In 1917 maakt een revolutie in Rusland een eind aan het eeuwenoude tsaristisch bewind waarna de communisten onder leiding van Lenin de macht grijpen. Zij zetten in op economische groei door industrialisering en collectivisering van de landbouw. De Sovjet-Unie ontstaat waarin geweld jegens burgers niet geschuwd wordt. Onder Stalin ontaardt dit in zuiveringen van ongekende omvang en wreedheid.
Zuiver communisme
Het communisme streeft naar een klasseloze samenleving waarin iedereen een gelijk deel van de te verdelen welvaartskoek toekomt. Maar dat is onmogelijk te realiseren binnen omvangrijke samenlevingen waarin altijd sprake is van delegatie van zeggenschap aan volksvertegenwoordigers. En dan ligt binnen een staat waarbinnen één partij het voor het zeggen heeft – zoals in Rusland – onmiddellijk het gevaar om de hoek van machtsmisbruik, iets waarvan rechtlijnig denkende communistische volksvertegenwoordigers nooit vies zijn geweest.
Er is een mooi voorbeeld van een kleinschalige samenleving waarin een zuivere vorm van communisme langdurig heeft bestaan. Tot 1930 leven de bewoners van het eiland Hirta, onderdeel van de archipel van Saint Kilda zo’n honderdvijftig kilometer ten westen van de Schotse kust, samen in een volmaakte communistische micromaatschappij. Een gemeenschap die qua omvang iets beneden de honderdtachtig schommelt, waar men alles eerlijk met elkaar deelt en waar de gewoonte bestaat om elke dag door alle volwassen mannen te laten besluiten wat er te doen valt. Ieders stem heeft hetzelfde gewicht en er wordt op democratische wijze een besluit genomen. Dit zuivere communisme is niet gebaseerd op een ideologie, maar is domweg geëvolueerd omdat het voor de Kildans de enige manier was om te overleven. Onder druk van externe omstandigheden, waaronder epidemieën, is het communisme van Hirta aan zijn eind gekomen. Zo niet het totalitaire communisme zoals dat vorm krijgt in Rusland aan het begin van de twintigste eeuw. In die tijd is het van grote invloed op de linkse bewegingen in Europa en veroorzaakt het in veel landen een scheuring in de socialistische gelederen.
De Romanovs
De Romanovs zijn drie eeuwen aan het bewind geweest en niet geliefd bij de gewone bevolking. Russische politieke partijen die rond de eeuwwisseling het licht zien worden blootgesteld aan meedogenloze repressie. Een belangrijke – illegale – partij is de in 1899 geformeerde Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (RSDAP), geschoeid op marxistische leest, waarbinnen al snel twee facties ontstaan. De bolsjewieken en de mensjewieken. Deze benamingen zijn afgeleid van de Russische woorden voor meerderheid (bolsjinstvo) en minderheid (mensjinstvo). De bolsjewieken staan onder leiding van Vladimir Lenin, een pseudoniem voor zijn eigenlijke naam Vladimir Ilyich Ulyanov.
In 1902 publiceert Lenin een boekje getiteld: Wat te doen?, waarin hij beargumenteert dat de partij zich moet opstellen als de voorhoede van de arbeidersklasse. Partijleden dienen gedisciplineerd en loyaal te zijn binnen een sterk gecentraliseerde partijorganisatie. Deze opvattingen zorgen voor een ernstige ontwrichting van het partijcongres in 1903. De mensjewieken raken erdoor gealarmeerd en hun argwaan neemt nog toe als Lenin twee jaar later de stelling poneert dat de gewenste omverwerping van de monarchie gevolgd moet worden door een ‘voorlopige revolutionaire dictatuur van het proletariaat en de boeren’, waarbij hij het gebruik van terroristisch geweld zeker niet uitsluit. Dit is tegen het zere been van de mensjewieken die een bourgeoisrevolutie bepleiten: via de vorming van een kapitalistische economie op weg naar een socialistische maatschappij.
Er is nog een tweede revolutionaire partij, de Socialistische Revolutionaire Partij (SRP) die net als de mensjewieken de noodzaak inziet van een kapitalistische fase ter versterking van de economie alvorens het socialisme kan worden geïntroduceerd, maar de SRP verschilt van mening met de RSDAP over de motor die dit alles in gang kan zetten. In de ogen van de marxisten (zowel bolsjewieken als mensjewieken) vormen de arbeiders uit de urbane gebieden de revolutionaire motor terwijl de sociaalrevolutionairen hun hoop vestigen op de boerenbevolking. Zij koesteren de echte gemeenschapswaarden die de kern zijn van het socialisme.
De sociale onrust stijgt na de eeuwwisseling ten gevolge van enkele mislukte oogsten en op 9 januari 1905 slaat de vlam in de pan als bij het Winterpaleis in St. Petersburg vreedzaam demonstrerende burgers – waaronder vrouwen en kinderen – door een kogelregen worden afgeslacht. Deze wreedheid gaat de geschiedenis in als ‘Bloedige zondag’. Overal in het land breken vervolgens stakingen uit, er worden protestmarsen gehouden en ook militairen beginnen zich te roeren. Vooral de muiterij op de pantserkruiser Potjomkin – die opstoomt naar Roemenië – bezorgt de monarchie veel gezichtsverlies. De beide linkse partijen treden uit de illegaliteit en krijgen gezelschap van een nieuw partij, de Constitutioneel-Democratische Partij (CDP) waarin de liberalen van diverse pluimage (de gegoede burgerij) zich verenigen. Deze partij wordt doorgaans aangeduid als de Kadettenpartij naar de Russische afkorting K-D voor Constitutioneel-Democratisch. In september 1905 wordt in St. Petersburg door marxisten een sovjet ofwel raad opgericht van afgevaardigden, gekozen door lokale industriearbeiders en employees die de rol vervult van een zelfbesturend orgaan. Ook elders ontstaan sovjets zoals bijvoorbeeld in Moskou.
Eindelijk dringt het tot de tsaar door dat er wat aan de hand is en ziet hij zich gedwongen iets te ondernemen om de onvrede te bedwingen. Op advies van zijn ex-minister, Sergej Witte, publiceert Nicolaas II het Oktobermanifest waarin niet alleen een aantal rechten van de bevolking wordt erkend, zoals de vrijheid van meningsuiting en het recht op associatie, maar ook dat er verkiezingen komen voor een Doema (parlement) waarbij alle volwassen mannen stemrecht krijgen. Dit haalt de druk van de ketel bij de Kadetten, maar ter linkerzijde laait het verzet op met een gewapende opstand van de sovjet in Moskou in december 1905, een opstand die ook elders in de steden navolging krijgt, maar legereenheden maken er korte metten mee. Een ernstiger bedreiging voor de monarch gaat uit van revolterende boeren die het gehele platteland van Rusland in vuur en vlam zetten. De tsaar slaagt er maar ternauwernood in deze opstand te bedwingen.
De Doema komt er, maar de tsaar neemt deze volksvertegenwoordiging nauwelijks serieus en in plaats van dat het democratisch gehalte van het imperium toeneemt, krijgt het meer en meer het karakter van een politiestaat waarin de Ochrana (politieke politie) een belangrijke rol speelt. De Doema kan en wordt naar believen van de monarch ontbonden en opposanten worden verbannen naar Siberië. In 1912 leven meer dan twee miljoen burgers onder het regime van de staat van beleg. De tsaar had er beter aan gedaan zich wat inschikkelijker op te stellen tegenover het parlement, maar hij koestert twijfels of de Doema wel iets zou kunnen bijdragen aan de oplossing van de problemen in zijn rijk, aan de noodzakelijke economische en agrarische hervormingen. Hervormingen die dringend nodig zijn om het hoofd te kunnen bieden aan de machten die het imperium omringen.
Rusland in de Eerste Wereldoorlog
Tsaar Nicolaas II de (op zijn nooit gekroonde zoon Michaël II na) laatste van de dynastie der Romanovs, gaat in 1914 aan de zijde van Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië de strijd aan met de Centrale machten Duitsland en Oostenrijk. De Eerste Wereldoorlog ontbrandt. De tsaar heeft een belangrijk doel voor ogen en dat is de controle te verkrijgen over de Dardanellen, de zeestraat die Rusland vrije toegang garandeert tot de Middellandse Zee. Het feit dat Nicolaas II expansionistische motieven heeft om deel te nemen aan de Grote Oorlog – waarover hij in 1915 een overeenkomst sluit met Frankrijk en Engeland – moet wel geheim worden gehouden voor de Doema, die anders nooit akkoord zou gaan met de financiering van de oorlogvoering.
