Hij was een enfant terrible, werd spion, diplomaat en beheerste negenentwintig talen. Hij werkte voor het Engelse leger, was tevens ontdekkingsreiziger, etnoloog, dichter, diplomaat, uitvinder en geograaf. Richard Francis Burton schreef (over religies, militaire strategie, bergbeklimmen, mijnen, seksualiteit, reptielen, geneeskunde) en vertaalde talloze boeken. Kortom: een veelzijdige avonturier op fysiek, intellectueel en spiritueel gebied, die wel de meest interessante figuur van de negentiende eeuw is genoemd.
Richard Francis Burton werd in 1821 geboren in Hertfordshire als zoon van een luitenant-kolonel. Zijn moeder zou afstammen van Lodewijk XIV. Doordat zijn vader het in een scheidingskwestie niet opnam voor de losbandige koning George IV, maar voor zijn vrouw Caroline, kon hij zijn verdere carriĆØre en zijn post in Genua wel vergeten. Hij deed bovendien enkele zakelijke misstappen en week vanwege zijn astma met zijn gezin uit naar Tours.
Zoon Richard, die op zijn derde al Latijns leert en op zijn vierde Grieks, blijkt net als zijn jongere broertje Edward geen lieverdje. Ze mishandelen hun kindermeisje, gooien een etalageruit van een patisserie in om er vervolgens met taarten vandoor te gaan. Bovendien schiet Richard de ruiten van een kerk kapot met zijn vaders jachtgeweer.
In 1830 besluit papa vanwege de anti-Engelse sfeer terug te keren naar het vaderland, maar als āde Franse kust weer veilig isā vertrekt het gezin naar Boulogne en reist vandaar naar ItaliĆ« (Pisa, Siena, Rome en Napels). Richard blijkt nog steeds een ongeleid projectiel. Hij slaat een viool stuk op het hoofd van zijn muziekleraar, leert schermen, bezoekt prostituees met Edward en in Zwitserland rookt en eet hij samen met hem opium, waarop het gezin, tegen de zin van de zoontjes in, terugkeert naar Engeland, dat ze spottend het land noemen āwaar de zon nooit ondergaat, maar ook nooit opkomtā.
Ondanks dreigementen zich aan te melden bij het Franse Vreemdelingenlegioen, gaat Richard op zijn negentiende in Oxford studeren (Edward in Cambridge). Hij raakt er geĆÆnteresseerd in occultisme, oosterse mystiek en naast het Frans en Italiaans dat hij al beheerst, leert hij er Arabisch. Beide zonen geven hun studie echter op en gaan het leger in.
In dienst van de East India Company
Richard vertrekt begin 1842 als onderofficier voor de East India Company met Pepper, een pitbull terriĆ«r, naar India aan boord van de John Nox. In de drukke havenstad Bombay bezoekt hij verveeld bordelen, maar leert er meestal ook twaalf uur per dag gedisciplineerd Hindi, Gajurati, Perzisch, waardoor hij als legertolk iets meer gaat verdienen. Korte tijd later wordt hij gestationeerd in Baroda, leert daar yoga, houdt er een vechthaan op na (āBhujangā) en wordt opgenomen in een sekte van slangenvereerders, maar het bezweren van cobraās vindt hij toch te riskant.
Zoals veel Engelse officieren heeft hij een bubu (lokale maĆ®tresse), die volgens hem ook verdienstelijk was als ārondlopend woordenboekā. En, zo staat in de biografie van Bron Farwell:
Ze leert hem niet alleen de Hindi grammatica, maar ook de syntaxis van het plaatselijke leven. Ze doet de huishouding (ā¦) zorgt voor hem tijdens ziekte als een van de beste verpleegstersā¦
Vanwege zijn talenkennis wordt hij uitverkoren voor verkennings- en spionagemissies, die hij twee jaar lang uitvoert. Hij heeft zijn zigeunerachtige uiterlijk mee: hoge jukbeenderen, donkere ogen, haren en snor. Hij vermomt zich met lange gewaden en hoofddoek als koopman Mirza Abdullah en laat zich zelfs besnijden om ontmaskering als niet-moslim te voorkomen (hij zou zich ook daadwerkelijk bekeerd hebben, ook al geeft hij de opium, drank en vrije seks niet op).
