zilvervloot. Frederik Hendrik had zelf overigens ook geprofiteerd van de verovering van Piet Hein. Hij kreeg maar liefst tien procent van de buit. Dat geld gebruikte hij onder meer om samen met zijn vrouw Amalia van Solms diverse paleizen te verfraaien (waaronder paleis Noordeinde) en nieuwe te bouwen. Ook werd het Binnenhof aangepakt en werd een begin gemaakt met de bouw van een paleis in het Haagse bos, het latere Huis ten Bosch. De Gouden Eeuw was overduidelijk begonnen.
Vrede van MĆ¼nster
Met de ondertekening van de Vrede van MĆ¼nster kwam er op 15 mei 1648 officieel een einde aan de Tachtigjarige Oorlog (en tegelijk aan de Dertigjarige Oorlog waar veel andere Europese landen in verwikkeld waren geraakt). De Spanjaarden erkenden de onafhankelijkheid van de Republiek. De Vrede van MĆ¼nster wordt ook wel eens het ‘geboortebewijs’ van Nederland genoemd.
Het had wel wat voeten in de aarde voor de Vrede van MĆ¼nster ook ondertekend kon worden. In 1644 was in MĆ¼nster een vredescongres gestart, waaraan de Republiek vanaf 1646 deelnam. De Republiek en Spanje bereikten in 1648 een definitief vredesakkoord, waarin ook de vrije handel met Oost- en West-IndiĆ« en de octrooien van de VOC en WIC werden erkend. Op het moment dat de vertegenwoordigers van de verschillende gewesten de akte daadwerkelijk ondertekenden, weigerde de vertegenwoordiger van Utrecht overigens zijn handtekening te zetten. De plaats voor zijn zegel en handtekening ā hiĆ«rarchisch op de vijfde plaats van boven ā werd opengelaten, voor het geval hij zich mocht bedenken. En dat gebeurde inderdaad. De ruimte is alleen net iets te krap; het zegel is er als het ware tussen gepropt.
Filmpje over het begin van de Tachtigjarige Oorlog
Filips II en de strijd om de macht in Europa
Het Wilhelmus ā Het verhaal van ons volkslied
Boeken over de Opstand
Bronnen ā¼
– Geschiedenis van de Nederlanden, Hans Blom e.a.
– KB, Verdieping van Nederland
– De Beeldenstorm ā Van oproer tot opstand in de Nederlanden, Jan J.B. Kuipers
– Oranje tegen Spanje – Edward de Maesschalck
– Vaderlandse Geschiedenis – J.I. Woldring