Na aanvankelijk succes in de strijd volgt tegenslag op tegenslag. De Duitsers vechten hard terug en de Russische economie raakt in het slop. De industriële en vooral agrarische productie blijkt te laag te zijn om zowel de legers te bevoorraden als de burgermonden te voeden. De schaarste jaagt de inflatie aan en de roebelpersen draaien op volle toeren. Onlusten breken uit, met name in Sint-Petersburg waar de sovjet hernieuwde kracht toont. In plaats dat de tsaar steun probeert te vinden bij de linkse politieke partijen, arresteert hij eind 1914 alle marxistische afgevaardigden in de Doema op beschuldiging dat zij oppositie voeren tegen de oorlogsinspanningen. De Ochrana rekent af met stakingen die zich voordoen in de loop van 1915-1916. Desalniettemin groeit het maatschappelijk verzet dat uitmondt in de Februarirevolutie.
Op 2 maart 1917 gooit Nicolaas II de handdoek ik de ring en abdiceert. Daags erna wordt door de Doema een voorlopige regering ingesteld waarin de Kadetten de meeste invloed krijgen. De Kadetten leveren de premier, de overtuigde democraat prins Georgi Lvov (afkomstig uit het 9e eeuwse Vikinggeslacht der Ruriken) en gunnen de post van Justitie aan Alexander Kerenski, vooraanstaand lid van de Socialistische Revolutionaire Partij. Overigens kan deze voorlopige regering slechts tot stand komen dankzij de medewerking van de mensjewieken.
De voorlopige regering kondigt een hele reeks van hervormingsmaatregelen af: erkenning van burgerrechten, vrijheid van meningsuiting, religie, associatie en persvrijheid. Verkiezing van een constituerende vergadering, waarvoor alle mannen en vrouwen van eenentwintig jaar en ouder stemrecht krijgen, wordt in het vooruitzicht gesteld. Maar de Kadetten, die overigens geen moeite hebben met de geheime verdragen die Nicolaas II heeft afgesloten, achten het niet verstandig om deze maatregelen te effectueren terwijl de oorlog nog in volle gang is. Alles moet worden ingezet om de oorlogsproductie in gang te houden, verstoringen door loononderhandelingen of van het oostfront deserterende boeren die hun land opeisen, moeten koste wat kost worden voorkomen. Daarbij geven zij weinig blijk van besef van wat er leeft onder de bevolking: dat het de arbeiders en garnizoensmilitairen van Sint-Petersburg zijn geweest die de tsaar op de knieën hebben gekregen en dat die niets moesten hebben van diens expansionistische oorlogsmotieven. Zij voeren oorlog om de grenzen van hun land te verdedigen waarin hen vrijheid en burgerrechten zijn beloofd, een mening die gedeeld wordt door de mensjewieken en de sociaalrevolutionairen en zonder hun steun is er geen stabiele regering denkbaar.
Sommige bolsjewistische leiders keuren deze steun van links aan de Kadetten goed, maar in Petrograd heft de sovjet zijn vuist en vaardigt een decreet uit waarmee de garnizoensmilitairen onder zijn gezag worden gesteld. De voorlopige regering grijpt niet in en begaat daarop de blunder om een telegram te sturen naar Parijs en Londen waarin het geheime verdrag van 1915 wordt bevestigd, een telegram dat in de openbaarheid komt en de woede opwekt van de linkse krachten. Bolsjewieken, mensjewieken en sociaalrevolutionairen organiseren protestoptochten waarop de regering reageert met een uitnodiging aan hun leiders – met uitzondering van de bolsjewistische – om een aantal ministersposten te bezetten. Dit leidt echter niet tot de zo dringend gewenste hervormingsmaatregelen en de arbeiders en militairen komen op grote schaal in verzet door de oprichting van fabriekscomités en vergelijkbare eenheden binnen het leger. Deze wil om gezamenlijk en in openheid besluiten te nemen aan de basis van de samenleving vindt overal weerklank, zelfs in de Trans-Siberië Express worden wagonraden samengesteld. Er duikt een neologisme op in de Russische woordenschat: mitingovanie.
Omdat de regering talmt met het uitschrijven van verkiezingen voor een Constituerende Assemblee, krijgt de nieuwe vorm van organisatie het karakter van een ongecontroleerd ‘ieder voor zich’. De angst voor het willekeurig gebruik van geweld door de sovjets groeit, wederom breken er stakingen uit en op sommige plaatsen nemen de arbeiders de controle over de bedrijfsvoering in handen. In juni 1917 zenden sovjets van heinde en ver afgevaardigden naar Sint-Petersburg voor het eerste Congres van de Arbeiders- en Soldatenraden om de activiteiten van de sovjets te coördineren. Daartoe wordt een dagelijks bestuur gekozen waarmee een schaduwregeringsapparaat het leven ziet. Ook nemen binnen het grote Russische rijk op lokale en regionale schaal bestuurders het heft in eigen hand en ondermijnen zij net als de sovjets het centrale gezag dat wankelt aan de vooravond van de oktoberrevolutie.
De machtsgreep van Lenin
Op 4 april 1917 publiceert Lenin zijn bekende Aprilstellingen waarin hij de bolsjewieken oproept meerderheden te creëren in de sovjets om zo het communistische gedachtegoed aan de basis te kunnen versterken. In het voorjaar slagen de bolsjewieken gedeeltelijk in deze opdracht en het aantal leden van de partij stijgt naar 300.000.
Daarbij maken zij handig gebruik van het feit dat de bolsjewieken geen regeringsverantwoordelijkheid dragen en zich goed kunnen profileren als hét alternatief voor de voorlopige regering. In juni stappen de Kadetten uit de regering als deze besluit om de zogeheten Rada van Oekraïne te erkennen als een regionaal gouvernement. Dat komt slecht uit, want juist op dat moment wordt een offensief van de Russen door de Duits-Oostenrijkse legers teruggeslagen. Gebruikmakend van deze verwarde situatie en in afwezigheid van Lenin, die op dat moment in Finland verblijft, besluit het bolsjewistische Centrale Comité tot het houden van een grote demonstratie die door de Voorlopige Regering hardhandig uiteengeslagen wordt. Afgezien van Lenin, wordt de top van de partij gearresteerd en de partij zelf illegaal verklaard.
Premier Lvov wordt het allemaal teveel, hij treedt af. Kerenski volgt hem op en werpt zich direct op het oplossen van de politieke en economische problemen van het land. Hij wil het centrale gezag herstellen en zorgen voor een gegarandeerde aanvoer van voedsel vanaf het platteland. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. De financiële hulp vanuit het buitenland is namelijk beperkt en dat betekent dat de geldpersen moeten worden aangezet. Daarmee wordt de inflatie aangejaagd die op haar beurt de boeren er van weerhoudt om hun producten aan de regering te verkopen. De militaire situatie is precair. Soldaten beginnen zich af te vragen waar ze nu eigenlijk voor vechten en deserteren op grote schaal wanneer zij horen van de expansionistische motieven die aan hun strijd ten grondslag liggen. Nadat in augustus de stad Riga in handen is gevallen van de Duitsers, ligt voor hen de weg open naar de Russische hoofdstad.
Nadat Kerenski geprobeerd heeft eenheid te smeden tussen alle linkse partijen – wat uitloopt op een mislukking – trekt hij de touwtjes strakker aan door met geweld de boeren voedsel te ontfutselen, een actie waarmee hij steun verwerft bij de Kadetten. Nog steeds in afwachting van een constitutionele assemblee wordt een voorlopig parlement geformeerd van Kadetten, mensjewieken en sociaal-revolutionairen die echter voortdurend ruzie maken. Vanuit zijn schuilplaats in Helsinki ziet Lenin toe op deze chaos, keert op 10 oktober terug naar Sint-Petersburg en roept het centraal Comité van zijn partij op onmiddellijk de macht te grijpen. In overleg met de linkse partijen die Kerenski steunen ziet hij geen brood, zij hebben volgens Lenin een pact gesloten met de duivel en dienen geëlimineerd te worden.
Op 25 oktober wordt in Sint-Petersburg de regering van Kerenski omver geworpen, het tweede Congres van de Arbeiders- en Soldatenraden gaat akkoord met de machtsgreep en Lenin roept als nieuwe regeringsleider onmiddellijk op tot het beëindigen van de oorlog, in zijn ogen veroorzaakt door kapitalistische krachten. Hij heeft om zijn macht te consolideren nog één hobbel te nemen en dat is het verwerven van de steun van het Congres van de Sovjets waarin de bolsjewieken geen meerderheid hebben. Door een ruzie met de mensjewieken en de sociaal-revolutionairen hoog op te kloppen weet hij hun vertrek uit de vergaderhal te bewerkstelligen, waardoor de bolsjewieken de volledige macht in handen valt. Lenin en zijn kompaan Leon Trotski vormen een regering die op voorstel van laatstgenoemde niet de Ministerraad, maar de Raad van Volkscommissarissen wordt genoemd ofwel Sovnarkom, een Russisch acroniem.