Dat zijn vermomming werkt blijkt als hij merkt dat boeren niet meer wegrennen als hij door de velden rijdt, dorpsmeisjes hun toevlucht niet meer in hutten zoeken, bedelaars hem niet meer lastig vallen om aalmoezen en straathonden niet meer naar hem blaffen. Door andere officieren wordt hij tot āthe white niggerā betiteld. Aan informatie komt hij door ergens een klein dadel-, tabak- of oliewinkeltje in de bazaar te beginnen en zo het vertrouwen te winnen van de lokale bevolking. Of hij neemt een herberg over waar hasj en opium worden gebruikt, probeert deze middelen en passant zelf uit en merkt op:
Een bescheiden gebruik van opium is niet schadelijker voor een man dan alcohol.
Intussen maakt hij notities over wapens, talismannen, vechtsporten, magie, lokale geneesmethoden, kasten en begrafenissen. Nadat hij in 1843 naar Karachi is overgeplaatst, schrijft hij in opdracht van generaal Napier een rapport over de (homoseksuele) bordelen in Karachi. Deze rapportage kent veel details (zo verdient een jongen twee keer zoveel als een eunuch, āomdat de scrotum van een niet geopereerde jongen gebruikt kan worden als een soort tuigje om de bewegingen te sturenā). Het verslag valt in handen van andere hooggeplaatste militairen; waarna de āperverselingā Burton vanwege de pornografische gedetailleerdheid binnen het leger als outcast wordt behandeld.
Vanwege zijn interesse in taal gaat hij experimenteren met veertig aapjes om er achter te komen of hij een apen-vocabulaire kan samenstellen, waarbij hij hun klanken nabootst. Hij gaat zo ver, dat hij samen met hen aan tafel eet, waarbij hijzelf aan het hoofd zit. Tevens is hij betrokken bij een project van de Britse genie om een moeras langs de Indus droog te leggen.
Omdat hij cholera heeft opgelopen, krijgt Burton ziekteverlof. Hij reist naar Goa, waar hij verliefd wordt op een non, en vervolgens naar het zuidelijke gebergte de Nilgiriās, waar de Engelsen in het koele Ooty de zomers doorbrengen. Hij schrijft in zijn boek Goa and the Blue Mountains:
Tijdens je verblijf zijn de eerste veertien dagen een en al opwinding, plezier en blijdschap. Je geniet van de koele lucht. Het schapenvlees heeft een smaak die je niet eerder hebt geproefd in India en, vreemd maar waar, het rundvlees is malsā¦ Je prijst de groenten en valt in extase bij het zien van perziken, appels, aardbeienā¦
In de plaatselijke club worden partyās gehouden, waar dikke sigaren worden gerookt, een orkestje speelt en om drie uur ās nachts de dames zich terugtrekken, terwijl de heren alsnog aanschuiven voor een warme maaltijd, een lied aanheffen en rond zonsopgang naar hun cottage of pension terugkeren. Maar ondanks uitjes naar watervallen, jachtpartijen (tijgers, bisons, herten) en veldsporten, slaat de verveling toch snel toe. Burton leert de lokale taal Telegu en maakt ācuriosity hunts’ naar de Todaās. Burton schrijft:
Een bergvolk met een karakteristiek uiterlijk. Ze hebben een vrij lichte huidskleur, veelal langgerekte gezichten en dragen katoenen kleding, met name omslagdoeken, waarop ze zelf fijne patronen in de kleuren rood, wit en zwart borduren. Er wordt wel gesteld dat ze afstammen van volken rond de Middellandse Zeeā¦.
Hij vermeldt dat het buffelhouders zijn (melk en boter zijn de belangrijkste voedingsmiddelen), polyandrie bedrijven (een vrouw trouwt met meerdere broers en mag er bovendien nog een minnaar op nahouden) en dat ze de buffels ās nachts in ronde kralen met stenen omheiningen opsluiten. Ook beschrijft hij dat ze meisjesbabyās offeren (āZe worden in melk verdronken of vertrapt door buffelsā). Buffels worden geofferd (doodgeslagen met stokken) als er iemand overleden is. Burton signaleert ook kritisch dat het contact met de Europeanen hen āmoreel geruĆÆneerdā heeft vanwege de verleidingen van geld, drank en westerse luxe spullen.
