Art Nouveau, de Nieuwe Kunst, maakte opgang bij het einde van de negentiende – begin twintigste eeuw. Niet enkel in Brussel werd gebouwd in die originele stijl, maar ook in Nancy, in Glasgow, in Turijn, zelfs in Finland. Een nieuwe esthetiek die paste bij de levens van een nieuwe sociale klasse: de rijke en vaak ook intellectuele burgerij. Ongewone woonhuizen,
Vakantie-aan-zee, het woord alleen al roept bij menigeen herinneringen op. Onbekommerde souvenirs van geuren, van zand, wind en schelpen, van plenzen in zilte sop, van springen tegen/over de aanrollende golven, van ontmoetingen, van ontspanning… Van de weidse horizon. Die subjectieve hersenspinsels werden lange tijd aangezwengeld door affiches die de Belgische kust aanprezen.
In de contrareformatorische bloeiperiode zetten enkele barokke schilders uit de Antwerpse School de toon zoals Peter Paul Rubens, Anthony Van Dyck en Jacob Jordaens. Daarnaast streed de Katholieke Kerk om protestanten terug te leiden naar het ‘juiste’ geloof.
De Franse badplaats Sainte-Adresse ligt aan het uiterste puntje van de monding van de Seine, langs steile rotsen vlakbij de grote havenstad Le Havre. Hoewel op meer dan 300 kilometer van de Belgische grens, was ze gedurende vrijwel de hele Grote Oorlog de zetel van de Belgische regering.
Op de Markt van Tongeren, vlakbij het onvolprezen Gallo-Romeins Museum, staat het standbeeld van Ambiorix, de Oude Belg die het in 57 voor Christus opnam tegen Julius Caesar. De flink besnorde leider van de stam der Eburonen tuurt krijgshaftig in de verte en is het symbool geworden van de Belgen die, volgens Caesar, van alle Galliërs de dappersten waren.
Pront pronkt – pal in het centrum van Brussel – het negentiende-eeuws beursgebouw: de roomtaart van het kapitalisme. Aan dat stedenbouwkundig ijkpunt beeldhouwde ook de jonge, toen nog volstrekt onbekende Auguste Rodin, maar minder gekend is dat ook andere Franse asielzoekers het monument mee optrokken.
Édouard en Lucienne Didier behoorden in de jaren 1920 en 1930 tot de top van de Brusselse elite. Ze waren actief in een beweging voor een verenigd Europa. Eerst zonder succes. Maar toen begonnen ook de nazi’s over de vloer te komen.
In de Tweede Wereldoorlog meldden zich ongeveer 10.000 Vlamingen als vrijwilliger voor het oostfront. De eerste vrijwilligers van het Vlaams Legioen kregen al snel teleurstellingen te verwerken.