Tot zover gaat het de bolsjewieken voor de wind in de hoofdstad, maar elders weet men nog van niets en vandaar dat de Sovnarkom (Raad van Volkscommissarissen) een media-offensief start door een aantal aankondigingen het land in te sturen. De eerste proclamatie betreft natuurlijk de rechtvaardiging van de machtsgreep, direct gevolgd door een anti-oorlogsverklaring en een decreet waarin opgeroepen wordt tot een grote landhervorming. Nadien zien decreten het licht over de achturige werkdag en de arbeiderscontrole over de productie. Maar dat is lang niet alles, want de Sovnarkom probeert de massa warm te krijgen voor de revolutie door deze top-down te organiseren. Een vorm van staatscontrole die gepaard gaat met het nemen van repressieve maatregelen. Daartoe behoren de muilkorving van de pers en de instelling van een bureau dat af zou moet rekenen met contrarevolutionaire activiteiten: de zogeheten Buitengewone Commissie ofwel Tsjeka, voorloper van de KGB (in 1923 wordt de Cheka omgedoopt tot de het Gemeenschappelijke Algemene Staatsdirectoraat kortweg OGPU (Russische acroniem).
Nog altijd ligt er de toezegging van de voormalige premier Lvov om een constitutionele assemblee te laten kiezen. Tegen de wil van Lenin, die vreest voor een nederlaag van de bolsjewieken, gaan deze verkiezingen door. Lenins vrees wordt bewaarheid, de bolsjewieken behalen slechts 25 procent van de stemmen terwijl de sociaalrevolutionairen uitkomen op 37 procent. Onmiddellijk grijpt de Sovnarkom in om de bevolking in bescherming te nemen tegen hun ondoordachte keuze.
Tijdens de eerste vergadering van de assemblee verwijderen troepen die loyaal zijn aan de Sovnarkom hardhandig de afgevaardigden en beschieten zij een antibolsjewistische demonstratie. Ook elders in het land weten de bolsjewieken met geweld hun posities veilig te stellen. De kier naar normale democratische verhoudingen is definitief gesloten.
Burgeroorlog
Voor Rusland eindigt de eerste Wereldoorlog op 3 maart 1918 met het sluiten van de Vrede van Brest-Litovsk, vernoemd naar de kleine stad in Wit-Rusland vlakbij de grens met Polen waar onderhandeld word met de Duitsers. Dat is acht maanden voordat de westelijke geallieerden een wapenstilstand sluiten met Duitsland die de vredesonderhandelingen inluiden te Parijs. Het verdrag van Brest-Litovsk is voor Rusland zeer ongunstig, maar in de ogen van Lenin onontkoombaar om de Russische revolutie te redden. De communisten komen zo ongeveer aan alle Duitse eisen tegemoet. Dat betekent het inleveren van enorme stukken land die Duitsland heeft veroverd plus het onder de Duitse invloedssfeer brengen van de Baltische staten, Finland, Polen en Oekraïne die verplicht worden tot levering van grondstoffen aan de Duitsers. Rusland verliest 34% van zijn bevolking 32% van zijn landbouwgrond, 54% van de industrieondernemingen en 89% van de kolenmijnen. Uiteraard zijn de westerse geallieerden furieus, maar Lenin heeft nu eenmaal andere prioriteiten. Hij is ervan overtuigd dat na een overwinning van de Roden (communisten) in de burgeroorlog tegen de Witten (bourgeoisie), de verloren gegane gebieden gemakkelijk kunnen worden heroverd.
Voor de bolsjewieken ligt er nu veel werk in het verschiet om de revolutie te redden. Ter versterking van hun imago noemen zij zich voortaan de Russische Communistische Partij (RCP) en kiest Lenin voor Moskou als nieuwe hoofdstad. Met name twee problemen vragen om aandacht. De eerste is die van het nationalisme, dat voorkomt in alle gebieden die onder controle staan van de bolsjewieken. Lenin is hier duidelijk over, hij stuurt aan op het schoeien van Rusland op federalistische leest, een conglomeraat van diverse naties met elk hun eigen karakter en Rusland is daarin een van de velen. Vandaar de formatie van de Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek (RSFSR) waarbinnen Rusland de grootste natie is. Tweede probleem is de weerzin van de plattelandsbevolking, de boeren, om zich te onderwerpen aan het centrale gezag. Vandaar dat Lenin kiest voor een combinatie van een centrale aansturing van een stevige vorm van lokale autonomie. Een en ander leidt tot cliëntelisme, loyale partijgenoten schuiven elkaar de mooie baantjes toe.
Begin 1918 starten de bolsjewieken met de opbouw van het Rode Leger van arbeiders en boeren. Niet alleen bedoeld om de grenzen te verdedigen of interne vijanden te verslaan, maar ook om in te zetten ter ondersteuning van de te verwachten revoltes van de arbeidersklasse in Berlijn. Intussen hebben diverse uitgeweken generaals uit de tsaristische legioenen een vrijwilligersleger georganiseerd onder leiding van Alexandr Koltsjak dat bekend staat als het Witte Leger. Dit leger bindt de strijd aan met de bolsjewieken. De Russische Burgeroorlog ontbrandt.
Deze ontwikkelingen ontgaan de vredesonderhandelaars te Parijs natuurlijk niet en er wordt gediscussieerd over wat de geallieerden te doen staat in Rusland. Interveniëren om de Bolsjewieken de pas af te snijden, wat steun aan de Witten inhoudt, de Russen in hun eigen sop gaar laten koken, of proberen met de Roden tot een vergelijk te komen? De Britse minister van Oorlog, Winston Churchill, dringt met de Franse leider Georges Clemenceau aan op interventie om het rode gevaar te keren, maar dat valt niet goed bij Lloyd George en de Amerikaanse president Woodrow Wilson. Wilson hoopt dat het Russische volk de kant van de Witten kiest, waarna de VS hen als wettige regering kan erkennen.
Overigens hebben de geallieerden al geïntervenieerd om hun belangen veilig te stellen in het zicht van de oprukkende Duitsers. In 1917 zijn de Japanners Siberië binnengedrongen om te voorkomen dat de infrastructuur en grondstoffen door de Duitsers worden buitgemaakt. Ook de Britten zijn Siberië binnengevallen via de noordelijke havens, terwijl zij in het zuiden proberen in de Kaukasus hun oliebelangen te bewaken. En zelfs de Amerikanen hebben troepen naar Siberië gestuurd, deels om de Britten en Japanners in de gaten te houden, maar ook ter bescherming van een legioen Tsjechen dat in gevangenkampen zit. Het zijn met name de Britten die er niet over piekeren hun troepen terug te trekken als de oorlog ten einde loopt. Frankrijk is niet bij machte om ook maar iets te doen en vandaar dat Clemenceau de kant kiest van Lloyd George, voor de optie om de Russen het maar te laten uitvechten, hoezeer hij het ook eens is met Churchill. Hij blijft zich echter verzetten tegen deelname van de Russen aan de vredesonderhandelingen.
Na pogingen om in gesprek te komen met de Roden, geeft de Raad van Vier (het geallieerde college dat de vredesonderhandelingen in Parijs leidt) het op en kan men nog slechts hopen op een overwinning van de Witten van Koltsjak. Diens regering krijgt erkenning van de geallieerden, maar het is te laat. Als de ondertekening van het verdrag van Versailles door de Duitsers nabij is, breken de communisten door de linies van Koltsjak heen en eindigt de burgeroorlog in een bolsjewistische overwinning. In reactie op de definitieve nederlaag van de Duitsers verklaart de Russische Communistische Partij het Brest-Litovsk verdrag als achterhaald.
Nieuwe Economische Politiek (NEP)
Intussen is het communistisch geweld in Rusland hevig toegenomen. De sociaalrevolutionairen en mensjewieken worden uit de sovjets gezet. Arrestaties, ook van Kadetten, vinden op grote schaal plaats en de Tsjeka krijgt meer armslag om contrarevolutionaire elementen te elimineren. Op 17 juli 1918 wordt de familie der Romanovs vermoord. Na een aanslag op Lenins leven in augustus loopt het geheel uit de hand met de afkondiging van de Rode Terreur. In Petrograd alleen al worden 1300 gevangen zonder pardon neergeschoten. Officiële cijfers spreken van 12.000 vermoorde gevangenen gedurende de jaren 1918-1920, maar sommige schattingen geven een getal aan van 300.000.
Ook de kerk wordt niet ontzien. Lenin wil atheïsme met geweld opleggen aan de bevolking, wat leidt tot de executie van duizenden geestelijken. Deze terreur tegen de mensen die hun geloof vereenzelvigen met hun identiteit brengt de goodwill die de Sovnarkom heeft gekweekt bij de bevolking veel schade toe. De communistische partij wordt in 1919 verrijkt met het Politbureau, dat beslist over belangrijke onderwerpen als politiek, oorlog, economie en internationale aangelegenheden en waarvan Lenin, Trotski en Josef Stalin deel uitmaken. Daarnaast ziet het zogeheten Orgbureau het licht dat fungeert als secretariaat. Al gauw neemt de macht van Sovnarkom af ten faveure van het Politbureau dat zich met alles bemoeit. Deze centralisatie en de toegenomen terreur mist zijn uitwerking niet in het land, ook al omdat de voedselproductie en distributie zeer te wensen laat. Overal neemt de onvrede toe en breken opstanden uit zoals bijvoorbeeld in Kronstadt onder het marinepersoneel. Onder boeren op het platteland neemt het verzet tegen de centrale regering heftige vormen aan. Zij verzetten zich tegen de verplichte afdracht van graan aan de centrale regering, inlijving van de jonge mannen in het leger, de uitbanning van de traditionele handel met de steden, kortom tegen alles waarmee zij zich in hun vrijheid beknot zien.