In het spoor van Burton bezocht ik begin deze eeuw meerdere Toda dorpen, zoals Malemund en Tanaraman. Het meest opvallende zijn nog de vijf meter hoge conische tempel, gevlochten van horizontale rietbanen, als een zeer ranke stalagmiet in de open vlakte. De meeste Todaās wonen tegenwoordig in stenen huizen, maar er worden ook nog traditionele hutten bewoond, die een opmerkelijke vorm hebben: voor- en achterkant bestaan uit een platte gevel, opgebouwd uit vlakken van witgewassen rode klei. Door een deurtje, vijftig centimeter hoog en veertig centimeter breed, zo klein om buffels buiten te houden, kruip je naar binnen. Het dak van de hut loopt vanaf de grond in een halve cirkel van gevlochten riet.
In 2001 zat er een oude vrouw met omslagdoek, een grote bril met dikke, troebele glazen en aan beide kanten van haar kin lange plukken witte baardharen voor haar hut. Binnen was de hele achterwand gevuld met smalle plankjes, met metalen serviesgoed in nette rijen uitgestald. Ik kreeg koffie aangeboden, een Toda man bracht me naar de tempel en later, het was tegen het middaguur, reed ik langs een groepje Toda mannen, die al enigszins dronken warenā¦
Na zich nog verdiept te hebben in islam, Koran, de sikh-religie en het soefisme (āMijn kennis van Oosterse religies werd fenomenaalā) keert Burton na bijna zeven jaar in 1849 terug naar Europa. Zijn broer Edward arriveert eveneens in Engeland, na zo gemolesteerd te zijn tijdens een olifantenjacht, dat hij nog slechts een vegeterend bestaan kan leiden en zijn leven veertig jaar later eindigt in een tehuis voor zwakzinnigen.
Richard gaat met zijn familie naar Boulogne en schrijft daar vier dikke, haastig geschreven en onsamenhangende boeken vol geo- en etnografische, linguĆÆstische en religieuze wetenswaardigheden over India. Maar ook over het wanbestuur van de Engelsen in India. In zijn boeken bezigt hij vaak zelf verzonnen woorden of verbasteringen van bestaande woorden.
Terug in Engeland leert hij Isabel kennen, de dochter van Engelse high society-leden, die valt voor de āfelle, trotse, melancholieke blik in zijn ogenā. Hij schrijft tussendoor het boekje: āHet volledige systeem van bajonettrainingā en hoewel zijn vaak choquerende boeken slecht verkocht worden, wordt er altijd wel veel over gepraat, terwijl Burton zich op een nieuwe uitdaging stort: op naar de mystieke, exotische Orient en op bedevaart naar de verboden stad Mekka. Tevens wil hij daar voor de East India Company, waarbij hij nog steeds in dienst is, de mogelijkheden van Arabische hengstenhandel met India bestuderen.
Gesteund door de Royal Geographic Society en gekleed in Oosterse gewaden arriveert hij in Alexandriƫ. Hij vestigt zich er als de Indiaas Afghaanse arts Mirza Abdullah in Cairo, waar (de overigens zelf ook sterk bijgelovige) Burton bekend wordt door handoplegging en hypnose (onder andere tegen snurken bij slavinnen, die daardoor in waarde stijgen). Via de Rode Zee en met een karavaan meereizend bereikt hij Mekka, waar hij tijdens de hadj meeloopt in de rondgang om de Kaaba. Onderweg verbergt hij zijn fijngeknipte notities in metalen hulsjes in zijn medicijndoos en reist door naar India, waar hij ze uitwerkt tot een driedelig verslag, waarmee hij bekendheid verwerft.
In 1854 wil hij samen met twee luitenants delen van Noord Afrika in kaart gaan brengen. Een ervan, John Speke, is een in zichzelf gekeerde, stijve militair, die het liefst vlees eet van dierlijke foetussen, vanwege het malse vlees. Vanuit Aden gaat het door de Somalische woestijn naar het door blanken nog onbezochte Harar in EthiopiĆ«. Burton verwijst in zijn verslag naar Hermann von Puckler, die al een bril met donkere glazen droeg op zijn woestijnreizen. Op de terugweg worden ze ās nachts overvallen door nomaden, waarbij Burton, vechtend met sabel, een speerwond in zijn gezicht oploopt, waarbij vier kiezen verbrijzelen en zijn gehemelte doorklieft wordt. Zijn gezicht is getekend voor het leven. Speke wordt gevangen genomen, maar weet de volgende morgen, ondanks elf speerwonden, te ontsnappen.
Terug in Londen schrijft Burton First Footsteps in East Africa, waarin hij onder andere opmerkt dat volgens hem mosquitoās (steekmuggen) malaria veroorzaken. Hij wordt vervolgens tijdens de Krimoorlog als commandant gedetacheerd bij de Turkse cavaleristen (ābashi boezoeksā), maar keert zonder een gevechtshandeling te hebben verricht terug van de Dardanellen naar Londen, waar hij zich verlooft met Isabel.
De bron van de Nijl
Intussen bereidt hij zich voor de oorsprong van de Nijl te zoeken en ook deze keer, ondanks een matige verstandhouding, samen met Speke. Tijdens hun zes maanden durende verblijf in Zanzibar leert Burton Swahili en in 1857 gaan ze op pad met een karavaan met wetenschappelijke instrumenten, zoals sextants, chronometers, kompassen, een bergbarometer en een telescoop, maar ook een gegalvaniseerd bootje, dat nog geen twintig kilo weegt. Naast reisgidsen als What to observe en Galtonās Art of Travel hebben ze ook dertig kilo spijkers, tweeduizend vishaken en zestig flessen brandy bij zich.
Maar het blijkt een slopende expeditie, waarbij ze nauwelijks drie kilometer per dag afleggen, en elkaar ās avonds Shakespeare voorlezen. Burton moet met gevoelloze benen in een hangmat verder gedragen worden en Speke is door een opgelopen ooginfectie zo goed als blind (hij heeft het door hen ontdekte Tanganyikameer nooit goed gezien).
Door een insect in zijn oor wordt hij bovendien lange tijd vrijwel doof (de pussige ontsteking vreet bovendien een gat tussen zijn oor en neus). Onderweg moeten twee mannen aan weerszijden hem op zijn muildier overeind houden en ās nachts lijdt hij aan deliriums. Maar als ze bij het Tanganyikameer aankomen en Burton in de verte een streep licht ziet, denkt hij met dit meer de bron van de Nijl gevonden te hebben. Lokale mensen vertellen echter, dat het rivierwater niet uit, maar in het meer stroomt. Wel hebben ze zo het langste zoetwatermeer ter wereld ontdekt (600 kilometer lengte) en een zoetwaterschelpdier, dat nu nog Grandidiera burtoni heet.
Speke gaat anderhalve maand later, enigszins hersteld, vanuit hun basiskamp op zoek naar een tweede meer in de omgeving en vindt een meer dat hij vernoemt naar zijn koningin (Victoria). Het is volgens hem zo groot, dat het wel de bron van de Nijl moet zijn. Bij zijn terugkomst is Burton (achteraf onterecht) sceptisch over zijn bevindingen. Twee jaar na hun vertrek, met meer waanaanvallen bij Speke, zijn ze terug op Zanzibar.
Speke keert als eerste naar Engeland terug, waar hij zijn vondst wereldkundig maakt en claimt dat hij de expeditieleider was en niet Burton. De laatste keert āmet lege handenā terug, met een tanende gezondheid en weinig financiĆ«le armslag. Hij vestigt zich in Boulogne, waar hij zijn reisverslag The Lake Regions of Central Afrika schrijft, zonder noemenswaardige rol voor Speke. Het boek wordt later geprezen door Stanley en Livingstone.
Speke vertrekt met een nieuwe partner, James Grant, naar het Victoriameer om zijn bevindingen te staven en Burton gaat op avontuur naar āhet Wilde Westenā, waar hij onder andere negentien dagen per postkoets reist. Het voert hem naar de mormonen bij Salt Lake in Utah, waar hij een geprezen verhandeling over het polygame leven van de mormonen schrijft en later een gedetailleerd relaas over scalperen:
De dader gaat op de grond zitten, plaatst zijn voeten tegen de schouders om kracht te kunnen zetten, trekt met beide handen aan de haren met de hoofdhuid, hetgeen dan loskomt met een geluid dat, zo is me gezegd, veel wegheeft van āflopā.