Medio 1919 worden zo’n 350 rebellieën geregistreerd. Lenin begrijpt dat er iets moet gebeuren. In zijn rol als voorzitter van het Politbureau begint hij een pleidooi voor het beperkt toestaan van private commerciële activiteiten. Niet om daarmee de boeren een plezier te doen, maar om het land te redden van de ondergang. Het wordt de kern van de zogeheten Nieuwe Economische Politiek (NEP) waarvoor de econoom Nikolaj Ivanovitsj Boecharin een lans breekt. De introductie van de NEP als voorlopige oplossing van de sociaal-economische problemen van het land druist in tegen de ideeën van linkse hardliners als Trotski die veel meer zien in grootschalige industrialisatie. Zij willen – ook in militair opzicht – kunnen opboksen tegen de kapitalistische machten. Samen met Stalin bereidt Lenin zich voor om tijdens het elfde partijcongres in maart 1922 Trotski in het zand te laten bijten, maar een paar maanden daarvoor krijgt hij een zware beroerte die hem verhindert in Moskou leiding te geven aan de voorbereidingen van het congres.
Stalin, in middels benoemd tot partijsecretaris, bezoekt Lenin regelmatig om hem bij te praten, maar de relatie tussen de beide leiders komt tot een einde vanwege een ruzie over de manier waarop de federale Sovjetstaat moet worden gemodelleerd. Ook meningsverschillen tussen Lenin en Trotski blijven doorzeuren en Lenin maakt zich ernstige zorgen over hoe het verder moet gaan met de revolutie na zijn overlijden. Eigenlijk vindt Lenin dat geen van zijn collega’s uit het Politbureau in staat is om zijn rol over te nemen en hoopt hij op goede samenwerking tussen Trotski en Stalin, op een soort van collectief leiderschap, maar op 24 januari 1925 maakt de dood een einde aan al zijn illusies. Zijn heengaan leidt tot een ware heldenverering, waarbij de leden van het Politbureau hun meningsverschillen even toedekken. In plaats van hem te begraven, wordt, geheel en al in de traditie van de Russisch Orthodoxe Kerk, zijn lijk gebalsemd en opgebaard onder glas in een speciaal daarvoor te bouwen mausoleum. Een voor de gelegenheid opgericht herseninstituut onderzoekt aan de hand van 32.000 uit Lenins brein gesneden plakjes weefsel wat nu toch de oorsprong was van diens genialiteit. Petrograd wordt omgedoopt tot Leningrad.
Stalin aan de macht
Maar dan brandt de strijd om de erfenis van Lenin in alle hevigheid los, waarbij het debat zich toespitst op de vraag of de met de NEP ingeslagen weg van gematigdheid moet worden gecontinueerd, of toch stevig dient te worden ingezet op centralisatie, staatsplanning ten gunste van de industrialisering met als verder liggend doel het teweegbrengen van een revolutie in geheel Europa. Trotski richt in 1923 een frontale aanval op het Politbureau. Weliswaar heeft de NEP vruchten afgeworpen, maar Trotski wijst erop dat de prijzen van industriële goederen uit de pan zijn gerezen ten gevolge van het beleid van het Politbureau in tegenstelling tot de dalende prijzen van landbouwproducten waardoor het voor de boeren steeds moeilijker wordt om rond te komen. Stalin en zijn geestverwanten slaan terug en verwijten Trotski altijd al een tegenstander te zijn geweest van Lenin. Tijdens het partijcongres in januari 1924 beschuldigen zij Trotski ervan met zijn industrialisatieplannen de boeren in de wielen te rijden. Hij wordt ervan verdacht Lenins NEP de nek om te willen draaien.
De term Trotskisme wordt plotseling geïdentificeerd met ketterij. In 1925 raakt Trotski zijn zetel in het Politbureau kwijt en twee jaar later krijgt Stalin wat hij wil. Trotski wordt uit de partij gezet en gaat in ballingschap in Alma Ata, 3.000 kilometer van Moskou verwijderd. In de winter van 1927-1928 besluit Stalin de NEP voort te zetten en krijgt hij het Politbureau achter zich. Maar het gaat toch mis. Eind 1927 blijkt er een groot tekort aan voedsel te zijn, waaruit kan worden afgeleid dat het de meeste nieuwe leden van het Politbureau ontbreekt aan kennis van de markteconomie. Stalin, zich bewust van de problemen op allerlei terreinen, zoals de slechte gezondheid en ongeletterdheid van de bevolking, de militaire onzekerheid, de hoge werkloosheid in de urbane gebieden en de geïsoleerde positie van de partij, besluit dat het tijd wordt afscheid te nemen van de NEP en een sprong voorwaarts te doen. En veel meer nog dan de West-Europese landen, die vanwege de economische problemen voortkomend uit de beurskrach de mogelijkheden van de economische planning beginnen te exploreren, omarmt Stalin dit concept. Hij ontwikkelt het Eerste Vijfjarenplan.
De Komintern
De theorieën van Marx en Engels vormen de basis van de Internationale Arbeidersorganisatie, beter bekend als de Eerste Internationale. Deze zag in 1864 in Londen het licht en probeerde arbeiders tot samenwerking te brengen en gezamenlijk een antwoord te vinden op het kapitalisme dat hen nodig heeft, maar misbruikt. Van meet af aan is er verschil van mening tussen socialisten en anarchisten. Weliswaar hebben beide als doel via revolutie een klasseloze maatschappij te bereiken, maar terwijl de socialisten menen dat dit doel slechts bereikt kan worden door de wil van het industrieproletariaat, zetten anarchisten in op het potentieel van de landloze boeren en werklozen. Tweede verschil is dat socialisten menen dat de route na de ineenstorting van het kapitalisme naar een klasseloze maatschappij zich zal voltrekken via een transitieperiode, die van de dictatuur van het proletariaat; anarchisten daarentegen moeten niets hebben van alles dat riekt naar staatsbemoeienis. Zij vrezen dat een proletarische dictatuur slechts een nieuw middel voor repressie is, maar dan in handen van de intellectuele elite. Tenslotte veronderstellen de socialisten dat het kapitalistisch systeem – zoals door Marx voorspeld – vanzelf een revolutie zal voortbrengen, terwijl anarchisten pleiten voor een directe omverwerping van het kapitalisme.
De tijd geeft de anarchisten gelijk. In geen enkel geïndustrialiseerd land breekt een revolutie uit en in het nauwelijks geïndustrialiseerde Rusland loopt de ontstane dictatuur van het proletariaat uit op een meedogenloze dictatuur van bureaucraten over arbeiders en boeren. In tegenstelling tot alle voorspellingen van Marx stort het kapitalisme nergens ineen en neemt de verpaupering van arbeiders overal mildere vormen aan als gevolg van de activiteiten van arbeidersorganisaties die leiden tot loonsverhoging, arbeidstijdverkorting, verbetering van werkomstandigheden en verzekeringen zoals die tegen ziektekosten. Geen revoluties in de industrielanden, maar de geboorte van door de staat georganiseerde welzijnsprogramma’s. De socialisten van weleer worden sociaaldemocraten, zij het dat binnen de diverse sociaaldemocratische partijen de discussie tussen revolutionairgezinden en gematigden niet uitdooft. Zoals we zullen zien leidt die tweespalt onder invloed van de zendingsdrang van de communisten tot scheuringen in die partijen.
De Eerste Internationale komt aan zijn einde in 1876, maar leeft na de dood van Marx in 1889 weer op onder de naam van Tweede Internationale. Motor achter deze nieuwe arbeidersgemeenschap is de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD). De anarchisten worden uitgesloten. Deze Tweede Internationale bepaalt in belangrijke mate de koers van de socialistische beweging tot aan de Eerste Wereldoorlog met het zogeheten Erfurtprogramma dat in 1891 wordt aangenomen. Dit programma stelt dat de belangen van de bourgeoisstaten onverenigbaar zijn met die van de arbeiders. Zij dienen loyaal te zijn aan hun klasse, niet aan de natiestaat waarin zij wonen en werken. Ook wordt de onvermijdelijkheid van de revolutie en de ineenstorting van de kapitalistische maatschappij herbevestigd. Deze gedachten worden overigens niet door alle socialistische voorlieden onderschreven. De Fransman Jean Jaures ziet niets in de revolutie, in Engeland komt er verzet tegen het Erfurtprogramma van de kant van de Fabian Society – met George Bernard Shaw en Herbert George Wells – en in Spanje is het de gematigde socialist en autodidact Indalecio Prieto die zeer kritisch staat tegenover de revolutie. Een scherpe aanval op het marxistische denken doet de Duitser Eduard Bernstein, bedenker van de term het ‘socialistisch revisionisme’. De SPD wijst deze kritiek af, maar in de praktijk groeit het socialisme toch toe naar de koers die Bernstein bepleit, die van de sociaaldemocratie, van acties door vakorganisaties en door gekozen vertegenwoordigers van arbeider in de politieke arena.