Hijzelf had uit voorzorg zijn haren kort laten knippen om een minder aantrekkelijke prooi te vormen.
Terug in Engeland trouwt hij (bijna veertig) Isabel (nog geen dertig) tegen haar moeders wil. Ze moeten van een kleine erfenis leven. Hij treedt daarop toe tot de diplomatieke dienst. Maar met zijn faam als persoon met een niet bepaalde diplomatieke fijngevoeligheid, krijgt hij slechts onaanzienlijke buitenposten in Afrika en BraziliĆ« toegewezen, zoals het eilandje Fernando Po voor de West-Afrikaanse kust. Het is niet veel meer dan een Britse marinebasis waar malaria heerst. Burton ontvlucht het zo veel mogelijk en heeft Isabel achtergelaten in Engeland, omdat hij op het vasteland op zoek wil gaan naar gorillaās en ākannibalenā. Isabel schrijft over haar positie, dat ze noch meid, noch echtgenote, noch weduwe is.
Richard reist in Niger, Kameroen en bezoekt op verzoek van zijn meerderen het geheimzinnige koninkrijk Dahomey (āDat er hier kanoās varen in mensenbloed is een fabeltje. In Beni werd er tenminste nog een kerel aan het kruis genageld ter ere van mijn bezoek. Hier niets!ā). Maar als hij koning Gelele officieel moet verzoeken te stoppen met slavenhandel, worden er vanwege een offerceremonie wel degelijk tachtig mannen onthoofd.
‘Een ras van kwaadaardige bastaarden’
Burton is gebiologeerd door het leger van 2500 (deels zwangere) amazones. Tijdens een ceremonie voert hij een zwaarddans voor hen op, waarbij zij hem enthousiast aanmoedigden en hun geweren in de lucht afvuren. Maar Gelele geeft niet toe en Burton, die toch al uitgaat van rassenhiĆ«rarchie met de blanke als ākroon op de beschavingā noemt Geleleās volk teleurgesteld een ras van kwaadaardige bastaarden: āongedierte en geen cent waardā.
Achteraf publiceert hij 2500 paginaās wetenswaardigheden, onder andere in Wanderings in West Africa met uitweidingen over mineralen, dysenterie, de tseetseevlieg, haaien, besnijdenis, het gebruik van de tandenstoker en (met zijn voorzienige geest) van de Cola-noot, die volgens hem vermengd met water een heerlijk drankje oplevert (āIk heb nog nooit vernomen dat er een extract van gemaakt is, zo niet, dan zou het goed zijn het te proberenā).
Burton publiceert tevens een boekje met plaatselijke spreekwoorden, maar zijn boek Zanzibar wordt door een deskundige neergesabeld als…
…een rammelend, dik egodocument, dat zelfs voor de meest geĆÆnteresseerde student geĆÆnteresseerd in reizen door Afrika moeizaam te verteren zijn.
Terug in Engeland zoekt hij samen met Isabel een kavel uit op de begraafplaats van Mortlake.
Speke en Grant hebben bij terugkeer vastgesteld dat het Victoriameer inderdaad de bron van de Nijl is. Burton blijft volhouden dat het Tanganyikameer die eer toekomt, maar daalt sterk in de achting van het (wetenschappelijke) establishment. Als beide rivalen in Bath met elkaar in debat zullen treden, blijkt Speke de dag tevoren omgekomen tijdens een jachtpartij: een schot in zijn eigen borst, volgens sommigen een ongeluk, volgens Burton zelfmoord.
Zuid-Amerika
Door Isabels inspanningen krijgt Burton uiteindelijk een nieuwe diplomatieke post, in het Braziliaanse Santos, waar ze deze keer samen aankomen. Maar het valt tegen: Isabel springt op een stoel bij het zien van kakkerlakken in de hotelkamer (Richard onthutst: āWat een goede reisgenote zul je zijnā), er heerst malaria en er is weinig interessants te beleven. Isabel vindt haar draai door slaven te gaan bekeren in een door haar ingericht kapelletje. Richard bezoekt mijnen vanwege mogelijke investeringen en reist langs de slagvelden van de grensoorlog tussen Paraguay, ArgentiniĆ«, BraziliĆ« en Uruguay, waarover in 1870 Letters from the Battlefields of Paraguay verschijnt (bij die oorlog nam de Paraguyaanse bevolking af van 1,3 tot een kwart miljoen mensen, waaronder slechts 29.000 mannen). Een kennis beschreef Burtons uiterlijk in die tijd:
Zo onheilspellend als ik nooit eerder heb gezien: duister, wreed, verraderlijk, met ogen als een wild beest. Hij deed me denken aan een zwart luipaard, gekooid, maar zinnend op wraak.
Na drieƫnhalf jaar in Santos wordt Burton consul van het Syrische Damascus, een oriƫntaalse smeltkroes van volkeren en religies; een kolfje naar zijn hand. Isabel komt aan met haar vijf honden, waaronder een Sint Bernhard en vindt een groot huis in een aangrenzend Koerdisch dorp, waar ze onder andere zwerfhonden, geiten, kalkoenen en paarden houdt, evenals een luipaard die bij haar op bed slaapt. Burton probeert intussen de verhoudingen tussen diplomaten, lokale heersers en uiteenlopende bevolkingsgroepen goed te houden.
Isabel doet alles voor haar man en is hem gehoorzaam, maar lijdt steeds meer aan godsdienstwaanzin. Onderweg breekt ze als dierenbeschermster en passant puntige stokken van ezeldrijvers. De Engelse ambassadeur in Constantinopel probeert Richard na enkele incidenten en klachten van de Turkse regering te laten terugroepen, wat in 1871 ook inderdaad gebeurt. Isabel blijft achter om zaken af te handelen, waarbij Richard haar, typerend voor zijn achteloosheid, zonder enig geld achterlaat.
Korte tijd later reist hij, gefinancierd door een filantroop, naar Ierland en IJsland. Hij hoopt tevergeefs op een gezantschap in Teheran, Constantinopel of Marokko. De Burtons zijn zo goed als blut en als Isabel van de laatste 15 pond er een in een kier van een treinwagon laat vallen, huilt ze vanwege dit grote verlies. Maar dankzij haar inspanningen krijgt Richard toch weer een nieuwe (maar minder belangrijke) post: op vijftigjarige leeftijd wordt hij consul in Triest, waar ze twee verdiepingen met 27 kamers van een huizenblok afhuren.
Richard bivakkeert regelmatig wekenlang in de bergen, waar hij in een herberg te Opicina Duizend-en-een-nacht vertaalt (en er een essay over onder andere homoseksualiteit aan toevoegt). Als hij ziek is, wordt hij zelfs door Isabel in een bed op een paard-en-wagen naar een arts heen gereden.
In Triest werkt Burton aan andere boeken en artikelen, aan elf verschillende werktafels vol paperassen; voor ieder boek een aparte tafel. (Na zijn dood laat hij bovendien meer dan veertig onvoltooide manuscripten achter, naast de veertig boeken die hij al geschreven had tijdens zijn leven; hij hield er echter nooit meer dan wat zakgeld aan over. Zijn boek in versvorm Stone Talk, The Kasidah is daarentegen ook nu nog te koop in Engelse boekwinkels).
Isabel, die een boek schrijft over SyriĆ«, Palestina, het Heilige Land, toegankelijker dan Burtonās werken, plakt intussen in de stad muurpamfletten, zoals een brief van āhet meest afgebeulde trekpaard van Triestā. ās Middag schermt en zwemt Richard, waarna het echtpaar meestal buitenshuis dineert met vrienden. Dat Richard nog steeds een enfant terrible is, blijkt als de āfine fleurā van Triest op de āteaā is genodigd en Burton achteloos (een fake copy) van een manuscript op tafel legt, getiteld: A History of Farting. Tijdens tussentijdse verblijven in Engeland ontmoeten ze de Nederlandse koningin Emma diverse keren en Isabel stuurt haar zelfs op verzoek een van Burtons boeken toe.
Op zoek naar goud
Samen met Isabel reist hij in 1875 naar India, maar het land en de bevolking bevallen Isabel niet, onder andere vanwege wreedheid tegen dieren. Richard bezoekt ijzermijnen, schrijft over het Indiase spoorwegsysteem, maar plannen om er zaken te doen vallen in duigen. Ook latere pogingen in de Oriƫnt en Afrika een fortuin te vergaren door concessies te verwerven op vindplaatsen van goud en edelstenen mislukken (op een van die plekken, de Afrikaanse Goudkust, is later heel veel goud gevonden op een manier die hij al propageerde, namelijk door middel van hoge waterdruk(spuiten) goudaders bloot te leggen).