Een heet hangijzer voor de Tweede Internationale vormen bij nadering van de Eerste Wereldoorlog de te verwachten nationale stemmingen over oorlogskredieten. In 1910 scharen alle afgevaardigden van de Internationale zich achter een resolutie die een oproep doet aan parlementariërs om oorlogskredieten af te wijzen, maar als in 1914 puntje bij paaltje komt, stemmen zowel de Duitse als de Franse socialisten voor. Daarmee wordt de internationale solidariteitsgedachte in feite begraven. Het is de door de communisten opgerichte Derde Internationale ofwel de Komintern, die dit thema na de oorlog weer op de agenda plaatst. De Komintern komt op initiatief van Lenin tot stand in 1919, maar wordt pas een jaar later operationeel wanneer de burgeroorlog vrijwel ten einde is. Vanaf dat moment kunnen de communisten zich intensief bezighouden met buitenlandse aangelegenheden.
Lenin heeft grootse plannen. Oost-Europese landen dienen te worden gesovjetiseerd en hij is optimistisch over kansen in de Weimarrepubliek waar de communisten beweren een leger van 300.000 manschappen te kunnen rekruteren uit het lompenproletariaat. Bedoeling is om het Rode Leger door te laten stoten vanuit het nog te veroveren Polen om de broeders in Duitsland te helpen de macht te grijpen. Hiervan komt niets terecht, de Pools-Russische oorlog die duurt van februari 1919 tot maart 1921 eindigt in een Poolse overwinning of hooguit voor Rusland een patstelling. Lenin noemt het een schandelijke nederlaag voor de bolsjewieken.
Het congres van de Komintern wordt door tal van revolutionairen uit zowel Europa als andere delen van de wereld bijgewoond. Zij staan klaar om naar voorbeeld van Lenin af te rekenen met de sociaaldemocraten om overal een communistisch bewind in te voeren. Lenin maakt van zijn hart geen moordkuil en stelt vast dat Komintern een afdeling is van de Russische communistische partij. De successen in andere landen moeten leiden tot een wereldomspannende Sovjetheerschappij. Om lid te worden van Komintern dienen organisaties te voldoen aan een waslijst van negenentwintig criteria waaronder: de bereidheid om gematigde elementen uit hun gelederen te verwijderen, het organiseren van illegale strijdmacht die op het juiste moment de macht grijpt en aanvaarding van de verplichting om zusterorganisaties in andere landen bij te staan in de strijd. Onnodig te vermelden dat de belangen van de Sovjet-Unie worden geacht te prevaleren boven die van het eigen land. De Komintern getroost zich veel moeite om leden van de Tweede Internationale over te halen zich bij haar aan te sluiten en dat leidt in aan aantal landen tot en scheuring in de sociaaldemocratische partijen. Voorbeelden ervan zijn Spanje, Frankrijk en Duitsland.
Binnen de de Spaanse Partido Socialista Obrero Español (PSOE) ontspint zich in eind 1919 een venijnig debat tussen de revolutionaire leden van de vakbeweging zoals Francisco Largo Caballero en de gematigden die onder leiding staan van Ignacio Prieto, afkomstig uit de Baskische provincie Vizcaya waar hij reeds lang overhoop ligt met de radicalen binnen zijn partij. De zogeheten caballaristas, volgelingen van Largo Caballero willen dat de PSOE de Tweede Internationale vaarwel zegt. Zij zien niet het parlement, maar de straat als de aangewezen plaats om sociale hervormingen af te dwingen. Voor Prieto berust de volkssoevereiniteit geheel bij de volksvertegenwoordiging. Het zijn zijns inziens de gekozen afgevaardigden die vorm geven aan de volkswil en niet massa’s van de straat.
Deze inzet om het lot van de bevolking te verbeteren via de parlementaire weg is de geschiedenis ingegaan als het prietismo. Prieto, die zijn principes volstrekt in strijd acht met die van Moskou, neemt duidelijk stelling en zegt dat aansluiting van de PSOE bij de Derde Internationale van de communisten zijn afscheid van de partij betekent. Tijdens het partijcongres van de PSOE in april 1921 verlaten sympathisanten van het communisme de PSOE en richten een eigen partij op, de Partido Comunista de España (PCE). Hun pogingen om via acties het revolutionaire vuur onder de arbeiders in het industriële noorden aan te wakkeren stuit echter op veel verzet en leidt tot marginalisering van de communistische invloed binnen de linkse beweging in Spanje. Pas ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog neemt de PCE weer in betekenis toe.
De Franse socialisten, verenigd in de Section française de l’Internationale ouvrière (SFIO), congresseren in 1920 te Straatsburg. Net als in Duitsland en Spanje ligt de vraag op tafel of zij lid zal blijven van de Tweede Internationale of zich aansluit bij de Komintern. De gematigden winnen het pleidooi, maar er wordt wel besloten dat de SFIO een delegatie stuurt naar het congres van de Komintern in juni. Daar worden de Franse socialisten zwaar onder druk gezet door de bolsjewieken die de SFIO als tweede grote socialistische partij in Europa (alleen de SPD is groter) graag voor zich willen winnen. De Franse gedelegeerden, in de veronderstelling dat de aanhang van de links-revolutionairen binnen de socialistische beweging in omvang zal toenemen, gaan door de bocht. Teruggekomen verkondigen zij tijdens een meeting in Parijs dat de socialisten op de drempel staan van een nieuwe wereld. Zij maken deel uit van de eerste socialistische revolutie en de menigte antwoordt met een luid ‘Leve Lenin, Lang leve de Sovjets’. Door uit de Tweede Internationale te treden acht de SFIO een naamsverandering op zijn plaats en tijdens een volgend congres in Tours rond de kerst van 1920, besluit zij zich voortaan Parti Communiste Français (PCF) te noemen. Gematigde socialistische leiders treden uit de partij en richten een nieuwe partij op onder de oude naam SFIO. In Frankrijk gebeurt dus het omgekeerde van wat er plaatsvindt in Spanje waar de gematigden winnen en de revolutionairen uit de partij treden. Vanaf het moment dat zij wordt opgericht verliest de PCF terrein en wint de nieuwe SFIO aan kracht.
Nergens komt het effect van de scheiding der geesten binnen de socialistische beweging in Europa beter tot uiting dan in de Weimarrepubliek. In 1915 ontstaat daar de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD) die zich aansluit bij de Komintern. De partij zet zich af tegen de in hun ogen te weinig revolutionaire houding van de SPD. Die tweespalt tussen gematigd en extreem links wordt aangejaagd door de Komintern die niet de nazi’s, maar de sociaaldemocraten beschouwt als grootste vijand van de revolutie. De KPD sluit zich dan ook niet aan bij de SPD in de strijd tegen het opkomend nazisme en voert als leuze:
‘Wer hat uns verraten? Sozialdemokraten!’
Moskou gooit olie op het vuur door sociaaldemocraten te bestempelen als sociaalfascisten. Van die tegenstelling maakt Hitler gebruik door in 1932 de verkiezingen te winnen. Zijn Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP) behaalt 33,1% van de stemmen, de SPD 20,4% en de KPD 16,9%. Wanneer links één front had gevormd zou de NSDAP mogelijk de verkiezingen verloren hebben en geen claim hebben kunnen leggen op het kanselierschap.
Het Eerste Vijfjarenplan
Een belangrijke voorwaarde voor het slagen van het Eerste Vijfjarenplan is dat het land niet verwikkeld raakt in militaire conflicten met westerse landen, want het is van deze landen dat Lenin moderne machinerieën wil kopen en dat dient zonder problemen te kunnen gebeuren. Die andere landen zijn niet vies van dergelijke leveringen die betaald worden uit inkomsten van graanopbrengsten. Ook worden leningen afgesloten met landen als Duitsland en de Verenigd Staten die vlak na de crisis staan te trappelen om zaken te doen met de Russen. Zo sluit president Ford een contract af om de sovjets te helpen bij de opbouw van de automobielindustrie.
Stalin maakt het buitenlands beleid volledig ondergeschikt aan de binnenlandse economische politiek. Boecharin leidt hieruit af dat Stalin het doel van een wereldwijde revolutie uit het oog verliest, maar dat is schijn. Stalin steunt de buitenlandse revolutionaire beweging zolang die maar niet de positie van Rusland in gevaar brengt. Onder druk van de Duitse KPD maakt in 1928 de Komintern een ruk naar links door het concept van het Volksfront te verlaten, de wens om in alle Europese landen linkse partijen te bewegen samen de strijd aan te gaan tegen bourgeoisregeringen. Stalin reageert met de instructie dat in aanloop naar de door de KPD verwachte wereldrevolutie die partij en ook de Britse communisten zich eerst moeten versterken om op een later tijdstip de macht te grijpen. Extreem rechts zoals Hitlers nazibeweging kunnen voorlopig worden genegeerd.