Burton was inmiddels meer gefocust op rijkdom dan op wetenschappelijke resultaten en sprak de gevleugelde woorden:
Geografie is goed, goud is beter.
Tijdens een van die speurtochten wordt hij in 1880 in Egypte ās nachts in elkaar geslagen en beroofd. Intussen werkt hij in deze Victoriaanse tijd wel aan vertalingen van erotische Indiase geschriften, waaronder de Kama Sutra en de Ananga Ranga, terwijl hijzelf er homoseksuele relaties op na schijnt te houden.
In 1884 wordt hij in Triest getroffen door een hartaanval. De post van afgezant in Marokko loopt hij mis en in 1887 volgt een tweede hartaanval. Inmiddels 66 jaar verzoekt Burton om pensioen, maar het wordt hem niet verleend. Wel blijkt zijn versie van De verhalen van Duizend en een Nacht een groot (financieel) succes. Zijn onaflatende nieuwsgierigheid, reiszucht en de onrust lang op een plek te blijven, brengen hem nog naar Zwitserland, waar hij Stanley ontmoet, de man die Livingstone in Afrika had weten op te sporen.
In 1890 overlijdt Burton. Isabel reist met 204 kisten bagage terug naar Engeland. De haar toevertrouwde manuscripten, waaronder het pornografisch-achtige The Perfumed Garden, evenals zijn dagboeken publiceert ze niet, maar verbrandt ze, volgens haar om Richard in bescherming te nemen en zijn naam zuiver te houden, wat ze in een ingezonden brief in The Morning Post verantwoordt door te stellen:
Van de 1500 mensen zullen 15 het lezen in de geest waarin het was geschreven, de overige 1485 zullen het puur lezen uit vuige lust.
De Britse pers heeft hierna geen goed woord meer voor haar over. Ze schrijft daarna een biografie over haar man: The life of Captain Sir Richard F. Burton en richt een mausoleum voor hem op, dat ze bij hem vindt passen: een bedoeĆÆenentent, deels uit Carrara-marmer opgetrokken.
‘Wreed en briljant’
Biograaf Byron Farwell noemt Burton een van de zeldzame personen die zowel academicus als een man van actie was, die zowel aan de wereld van de wetenschap als van de literatuur belangrijke bijdragen leverde en bovendien de grootste oriĆ«ntalist van zijn tijd was. Maar ook dat zijn grillige persoonlijkheid hem tot een obscure figuur maakte: āHij was wreed, een viezerik, stom en fundamenteel slechtā, maar ook āaardig, academisch, moedig, briljant en genegeerd door een vaderland dat hij trouw diendeā¦ā.
Terwijl Isabel over haar man zei:
Hij is niet alleen de beste echtgenoot die ooit geleefd heeft, maar ook de plezierigste en gemakkelijkste man om mee te leven.
Waar Farwell aan toevoegt: āOngetwijfeld geloofde ze dit zelf, maar er was ook een unieke persoonlijkheid voor nodig om mevrouw Burton te zijn. Het is twijfelachtig of enige andere vrouw een gelukkig huwelijk met hem had kunnen hebben.ā
Nog steeds bevindt zich vlakbij Kew Garden op de begraafplaats bij de Maria Magdalenakerk van Mortlake het graf van Burton. Toen ik er enkele jaren geleden op bezoek ging, zei de tuinman van het kerkhof me, dat ik rond de bedoeĆÆenentent moest lopen. Aan de achterzijde was een metalen buistrapje bevestigd, waarlangs ik naar boven klom. Via een ruitje zag ik de verstilde grafkisten van Richard en Isabel Burton in een oriĆ«ntaals interieur met olielampen, kleden en kamelenbellen. Isabel overleed vijf jaar na Richard aan kanker. De biografie die ze over hem schreef, sloot ze af met de woorden:
Ik ben klaar om hem in zijn karavaan te volgen. Ik wacht op een welkomstgeluid: het rinkelen van zijn kamelenbel.