Hiermee ziet Stalin kans om Boecharin, als opkomende ster aan het communistische firmament en als pleitbezorger van voortzetting van de NEP, effectief de voet dwars te zetten. Een concurrent in de strijd om de macht is daarmee een kopje kleiner gemaakt en Stalin kan zijn gang gaan met zijn Vijfjarenplan. Om handen en voeten te geven aan de industrialisatie zet Stalin boeren in die het straatarme platteland ontvluchten op zoek naar werk in de steden. En in het verre noordoosten van Rusland komt de zogeheten Dalstroy trust tot ontwikkeling die met gebruikmaking van gevangen boeren wegen aanlegt en de goudmijnen exploiteert in dit onontgonnen gebied. In november brengt voorzitter van de Raad van Volkscommissarissen Vjatsjeslav Molotov de hoogste politieke leiding op de hoogte van Stalins bedoelingen en wordt Boecharin, die tegenstribbelt, uit het Politbureau gezet. Begin januari 1930 besluit dit bureau dat binnen twee jaar een kwart van de landbouwgronden onder beheer moet staan van collectieve boerenbedrijven, waarmee een agrarische revolutie wordt ingeluid. Het gaat wat ver om deze industriële en agrarische politiek te bestempelen als het resultaat van een zorgvuldige planeconomie, eerder is sprake van een stelsel onsamenhangende richtlijnen.
De klassenstrijd op het platteland wordt aangescherpt door een massale aanval op de zogeheten Koelakken, de welvarende boeren die personeel in dienst hebben en deze – zoals Lenin al beweerde in 1918 – op grote schaal uitbuiten. Onder Stalin wordt bepaald dat de collectieve boerderijbedrijven uitsluitend bedoeld zijn voor de arme bevolking. Veel van de Koelakken worden verbannen of vermoord. In eerste instantie is deze zuivering een taak van de OGPU of het Rode Leger, maar omdat Stalin er niet helemaal op vertrouwt dat hun officieren zonder blikken of blozen hun landgenoten zullen willen ombrengen, zet hij 25.000 jonge industriearbeiders en partijleden in om in de dorpen de agrarische collectivisatie af te dwingen. Daarbij krijgen zij de vrije hand als het gaat om gebruik van geweld. Tegen de tijd dat in 1931 de graanoogst van het land kan worden gehaald zijn vrijwel overal de kleine boerenbedrijven omgevormd tot collectieve bedrijven en heeft Stalin de agrarische oorlog gewonnen. Voor de de-koelakkanisering betalen de boeren een zeer hoge prijs. Naar schatting vijf miljoen van hen laten het leven. De collectivisering is domweg een nachtmerrie. Weliswaar zijn de oogsten van 1928 tot 1930 uitbundig, maar dat is meer het gevolg van de goede weersomstandigheden dan van de collectivisering. Pas in de vijftiger jaren bereikt de agrarische productie het niveau van voor de Eerste Wereldoorlog.
Toch kan Stalin op zijn manier tevreden zijn. De collectivisering van de landbouw brengt radeloze boeren ertoe te gaan werken in de industrie tegen hongerloontjes, de graaninzamelingen betekenen dat de urbane bevolking gevoed kan worden (bij een mindere oogst lijdt het platteland maar honger) en de inmiddels in staatshanden zijnde fabrieken en mijnen draaien op volle toeren. De productiecijfers worden zwaar overdreven, maar helder is dat de Sovjet-Unie hard op weg is om een industriële natie van formaat te worden.
Het is opmerkelijk dat de collectivisering van de landbouw sinds de revolutie steeds hoog in het bolsjewistische vaandel heeft gestaan, maar dat niemand, zelfs Lenin niet, zich de moeite heeft getroost om precies aan te geven wat nu eigenlijk de bedoeling ervan is. Moet binnen een collectief gemeenschappelijk tot besluiten worden gekomen zoals de inwoners van St. Kilda dat eeuwenlang hebben gedaan en worden land en machinerieën gedeeld? In elk geval is het volgens Stalin uit den boze dat boeren hun eigen besluiten nemen. De regering, zo stelt hij, dient eigenaar te zijn van de gronden en moet een voorzitter benoemen van de collectieve boerderij aan wie de beslissingen worden overgelaten. Het ideaal van de sovchoze volgens dezelfde beginselen als die waarop de staatsbedrijven zijn gebaseerd. Stalin realiseert zich overigens wel dat veel boeren het zullen vertikken om aangenomen te worden als loonarbeiders en hij opent mogelijkheden voor het stichten van de kolchoze waarin leden geen vast loon krijgen, maar afgerekend worden op resultaten. Wanneer die beneden de maat zijn, krijgt een kolchoze geen vergoeding. En zo wordt het oeroude boerenleven waarin het huishouden centraal staat, een complete cultuur, uitgeroeid.
Vergeleken met het lot van de boeren is dat van het industrieproletariaat nog enigszins te dragen. Een van de effecten van het Vijfjarenplan is het verheffen van arbeiders die in staat gesteld worden om opleidingen te volgen. Zij maken promotie en in de beginjaren van de tweede helft van het Interbellum weten anderhalf miljoen medewerkers zich te ontworstelen aan handarbeid en administratieve, beter betaalde banen te verwerven. Mede door de permanente druk van de OGPU is daarmee de kans op grootschalige arbeidsonrust zeer klein. Arbeiders worden opgehitst om leidinggevenden die zich op een of andere manier verzetten tegen uitvoering van het Vijfjarenplan aan te geven zodat Stalin het middenkader stevig in zijn greep krijgt.
Er ontstaat een sfeer van heksenjacht waarbij Stalin vooral partijleden inzet om elke oppositie tegen zijn beleid schrik aan te jagen. Zijn trouwe volgelingen in de communistische partij vormen een garantie om de omvorming van de maatschappij te doen laten slagen. Maar om zich daarvan te verzekeren dient Stalin de partij van zich afhankelijk te maken. In mei 1929 start hij een zuivering waarbij meer dan 10 procent van de leden wordt uitgebannen. Tegelijkertijd wordt er een wervingscampagne begonnen dat het aantal leden doet stijgen van 1,2 miljoen in 1928 naar 2,2 miljoen in 1931. Partijsecretarissen als uitvoerende functionarissen vormen meer en meer de ruggengraat van de partij. In de RSFRS wordt een hiërarchie aangebracht waarbij provincies gegroepeerd worden en onder toezicht komen van regionale comités. Zo heeft het Midden-Wolga comité de regie in handen van de collectivisatie in een gebied ter grootte van het Verenigd Koninkrijk! Het is zeer de vraag of het Eerste Vijfjarenplan effectiever is geweest dan een eventuele voortzetting van de NEP. In elk geval brengt het Vijfjarenplan een enorme verspilling met zich mee en misschien zou Boecharin, als hij de vrije hand had gekregen, beter hebben gepresteerd dan Stalin.
Stalin legt veel meer dan Boecharin zou hebben gedaan, de nadruk op versterking van het Rode Leger. Boecharin had oog voor de boerenbevolking, maar Stalin investeert vooral in de defensieve kracht van Rusland. Daarmee kan Stalin goede sier maken, maar Boecharin zou geregeerd hebben over een veel minder getraumatiseerd land en zou ook meer oog hebben gehad voor het gevaar van het opkomend nazisme dat door Stalin in die jaren wordt genegeerd. Maar Stalin is nog niet klaar, er wacht nog de culturele transformatie, een wens die Stalin deelt met de ideologen van het eerste uur die er altijd voor gepleit hebben om hun politieke basis te verbreden en de bevolking een nieuwe nationale identiteit te geven. Daartoe moeten oude structuren verdwijnen, zoals de kerk, en via leerplicht moet het volk worden opgevoed in termen van alfabetisering, leren rekenen en afzwering van religie. Het grootste succes behalen de bolsjewieken op het punt van alfabetisering. Is in 1897 slechts 40 procent van de mannelijke bevolking tussen negen en vijftig jaar nog analfabeet, in 1939 is dit percentage gestegen tot 94 procent. De Sovjet-Unie kan zich begin 1940 met 199.000 scholen verspreid over het hele land een geletterd land noemen. Daarnaast wordt geld gepompt in betaalbare recreatieve voorzieningen. Aan het eind van de jaren dertig telt het land 28.000 bioscopen en kunnen sporten als ijshockey en atletiek zich verheugen in een enorme belangstelling.
En dit alles met de bedoeling om de sovjet-samenleving om te vormen tot een urbane gemeenschap en klaar te stomen voor de moderniteit. Maar dat is niet voor iedereen weggelegd. Veel van de uit hun oude tradities losgerukte mensen moeten nog even wachten in ellende van honger geweld en chaos en moeten leven met de gedachte dat zij zich hebben opgeofferd voor hun kinderen en kleinkinderen.
Het Tweede Vijfjarenplan
Tegen het eind van 1933 introduceert Stalin zijn Tweede Vijfjarenplan dat wat minder ambitieus is dan het Eerste. Voorzien wordt in een lager groeitempo tot aan 1937. Wel groei, maar ook consolidatie en minder verspilling. Als gevolg van de relatieve ontspanning wordt Boecharin weer enigszins in genade aangenomen. Hij wordt hoofdredacteur van de in 1917 te Petrograd opgerichte Izvestia. Letterlijk betekent deze term ‘mededelingen’ of ‘berichten’. Ook verandert het officiële agrarische beleid een beetje. Dat is ook wel nodig, want de situatie in de landbouw is benard. In plaats van een stijging van oogsten is sprake van een daling met twintig procent. Een decreet wordt uitgevaardigd dat de boeren in de gelegenheid stelt hun overproductie, dat wil zeggen alles wat meer is dan de verplichte afdracht, te verkopen op een kolchozenmarkt en een ander decreet staat de boeren toe binnen de kolzhoze een eigen moestuin te onderhouden. De producten daaruit kunnen zij gebruiken voor eigen consumptie of verkoop. Zo wordt privé-ondernemerschap voorzichtig heringevoerd, maar het maakt geen onderdeel uit van het formele beleid. Een en ander voedt de hoop van sommige waarnemers dat er nu op de rem wordt getrapt en misschien wel wordt teruggekeerd naar de NEP. Stalin verrast vriend en vijand met zijn mededeling tijdens een zitting van het Centrale Comité van de partij begin januari 1933, dat hij niet meer zoals in voorgaande jaren de knoet over het land zal halen, maar voegt eraan toe dat de klassenstrijd onverminderd doorgaat. En dat betekent voortzetting van het geweld. Daarin volhardt hij dusdanig dat zijn vrouw Nadezjda, die met Boecharin van mening is dat het platteland verwoest is door de collectivisatie en genoeg heeft van Stalins lonken naar andere vrouwen, in november zichzelf voor het hoofd schiet.
Stalins economische beleid slaat aan bij jonge leden van de partij verenigd in de Komsomol. Voor hen betekenen projecten zoals die van de bouw van steden, aanleg van stuwdammen en constructie van mijnen een enorme uitdaging en zij grijpen de hun geboden kansen. Zij adoreren Stalin die daarmee in het hele land beschikt over een enorme aanhang. Zijn manier van leiding is hen niet vreemd en past in de Russische traditie. Dat neemt echter niet weg dat een meerderheid van de Russische bevolking een hekel heeft aan Stalin, vooral de niet-Russen zoals Oekraïners verafschuwen de leider die ze ervan verdenken dat hij hen onder het mom van zijn economisch beleid wil uitroeien. Collectivisering als equivalent van de Endlösung die Hitler voor ogen heeft voor het uitroeien van de joden. Toch is dat beeld overdreven, want terwijl Hitler de joden kan missen als kiespijn, heeft Stalin Oekraïners en ander etnische groepen hard nodig voor realisering van zijn economisch beleid. Dat blijkt uit het feit dat Stalin het gebruik van talen gesproken door etnische minderheden niet geheel verbiedt op scholen, hoewel het terugdringen van de Oekraïense cultuur wel degelijk op zijn agenda staat. Een van de middelen om dat te bewerkstelligen is een aanval op de Oekraïense autocefale Orthodoxe Kerk die gedurende de periode van de NEP nog is ontzien, maar tijdens uitvoering van de Vijfjarenplannen de volle laag krijgt.
Tijdens het Interbellum daalt het aantal priesters van 60.000 naar nog geen tiende ervan. Velen worden vermoord en zij die de dans weten te ontspringen vluchten naar het buitenland. Duizenden leiders van andere christelijke kerken, moslims en rabbijnen worden eveneens over de kling gejaagd. Stalin zet in op een rabiaat en militant atheïsme. Wat hij voor ogen heeft is de creatie van de nieuwe sovjetmens en daarmee het uitbannen van alle etnisch gerelateerde tradities en culturen en die vervangen door een nieuwe vorm van nationalistisch bewustzijn. Ontwikkeling van de Russische nationale trots is het credo waarop vanaf 1934, nadat in buurland Duitsland Hitler aan de macht is gekomen en Duits nationalisme er hoogtij viert, zwaar wordt ingezet. Creatie van de nieuwe mens en het concept van de klassenstrijd als leidend principe verdragen zich eigenlijk niet met nationalisme. Klassenstrijd beweegt zich niet binnen een natie en verheerlijking van het verleden ter versterking van nationalistische sentimenten is niet te rijmen met een revolutionair elan dat zich juist afzet tegen het historische Rusland, maar Stalin heeft toch een bindmiddel nodig waarmee hij zielen voor zich kan winnen.
Vandaar de introductie van de Russische taal als verplicht vak op scholen en het voorschrift om overal het Cyrillische alfabet te gebruiken. Voorbeeld van dit laatste is het verbod om het Oezbeeks te schrijven in Arabische tekens. Wat lastig blijkt te zijn als het gaat om bevordering van patriottisme waarin heldenverering altijd een rol speelt, is het maken van keuzes voor de communisten. Bourgeoisgrootheden uit vroeger tijden afkomstig uit de aristocratie, grootgrondbezitters en handelaren zijn en blijven taboe, evenals tsaar Nikolaas II, maar Iwan de Verschrikkelijke en Peter de Grote lenen zich wel om als Russische helden te worden vereerd. De kerk wordt niet gezien als een goede basis voor het nieuwe Russische nationalisme, wat tot uiting komt in hoe wordt aangekeken tegen schrijvers. Literaire grootheden als Alexander Puskin en Maxim Gorki worden geaccepteerd, maar de christelijke Fedor Dostojevski niet. Nationale trots is prima, maar mag de pijlers van het communisme niet aantasten. Het Eerste en het Tweede vijfjarenplan hebben ten doel om alle groepen in de samenleving zoals boeren, employés en intellectuelen aan het regime te binden, maar integratie van partij, staat en maatschappij is nog ver weg en onder de meerderheid van de bevolking is Stalin beslist niet geliefd.
De Grote Terreur
Tijdens het Eerste Vijfjarenplan hebben zich drie peilers gevormd waarop de macht van de communisten is gebaseerd. De partij, de volkscommissariaten (ministeries) en de OGPU. Het samenspel tussen de volkscommissariaten en lokale partijgeledingen is dikwijls stroef of er ontstaan zelfs ernstige conflicten als bijvoorbeeld een lokale secretaris zich wil bemoeien met het beleid van een fabrieksdirecteur die onder leiding staat van een volkscommissaris. Stalin kan deze interne tegenstelling niet toestaan en in 1934 kiest de partijleiding ervoor om de volkscommissariaten de vrije hand te geven om het Tweede Vijfjarenplan ongestoord ten uitvoer te laten brengen. Lokale partijsecretarissen worden ondergeschikt gemaakt aan het gezag van de volkscommissaris. Deze poging om het beleid te centraliseren gaat gepaard met een zuivering onder de leden. Op beschuldiging van carrièrejagers te zijn, dronkenlappen of lapzwansen, krijgen zo 850.000 leden de wacht aangezegd. Maar Stalin ziet een adder onder het gras, want deze zuivering maakt hem minder populair bij het lagere partijkader en versterking van volkscommissariaten maakt zijn controle over hen moeilijker.
Tijdens het partijcongres op 26 februari waarschuwt Stalin voor zelfgenoegzaamheid en predikt waakzaamheid, maar het congres is toch van oordeel dat het tijd is voor een beetje ontspanning. Sergej Kirov, de invloedrijke partijchef van Leningrad formuleert het zo:
‘De fundamentele problemen hebben we al achter ons gelaten.’
Er zijn aanwijzingen voor oppositie tegen Stalin. Kirov zou gevraagd zijn om zich kandidaat te stellen tegen Stalin bij de verkiezingen van een nieuw Centraal Comité, maar dat hij dat verzoek heeft afgewezen. Wel duidelijk is dat Stalin de titel van Secretaris-Generaal wordt ontnomen. Hij is voortaan gewoon Secretaris met Kirov aan zijn zijde met dezelfde rang.
Gedurende de zomermaanden wekt Stalin de indruk bereid te zijn tot compromissen als Kirov pleit voor het verhogen van de rantsoenen voor arbeiders, meer aandacht te schenken aan wettelijke procedures en aan de gewelddadige ontfutseling van graan van de boeren een einde te maken. Meer invloed van economische experts acht Kirov wenselijk. De OGPU verliest zijn autonome status en de activiteiten worden ondergebracht bij het volkscommissariaat voor Binnenlandse Zaken ofwel de NKVD. Op 1 december wordt Kirov vermoord en Stalin gebruikt deze gebeurtenis als excuus om de NKVD de vrijheid te geven om naar eigen goeddunken mensen te arresteren en te executeren. Natuurlijk wordt Stalin ervan verdacht betrokken te zijn geweest bij de moord op Kirov, maar dat is nooit bewezen.
De repressie neemt onheilspellende vormen aan onder de leden van de partij. In het voorjaar van 1935 hebben meer dan 280.000 leden hun lidmaatschapskaart moeten inleveren. Regisseur van deze nieuwe zuivering is Andrei Zjdanov, secretaris van het Centraal Comité en Kirovs opvolger in Leningrad. Hij heeft zich ten doel gesteld om de positie van de partij te verstevigen ten koste van de volkscommissariaten. Dat heeft echter als consequentie dat partijbelangen zwaarder gaan wegen dan het belang van de expertise van de commissariaten, een onoplosbaar dilemma.
Zjdanov krijgt steun van Stalin en in mei 1935 geeft het Politbureau het sein af dat lidmaatschapskaarten te pas en te onpas gebruikt worden door avonturiers, politieke vijanden en spionnen en kunnen deze lieden na uitzetting uit de partij strenge straffen verwachten zoals executie of jarenlange dwangarbeid. Dat geldt met name voor de Troskisten die van spionage beschuldigd worden voor vreemde mogendheden.
Ook managers van staatsbedrijven komen in de vuurlinie te liggen, niet in het minst door de opkomst van het Stachanovisme, een beweging vernoemd naar de kompel Aleksej Stachanov die in augustus 1935 honderdentwee ton kolen weet uit te hakken gedurende een shift van zes uur. Hij wordt door de partij aan iedereen ten voorbeeld gesteld en overal worden industriële managers onder druk gezet om naar analogie van de prestatie van Stachanov de machinerieën harder te laten draaien. De Stachanovbeweging komt Stalin goed van pas die productieschema’s wil opleggen om zwakkelingen en politieke weifelaars te terroriseren en zijn aanhang te enthousiasmeren. Zijn afkeer van fabrieksdirecteuren, lokale partijleiders en opposanten mondt uit in één grote repressieve campagne. Als hem een bericht bereikt van de NKVD dat Trotski vanuit zijn ballingschap contact onderhoudt met aanhangers van concurrenten als Boecharin, besluit hij een bloedig einde te maken aan iedereen die hij beschouwt als een vijand of potentiële vijand.
Voor deze nieuw ronde van repressie is NKVD chef Nikolaj Jezjov verantwoordelijk, die lid is van een select gezelschap onder leiding van Stalin en waar ook Molotov deel van uitmaakt. Dit comité krijgt de bevoegdheid om besluiten nemen namens het Politbureau waarmee Stalin in feit beschikt over dictatoriale macht. Slachtoffer van de terreur die deze groep uitoefent is onder andere Boecharin die na een schijnproces zijn vermeende misdaden bekend om zijn gezin te sparen, maar niet wordt geëxecuteerd. Jezjov, klein van stuk, bijna een dwerg, is een fanaticus en verwerft zich de bijnaam van IJzeren Stekelvarken.
Eind juli 1937 gaat Jezjov in opdracht van het Politbureau aan de slag om anti-sovjetelementen aan te pakken, te arresteren en te executeren. De terreur strekt zich uit tot in alle uithoeken van het land en geen enkele instelling blijft buiten schot. Slachtoffers worden ondervraagd door troikas bestaande uit de lokale NKVD-chef, partijsecretaris en aanklager. De processen zijn uiterst summier, er is geen beroep mogelijk tegen het vonnis en straffen worden terstond geëffectueerd. De Grote Terreur beoogt het land te zuiveren van elk element dat in de ogen van Stalin en Jezjov een bedreiging vormt voor de staat. De officiële statistieken geven aan dat er iets meer dan 680.000 executies hebben plaatsgevonden in de periode 1937-1938, maar dit is een onderschatting, want behalve door executie sterven tallozen onder erbarmelijke toestanden in gevangenschap. In tegenstelling tot de systematische moordpartij van Hitler vooral gericht op joden en zigeuners, heeft de slachtpartij die Stalin aanricht een chaotisch karakter en komen zelfs veel van zijn eigen aanhangers aan hun einde.
Her en der in het land worden van te voren massagraven gedolven en veewagens ingezet om veroordeelden tot dwangarbeid over te brengen naar werkkampen van de Goelag in Siberië, Kazachstan en de poolgebieden. De gevangen wacht een behandeling die niet onderdoet voor wat de Afrikaanse slaven ondergingen tijdens de transporten naar Amerika. Intussen zijn sovchozen en kolchozen al veranderd in werkkampen die niet veel onderdoen voor die in de Goelag. Naar schatting bevinden begin 1939 2,9 miljoen ongelukkigen zich in gevangenissen en werkkampen. Tijdens de Grote Terreur krijgen nationale of etnische minderheden die binnen de grenzen van de Sovjet-Unie wonen speciale aandacht. Stalin vreest hun gebrek aan loyaliteit. Dat betekent deportatie van Polen naar Kazachstan, het verdrijven van de Koerden uit de noordelijke streken van de Kaukasus en van de Koreanen uit Oost-Siberië. Tijdens deze volksverhuizingen zorgt het meedogenloze optreden van Jezjov voor talloze doden onderweg. Natuurlijk zijn noch Stalin, noch Jezjov zelf direct betrokken bij martelingen en executies, werk dat een magnetische aantrekkingskracht uitoefent op tal van mensen met een kwaadaardige inborst. Een van hen is Lavrenti Beria die in juli 1938 de rechterhand wordt van Jezjov. Beria heeft in zijn kantoor een grote verzameling stokken aangelegd. Zijn ondervragingen worden aangeduid als: ‘op de koffie gaan bij Beria’.
Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog
In 1933 knoopt Stalin diplomatieke relaties aan met de Verenigde Staten, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk en een jaar later wordt de Sovjet-Unie toegelaten tot de Volkenbond. Tegelijkertijd maakt het Politbureau een ommezwaai door in plaats van de buitenlandse communistische partijen op het hart te drukken dat de sociaaldemocraten hun grootste vijanden zijn, hen vanaf 1935 ertoe te pressen om met alles wat links is volksfronten te smeden ter bestrijding van het fascisme. Dit leidt tot de curieuze situatie dat binnenslands communisten die ervan verdacht worden ooit gesympathiseerd te hebben met dissidenten als Trotski, bloot staan aan vervolging, terwijl in het buitenland communisten uit de partij worden gezet als ‘Trotskisten’ wanneer zij weigeren samen te werken met andere linkse partijen. Maar als in Spanje tijdens de burgeroorlog de door de Sovjet-Unie gesteunde republikeinen worden teruggedreven door de troepen van Franco, scheurt daar het ooit door Stalin zo bejubelde volksfront en wordt door de communisten een hetze gevoerd tegen alles wat riekt naar Trotskisme.
Zo proberen zij de Trotskistische partij Partido Obrero de Unificación Marxista (POUM) om zeep te helpen nadat in Barcelona een gewapend conflict heeft plaatsgevonden waarbij regeringstroepen een door anarchisten en Trotskisten georkestreerde opstand bedwingen.
Gedurende de jaren dertig nemen bedreigingen vanuit Stalins buurlanden toe. Terwijl de Japanners in oorlog zijn met de Chinezen, deinzen zij er niet voor terug om de Sovjet-Unie te provoceren. Provocaties die leiden tot de slag om het Chasanmeer aan de grens met Mantsjoerije in de zomer van 1938, het jaar waarin Hitler Oostenrijk annexeert en Tsjecho-Slowakije binnenvalt en daarmee de machtigste staat creëert van Europa. Zelfs Stalin ziet in dat de interne zuiveringen en vooral het kopje kleiner maken van de legertop gezien de internationale situatie gekkenwerk is. Teken van enige bezinning is het ontslag van het IJzeren Stekelvarken die in april 1939 wordt gearresteerd en tien maanden later geëxecuteerd. Stalin, die alle oppositie met hulp van Jezjov op gewelddadige manier de kop heeft ingedrukt blijft achter als alleenheerser. Niet formeel maar wel als feitelijke dictator van een land dat nooit op zo’n autoritaire wijze is geregeerd. Het is tot in de haarvezels van de sovjetmaatschappij doorgedrongen dat elke vorm van protest meedogenloos zal worden bestraft.
Pools-Russische Oorlog (1919-1921)
Overzicht van Boeken over de geschiedenis van Rusland
-Sebestyen, V., Lenin, Leven en Legende, Spectrum, Houten 2017.
-Service, R., A History of twentieth-century Russia, Harvard University Press, Cambridge Massachusetts 1998.
-Service, R., Stalin a Biography, Pan Books, London 2004.
-Steel, T., The life and death of St.Kilda, HarperCollins, London 1988.